Voortoets Natuurbeschermingswet de Drenkeling Rockanje

Vergelijkbare documenten
Westvoorne. Langeweg 7 Rockanje. bestemmingsplan. identificatiecode: datum: status: nvt 11 november 2010 definitief. projectnummer:

Natura 2000 gebied 100 Voornes Duin

Notitie. Voortoets Spoorallee Zevenaar

omgevingsdienst HAAGLANDEN

Voortoets Natura Melkveebedrijf De Bieshorst Dwarsdijk 2 te Halle

Stikstofdepositieonderzoek bestemmingsplan Duingeest te Monster

Bijlage aanvraag vergunning Wet natuurbescherming. Bosstraat, Hegelsom. Afbeelding voorblad hier invoegen!

4 Vermesting Kenmerk: Interactie andere factoren: Relevantie: 5 Verzoeting Kenmerk Interactie andere factoren Relevantie: 6 Verzilting Kenmerk

Analyse mogelijke effecten varkenshouderij L. Verhaegh, Industrieweg 22 Sevenum, in het kader van aanvraag Natuurbeschermingswetvergunning

Loonse en Drunense Duinen & Leemkuilen

memo Voortoets vermesting en verzuring uitbreiding manege Rijksweg Noord 123, Elst

De Bunte Vastgoed Oost BV T.a.v. dhr. W. van den Top Postbus AA Ede. Geldermalsen, 28 oktober Geachte heer Van den Top,

1 INLEIDING. 1.1 Het begrip EHS

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Memo. Aanleiding De Cie. m.e.r. heeft kritiek op de Passende Beoordeling voor de Structuurvisie Veere. Het gaat om het aspect stikstofdepositie.

Huidige situatie Het plangebied bestaat uit grasland, braakliggend terrein en enkele bomen en struiken.

Berekening Situatie 1 Kenmerken Emissie Depositie natuurgebieden Depositie habitattypen

Wilt u verder rekenen of gegevens wijzigen? Importeer de pdf dan in de Calculator.

Stappenplan vergunningaanvraag

Verkennend natuuronderzoek N237 Soesterberg

Noordwijk. Hotels van Oranje. Voortoets in het kader van de Natuurbeschermingswet definitief. ir. G.J.G.

Natuurtoets. 1. Wet- en regelgeving. Permanente openstelling A12 Woerden Gouda

Bestemmingsplan buitengebied Wageningen

Overschrijding kritische stikstofdepositie op natuur, 2009

Quickscan natuur Besto terrein Zwartsluis

Onderbouwing 'significant effect depositie op natuurgebieden' Han van Dobben

Bestemmingsplannen en PAS

Natura 2000 gebied 89 - Eilandspolder

Deze wet beschermt van ongeveer 500 van de dier- en plantensoorten die in Nederland

Wilt u verder rekenen of gegevens wijzigen? Importeer de pdf dan in de Calculator.

TB Verdubbeling N33 Stikstofdepositieonderzoek

Kampen, uitbreiding t Haasje

Natura 2000 & PAS. Natura 2000 implementatie in Nederland

Quick scan ecologie Paviljoen Het Strandhuis

BIJLAGE 4 Voortoets fietspaden, aanvulling op Natuurtoets, september 2009

Buro SRO Utrecht `t Goylaan AA Utrecht

Bijlage 3: Natuurtoets Westhavendijk (KuiperCompagnons)

Dit document is een bijlage bij het toestemmingsbesluit als bedoeld in artikel 19km, eerste lid, van de Nb-wet 1998.

Referentienummer Datum Kenmerk GM februari

Oriëntatie NB-wet 1998 Bedrijventerrein Enter. Verkenning van de mogelijke relatie tussen de plannen en het Natura 2000-gebied Borkeld

Natura 2000 Botshol. Fleur Smout. Indeling van de avond. Stand van zaken beheerplan Presentatie Natuurmonumenten Terugkoppeling en vragenronde

Bijlage 7: Verstoringsgevoeligheden per habitattype en soorten

Watertoets De Cuyp, Enkhuizen

NOTITIE. Aanleiding. Natuurbeschermingswet 1998

Voortoets in het kader van de herziene Natuurbeschermingswet 1998

Toetsingskader ammoniak rondom Natura 2000 gebieden

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Wilt u verder rekenen of gegevens wijzigen? Importeer de pdf dan in de Calculator.

QUICK SCAN FLORA EN FAUNA. Heilleweg 21 te Sluis

Voortoets bestemmingsplan bedrijventerrein Julianaweg, Volendam

Natuurtoets belastingkantoor aan Marijkeweg te Wageningen

website - 47-RO ab.doc Pagina 1

Ontwerpbesluit van Gedeputeerde Staten van Limburg. Artikel 16/19d Natuurbeschermingswet 1998

Verklaring van geen bedenkingen van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Wilt u verder rekenen of gegevens wijzigen? Importeer de pdf dan in de Calculator.

Overwegingen; Snelheidsverhoging traject Naarden- Bussum; Naardermeer 1 ONDERWERP AANVRAAG PROCEDURE WETTELIJK KADER...

Vormvrije m.e.r.-beoordeling Veehouderij Epe

Gemeente Leerdam t.a.v: dhr. D. van Dun Dokter Reilingplein 1 Postbus 16, 4140 AA Leerdam

Grip op ecologische risico s met de Ecologische Kosten-Baten Analyse Aukje Beerens (ARCADIS)

Natuurcompensatieplan aanleg gasontvangststation nabij Halfweg (gemeente Haarlemmerliede & Spaarnwoude)

Notitie flora en fauna

Rijkswaterstaat Midden-Nederland. Lekkanaal/3e kolk Beatrixsluis. voortoets Natuurbeschermingswet 1998

Programmatische Aanpak Stikstof TERSCHELLING

Gemeente Purmerend. 16 december Dit is een automatisch gegenereerd document.

