1.2.1. De overkreditering wordt bepaald per kredietsoort. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen de volgende kredietsoorten:

Vergelijkbare documenten
Hierna zal de berekening van de compensatie overkreditering worden toegelicht.

Addendum bij Akkoord op Hoofdlijnen d.d. 19 september 2011

Consumptief krediet (met hypothecaire zekerheid in tweede rang) (2H/CK)

I TOELICHTING BIJ EEN EERSTE HYPOTHEEK EN COMBI HYPOTHEEK

Consumptief krediet (met hypothecaire zekerheid in tweede rang) (2H/CK)

Hierna worden de belangrijkste stappen in de berekening van uw compensatie overkreditering toegelicht.

Hierna worden de belangrijkste stappen in de berekening van uw compensatie overkreditering toegelicht.

ALTIJD OPNEMEN Naam contractant 1 Naam contractant 2 Adres en huisnummer Postcode XX PLAATS

De DSB Compensatieregeling

De DSB Compensatieregeling (WCAM-regeling)

Compensatievaststellings tool 'Abacus'

De DSB Compensatieregeling

De DSB Compensatieregeling (WCAM-regeling)

U heeft zich aangemeld voor een compensatie voor overkreditering op grond van de WCAMregeling.

DSB COMMISSIE BIJZONDERE OMSTANDIGHEDEN. BESLISSING van 11 november 2014 inzake het verzoek met referentie 'CBO017 - ' van

Onderwerp: GC022 tussenbeoordeling klacht; gelegenheid toelichting en overlegging stuken

De WCAM-regeling is opgenomen in de WCAM-overeenkomst die op [datum verbindendverklaring] door het gerechtshof Amsterdam verbindend is verklaard.

Het voorstel in deze brief heeft een beperkte geldigheidsduur van 10 weken. Na het verstrijken van deze termijn vervalt dit aanbod.

Prospectus. Persoonlijke Lening. Santander Consumer Finance Benelux B.V.

De VFN leden nemen jaarlijks deel aan een self assessment waarin de naleving van de code wordt getoetst.

Prospectus Doorlopend Krediet

1 mei 2017 TELECOMKREDIETCODE

De DSB Compensatieregeling

Algemene informatie. Hypotheken - starter VERZEKERING BEDRIJFSRISICO HYPOTHEEK PENSIOEN

De VFN leden nemen jaarlijks deel aan een self assessment waarin de naleving van de code wordt getoetst.

Prospectus. Doorlopend krediet. Santander Consumer Finance Benelux B.V.

Prospectus. Niet-doorlopend geldkrediet. Santander Consumer Finance Benelux B.V.

Prospectus Doorlopend Krediet

Prospectus Persoonlijke Lening

Prospectus Doorlopend Krediet

Kader schrijnende situaties voor

Gedragscode VFN (Vereniging van Financieringsondernemingen in Nederland)

Wijzigingen NHG en Kredietbeleid Florius per 1 januari 2013

Prospectus Doorlopend Krediet

Adviestabel ouderbijdragen kinderopvang 2003

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (R.J. Paris, voorzitter en mr. T.W. Schrijver, secretaris)

FD (i) Leningen

De DSB Compensatieregeling (WCAM-regeling)

1 Inleiding 1. 2 Bepaling netto woonlasten Inleiding Werkelijke bruto woonlasten Annuïtaire netto woonlasten 4

Nota Kredietnormen. 1. Aanleiding. 2. De huidige kredietnormen

Algemene informatie hypotheken (starter)

Prospectus Aflopend Krediet

Proces Acceptatiebeleid

De Minister van Financiën, Gelet op artikel 115, derde lid, van het Besluit gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft;

Samenvatting. Toetskader hypothecaire kredietverlening

Latere-Leeftijd-Lening

VFN Gedragscode per (vervangt de VFN Gedragscode )

Leningnummer. Gezinssamenstelling

Prospectus sociale lening

Leningnummer. Gezinssamenstelling

Prospectus ABN AMRO Doorlopend Krediet

Tijdelijke regeling hypothecair krediet Geldend van t/m heden

DSB GESCHILLENCOMMISSIE. BESLISSING van 17 maart 2015 inzake de klacht met referentie 'GC043 van

De Stadsbank Oost Nederland verstrekt sociale leningen zonder gebruik te maken van bemiddelaars of gevolmachtigde agenten.

Bijlage 4: Berekening van de compensatie overkred iteri ng

Prospectus Internet Voordeel Krediet

Gemeentelijke uitvoeringsregels starterslening

Gegevens tussenpersoon of notaris die de aanvraag namens de cliënt indient (indien van toepassing)

Inventarisatieformulier

Onderstaande berekeningen zijn gebaseerd op de acceptatiecriteria en de nieuwe beheercriteria zoals deze vanaf 2014 voor NHG gaan gelden:

Uitgangspunten en adviessamenvatting

Inventarisatieformulier

Aanvraagformulier voor ontslag hoofdelijke aansprakelijkheid voor een a.s.r. hypotheek

Basishuur: Het gedeelte van de rekenhuur dat volgens de Wet op de huurtoeslag voor rekening van de huurder blijft

Inventarisatieformulier Financieel advies

Wijzigingen / Werkinstructie NHG 2014 & Ministeriële regeling Hypothecair krediet. 30 december 2013 Operational Support / Peter Frank V1.

De Stadsbank Oost Nederland verstrekt sociale leningen zonder gebruik te maken van bemiddelaars of gevolmachtigde agenten.

Wft Consumptief krediet oefenexamen

5.1.3 Gemeentelijke Uitvoeringsregels Starterslening (als bijlage bij de verordening Starterslening)

Basishuur: Het gedeelte van de rekenhuur dat volgens de Wet op de huurtoeslag voor rekening van de huurder blijft

Prospectus Doorlopend Krediet. Prospectus Doorlopend krediet Fidis Nederland B.V. 1 mei 2006 Versie 1 Pagina 1

Klantprofiel Hypotheken

Prospectus Privélimiet Plus

Proces Acceptatiebeleid

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Uitgangspunten en adviessamenvatting

Coulanceregeling kostenmaximering beleggingsverzekeringen AEGON

Zelfstandig ondernemer? Indien ja, dan vult u vraag 4 in en gaat u verder met vraag 6.

De Starterslening. van woningcorporaties. Een steuntje in de rug voor woningkopers

GEMEENTELIJKE UITVOERINGSREGELS VROM STARTERSLENING GEMEENTE VOORST

Uitleg inkomens-en vermogensbestanddelen

Aanvraagformulier Ontslag Hoofdelijke Aansprakelijkheid

De Starterslening. Een steuntje in de rug voor woningkopers

Productspecificaties Duurzaamheidslening

Geld lenen. Postbus CD Bunnik. T (030) F (030) E info@defam.nl.

Prospectus Sociaal Krediet 2014

Voorbeeld gebaseerd op een goede adviespraktijk m.b.t. bruto/netto berekening: man, 44 jaar en vrouw, 40 jaar Verstrekte hypotheek in

Basishuur: Het gedeelte van de rekenhuur dat volgens de Wet op de huurtoeslag voor rekening van de huurder blijft

Beleidsregels Draagkracht Minimaregelingen Gemeente Boxtel en Gemeente Haaren Participatiewet

Hoe zit het met op al bestaande hypotheken vanaf ?

De Starterslening. van woningcorporaties. Een steuntje in de rug voor woningkopers

De wijzigingen aan de hand van de Tijdelijke regeling hypothecair krediet en de voorwaarden en normen van NHG. Specifieke wijzigingen

Geld lenen FINANCIERINGEN BV. Postbus CD Bunnik. T (030) F (030) E info@defam.nl.

KLANTPROFIELFORMULIER INZAKE CONSUMPTIEF KREDIET CLIENT

Nieuwe Gedragscode Hypothecaire Financieringen (Bron: De Hypotheekshop)

4,6. Uw financiële situatie. Werkstuk door een scholier 1976 woorden 8 april keer beoordeeld 1. HOE SLUIT JE EEN HYPOTHEEK AF?

MoneYou Doorlopend Krediet

Samenvatting. Dossier naam: Voor-Beeld Datum: Partijen Voor Beeld. Kinderen D Voor T Voor

MODEL CHECKLIST AFM RAPPORT KWALITEIT ADVIES EN TRANSPARANTIE BIJ HYPOTHEKEN

Productwijzer Krediet betaalrekening en creditcard

Transcriptie:

Bijlage C 1.1. Definitie overkreditering 1.1.1. Overkreditering is gedefinieerd in het WCAM Akkoord als het door DSB Bank verstrekte kredietbedrag boven het maximale toegestane krediet dat verstrekt mocht worden gelet op de persoonlijke financiële omstandigheden van de klant op het moment van aangaan van de lening enerzijds en anderzijds de toen geldende normen (Gedragscode Hypothecaire Financieringen ( GHF )/ Gedragscode van de Vereniging van Financieringsondernemingen ( VFN )). 1.1.2. In deze Annex Overkreditering wordt beschreven hoe de overkreditering voor het verleden (artikel 1.4.1) en de overkreditering voor de toekomst (artikel 1.4.2) worden bepaald, welke overkreditering(en) inclusief een aantal overeengekomen correcties leidt tot de grondslag voor overkreditering in het verleden en toekomst ( Grondslag V resp. Grondslag T ). De compensatie wordt berekend door Grondslag V te vermenigvuldigen met een enkelvoudige rente tot 31 december 2010, eventueel vermeerderd met een compensatie voor toekomstige overkreditering welke compensatie wordt berekend door Grondslag T te vermenigvuldigen met een gefixeerd rentebedrag over de resterende theoretische looptijd van het krediet vanaf 1 januari 2011 met een maximum van 5 jaar. De aldus berekende compensatie is aan te duiden als OK Compensatie. 1.2. Per kredietsoort, per laatste kredietmoment 1.2.1. De overkreditering wordt bepaald per kredietsoort. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen de volgende kredietsoorten: a. eerste hypotheken en combihypotheken (1H/combi), b. los afgesloten tweede hypotheken (2H) en c. consumptieve kredieten (CK). Deze termen worden in deze Annex Overkreditering afwisselend volledig en afgekort in dezelfde betekenis gebruikt. 1.2.2. Een tweede Hypotheek (2H) die niet binnen 6 maanden voor of na een eerste hypotheek wordt afgesloten wordt als consumptief krediet beoordeeld voor overkreditering. 1.2.3. Doorlopende kredieten (DK), persoonlijke leningen (PL), rentekredieten (RK) en andersoortige consumptieve kredieten worden aangemerkt als: consumptief krediet. 1.2.4. Uitsluitend het laatst verstrekte krediet per kredietsoort wordt beoordeeld. De in aanmerking te nemen overkreditering is gemaximeerd tot de limiet van het laatst verstrekte krediet per kredietsoort, tenzij dit tot een bijzonder onevenwichtig resultaat leidt. Indien dit het geval is kan klant een herbeoordeling vragen en zo nodig de Commissie Bijzondere Omstandigheden aanzoeken om te bepalen aan de hand van welke kredietverstrekking het maximum voor het in aanmerking te nemen bedrag voor de berekening van de overkreditering wordt bepaald. 1.3. GHF/VFN 1.3.1. Bij 1H/combi wordt het maximale toegestane te verstrekken krediet beoordeeld volgens de GHF normen, geldend in het jaar waarin het krediet tot stand is gekomen.

1.3.2. Voor hypothecaire kredieten die zijn verstrekt voor 2001, wordt in de berekening uitgegaan van het inkomen dat blijkt uit de ABS van 2001, onder toepassing van de GHF normen van 2001. Klant heeft het recht via herbeoordeling zijn inkomen in jaar van verstrekking aan te tonen, onder overlegging van de daarvoor benodigde inkomensgegevens. 1.3.3. Bij 2H en CK wordt voor het berekenen van het maximale toegestane te verstrekken krediet uitgegaan van de Gedragscode van de VFN, geldend in het jaar waarin het krediet tot stand is gekomen. 1.3.4. Voor tweede hypotheken en consumptieve kredieten die zijn verstrekt voor 2001, wordt in de berekening uitgegaan van het inkomen dat blijkt uit de ABS van 2001, onder toepassing van de VFN normen van 2001. Klant heeft het recht via herbeoordeling zijn inkomen in jaar van verstrekking aan te tonen, onder overlegging van de daarvoor benodigde inkomensgegevens. 1.4. Compensatie voor overkreditering 1.4.1. De overkreditering voor het verleden wordt berekend aan de hand van een gewogen gemiddeld overgekrediteerd bedrag (2x bedrag bij aanvang opgeteld bij het bedrag per 31 december 2010 gedeeld door 3) dan wel de overkreditering op het moment van aangaan van het krediet als dat lager is, welke overkreditering wordt vastgesteld conform de richtlijnen in deze Annex Overkreditering (de aldus berekende overkreditering hierna aan te duiden als: "GOK"). Bij verkoop van het onderpand voor 31 december 2010, wordt de overkreditering bepaald op basis van twee maal het bedrag bij aanvang opgeteld bij het bedrag aan overkreditering in het jaar van verkoop gedeeld door 3, en wordt de compensatie berekend vanaf de aanvang tot de datum van verkoop. 1.4.2. De overkreditering voor de toekomst wordt berekend aan de hand van de resterende overkreditering per 31 december 2010, dan wel de overkreditering op het moment van aangaan van het krediet als dat lager is, welke overkreditering wordt vastgesteld conform de richtlijnen in deze Annex Overkreditering ( de aldus berekende overkreditering hierna aan te duiden als: "TOK"). 1.4.3. Op de berekende GOK en TOK worden bepaalde correcties toegepast (paragrafen 3.4 en 3.5), welke herberekening leidt tot vaststelling van grondslag V en Grondslag T. De OK Compensatie voor de overkreditering bestaat uit een rentevergoeding over Grondslag V en eventueel Grondslag T. Het recht op OK Compensatie eindigt in het jaar dat er geen sprake meer is van overkreditering. 1.4.4. Indien DSB Bank bij het verstrekken van het krediet reeds bestaande kredieten van de klant heeft geherfinancierd, wordt het door DSB Bank verstrekte krediet - al dan niet geherfinancierd - in verband met de overkreditering volledig getoetst. 1.5. Kantelpunt in berekening: verleden en toekomst 1.5.1. De klant heeft recht op compensatie voor het verleden en in de toekomst. De peildatum voor de vaststelling van OK compensatie is 31 december 2010, dat wil zeggen de compensatie voor overkreditering in het verleden wordt berekend over de periode tot 31 december 2010 en voor de toekomst vanaf1 januari 2011: GOK: vanaf het moment van afsluiting tot 31 december 2010; en