Voortoets Bestemmingsplan bedrijventerrein Delfweg Natuurbeschermingswet datum vrijgave beschrijving revisie 00 goedkeuring vrijgave

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

BIJLAGE 1: EXPERT JUDGEMENT OVER EFFECT WIJZIGING OP MILIEUEFFECTEN EN PROCEDURES

Toekomst voor eeuwenoud bos Samenvatting van het beheerplan Norgerholt Concept

Onderzoek flora en fauna

Bijlage Overzicht Natura 2000-gebieden 1

Q,dbn. Verklaring van geen bedenkingen van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant Omgevingsdienst Brabant Noord

Verantwoording. Titel : Natuurtoets Kerkdriel-Noord te Kerkdriel

Eco-hydrologische aspecten van beheer op landschapsniveau; Duinvalleien op de Waddeneilanden

Memo oplegnotitie natuurtoets Gesterkoog pagina 2/

Instandhoudingsdoelen Nederlandse Natura gebieden

Overwegingen bij definitief besluit vergunning Wet natuurbescherming project Stroomlijn fase 3, tranche 7, perceel 1 en 2

Ontwerpbesluit van Gedeputeerde Staten van Limburg. Artikel 16/19d Natuurbeschermingswet 1998

Bijlage II Voortoets Natuur

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Inspraakwijzer beheerplannen Natura 2000 Drenthe

1 ONDERWERP AANVRAAG PROCEDURE WETTELIJK KADER... 2

Bijlage Overzicht Natura 2000-gebieden 1

Programmatische Aanpak Stikstof: PAS

Aanvullende notitie. Toetsing ecologische hoofdstructuur gasthuisweg 1, Herwijnen

Provincie Noord-Holland

Natuurtoets omgevingsvergunning bouw woning Horsterweg 217 Ermelo

2 e ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND. Artikelen 19d en 19e

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Natura 2000 gebied 85 Zwanenwater & Pettemerduinen

Nieuwe bedrijfslocaties

Projectnummer: B Opgesteld door: Beno Koolstra. Ons kenmerk: :C. Kopieën aan: ARCADIS Dolf Logemann

Quickscan natuuronderzoek bouwblok Kolenbranderweg Haaksbergen

Factsheet Woningbouwplannen, stikstof en Natura

Vergelijking in de tijd (Soortenrijkdom) Akkers Moerassen

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Berekening Situatie 1 Kenmerken Emissie Depositie natuurgebieden Depositie habitattypen

PAS. Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) De PAS is op 15 juni 2015 vastgesteld en treedt op 1 juli 2015 in werking.

omgevingsdienst HAAGLANDEN

OOST NUTRIENTEN EN KRW FRISIA ZOUT B.V.

Transcriptie:

Voortoets Natuurbeschermingswet de Drenkeling Rockanje Concept Grontmij Nederland B.V. Waddinxveen, 27 juni 2012

Verantwoording Titel : Voortoets Natuurbeschermingswet de Drenkeling Rockanje Subtitel : Projectnummer : 312351 Referentienummer : Datum : 27 juni 2012 Auteur(s) : drs. E.F. Thomassen E-mail adres : Eric.Thomassen@Grontmij.nl Gecontroleerd door : Paraaf gecontroleerd : Goedgekeurd door : Paraaf goedgekeurd : Contact : Grontmij Nederland B.V. Coenecoop 55 2741 PH Waddinxveen Postbus 190 2740 AD Waddinxveen T +31 182 62 55 00 F +31 182 62 55 10 www.grontmij.nl Pagina 2 van 20

Inhoudsopgave 1 Inleiding... 4 1.1 Aanleiding... 4 1.2 Aanpak...4 2 Plangebied en voorgenomen ontwikkeling... 5 2.1 Plangebied... 5 2.2 Voorgenomen ontwikkelingen... 6 3 Toetsingskader beleid en wetgeving Inleiding... 8 3.1 Natuurbeschermingswet... 8 4 Ecologische waarden Natura 2000... 10 4.1 Algemeen... 10 4.2 Gebiedsbeschrijving... 10 4.3 Instandhoudingsdoelen... 11 5 Methodiek effectbeoordeling... 14 5.1 Algemeen... Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. 5.2 Effectenindicator... 14 6 Effectbeoordeling... 17 7 Conclusies en aanbevelingen... 23 8 Literatuurlijst... 24 Bijlage 1: Tabel met overzicht bestemmingsplanonderdelen met effectbeoordeling Pagina 3 van 20

1 Inleiding 1.1 Aanleiding De gemeente Westvoorne werkt aan een planologische voorbereiding voor de uitbreiding van Rockanje aan de noordzijde van het dorp op de locatie De Drenkeling. Op dit moment gaat het uitsluitend over de ontwikkeling van woongebied in Zone A van het plangebied (zie Figuur 2.1). Om de uitbreiding uit te kunnen voeren, moet voldaan worden aan alle randvoorwaarden die door wet- en regelgeving worden gesteld. Het ligt in de omgeving van het Natura 2000-gebied Voornes Duin. De gemeente Rockanje wil inzicht krijgen in de mogelijke effecten van de ontwikkeling op de instandhoudingsdoelen van het Natura 2000-gebied Voornes Duin. Daarnaast wil de gemeente inzicht in mogelijke effecten op EHS gebied. De gemeente heeft Grontmij Nederland B.V. gevraagd om de effecten te bepalen van de uitbreiding op de instandhoudingsdoelen van het Natura 2000-gebied Voornes Duin en op de wezenlijke kenmerken en waarden van EHS. Hiertoe heeft Grontmij de voorliggende Voortoets voor de Natuurbeschermingswet uitgevoerd. Hierin is tevens toetsing aan EHS opgenomen. 1.2 Aanpak Op 1 oktober 2005 is de nieuwe Natuurbeschermingswet 1998 in werking getreden. Deze heeft als doel het beschermen en in stand houden van bijzondere natuurgebieden (Natura 2000-gebieden en Beschermde Natuurmonumenten) in Nederland. Van elk bijzonder natuurgebied is in een document vastgelegd wat de bescherming inhoudt. Voor de Natura 2000-gebieden zijn (ontwerp)aanwijzingsbesluiten opgesteld waarin instandhoudingsdoelen zijn geformuleerd voor de beschermde habitattypen en faunasoorten. Om de instandhoudingsdoelen van een gebied te behalen is het noodzakelijk dat de omstandigheden (hydrologie, nutriëntenbeschikbaarheid, beheer en dergelijke) voldoende optimaal zijn voor de beschermde habitattypen en faunasoorten. Er dient te worden voorkomen dat ontwikkelingen in of nabij het gebied plaatsvinden die het behalen van de instandhoudingsdoelen in de weg staan. Het ministerie van Landbouw Natuur en Voedselkwaliteit heeft voor de bepaling van de effecten een handreiking opgesteld. In deze handreiking is een stappenschema opgenomen voor de beoordeling (zie schema in bijlage 1). Volgens het schema wordt eerst bepaald of er kans is op een significant effect. Dit gebeurt in een zogenaamde voortoets. Afhankelijk van de uitkomst van de voortoets kan worden bepaald of nader onderzoek nodig is in de vorm van een Verslechterings- en verstoringstoets of een Passende beoordeling. Deze rapportage vormt de Voortoets op grond van de Natuurbeschermingswet voor de uitbreiding van Rockanje op de locatie Drenkeling. Pagina 4 van 20