TOK : vanaf 1 januari 2011 tot het einde van de theoretische looptijd van de lening met een maximum van 5 jaar (van 1 januari 2011 tot en met uiterlijk 31 december 2015). 1.6. Verleden 1.6.1. Voor het bepalen van GOK wordt uitgegaan van een gewogen gemiddeld bedrag aan overkreditering per 31 december 2010. De gemiddelde overkreditering wordt bepaald aan de hand van twee peilmomenten: (i) datum van verstrekking en (ii) 31 december 2010. De overkreditering op datum van verstrekking telt in de berekening dubbel. Deze beide overkrediteringen worden bij elkaar opgeteld en door 3 gedeeld. De overkreditering op 31 december 2010 is gemaximeerd tot het bedrag van overkreditering bij kredietverlening. De gemiddelde overkreditering kan derhalve nooit hoger zijn dan de overkreditering bij kredietverlening. 1.6.2. Uitgangspunt voor de berekening van GOK is het uitstaand kredietsaldo per datum kredietverstrekking. Aflossingen in de periode van datum kredietverlening tot 31 december 2010 worden in mindering gebracht op de GOK. Als het saldo op 31 december 2010 hoger is dan de oorspronkelijke limiet, wordt aangenomen dat het verschil de achterstand is. Omdat over achterstand geen compensatie wordt verleend, is het kredietsaldo op 31 december 2010 maximaal de oorspronkelijke limiet. Als het saldo op 31 december 2010 lager is dan de oorspronkelijke limiet dan wordt aangenomen dat het verschil aflossingen betreft. 1.6.3. Als per 31 december 2010 de som van de drempel, aflossingen, restituties en compensaties hoger is dan GOK, krijgt de klant geen OK Compensatie tenzij de klant kan aantonen tot welk jaar er wel sprake was van overkreditering. In dat geval geldt het bepaalde in artikel 1.8.1 hierna. 1.7. Toekomst 1.7.1. Voor het bepalen van TOK wordt uitgegaan van de overkreditering op 31 december 2010, dan wel de overkreditering op het moment van aangaan van het krediet als dat lager is. 1.7.2. Uitgangspunt voor de berekening van TOK is het uitstaand kredietsaldo op 31 december 2010. Als het saldo op 31 december 2010 hoger is dan de oorspronkelijke limiet, wordt aangenomen dat het verschil de achterstand is. Omdat over achterstand geen compensatie wordt verleend, is het kredietsaldo op 31 december 2010 maximaal de oorspronkelijke limiet. Als het saldo op 31 december 2010 lager is dan de oorspronkelijke limiet dan wordt aangenomen dat het verschil aflossingen betreft. Aflossingen die gedaan zijn tot en met 31 december 2010 worden in mindering gebracht op de oorspronkelijke kredietlimiet. 1.7.3. Als TOK nihil is of de som van de drempel, aflossingen, restituties en compensaties hoger is dan TOK, is er geen recht op compensatie voor toekomstige overkreditering. 1.8. Ingroei overkreditering 1.8.1. Als per 31 december 2010 de overkreditering nihil is ("volledige ingroei"), wordt de GOK berekend conform het bepaalde in artikel 1.4.1. Op verzoek van klant wordt de gemiddelde overkreditering berekend op basis van het moment van verstrekking en de overkreditering in het meest recente jaar van aangetoonde overkreditering. De compensatie wordt dan toegekend voor de periode vanaf verstrekking tot het meest recent aangetoonde jaar van overkreditering. Voor ingroei moet er tenminste sprake zijn van één opvolgend jaar met overkreditering. 1.8.2. Indien de peildatum 31 december 2010 als gevolg van ingroei tot een onevenredig nadelige GOK leidt, kan een herbeoordeling worden aangevraagd (met beroepsmogelijkheid bij de Commissie

Bijzondere Omstandigheden) uitgaande van een eerder gelegen jaar waarin sprake was van overkreditering. 1.8.3. Klanten met volledige ingroei hebben geen recht op toekomstige compensatie. 1.9. Rentevergoeding 1.9.1. De enkelvoudige rente op jaarbasis bedraagt: 5% voor 1H/combi 6% voor 2H 9% voor CK 1.10. Peildatum 31 december 2010 1.10.1. Voor de berekening van de overkreditering per 31 december 2010 wordt uitsluitend de factor inkomen aangepast, alle overige factoren in de berekening van de overkreditering conform GHF of VFN worden gelijk gehouden aan die op het moment van kredietverlening. Getoetst wordt aan de normen van het jaar van kredietverlening. Ten overvloede wordt vermeld dat nieuwe schulden aangegaan na kredietverlening door DSB Bank niet worden meegenomen in de beoordeling van de overkreditering per 31 december 2010. 1.11. Drempels 1.11.1. Bij de vaststelling van de compensatie voor overkreditering onder de WCAM overeenkomst worden de navolgende drempelbedragen op de GOK en TOK in mindering gebracht: 15.000 voor 1H/combi 2.500 voor 2H 1.000 voor CK 1.11.2. De drempel wordt zowel in de berekening voor het verleden als in de berekening voor de toekomst meegenomen. 1.12. Bewijslast 1.12.1. De bewijslast van de aanwezigheid van overkreditering berust bij de klant. In een brief wordt aangegeven welke stukken klant moet aantonen om tot een goede berekening van de overkreditering te komen. De klant is verantwoordelijk voor de aanlevering van die gegevens en eventueel benodigde aanvullende gegevens. 1.12.2. Ten aanzien van alle gegevens die worden aangeleverd geldt de voorwaarde dat deze op het moment van aanvraag van het krediet door klant zijn opgegeven aan DSB Bank. DSB Bank is gerechtigd de bekendheid of juistheid van de verstrekte gegevens na te gaan in het kredietdossier van de klant en - zo nodig - de bekendheid of juistheid daarvan te betwisten. 1.12.3. Indien uit de door de klant overgelegde stukken redelijkerwijs blijkt dat ten tijde van het afsluiten van het krediet een bepaald document is verstrekt waaruit de door de klant te bewijzen gegevens konden blijken - zonder dat dit document in het bankdossier is opgenomen - zal DSB Bank geen beroep kunnen doen op het onbekend zijn met dat document. Dit laat onverlet dat op de klant de bewijslast rust ter zake van de gegevens waarop de klant zich beroept. 1.13. Uitsluitingen/beperkingen 1.13.1. De compensatie is beperkt tot lopende kredieten. Dat wil zeggen dat ieder door DSB Bank verstrekt krediet dat op het moment van beoordeling geheel is ingelost (inclusief vanwege

oversluiting elders) is uitgesloten van OK Compensatie. Dit geldt ook voor inlossing als gevolg van een eerdere Poliscompensatie. 1.13.2. Voor HWS kredieten geldt een separate regeling. Deze kredieten zijn uitgesloten van beoordeling voor OK Compensatie. De rentevergoeding in de HWS compensatie wordt wel in de berekening voor de overkreditering voor de toekomst meegenomen als vergoeding die wordt gealloceerd om tot Grondslag T te komen. 1.13.3. Als de compensatie voor koopsompolissen en beleggingsverzekeringen (inclusief compensatie voor absoluut onnodige koopsommen) gelijk is aan of groter is dan de uitstaande kredieten leidt dit tot een OK Compensatie van nihil. 1.13.4. De OK Compensatie bedraagt maximaal het totaal uitstaand saldo van alle lopende kredieten van de klant bij DSB Bank en kan nooit leiden tot een (boedel- en/of concurrente) vordering in het faillissement van DSB Bank. 2. Berekening overkreditering 2.1. In dit deel wordt meer in detail beschreven hoe de mate van overkreditering wordt berekend met in achtneming van de uitgangspunten geformuleerd in het algemene deel. 2.2. Stukken voor de berekening 2.2.1. De klant moet aantonen dat sprake is van overkreditering en de duur en de omvang van de overkreditering. Nadat de klant zich heeft aangemeld voor beoordeling van compensatie voor overkreditering, stuurt DSB Bank een brief naar de klant waarin deze wordt gevraagd per kredietsoort de overkreditering aan te tonen met de volgende documenten: definitieve belastingaanslag van het jaar van laatste kredietverlening per kredietsoort; definitieve belastingaanslag van het jaar 2010; indien de klant geen inkomstenbelastingaangifte hoeft te doen en er derhalve geen aanslag Inkomstenbelasting is opgelegd, omdat zijn loonheffing eindheffing is Jaaropgaaf van dienstbetrekking(en) in combinatie met een inkomstenverklaring van de belastingdienst, een zogenaamd IB 60 formulier; volmacht aan DSB Bank voor de opvraag bij de Belastingdienst in verband met de opvraag van ABS gegevens over hiervoor genoemde jaren, of ABS gegevens over deze jaren; werkelijke woonlasten: huurwoning: huurcontract en kopie van drie bankafschriften waaruit huurlasten blijken op moment van laatste kredietverlening per kredietsoort (bij 2H en CK), koopwoning: kopie verpande aflossings- of gemengde aflossings- en overlijdensrisicoverzekeringen voor de aflossingslasten op moment van laatste kredietverlening per kredietsoort; als de eerste hypotheek niet bij DSB Bank is afgesloten, ook de jaaropgaaf van de rentelasten verstrekt door de bank en kopie van drie bankafschriften waaruit de betaling blijkt; de gezinssituatie ten tijde van de laatste kredietverlening per kredietsoort 2H en CK; eventueel incidentele inkomstenbestanddelen waar geen rekening mee gehouden moet worden en/of verplichtingen van naastlopende kredieten en/of bijzondere

vaste lasten waar wel rekening mee gehouden moet worden, voorzover klant deze bij verstrekking heeft aangetoond en beschreven zijn in bijlage 2 van deze Annex. 2.2.2. Klant en partner dienen, als zij beide contractant zijn, hun definitieve belastingaanslag aan te leveren. 2.3. Converters Uit de definitieve belastingaanslag blijkt het fiscaal jaarinkomen. Voor het bepalen van het bruto jaarinkomen dat nodig is voor de berekening van overkreditering bij de eerste hypotheek of combihypotheek volgens de GHF, wordt dit fiscaal jaarinkomen omgerekend in een converter. De beschrijving van deze converter is aangehecht als bijlage 3 bij deze Annex Overkreditering. Het bruto jaarinkomen wordt middels een berekening herleid tot het netto maandinkomen, waarvan de beschrijving eveneens is opgenomen in bijlage 3 bij deze Annex Overkreditering, dat nodig is voor de berekening van overkreditering bij tweede hypotheek en consumptief krediet volgens de VFN. 2.4. Berekening overkreditering per datum verstrekking 2.4.1. De werkelijke woonlasten ten tijde van de verstrekking zijn nodig voor de berekening van het beschikbare maandbedrag voor financieringslasten volgens de VFN. De rentelasten van een bij DSB Bank afgesloten hypotheek zijn bekend. Bij een koopwoning blijken de woonlasten uit de jaaropgave van de (hypotheek)bank die het krediet heeft verleend en de eventuele aflossingspolis. Bij een eigen woning wordt rekening gehouden met het belastingvoordeel. Het belastingvoordeel wordt afgeleid uit de belastinggegevens. Bij een huurwoning worden aangehouden de woonlasten die blijken uit het huurcontract en bankafschriften waaruit betaling van huur blijkt. 2.4.2. Een opsomming van de incidentele inkomensbestanddelen en bijzondere vaste lasten die wel of niet worden meegenomen in de berekening van OK is opgenomen in bijlage 2 bij deze Annex Overkreditering. In de brief aan de klant wordt aangegeven dat de klant dergelijke incidentele inkomensbestanddelen en bijzondere vaste lasten op moment van kredietverlening kan aantonen door het toezenden van bewijsstukken. Deze aanvullende gegevens moeten per kredietsoort voor ieder laatst afgesloten krediet worden aangeleverd, anders wordt uitsluitend rekening gehouden met deze gegevens bij de berekening van de verstrekking in het jaar waarop de gegevens betrekking hebben. Indien aangetoonde incidentele inkomsten en bijzondere lasten niet zijn opgenomen in bijlage 2 bij deze Annex Overkreditering, wordt hiermee in principe geen rekening gehouden. Incidentele inkomsten kunnen ook voor het jaar 2010 worden aangeleverd. 2.4.3. Bij de berekening van overkreditering bij 1H wordt uitgegaan van de maandlast van een annuïteitenhypotheek met een duur van 30 jaar. In die maandlast wordt geacht begrepen te zijn een aflossingsdeel van 1.2% op jaarbasis (= 1 promille op maandbasis) begrepen. Indien de klant woongerelateerde lasten aantoont die betrekking hebben op premies voor kapitaal- en gemengde kapitaal/overlijdensrisicoverzekeringen mits deze verzekeringen zijn verpand, worden deze lasten meegenomen in de berekening, voor zover de lasten meer dan 1.2% op jaarbasis van de hypotheeklimiet bedragen. 2.4.4. In de berekening van bovenmatige kredietverlening bij een tweede hypotheek of een consumptief krediet wordt rekening gehouden met de werkelijke woonlasten. De werkelijke woonlasten bij een eigen woning zijn werkelijk betaalde woonlasten verminderd met het