2 Plangebied en voorgenomen ontwikkeling 2.1 Plangebied De begrenzing van het plangebied is weergegeven in figuur 2.1. Het gaat uitsluitend om zone A van De Drenkeling. Het plangebied wordt globaal aan noord- en zuidzijde ingesloten door de Korteweg en de Zeeweg. Het plangebied is in de huidige situatie grotendeels agrarisch grasland. Er zijn binnen het gebied geen gebouwen. Wel zijn er enkele bomenrijen en aan de noordkant een parkeerplaats. De oppervlakte van het plangebied is ca 7,5 ha. Figuur 2.1 Luchtfoto met begrenzing plangebied Zone A van De Drenkeling (rood omlijnd ). Bron: Schetsboek Drenkeling, 2011. Achtergrond: Google Earth. Pagina 5 van 20

Plangebied en voorgenomen ontwikkeling 2.2 Voorgenomen ontwikkelingen De gemeente Westvoorne is voornemens om binnen het plangebied woningen te bouwen. De precieze inrichting is nog niet bekend, maar het schetsboek geeft wel een indruk (zie Figuur 2.2). Voor het totale oppervlak van De Drenkeling zijn ca 100 kavels uitgeefbaar voor een totaal van ca 300 woningen. Met Zone A van De Drenkeling wordt ca 40% hiervan gerealiseerd. Figuur 2.2 Ontwerpinrichting van Zone A. Bron: Schetsboek Drenkeling, 2011. Het middendeel van het plangebied krijgt een groene inrichting en moet uiteindelijk deel uitmaken van een groene verbinding tussen Meertje de Waal aan de oostkant en het duingebied aan de westkant (zie Figuur 2.3). Pagina 6 van 20

Plangebied en voorgenomen ontwikkeling Figuur 2.3 Schetsontwerp ecologische structuur De Drenkeling, die een verbinding zal vormen tussen Meertje de Waal en het duingebied. Pagina 7 van 20

3 Toetsingskader beleid en wetgeving Inleiding De natuurwetgeving wordt in Nederland gevormd door de Natuurbeschermingswet (onder andere Natura 2000-gebieden) en de Flora- en faunawet. Verder bevat de Omgevingsvisie van de provincie Overijssel beleidsmatig beschermde gebieden (onder andere Ecologische Hoofdstructuur). Aangezien de effectbepaling in deze rapportage wordt beperkt tot de effecten op Natura 2000 wordt in dit hoofdstuk alleen het toetsingskader van de Natuurbeschermingswet uiteengezet. 3.1 Natuurbeschermingswet Op 1 oktober 2005 is de nieuwe Natuurbeschermingswet 1998 in werking getreden en deze heeft als doel om bijzondere gebieden te beschermen en in stand te houden (Natura 2000- gebieden en Beschermde Natuurmonumenten) in Nederland. Projecten of handelingen die negatieve effecten op deze beschermde gebieden kunnen hebben, zijn verboden. Ook activiteiten buiten de beschermde gebieden kunnen verboden zijn, indien deze negatieve effecten veroorzaken (externe werking). De Natura 2000-gebieden bestaan uit de Vogel- en Habitatrichtlijngebieden: de Vogelrichtlijngebieden zijn aangewezen voor de bescherming van bepaalde vogelsoorten (kwalificerende soorten). Kwalificerende soorten zijn soorten waarvan geregeld meer dan 1% van de biogeografische populatie in het gebied verblijft of waarvoor het gebied tot de vijf belangrijkste gebieden in Nederland behoort; de Habitatrichtlijngebieden beschermen habitattypen (natuurtypen) waarvoor Europa op wereldschaal een bijzondere verantwoordelijkheid draagt. Bij de uitvoering van een project in of nabij een Natura 2000-gebied moet bepaald worden of de voorgenomen ingreep een significant negatief effect veroorzaakt op de instandhoudingsdoelen van het gebied. Hierbij is het onder andere van belang dat de gunstige staat van instandhouding van aangewezen soorten niet achteruit gaat. Hieronder is weergegeven wat wordt verstaan onder de gunstige staat van instandhouding van een soort, conform de Algemene Handreiking Natuurbeschermingswet 1998 (Ministerie van LNV, 2005). De staat van instandhouding voor een soort wordt als gunstig beschouwd wanneer: uit de populatiedynamische gegevens blijkt dat de betrokken soort nog steeds een levensvatbare component is van de natuurlijke habitat waarin hij voorkomt en dat vermoedelijk op lange termijn zal blijven; het natuurlijke verspreidingsgebied van die soort niet kleiner wordt of binnen afzienbare tijd lijkt te zullen worden; er een voldoende groot habitat bestaat en waarschijnlijk zal blijven bestaan om de populaties van die soort op lange termijn in stand te houden. Pagina 8 van 20

Toetsingskader beleid en wetgeving Inleiding Wat onder significantie valt, is minder duidelijk. Hieronder is aangegeven wat onder significantie wordt verstaan uit het document van Beheer van Natura 2000-gebieden. De bepalingen van artikel 6 van de Habitatrichtlijn (Europese Gemeenschappen, 2000). Wat als een significant gevolg moet worden aangemerkt, is geen kwestie van willekeur. Ten eerste wordt de term in de richtlijn als een objectief begrip gehanteerd (d.w.z. dat de term niet op zodanige wijze wordt gekwalificeerd dat hij op een arbitraire wijze kan worden geïnterpreteerd. Ten tweede is een consequente interpretatie van significant noodzakelijk om te garanderen dat Natura 2000 als een coherent netwerk functioneert. Aan het begrip significant moet een objectieve inhoud worden gegeven. Tegelijk moet de significantie van effecten worden vastgesteld in het licht van de specifieke bijzonderheden en milieukenmerken van het beschermde gebied waarop een plan of project betrekking heeft, waarbij met name rekening moet worden gehouden met de instandhoudingsdoelstellingen voor het gebied. Als het project mogelijk een effect heeft op de instandhoudingsdoelen, dan moet bij het bepalen of de activiteit (significante) gevolgen kan hebben, ook rekening worden gehouden met de zogenaamde cumulatieve effecten. Hiervan is sprake als, naast het project of andere handeling in of rondom een Natura 2000-gebied andere projecten, handelingen en plannen plaatsvinden die in combinatie mogelijk schadelijk zijn voor de instandhoudingsdoelstellingen. Onderscheid dient gemaakt te worden tussen de verschillende stadia van projecten, handelingen of plannen, waarmee ook tijdens de beoordeling op verschillende wijze rekening dient te worden gehouden (Ministerie van LNV, 2005): Voltooide plannen en projecten: hoewel reeds voltooide plannen en projecten niet direct hoeven te worden meegenomen, zijn er gevallen voorstelbaar waarbij dat wel moet, met name indien zij blijvende gevolgen voor het gebied hebben en er aanwijzingen bestaan voor een patroon van geleidelijke teloorgang van de natuurlijke kenmerken van het beschermde gebied. Goedgekeurde maar nog niet voltooide plannen en projecten: als deze zijn goedgekeurd, maar nog niet voltooid moeten deze volledig in de beoordeling worden meegenomen. Voorbereidingshandelingen: in principe behoren ook voorbereidingshandelingen voor een plan of project in de beoordeling te worden meegenomen. Hiervan kan worden afgeweken indien er alleen nog maar sprake is van voorbereidingshandelingen, waarbij de realisatie van het betrokken plan of project een toekomstige onzekere gebeurtenis is. Daarvan is bijvoorbeeld sprake als in een plan de mogelijkheid tot de ontwikkeling van de activiteit wordt geboden, maar dat nog niet de zekerheid bestaat dat op de vastgestelde locatie daadwerkelijk het project wordt gerealiseerd en er nog een toetsmoment volgt waarop de activiteit (inclusief cumulatie) wordt beoordeeld. 3.2 EHS De Ecologische Hoofdstructuur is beschermd door een 'nee-tenzij-beleid. In deze gebieden zijn geen ontwikkelingen toegestaan die een significant negatief effect hebben op de wezenlijke kenmerken en waarden van het gebied tenzij daarmee een groot openbaar belang gediend is en er geen reële alternatieven voorhanden zijn. In dat geval moet de schade zoveel mogelijk beperkt worden door het treffen van mitigerende maatregelen en moet de resterende schade gecompenseerd worden. Pagina 9 van 20