2.5. GHF belastingvoordeel eigen woning. Als de werkelijke woonlasten niet zijn aangetoond worden in de berekening forfaitaire woonlasten aangenomen van 350 per maand. 2.5.1. Bij de kredietsoort eerste en combihypotheken wordt de overkreditering volgens de GHF berekend. Om het maximale norm kredietbedrag te kunnen vaststellen op moment kredietverstrekking en op 31 december 2010 wordt uitgegaan van: a. door de klant aangetoonde fiscaal jaarinkomen op moment van kredietverstrekking en fiscaal jaarinkomen op 31 december 2010 zoals blijkt uit de bij de Belastingdienst opgevraagde gegevens. Voor kredietverstrekkingen van voor 2001, wordt uitgegaan van de inkomensgegevens in het jaar 2001 bij gebreke van het geautomatiseerd beschikbaar kunnen maken van betrouwbare gegevens ouder dan het jaar 2001; b. de toetsrente volgens de daarvoor geldende criteria in de GHF van het toepasselijke jaar: - in de periode 2002-2006 gold dat bij een rentevaste periode van 5 jaar en korter de toetsrente van toepassing is, bij een rentevaste periode langer dan 5 jaar de werkelijke (contractuele) rente; - in de periode vanaf 2007 gold dat bij een rentevaste periode van korter dan 10 jaar de toetsrente van toepassing is, bij een rentevaste periode langer dan 10 jaar of langer de werkelijke (contractuele) rente; c. Voor de jaren vanaf 2007 gold dat bij een rentevaste periode van 10 jaar of langer de werkelijke rente van toepassing is, bij een rentevaste periode korter dan 10 jaar geldt de toetsrente als opgenomen in de tabel in paragraaf A.1.3 van bijlage 1. d. woonquotepercentage, af te lezen uit de financieringslasttabel geldend in het betreffende jaar, behorende bij het hoogste inkomen bij tweeverdieners en gerekend over de gezamenlijke inkomens, op moment van kredietverstrekking; e. overige lasten zoals partneralimentatie, en andere lasten als omschreven in bijlage 2 bij deze Annex op moment van kredietverstrekking, als deze zijn aangetoond door de klant; 2.6. VFN een en ander mits aan de cumulatieve voorwaarden is voldaan dat (i) de klant deze tijdig heeft aangetoond en (ii) de betreffende gegevens met in acht neming van paragraaf 1.12 bekend waren bij DSB Bank ten tijde van de kredietverstrekking. 2.6.1. Bij de kredietsoorten tweede hypotheek en consumptief krediet wordt de overkreditering berekend volgens de VFN. Om het maximale norm kredietbedrag te kunnen vaststellen op moment kredietverstrekking en op 31 december 2010 wordt uitgegaan van: a. netto maandinkomen op moment van kredietverstrekking en op 31 december 2010 gebaseerd op het door de klant aangetoonde fiscaal jaarinkomen zoals blijkt uit de bij de Belastingdienst opgevraagde gegevens en omgerekend volgens de berekening als omschreven in bijlage 3 van deze Annex Overkreditering. Voor kredietverstrekkingen van voor 2001, wordt uitgegaan van de inkomensgegevens in het jaar 2001 bij gebreke van het geautomatiseerd beschikbaar kunnen maken van betrouwbare gegevens ouder dan het jaar 2001; b. werkelijke woonlasten op moment van kredietverstrekking zoals blijkt de door de klant conform paragraaf 2.2.1 aangetoonde stukken of vastgesteld conform paragraaf 2.4.4 van deze Annex Overkreditering;

c. overige bijzondere vaste lasten op moment van kredietverstrekking zoals financieringslasten van kredieten elders, als deze zijn aangetoond door de klant en opgenomen zijn in bijlage 2 van deze Annex Overkreditering; d. aftrekbare vaste lasten die klant heeft aangetoond; e. leefnorm behorende bij gezinssituatie op moment van kredietverstrekking. een en ander mits aan de cumulatieve voorwaarden is voldaan dat (i) de klant deze tijdig heeft aangetoond en (ii) de betreffende gegevens met in acht neming van paragraaf 1.12 bekend waren bij DSB Bankten tijde van de kredietverstrekking. 2.6.2. De consumptieve overkreditering bedraagt maximaal 100%, dat wil zeggen dat in de berekening de overkreditering nooit meer bedraagt dan het bedrag van de laatste verstrekking in die kredietsoort. 2.7. Box lll berekening 2.7.1. In de overeengekomen berekening van overkreditering wordt een eventuele Box III-correctie voor het bepalen van de mate van overkreditering, zoals omschreven in de NHG normen betreffende overkreditering, uitgesloten. In de uitruil die heeft plaatsgevonden in de onderhandelingen over de overkreditering is deze Box III correctie verdisconteerd, met dien verstande dat volgens het Akkoord op Hoofdlijnen in een aparte procedure was voorzien voor klanten die zich wilden beroepen op deze Box III-correctie. Deze aparte procedure zal niet onder deze WCAM overeenkomst worden open gesteld voor aanmelders onder de WCAM. 3. Berekening compensatie 3.1. In dit deel wordt meer in detail beschreven hoe de compensatie wordt berekend met in achtneming van de uitgangspunten geformuleerd in het algemene deel. 3.2. Beoordeling laatst verstrekte krediet 3.2.1. Er wordt uitsluitend gekeken naar het laatst verstrekte krediet binnen de kredietsoort. Als er verschillende soorten consumptief krediet zijn verstrekt, dan wordt met het bedrag en de datum van het laatst verstrekte consumptief krediet gerekend. Rekenvoorbeeld 2004 - DK van 15.000 2007 - PL van 5000 Totaal verstrekt consumptief krediet 20.000 Bij berekening van OK voor beide kredieten (DK en PL) zou sprake zijn geweest van een overkreditering van 7.000. Maximering: maximale grondslag voor rentevergoeding is het bedrag van de laatste verstrekking, in casu 5.000, ook al is de uitkomst van de berekening van de overkreditering 7.000. De verstrekking uit 2004 wordt niet berekend op overkreditering; de rente lasten verbonden aan dit krediet worden wel meegenomen in de berekening van het consumptieve krediet uit 2007 als lopende consumptieve last. 3.3. Ontdubbeling 3.3.1. Bij het berekenen van de overkreditering volgens de VFN worden de genormeerde maandlasten (2%) van eerdere consumptieve kredieten meegenomen in de berekening van de maximale

leencapaciteit. Als in een eerder krediet van een consumptief ander kredietsoort (2H of CK) sprake is van OK wordt twee keer rekening gehouden met die OK van het eerdere krediet. 3.3.2. Ter voorkoming van dubbeltelling van het overgekrediteerde bedrag in de consumptieve berekening, wordt bij het latere krediet van het andere kredietsoort de genormeerde maandlasten (2%) van het overgekrediteerde bedrag uit de eerdere consumptieve berekening in mindering gebracht op de overige (financierings-)lasten, omdat dat gedeelte van de (totale) consumptieve verstrekking al in die kredietsoort wordt gecompenseerd. Rekenvoorbeeld 2004-2H van 40.000 OK van 10.000 2007 - PL van 25.000 OK van 15.000 Ontdubbeling: genormeerde maandlasten verbonden aan OK van 10.000 (2% = 200), komen in mindering op de (genormeerde) overige (financierings)lasten per maand in de berekening van de overkreditering in 2007. OK in 2007: 2H uit 2004 telt mee in berekening voor 600 ( = totale normatieve maandlasten -/- normatieve maandlasten van het overgekrediteerde bedrag = 800 -/- 200 = 600) 3.4. OK verleden: Drempels, aflossing, restituties, compensaties 3.4.1. In de berekening van de overkreditering worden de in paragraaf 1.11.1 van deze Annex Overkreditering genoemde drempels in mindering gebracht op GOK. 3.4.2. Ter bepaling van de Grondslag V worden aflossingen die tot en met 31 december 2010 zijn gedaan in mindering gebracht op de GOK. Omdat de kredietsoorten 2H en CK allebei consumptief zijn en volgens de afspraken met de Belangenorganisaties apart worden berekend, worden de aflossingen binnen de kredietsoorten 2H en CK gealloceerd aan de kredietsoort met overkreditering ongeacht op welk krediet de aflossing daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. 3.4.3. Alle restituties - inclusief annulering bij aanvang - en afkoopsommen worden meegenomen in de berekening van Grondslag V. Voor zover de restituties in het krediet zijn gestort, worden deze als aflossing meegenomen als bedoeld in artikel 3.4.2. Restituties wegens beëindigde koopsommen/kapitaalpolissen die niet in mindering zijn gebracht op het krediet maar zijn uitgekeerd aan de klant worden, voor zover deze bekend zijn, in mindering gebracht op de GOK. 3.4.4. In de berekening van de Grondslag V, wordt op de kredieten met overkreditering op GOK in mindering gebracht de compensatie voor koopsompolissen exclusief rente, een en ander in de volgorde: consumptief krediet, tweede hypotheek, eerste hypotheek/combihypotheek. De aldus overblijvende overkreditering aan te duiden als: Grondslag V. 3.5. OK toekomst: Drempels, aflossing, restituties, compensaties 3.5.1. Voor het bepalen van TOK wordt uitgegaan van het laagste van de overkreditering op moment van aangaan en de overkreditering per 31 december 2010. Op het aldus berekende bedrag aan overkreditering worden naast de in paragraaf 3.4 genoemde correcties nog een aantal extra correcties toegepast, te weten: de compensatie voor koopsompolissen ex paragraaf 3.4.4, inclusief rente; de compensatie voor Reaal beleggingsverzekeringen waarvoor geen rentevergoeding geldt (20% van de bruto provisie); de compensatie voor afgekochte beleggingsverzekeringen HWL;

de compensatie voor overkreditering voor het verleden; de compensatie voor absoluut onnodige koopsompolissen; de compensatie voor rente en aflossing HWS contracten; na 31 december 2010 uitgevoerde compensaties, bijvoorbeeld uit coulance. De aldus overblijvende overkreditering aan te duiden als: Grondslag T. 3.6. Allocatie 3.6.1. Omdat de kredietsoorten 2H en CK allebei consumptief zijn doch volgens de WCAM Overeenkomst apart worden berekend, worden de aflossingen en kwijtingen binnen de kredietsoorten 2H en CK gealloceerd in de volgorde CK en dan 2H ongeacht op welk krediet de aflossing daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. Andere allocaties gaan ongecompartimenteerd, dwz worden over alle kredieten verrekenend in volgorde CK-2H-1H). 3.6.2. Er wordt geen rekening gehouden met een eventueel verband tussen de compensatie en de kredieten waaraan de polissen waren gekoppeld. Deze allocatie vindt plaats in het verleden, gebaseerd op saldi per 31 december 2010, en staat dus geheel los van het imputatierecht van de klant, op grond waarvan (na verrekening van eventuele achterstanden) de klant zelf de keuze heeft op welke kredieten hij het compensatiebedrag wil verrekenen. 4. Slotbepaling 4.1. Als Bijlage 4 bij deze Annex Overkreditering zijn enkele voorbeeldberekeningen aangehecht waarbij de methodiek is toegepast.

Bijlage 1 Toelichting op berekening van compensatie voor overkreditering in de berekeningstool Onderstaande is de toelichting op de handmatige berekeningstool die is opgenomen in bijlage 4 van deze Annex Overkreditering. Deze beschrijving is de praktische uitwerking van de uitgangspunten in het de WCAM overeenkomst, inclusief de Annex Overkreditering en toebehorende Bijlagen). A.1 Vaststellen van overkreditering bij 1H/combi Er is sprake van overkreditering als de verstrekte 1H/combi hoger is dan de maximale leencapaciteit volgens de GHF norm in het jaar van kredietverlening. 1H/combi > maximale leencapaciteit (annuïteitenlening bij maximale financieringslast) = overkreditering; waarbij: maximale financieringslast = woonquote x inkomen Voor de berekening worden de variabelen als volgt bepaald: A.1.1 Inkomen Voor de berekening wordt uitgegaan van het bruto jaarinkomen van de klant/eerste contractant en van de tweede contractant* zoals blijkt uit de gegevens van de ABS-formulieren die de Belastingdienst aanlevert van het jaar van kredietverlening en van het jaar 2010. * als contractanten na kredietverstrekking zijn gescheiden worden de bruto jaarinkomens van beide contractanten bij elkaar opgeteld. * als een van contractanten is ontslagen uit de hoofdelijkheid laat dat de berekening van de overkreditering onverlet, omdat dit ontslag uit de hoofdelijkheid geen nieuw verstrekkingsmoment is, en is de berekening gebaseerd op de bruto jaarinkomens van beide contractanten bij elkaar opgeteld De klant dient aan te tonen dat er in het bruto jaarinkomen incidentele inkomensbestanddelen zijn opgenomen die niet meegerekend moeten worden. Voorbeelden van incidentele inkomensbestanddelen waarmee rekening wordt gehouden staan beschreven in bijlage 2 van deze Annex. Voor zover de klant dat aantoont worden naastlopende lasten, zoals financieringslasten of te betalen alimentatie aan de ex-partner, een en ander zoals omschreven in Bijlage 2, in mindering gebracht op het bruto jaarinkomen, als gevolg waarvan de hieronder beschreven woonquote wordt beïnvloed. A.1.2 Woonquote De woonquote bestaat uit een percentage van het bruto jaarinkomen, jaarlijks vastgesteld door het NIBUD. De woonquotes worden gepubliceerd als bijlage bij de NHG normen waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen personen tot 65 jaar en vanaf 65 jaar (www.nhg.nl, geldverstrekker, voorwaarden & normen, archief voorwaarden en normen) en zijn aangehecht als bijlage 5. Voor de berekening van de overkreditering wordt uitgegaan van de woonquote voor personen tot 65 jaar en

is gepubliceerd op DSBcompensatie.nl. De woonquote geeft aan dat de maandelijkse financieringslasten niet meer mogen bedragen dan dat percentage. De woonquote hangt af van het bruto inkomen (in de betreffende tabellen worden inkomens genoemd, dit zijn bedragen vanaf) en de toetsrente. Op basis van het bruto jaarinkomen (bij partners: het bruto jaarinkomen van de meestverdienende partner) en de toetsrente (zie hierna) kan de woonquote worden bepaald. De toetsrente wordt vastgesteld op het moment van kredietverlening en wijzigt daarna niet meer voor het berekenen van de overkreditering op 31 december 2010 (of eerder als door de klant aangetoond). Er wordt wel gerekend met het bruto jaarinkomen op 31 december 2010, waardoor de daarbij behorende woonquote anders kan zijn dan op het moment van kredietverlening. Het woonquote percentage wordt vermenigvuldigd met het bruto jaarinkomen (bij partners: beide bruto jaarinkomens opgeteld) op het moment van kredietverlening en het bruto jaarinkomen op 31 december 2010 (of door de klant aangetoonde eerdere jaar van overkreditering). A.1.3 Toetsrente Aan de hand van de rentevast periode en de datum van kredietverlening wordt de toetsrente vastgesteld. Voor de jaren 2000 tot en met 2006 wordt een toetsrente van 6% gebruikt als de rentevast periode 5 jaar of korter is. Voor de jaren 2007 en volgende wordt de in de tabel hieronder genoemde GHF toetsrente gebruikt als de rentevast periode korter is dan 10 jaar (www.nvb.nl). In alle overige gevallen wordt de contractuele rente gebruikt. Voor de berekening geldt de toetsrente op het moment van kredietverlening, zowel voor het vaststellen van overkreditering ten tijde van kredietverlening als op 31 december 2010 (of het laatste jaar dan door klant is aangetoond). Kwartaal Begin Einde Geldende GHF toetsrente 2007 Q1 1-1-2007 31-3-2007 4,90% Q2 1-4-2007! 30-6-2007 4,90% Q3 1-7-2007 30-9-2007 5,30% Q4 1-10-2007 ' 31-12-2007 5,30% 2008 Q1 1-1-2008 31-3-2008 5,30% Q2 1-4-2008 30-6-2008 ' 5,30% Q3 1-7-2008 30-9-2008 5.60% Q4 1-10-2008 31-12-2008 5,60% 2009 Q1 1-1-2009 31-3-2009 5,60% Q2 1-4-2009 30-6-2009 5,60% Q3 1-7-2009 30-9-2009 5,80% Q4 1-10-2009 31-12-2009 5,80% A.1.4 Maximale financieringslast - bijzondere lasten Bij het vaststellen van de maximale maandelijkse financieringslast wordt rekening gehouden met bijzondere lasten, onder de voorwaarden als elders in deze Annex Overkreditering beschreven. In een formule:

(bruto-jaarinkomen {als tweeverdieners: beide inkomens} x woonquote) -/- bijzondere vaste lasten = maximale maandelijkse financieringslast Aan de hand van de maximale maandelijkse financieringslast kan de maximale leencapaciteit uitgerekend worden. A.1.5 Maximale leencapaciteit - annuïteit Op grond van de maximale financieringslast per maand wordt de maximale leencapaciteit berekend, als volgt: maximale leencapaciteit = de hoofdsom van een annuïteitenlening, met een looptijd van 360 maanden waarbij de maandtermijn op basis van de toepasselijke toetsrente gelijk is aan de maximale financieringslast per maand. Waarbij de maximale financieringslast per maand wordt berekend met de volgende formule maximale financieringslast per maand x annuïteitenfactor. Annuïteitenfactor = (1- (1/(1+i)^N))/i i = jaarlijkse toetsrente/1200; N = aantal termijnen (360); ^ = verheffen tot de macht Een voorbeeld: Toetsrente is 6%, dan i = 6/1200=0,005 Annuïteitenfactor = (1-(1/(1+0,005)^360))/0,005= 166,7916 Maximale financieringslast per maand = 1.000 euro, dan is maximale leencapaciteit 1.000 x 166,7916 = 166.791,60 euro. A.2. Vaststellen van overkreditering consumptief (2H en CK) Er is sprake van overkreditering als de verstrekte lening 2H of CK meer dan 50 keer hoger is dan de leencapaciteit van de klant volgens de VFN norm van het betreffende jaar. 2H of CK > leencapaciteit x 50 = overkreditering Leencapaciteit = netto maandinkomen - vaste lasten - leefnorm Voor de invulling van de variabelen wordt verwezen naar A.2.1- A.2.3. A.2.1 Vaste lasten Bij het vaststellen van de maximale maandelijkse financieringslast wordt rekening gehouden met de werkelijke woonlasten, de financieringslasten van eerder bij DSB Bank afgesloten op het moment van kredietverstrekking lopende tweede hypotheken, andere op dat moment lopende consumptieve kredieten en bijzondere vaste lasten onder de voorwaarden als elders in deze Annex Overkreditering beschreven. Omdat bij de VFN gedragscode van de jaren tot en met 2006 bij de leefnorm uitgegaan wordt van de bijstandsnorm inclusief een normhuur, dient het bedrag van de normhuur van de bijstandsnorm

afgetrokken te worden. Anders wordt er twee keer rekening gehouden met woonlasten. Bij de VFN gedragscode van de jaren 2007, 2008 en 2009 is de norm woonlast niet opgenomen in de basisnorm. Bij een koopwoning wordt gerekend met de netto hypotheeklast. De netto hypotheeklast wordt berekend door op de bruto hypotheeklast (rente en aflossing) het belastingvoordeel in mindering te brengen. Het belastingvoordeel is het belastingpercentage uit de omrekentabel maal de aftrekbare kosten eigen woning nadat de huurwaarde hierop in mindering is gebracht. Zowel de aftrekbare kosten eigen woning als de huurwaarde blijkt uit het ABS-formulier dat de Belastingdienst aanlevert. Lopende financieringslasten moeten worden gesteld op 2% van de kredietsom (aflopend krediet) of de kredietlimiet (doorlopend krediet). Omdat bij het bepalen van het vrij besteedbare maandbedrag rekening wordt gehouden met de vaste lasten van het eerdere krediet dat bij de andere kredietsoort 2H of CK al wordt gecompenseerd moet er ontdubbeld worden. Zie paragraaf 3.4 van deze Annex Overkreditering. A.2.2 Leefnorm De VFN gedragscode schrijft voor dat het bedrag dat een huishouden nodig heeft om in het levensonderhoud te kunnen voorzien vrij beschikbaar moet zijn (hierna: leefnorm). Deze leefnorm wordt ieder jaar per gezinssituatie vastgesteld. Voor het berekenen van overkreditering dient de VFN gedragscode van het jaar van kredietverlening (per laatste kredietverstrekking per kredietsoort) toegepast te worden. De daarbij behorende leefnormen zijn aangehecht als bijlage 5. Aangenomen is dat klanten niet ouder zijn dan 65 jaar, op het moment van aangaan van de lening. Er zijn 4 categorieën: alleenstaand zonder kind(eren), alleenstaand met kind(eren), twee volwassenen zonder kind(eren), twee volwassenen met kind(eren). Klant moet per kredietmoment aangeven wat zijn gezinssamenstelling is. A.2.3 Leencapaciteit Het netto maandinkomen dat overblijft na aftrek van de maandelijkse vaste lasten en de leefnorm is vrij besteedbaar en beschikbaar voor krediet. De leencapaciteit = (het vrij besteedbare maandbedrag) x 50 is wat er maximaal aan krediet verleend mag worden. Als de 2H of CK boven het maximale krediet uitkomt is sprake van overkreditering.