4 Ecologische waarden 4.1 Natura 2000-gebied Voornes Duin 4.1.1 Algemeen In dit hoofdstuk wordt een beschrijving gegeven van de aanwezige natuurwaarden. Deze beschrijving richt zich op de wettelijk beschermde natuurwaarden, weergegeven in de instandhoudingsdoelen die opgesteld zijn voor het Natura 2000-gebied Voornes Duin. Het gebied is definitief aangewezen als Natura 2000-gebied in het kader van de Habitatrichtlijn en de Vogelrichtlijn. Het gehele gebied is aangewezen in het kader van de Habitatrichtlijn. Het Breede Water en het Quackjeswater zijn daarnaast nog aangewezen in het kader van de Vogelrichtlijn. 4.1.2 Gebiedsbeschrijving Het Voornes Duin bestaat uit jonge duin- en strandafzettingen met een hoog kalkgehalte. Het duingebied met duinvalleien is grotendeels in de 19e en begin 20e eeuw ontstaan door afsnoering van strandvlakte als gevolg van het ontstaan van nieuwe zeerepen. Het zuidoostelijke deel van het gebied stamt uit de late Middeleeuwen. Het duingebied van Voorne heeft een grote variatie in landschapstypen en heeft daardoor een grote soortenrijkdom, zowel wat betreft flora als fauna. Het bestaat uit een afwisselend duingebied met twee grote duinmeren (Breede water en Quackjeswater) en meerdere kleine poelen, moerassen, grote oppervlaktes bos en struweel, duingraslanden en natte duinvalleien. Aan de binnenduinrand liggen een aantal landgoedbossen met stinzeflora. Breede Water Plangebied Drenkeling Quackjeswater Figuur 4.1 Begrenzing van Natura 2000-gebied Voornes Duin (gele vlak) en plangebied. Pagina 10 van 20

Ecologische waarden 4.1.3 Instandhoudingsdoelen Algemene doelen De algemene doelen die gelden voor het gebied Voornes Duin worden hieronder gegeven. Behoud en indien van toepassing herstel van: de bijdrage van het Natura 2000-gebied aan de ecologische samenhang van Natura 2000 zowel binnen Nederland als binnen de Europese Unie. de bijdrage van het Natura 2000-gebied aan de biologische diversiteit en aan de gunstige staat van instandhouding van natuurlijke habitats en soorten binnen de Europese Unie, die zijn opgenomen in bijlage I of bijlage II van de Habitatrichtlijn. Dit behelst de benodigde bijdrage van het gebied aan het streven naar een op landelijk niveau gunstige staat van instandhouding voor de habitattypen en de soorten waarvoor het gebied is aangewezen. de natuurlijke kenmerken van het Natura 2000-gebied, inclusief de samenhang van de ecologische structuur en functies van de habitattypen en van de soorten waarvoor het gebied is aangewezen. de op het gebied van toepassing zijnde ecologische vereisten van de habitattypen en soorten waarvoor het gebied is aangewezen. Instandhoudingsdoelen De aanwijzing van de Natura 2000-gebieden is gebeurd aan de hand van de voorkomende beschermde habitattypen en Vogel- en Habitatrichtlijnsoorten. Het Natura 2000-gebied Voornes Duin is aangewezen voor 11 habitattypen, 3 habitatsoorten en 4 broedvogelsoorten. In tabel 4.1 is per type en soort aangegeven wat de doelen zijn voor oppervlakte en kwaliteit van het habitattype c.q leefgebied van de soorten.. Tabel 4.1 Instandhoudingsdoelen van Natura 2000-gebied Voornes Duin volgens ontwerp aanwijzingsbesluit (bron:http://www.minlnv.nl/ Ministerie van EL&I) Habitattype of soort Oppervlakte Kwaliteit H2120 Witte duinen Behoud Behoud H2130A*Grijze duinen (kalkrijk) Uitbreiding Verbetering H2130C*Grijze duinen (heischraal) Uitbreiding Verbetering H2160 Duindoornstruwelen Behoud (ten gunste van formulering) Behoud H2170 Kruipwilgstruwelen Behoud (ten gunste van formulering) Behoud H2180A Duinbossen (droog) Behoud (ten gunste van formulering) Verbetering H2180B Duinbossen (vochtig) Behoud (ten gunste van formulering) Behoud H2180C Duinbossen (binnenduinrand) Behoud (ten gunste van formulering) Behoud H2190A Vochtige duinvalleien (open water) Behoud Behoud H2190B Vochtige duinvalleien (kalkrijk) Uitbreiding Verbetering H2190D Vochtige duinvalleien (hoge moerasplanten) Behoud Behoud H1014 Nauwe korfslak Behoud Behoud H1340 *Noordse woelmuis Uitbreiding Verbetering H1903 Groenknolorchis Uitbreiding Behoud A008 Geoorde fuut Behoud Behoud A017 Aalscholver Behoud Behoud A026 Kleine Zilverreiger Behoud Behoud A034 Lepelaar Behoud Behoud 4.2 EHS Figuur 4.2 toont EHS gebied in de omgeving van het plangebied. Een groot deel van het naburige EHS gebied is tevens Natura 2000-gebied (Voornes Duin). Voor dit gebied vindt geen separate toetsing aan EHS beleid plaats, omdat toetsing aan Natura 2000 doelen afdoende is. Het EHS gebied ten noordwesten van het plangebied bestaat uit een klein bosperceel en een aantal (recreatie)woningen. Het meest nabijgelegen EHS gebied is het Meertje de Waal met de omliggende moerasbossen en riet- en graslanden. Pagina 11 van 20