Bijlage 2 - Beschrijving vaststellen inkomen / Incidentele inkomsten / Gespecificeerde lasten Introductie De overkreditering voor elk laatst lopende krediet per kredietsoort wordt bepaald aan de hand van de GHF en VFN normen. De GHF normen zijn van toepassing op een eerste hypotheek of een combi hypotheek. De VFN normen zijn van toepassing op een tweede hypotheek of consumptief krediet. In deze bijlage is toegelicht welke bronnen van inkomen en welke kosten in berekening van de overkreditering naast de GHF of VFN normen zijn verdisconteerd. Het inkomen en eventuele incidentele inkomsten gelden als uitgangspunt voor de berekening overkreditering bij zowel een eerste en combihypotheek als een losse tweede hypotheek en consumptief krediet en worden vandaar voor alle kredietsoorten gezamenlijk toegelicht. De verwerking van diverse kosten categorieën bij een eerste of combihypotheek verschilt van de verwerking bij een losse hypotheek en consumptief krediet. Reden waarom de verwerking van gespecificeerde lasten voor de verschillende kredietsoorten apart worden toegelicht. I Inkomen In de berekening van de overkreditering bij zowel een eerste of combi hypotheek als een losse tweede hypotheek en consumptief krediet wordt rekening gehouden met inkomen van klant uit de volgende bronnen: (i) (ii) (iii) (iv) (v) (vi) (vii) loon uit dienstverband of uitkering ziektewet inclusief vakantiegeld, vaste 13 de maand, vaste eindejaarsuitkering, ploegentoeslag, onregelmatigheidstoeslag en overwerk; pensioen- /VUT/ lijfrente uitkering; totaal WW uitkering; totaal AOW uitkering; overige uitkering belast onder de inkomstenbelasting; winst uit onderneming; resultaat overige werkzaamheden. De vaste 13 de maand, vaste eindejaarsuitkering en ploegentoeslag bij loon uit dienstverband of uitkering ziektewet dient bij CAO of arbeidsovereenkomst te zijn opgenomen of structureel te worden uitbetaald. De onregelmatigheidstoeslag onder loon uit dienstverband of uitkering ziektewet wordt als inkomen in de berekening van de overkreditering betrokken indien de toeslag permanent/structureel wordt uitbetaald. Inkomen uit de bronnen (i) tot en met (vii) wordt overgenomen van de ABS-formulieren van de Belastingdienst. Bij winst uit onderneming en resultaat overige werkzaamheden in jaar van kredietverlening wordt inkomen overgenomen van de inkomensopgaven die klant bij kredietverlening aan DSB Bank heeft overgelegd. Onder loon uit dienstverband wordt tevens begrepen loon uit uitzendwerk en contractloon.

Bij een eerste hypotheek en combi hypotheek wordt de berekening van de overkreditering gestart met het bruto jaarinkomen. Bij een losse tweede hypotheek en consumptief krediet wordt de berekening gestart met het netto maandinkomen. De omzetting van het bruto jaarinkomen naar netto maandinkomen wordt uitgevoerd met behulp van de bruto-netto converter. II Incidentele inkomsten Bij elk kredietsoort wordt het inkomen uit de inkomensbron loon uit dienstverband of uitkering ziektewet (i) gecorrigeerd voor incidentele inkomsten die (i) klant aantoont en (ii) tevens door klant op moment van kredietverlening aan DSB Bank zijn overgelegd. Incidentele inkomsten hebben betrekking op overwerk, ploegentoeslag, winstuitkering, bonusuitkeringen, winstuitkeringen voor zover de inkomsten in jaar kredietverlening substantieel afwijken van de jaren daarvoor en daarna kredietverlening of voor het jaar 2010. Op de klant rust de bewijslast om het incidenteel inkomen aan te tonen. Klant is bevoegd andere incidentele inkomsten aan te tonen. Deze overige incidentele inkomsten dienen zich, voor toepassing in de berekening overkreditering, niet voor te doen in de jaren voor en na kredietverlening en niet voor of na het jaar 2010. III Gespecificeerde lasten onder eerste en combi hypotheek In de beoordeling van de overkreditering bij een eerste hypotheek en combihypotheek wordt naast inkomen en eventuele incidentele inkomsten rekening gehouden met: (i) (ii) (iii) extra aflossingsverplichtingen voor zover deze meer bedragen dan 1,2% op jaarbasis van de oorspronkelijke hoofdsom van de eerste of combihypotheek; bijzondere vaste lasten; financieringslasten van naastlopende financieringen. ad (i) extra aflossingsverplichtingen In de berekening van de overkreditering bij een eerste en combihypotheek wordt in alle gevallen rekening gehouden met aflossingsverplichtingen van 1,2% op jaarbasis van de oorspronkelijke hoofdsom van het hypothecair krediet. In geval klant aantoont dat zijn aflossingsverplichtingen meer bedragen dan 1,2% op jaarbasis van het hypothecair krediet, wordt in de berekening van de overkreditering het hogere percentage aan aflossingsverplichtingen meegenomen. ad (ii) bijzondere vaste lasten In de berekening overkreditering worden bijzondere vaste lasten die klant (i) aantoont en (ii) tevens op moment van kredietverlening aan DSB Bank heeft overgelegd, meegenomen voor zover ze betrekking hebben op volgende uitgaven:

(i) afwijkend hoge premies verzekering ziektekosten (m.i.v. de loop van 2009); (ii) afwijkend hoge premies pensioenverzekeringen (al dan niet aanvullend pensioen) (m.i.v. de loop van 2009); (iii) afwijkend hoge zorgkosten (zowel werkelijke (niet vergoede) uitgaven als aanvullende premies verzekering ziektekosten voor bijzondere ziektekosten); (iv) afwijkend hoge servicekosten (bij een huurwoning); (v) betalingregeling voor achterstand in betaling verschuldigde inkomstenbelasting; (vi) alimentatieverplichtingen; (vii) erfpacht. Bijzondere vaste lasten die niet onder (i) tot en met (vii) vallen worden niet in de beoordeling overkreditering betrokken. ad (iii) financieringslasten naastlopende financieringen Klant kan zijn financieringslasten aantonen van financieringen die liepen op moment van afsluiten van zijn eerste of combihypotheek (naastlopende financieringen). Financieringslasten hebben betrekking op zowel (betaalde) aflossingsverplichtingen als rentelasten. De aangetoonde werkelijk betaalde financieringslasten van naastlopende financieringen worden in de berekening van de overkreditering van een eerste en combi hypotheek betrokken. IV Gespecificeerde lasten onder losse tweede hypotheek en consumptief krediet In de beoordeling van de overkreditering bij een (losse) tweede hypotheek en een consumptief krediet wordt naast inkomen en eventuele incidentele inkomsten rekening gehouden met: (i) (ii) (iii) (iv) woonlasten; bijzondere vaste lasten; financieringslasten van naastlopende financieringen; genormeerde kosten levensonderhoud. ad (i) woonlasten In de berekening van de overkreditering wordt rekening gehouden met de woonlasten van klant. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen een huurwoning en een eigen woning. Bij een huurwoning wordt de aangetoonde werkelijk betaalde huurlast meegenomen of in geval klant niets aantoont een huurlast van 350,00 (per maand). Bij een eigen woning worden de aangetoonde werkelijk betaalde aflossingsverplichtingen en rentelasten meegenomen of in geval klant niets aantoont een woonlast van 350,00 (per maand) ad (ii) bijzondere vaste lasten

Wat over bijzondere vaste lasten onder Eerste en combi hypotheek (par.iii hierboven) is toegelicht geldt onverkort voor de berekening van de overkreditering tweede hypotheek en consumptief krediet. ad (iii) financieringslasten naastlopende financieringen Klant kan zijn financieringslasten aantonen van financieringen die liepen op moment van afsluiten van zijn losse tweede hypotheek of consumptief krediet (naastlopende financieringen). Financieringslasten hebben betrekking op zowel (betaalde) aflossingsverplichtingen als rentelasten. Financieringslasten van naastlopende financieringen worden in de berekening van de overkreditering van een losse tweede hypotheek of consumptief betrokken tegen (een genormeerd tarief van) 2% van de oorspronkelijke hoofdsom van het naastlopende krediet. ad (iv) genormeerde kosten levensonderhoud In de berekening van de overkreditering van een tweede hypotheek en een consumptief krediet worden de kosten van levensonderhoud verdisconteerd volgens de per gezinssituatie geldende VFN leefnormen.

Bijlage 3 Beschrijving converters

Bijlage 4 Voorbeeldberekeningen

Bijlage 5 Woonquotes GHF, gezinsnormen VFN