Ecologische waarden Meertje de Waal Natura 2000-gebied Voornes Plangebied Figuur 4.2 EHS gebieden rond het plangebied. Vertikaal gestreept: Natura 2000-gebied Voornes Duin Meertje de Waal is een overblijfsel van de oude zeearm de Strype. Deze kreek stond tot de afdamming door de Vleerdamsedijk in 1350 in verbinding met de open zee. Er sijpelt nog enige zoute kwel onder de dijk door, waardoor zoutminnende planten als zilte schijnspurrie en zulte voorkomen. De doelstelling voor het meertje is echter zoete plas (zie Figuur 4.3, natuurbeheerplan Zuid-Holland). Pagina 12 van 20

Ecologische waarden Meertje De Waal Figuur 4.3 Natuurbeheerplan Zuid-Holland. Pagina 13 van 20

5 Methodiek effectbeoordeling 5.1 Natura 2000 5.1.1 Algemeen De verschillende habitattypen, habitatrichtlijnsoorten en vogelrichtlijnsoorten waarvoor het Natura 2000-gebied Voornes Duin waardevol is, kunnen in verschillende mate hinder ondervinden van de uitbreiding van Rockanje. Conform de Natuurbeschermingswet zijn voorgenomen ingrepen slechts toegestaan als duidelijk is dat er geen negatieve effecten te verwachten zijn op de instandhoudingsdoelen van het nabij gelegen Natura 2000-gebied Voornes Duin. Hierbij kan sprake zijn van directe en / of indirecte effecten. Directe effecten van de ontwikkeling zelf, bijvoorbeeld door het oppervlakteverlies van beschermde habitattypen, zijn niet van toepassing, aangezien de ontwikkeling plaatsvindt buiten het Natura 2000-gebied. Er dient daarom met name te worden getoetst op de indirecte effecten van de gevolgen van de ontwikkeling door de uitstraling naar de omgeving (externe werking). 5.1.2 Effectenindicator Voor de bepaling van de globale effecten in de voortoets is op basis van de effectenindicator van het Ministerie van LNV (www.minlnv.nl) en op basis van expert judgement een inschatting gemaakt van de effecten van de geplande ingreep in relatie tot het nabijgelegen Natura 2000- gebied. De effectenindicator is een internettool waarin de gevoeligheid van soorten en habitattypen voor bepaalde verstorende activiteiten gekoppeld kan worden aan een Natura 2000- gebied naar keuze. Als verstorende activiteit is woningbouw geselecteerd. Het bouwen van woningen heeft vele tijdelijke en permanente gevolgen op natuur. Meest duidelijk is het verlies aan oppervlakte: waar woningen staan is geen natuur mogelijk. Door de aanleg kunnen ook migratieroutes verbroken worden of treedt versnippering op van een netwerk van natuurgebieden. In de aanlegfase is verder vooral sprake van verstoring door geluid, licht, trillingen etc. Vaak wordt een gebied (tijdelijk) ontwatert om bouwwerkzaamheden te vergemakkelijken Ook moet rekening worden gehouden met negatieve effecten door bouwverkeer (verontreiniging). Als de woningen eenmaal in gebruik worden genomen, is er naast een permanente verandering in licht- en geluidsbelasting ook sprake van nevenactiviteiten zoals toenemende recreatie en toenemend wegverkeer, hetgeen een hogere druk legt op de aanwezige natuurwaarden. Verstorende activiteiten die volgens de effectenindicator (zie figuur 5.1) plaats kunnen vinden bij de activiteit woningbouw zijn hieronder opgesomd. Pagina 14 van 20

Methodiek effectbeoordeling Figuur 5.1 Overzicht van effecten op de aanwezige habitattypen. De selectie is uitgevoerd op het gebied Drenkeling voor de verstorende activiteit woningbouw (bron: effectenindicator op www.minlnv.nl) Oppervlakteverlies: afname beschikbaar oppervlak leefgebied soorten en/of habitattypen. Versnippering: van versnippering is sprake bij het uiteenvallen van het leefgebied van soorten. Verontreiniging: er is sprake van verontreiniging als er verhoogde concentraties van stoffen in een gebied voorkomen, welke stoffen onder natuurlijke omstandigheden niet of in zeer lage concentraties aanwezig zijn. Bij verontreiniging is sprake van een zeer brede groep van ecosysteem- en gebiedsvreemde stoffen: organische verbindingen, zware metalen, schadelijke stoffen die ontstaan door verbranding of productieprocessen, straling (radioactief en niet radioactief), geneesmiddelen, endocrien werkende stoffen etc. Deze stoffen werken in op de bodem, het grondwater en de lucht. Verdroging: verdroging uit zich in lagere grondwaterstanden en / of afnemende kwel. De actuele grondwaterstand is zo lager dan de gewenste / benodigde grondwaterstand. Verstoring door geluid: verstoring door onnatuurlijke geluidsbronnen; permanent zoals geluid wegverkeer of tijdelijk zoals geluidsbelasting bij evenementen. Geluid is een hoorbare trilling, gekenmerkt door geluidsdruk en frequentie. Verstoring door licht: verstoring door kunstmatige lichtbronnen, zoals licht uit woonwijken en industrieterreinen, glastuinbouw etc. Pagina 15 van 20

Methodiek effectbeoordeling Verstoring door trillingen: er is sprake van trillingen in bodem en water als dergelijke trillingen door menselijke activiteiten veroorzaakt worden, zoals bij boren, heien, draaien van rotorbladen etc. Optische verstoring: optische verstoring betreft verstoring door de aanwezigheid en/of beweging van mensen dan wel voorwerpen die niet thuishoren in het natuurlijke systeem. Verstoring van mechanische effecten: onder mechanische effecten vallen verstoring door betreding, golfslag, luchtwervelingen etc. die optreden ten gevolge van menselijke activiteiten. Naast de bovengenoemde factoren kunnen de factoren verzuring en vermesting mogelijk ook effecten hebben op de kwalificerende habitattypen van het gebied Voornes Duin. Verzuring: Verzuring van bodem of water is een gevolg van de uitstoot (emissie) van vervuilende gassen door bijvoorbeeld fabrieken en (vracht)auto's. De uitstoot bevat onder andere zwaveldioxide (SO 2 ), stikstofoxide (NO x ), ammoniak (NH 3 ) en vluchtige organische stoffen (VOS). Deze verzurende stoffen komen via de lucht of het water in de grond terecht en leiden daar tot het zuurder worden van het biotische milieu. De belangrijkste bronnen van verzurende stoffen zijn de landbouw, het verkeer en de industrie. Vermesting: vermesting is de 'verrijking' van ecosystemen met name met stikstof en fosfaat. Het kan gaan om aanvoer door de lucht (droge en natte neerslag van ammoniak en stikstofoxiden) of nitraat- en fosfaataanvoer door het oppervlaktewater. 5.2 EHS Het ruimtelijk beleid voor de EHS is gericht op het behoud, herstel en de ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden van een gebied. De bescherming van deze waarden vindt plaats door toepassing van een specifiek afwegingskader: het zogenaamde 'nee, tenzij'-regime. Dat betekent dat nieuwe plannen en projecten niet zijn toegestaan als deze een significant negatief effect hebben op de wezenlijke kenmerken en waarden van het gebied, tenzij daarmee een groot openbaar belang gediend is en er geen reële alternatieven voorhanden zijn. In dat geval moet de schade zoveel mogelijk beperkt worden door het treffen van mitigerende maatregelen en moet de resterende schade gecompenseerd worden. Voor de effectbeoordeling van de Drenkeling is aan de hand van het natuurbeheerplan van de Provincie Zuid-Holland en informatie van waterschap Hollandse Delta bepaald wat de wezenlijke kenmerken en waarden van het gebied zijn. Vervolgens is beoordeeld wat de effecten van aanleg en gebruik van de Drenkeling op deze kenmerken en waarden zijn. Pagina 16 van 20

6 Effectbeoordeling 6.1 Natura 2000 De voornoemde activiteiten zijn getoetst aan de beschermde natuurwaarden van het Natura 2000-gebied Voornes Duin. 6.1.1 Oppervlakteverlies en versnippering De geplande activiteiten vinden, zoals aangegeven, plaats buiten de begrenzing van de Voornes Duin. Hierdoor zijn directe effecten door oppervlakteverlies en versnippering van beschermde habitattypen en de populatie van de habitatrichtlijnsoorten uitgesloten. 6.1.2 Verstoring Het plangebied ligt op grote afstand van de delen van Voornes Duin (Breede Water en Quackjeswater op respectievelijk ca 2 en ca 2,6 km) die zijn aangewezen als Vogelrichtlijngebied. Bovendien worden deze delen van het plangebied gescheiden door bosgebied, diverse wegen en bebouwing. Van verstoring van de aangewezen vogelsoorten geoorde fuut, aalscholver, kleine zilverreiger en lepelaar door geluid, licht en trillingen, optische verstoring en verstoring door mechanische effecten is hierdoor noch gedurende de bouwwerkzaamheden, noch gedurende de gebruiksfase sprake. De aanleg van woningen zal daarnaast een geringe toename van het aantal recreanten in Voornes Duin tot gevolg hebben. Dit effect speelt met name een rol op korte (wandel)afstand van het plangebied. De als Vogelrichtlijngebied aangewezen gebieden liggen hemelsbreed op minimaal 2,5 kilometer afstand. Het aantal extra recreanten door aanleg van Zone A van De Drenkeling is op deze afstand zo gering dat geen sprake is van een toename van enige betekenis van het aantal recreanten in de gebieden met verstoringsgevoelige soorten. Een verstorend effect door toename van recreatie is dan ook uitgesloten. Het Habitatrichtlijngebied van Voornes Duin ligt op ca 300 m van het plangebied. De nauwe korfslak en noordse woelmuis zijn de Habitatrichtlijnsoorten waarvoor het gebied is aangewezen. Beide soorten zijn niet of nauwelijks gevoelig voor verstoring door geluid, licht en trillingen, optische verstoring en verstoring door mechanische effecten, zeker niet op een afstand van 300 m. Daarnaast zijn nog enkele wegen en een woonwijk gelegen tussen het plangebied en het Natura 2000-gebied. Verstoring van de soorten waar Natura 2000-gebied Voornes Duin is aangewezen is op voorhand uit te sluiten. 6.1.3 Verontreiniging Alle kwalificerende habitattypen zijn gevoelig voor verontreiniging. Bij de aanleg en het gebruik van de Drenkeling worden achter geen grote hoeveelheden schadelijke stoffen aan- en afgevoerd of verwerkt. Hoogstens worden kleine hoeveelheden schadelijke stoffen gebruikt bij de bouwactiviteiten, maar deze middelen vallen onder de normale milieuwetgeving en komen dan ook niet in de bodem of het oppervlaktewater terecht. Wanneer door onjuiste verwerking toch een schadelijke stof vrijkomt, zal dit altijd om een zeer klein volume gaan dat geen invloed heeft buiten het plangebied. Effecten van verontreiniging op de instandhoudingsdoelen van Natura 2000-gebied Voornes Duin zijn dan ook op voorhand uitgesloten. 6.1.4 Verdroging De meeste kwalificerende habitattypen zijn gevoelig tot erg gevoelig voor verdroging. Verdroging van de binnenduinrand door ontwatering voor landbouw en bebouwing is dan ook een knelpunt voor behalen van de instandhoudingsdoelen 1. 1 Bron: Knelpunten- en kansenanalyse Kiwa Water Research/EGG-consult Natura 2000-gebied Voornes duin, augustus 2007. Pagina 17 van 20

Effectbeoordeling In het plangebied is in de huidige situatie al sprake van een onderbemaling. Het maaiveld ligt op of rond NAP en het peil ligt op 0,75 m onder NAP. Ten behoeve van de woningbouw wordt dit mogelijk nog verlaagd tot 0,80 m onder NAP (gelijk aan bebouwde kom Rockanje). Deze extra drooglegging is zo gering dat het niet tot extra onttrekking van water aan de binnenduinrand zal leiden. Plangebied Figuur 6.1 Peilhoogten binnen en rond het plangebied. 6.1.5 Verzuring en vermesting 6.1.5.1 Achtergronden van stikstofdepositie Effecten van verzuring en vermesting zijn afhankelijk van bodemprocessen en aanvoer van stoffen van buiten het gebied. De bodemprocessen die optreden zijn bijvoorbeeld afhankelijk van de hoeveelheid vocht in de bodem, de bodemsoort, de toevoer en aanwezigheid van nutrienten en zure / basische stoffen. De aanvoer van stoffen van buiten het gebied welke schadelijk zijn voor het ecosysteem van Voornes Duin zijn met name nutriënten. Deze worden grotendeels via de lucht aangevoerd, vooral als ammoniak en stikstofoxiden. Ammoniak en stikstofoxiden kunnen vanuit de lucht in het gebied neerslaan als stikstofdepositie. Ammoniak is voornamelijk afkomstig van landbouwactiviteiten zoals het houden van dieren en het uitrijden van mest en in mindere mate ook uit verkeer. Deze activiteiten zullen niet binnen het plangebied plaatsvinden. Stikstofoxiden ontstaan door de verbranding van fossiele brandstoffen. Dit gebeurt in industriële installaties en in verbrandingsmotoren, bijvoorbeeld in auto s. Een te hoge stikstofdepositie, ook wel vermestende depositie genoemd, op de natuurlijke ecosystemen kan leiden tot een verstoring en verslechtering van de biodiversiteit van deze ecosystemen. Overmatige depositie van stikstof (N) leidt tot verstoring van de voedingstoffenbalans in de bodem en verontreiniging van het grond- en oppervlaktewater, wat uiteindelijk leidt tot het verdwijnen van karakteristieke soorten in de natuurterreinen. Voor alle kwalificerende habitattypen in Nederland is de zogenaamde kritische stikstofdepositie bepaald (Bal et. al., 2007). De huidige depositie in Voornes duin is hoger dan de kritische depositiewaarden van de meeste kwalificerende habitattypen van de Voornes Duin. Het is daarom van belang om te weten of bouw van woningen in De Drenkeling effect heeft op de instandhoudingsdoelen van Voornes Duin door extra stikstofdepositie. Pagina 18 van 20

Effectbeoordeling 6.1.5.2 Effectbeoordeling De meeste habitattypen waar Voornes Duin voor is aangewezen, zijn gevoelig tot zeer gevoelig voor de verzuring en vermesting als gevolg van stikstofdepositie 2. Alleen het habitattype H2190D Vochtige duinvalleien (hoge moerasplanten) is minder/niet gevoelig (zie Tabel 6.1). Tabel 6.1 Kritische depositiewaarden van kwalificerende habitatypen van Voornes Duin Habitattype Doelstelling Doelstelling opp. kwal. KDW (mol N/ha/jaar) H2120 Witte duinen = = 1400 (gevoelig) H2130A *Grijze duinen (kalkrijk) > > 1240 (zeer gevoelig) H2130C *Grijze duinen (heischraal) > > 770 (zeer gevoelig) H2160 Duindoornstruwelen = (<) = 2020 (gevoelig) H2170 Kruipwilgstruwelen = (<) = 2310 (gevoelig) H2180A Duinbossen (droog) = (<) > 1300 (zeer gevoelig) H2180B Duinbossen (vochtig) = (<) = 2040 (gevoelig) H2180C Duinbossen(binnenduinrand) = (<) = 1790 (gevoelig) H2190A Vochtige duinvalleien (open water) = = 1000 (zeer gevoelig) H2190B Vochtige duinvalleien (kalkrijk) > > 1390 (gevoelig) H2190D Vochtige duinvalleien (hoge moerasplanten) = = 2400 (minder/niet gevoelig) De achtergronddepositie op Voornes Duin varieert, maar is op de delen die op korte afstand van het plangebied liggen tussen 900 en 1400 mol/ha/jr in het peiljaar 2010 (bron: Grootschalige Depositiekaart Nederland van het RIVM). Oppervlaktes van habitattypen met een KDW van minder dan 1400 mol/ha/jr (d.w.z. alle habitattypen, behalve H2120 Witte duinen, H2160 Duindoornstruwelen, H2170 Kruipwilgstruwelen, H2180B Duinbossen (vochtig), H2180C Duinbossen(binnenduinrand) en H2190D Vochtige duinvalleien(hoge moerasplanten)) in deze delen van Voornes Duin kunnen in de huidige situatie dus overbelast zijn. In het peiljaar 2020 is deze waarde door onder andere het schoner worden van het wegverkeer gedaald tot tussen 800 en 1200 mol/ha/jr (zie Figuur 6.1), dus in ieder geval onder de KDW van de habitattypen H2130A Grijze duinen (kalkrijk), H2180A Duinbossen (droog), H2190B Vochtige duinvalleien (kalkrijk) en plaatselijk ook onder de KDW van H2190A Vochtige duinvalleien (open water). Figuur 6.1 geeft inzicht in de ligging van kwalificerende habitattypen in Voornes Duin binnen de effectafstand van de Drenkeling, de KDW van het meest gevoelige habitattype per kilometerhok en de achtergronddepositie in 2010. Hieruit blijkt dat de meest nabij gelegen stikstofgevoelige habitattypen overwegend in de huidige situatie niet of slechts gering overbelast zijn. Op wat grotere afstand liggen oppervlaktes van H2130C Grijze duinen (heischraal) met een achtergronddepositie die wel ruim boven de KDW ligt. 2 Dobben, H.F van & A. van Hinsberg, 2008. Overzicht van kritische depositiewaarden voor stikstof, toegepast op habitattypen en Natura2000-gebieden. Alterra-rapport 169954, Wageningen. Pagina 19 van 20

Effectbeoordeling Plangebied Figuur 6.1 Habitattypen Voornes Duin binnen globale effectafstand de Drenkeling, met per kilometerhok het meest gevoelige habitattype, de KDW van dit habitattype en de huidige belasting. Naar de toename van verkeer door de aanleg van woonwijken (naast Drenkeling ook Noordrand en Nieuwe Achterweg) rond Rockanje is in opdracht van de gemeente onderzoek gedaan. Maatgevend voor mogelijk effecten op Natura 2000-gebied Voornes Duin is hierbij de toename van verkeer op wegen op korte afstand van Voornes Duin. Uit het verkeersonderzoek worden in onderstaande tabel drie punten weergegeven, met de verkeersintensiteit (aantal motorvoertuigen per etmaal) in 2007/2008, met autonome ontwikkeling in 2020 en met ontwikkeling van Drenkeling en Noordrand (een kleinere woningbouwlocatie aan de oostkant van de Vleerdamsedijk, tegen de bebouwde kom van Rockanje). Hieruit blijkt dat de extra toename van verkeer door aanleg van de volledige woonwijken Drenkeling én Noordrand nog steeds gering is. Op de Vleerdamsedijk net ten oosten van de aansluiting van de Korteweg wordt door aanleg van de woonwijk een extra toename van ruim 30 verkeersbewegingen berekend (ca 0,6%). Voor de Vleerdamsedijk tussen de Korteweg en Rockanje gaat het om ca 150 extra verkeersbewegingen (ca 3%). Voor de Strandweg is inclusief aanleg van de woonwijken een afname berekend van ca 160 verkeersbewegingen. Voor realisatie van alleen Zone A van Drenkeling zal deze toename ten opzicht van de autonome toename nog geringer zijn. Op basis van het oppervlak van Zone A zal het om ongeveer 40% van de totaal berekende toename gaan. Tabel 6.1 Verkeersintensiteiten op drie punten rond het plangebied in 2007/2008, met autonome groei en met aanleg van (volledige) Drenkeling en Noordrand. Punt Huidig (2007/2008) Autonoom 2020 Met Drenkeling en Noordrand Vleerdamsedijk ten oosten van Korteweg 4163 5052 5085 Vleerdamsedijk tussen Korteweg en Rockanje 3852 4675 4812 Strandweg 1980 2403 2236 Pagina 20 van 20

Effectbeoordeling Een deel van de habitattypen in delen van Voornes Duin binnen de effectafstand van Drenkeling is in de huidige situatie overbelast. De kleine toename van het aantal verkeersbewegingen gaat echter gelijk op met het schoner worden van het autoverkeer. Volgens de cijfers van het PBL 3 daalt van 2010 tot 2020 de emissie van NO x vanuit het verkeer met ca 40%. De toename van de verkeersintensiteit door realisatie van Zone A van Drenkeling bedraagt maximaal ca 1,5% op de Vleerdamsedijk tussen de Korteweg en Rockanje. Op basis hiervan kunnen effecten van stikstofdepositie op de instandhoudingsdoelen van Natura 2000-gebied Voornes Duin op voorhand uitgesloten worden. 6.2 EHS Het plangebied van de Drenkeling valt geheel buiten de EHS, er is dus geen sprake van ruimtebeslag binnen de EHS. Het gebied is niet vrij toegankelijk, waardoor extra verstoring door recreatie eveneens uitgesloten is. De toename van het verkeer op de Vleerdamsedijk is zo gering dat dit ook geen verstorend effect heeft. Het eigenlijke meertje ligt bovendien op ruim 100 m afstand van de weg. Door aanpassingen aan de waterlopen binnen het plangebied kan er echter een effect zijn op de waterhuishouding van het Meertje de Waal met mogelijk een toename van het chloridegehalte in het oppervlaktewater ten gevolg. Dit wordt in deze voortoets beoordeeld. De waterkwaliteitsdoelstelling voor het meertje is biologisch gezond water (minimaal klasse IIIb volgens het beoordelingssyteem van grote wateren of het minimaal het middelste niveau volgens de Stowa beoordeling). In het verleden is nagegaan of een doelstelling als brak meer wellicht beter zou zijn, maar dit alternatief was niet mogelijk. Over het algemeen wordt een ondergrens van 1000 mg Cl/l aangehouden voor een brakke doelstelling. Het kwelwater op 25 meter diepte bevat de laagste stikstofconcentraties (6,2 en 8,9 mg/l N-tot) die wenselijk zijn om eutrofiering te voorkomen, maar te weinig chloride (1290 tot 1360 mg/l Cl) om een brakke doelstelling te halen. Voor een zoet systeem is een chloridegehalte onder de 200 mg Cl/l wenselijk. Het zomergemiddelde schommelde in de periode 2001-2008 rond de 200 mg Cl/l (bron: Meertje de Waal Evaluatie 2010, Waterschap Hollandse Delta). Uit onderzoek naar de kwelsituatie in De Drenkeling vóór en na uitvoering van de bouw in het plangebied, blijkt dat door aanpassingen aan de watergangen het chloridegehalte binnen het plangebied kan toenemen. Het gemeten chloridegehalte in het oppervlaktewater is op dit moment 220 mg Cl/l. Uit de berekening van het te verwachten gehalte zonder extra maatregelen blijkt dat het chloridegehalte in het oppervlaktewater zal toenemen tot 450 mg Cl/l. Uit de evaluatie van het beheer in Meertje de Waal ( Meertje de Waal Evaluatie 2010, Waterschap Hollandse Delta, 2010) blijkt dat de inlaat van het meertje aan de zuidwestpunt ligt en gevoed wordt door water dat via de randsloot langs de oostkant van de Vleerdamsedijk aangevoerd wordt (zie Figuur 6.2). 3 http://themasites.pbl.nl/balansvandeleefomgeving/klimaat-lucht-en-energie/lucht/nox-emissie-2010 Pagina 21 van 20

Effectbeoordeling Figuur 6.2 Inlaat (blauwe pijl) en afstroming over stuw (rode pijl) van Meertje de Waal. Bron: Meertje de Waal Evaluatie 2010, Waterschap Hollandse Delta, 2010. Uit het Gemeentelijk waterplan Westvoorne (2008) blijkt dat het plangebied De Drenkeling afwatert richting de bebouwde kom van Rockanje (zie Figuur 6.3). Een eventuele toename van het chloridegehalte in het oppervlaktewater binnen het plangebied van De Drenkeling komt dus niet terecht in Meertje de Waal en heeft geen gevolgen voor het chloridegehalte in het water van het meertje. Op basis hiervan kan een negatief effect van de woningbouw in De Drenkeling op de wezenlijke kenmerken en waarden van het gebied uitgesloten worden. Figuur 6.3 Afwatering De Drenkeling richting bebouwde kom Rockanje (blauwe pijl). Pagina 22 van 20

7 Conclusies en aanbevelingen De effecten van de aanleg en het gebruik van Zone A van woningbouwlocatie De Drenkeling op de kwalificerende waarden van het Natura 2000-gebied Voornes Duin en op de wezenlijke kenmerken en waarden van EHS gebied Meertje de Waal zijn beoordeeld. Op basis van de ligging van De Drenkeling, de aard van de activiteit, de specifieke gevoeligheid van de soorten en habitattypen die binnen de effectafstand voorkomen en de huidige situatie kunnen effecten op de instandhoudingsdoelen van Natura 2000-gebied Voornes Duin op voorhand uitgesloten worden. Met betrekking tot de wezenlijke kenmerken en waarden van EHS gebied Meertje de Waal is specifiek gekeken naar een eventueel effect van een toename van het chloridegehalte in het oppervlakte water op de doelstelling (zoete plas) van het meertje. Op grond van de waterhuishouding kan dit uitgesloten worden. Aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden van EHS gebied Meertje de Waal is daarmee eveneens uitgesloten. Pagina 23 van 20

Literatuurlijst Literatuurlijst Bal D., Beije H., Dobben H. van, Hinsberg A. van (2007) Overzicht van kritische stikstofdeposities voor natuurdoeltypen. Notitie, Ministerie van LNV, Directie Kennis. Dobben H.F. van & Hinsberg A. van (2008) Overzicht van kritische depositiewaarden voor stikstof, toegepast op habitattypen en Natura 2000-gebeiden, Alterra rapport 1654, Wageningen. Milieu en Natuur Planbureau (2006) Nationale Milieuverkenning 6 2006 2040, rapportnummer 500085001, Sdu uitgevers. Meertje De Waal Evaluatie 2010 Definitief eindrapport 23 september 2010. Waterschap Hollandse Delta. Gemeentelijk waterplan Westvoorne. Gemeente Westvoorne en Waterschap Hollandse Delta, 19 augustus 2008. Grootschalige Depositiekaarten Nederland GDN) via www.rivm.nl Aanwijzingsbesluit en Kansen- en knelpuntenanalyse via http://www.synbiosys.alterra.nl/natura2000/default.aspx?main=home Pagina 24 van 20

Bijlage 1 Tabel met overzicht bestemmingsplanonderdelen met effectbeoordeling Pagina 25 van 20

Bijlage 1: Tabel met overzicht bestemmingsplanonderdelen met effectbeoordeling Stappenschema voor ecologische beoordeling van project of handeling uit de Algemene Handreiking Natuurbeschermingswet 1998, LNV, oktober 2005 Pagina 0 van 20