Het visbestand in het IJzer-estuarium

Vergelijkbare documenten
Het visbestand in het IJzer-estuarium

Visbestandopnames in de getijgebonden Zenne. Viscampagnes Jan Breine en Gerlinde Van Thuyne. Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek

Dr. G.W.N.M. van Moorsel Postbus AC Doorn. Project nummer: Handtekening:

Visbestandopnames in het Lippenbroek, een gecontroleerd overstromingsgebied met gereduceerd getij in het Zeescheldeestuarium. Viscampagnes

Visbestandopnames in de getij gebonden Dijle en Beneden Nete. Viscampagnes Jan Breine en Gerlinde Van Thuyne

inbo Visbestandopnames op het Boudewijnkanaal (2006) Gerlinde Van Thuyne en Jan Breine INBO.R

resultaten voor 2003 Joachim Maes Bram Geysen Maarten Stevens Frans Ollevier

Visbestandopnames op de Rupel en de Durme ( )

Monitoring van de visgemeenschap in het Zeeschelde-estuarium Ankerkuilcampagnes 2017

Monitoring van de visgemeenschap in het Zeeschelde-estuarium Ankerkuilcampagnes 2016

Berekenen van ecologische kwaliteit van de Nieuwe Waterweg en Haringvliet met Belgische visindices

Opvolging van het visbestand van het Zeeschelde-estuarium met ankerkuilvisserij Resultaten voor Jan Breine, Gerlinde Van Thuyne

Opvolging van het visbestand in het Zeeschelde-estuarium Viscampagnes 2016

Opvolgen van het visbestand in het Zeeschelde-estuarium Viscampagnes 2015

inbo EassInstituut voor Visbestandopnames in bet Lippenbroek, een gecontroleerd overstromingsgebied met gereduceerd getij in bet Zeescheldeestuarium

Visbestandopnames op het Kanaal van Gent naar Terneuzen (2008)

Opvolging van het visbestand van de Zeeschelde: resultaten voor Jan Breine en Gerlinde Van Thuyne

Visbestandopnames in de Rupel en Durme (2011) Jan Breine en Gerlinde Van Thuyne

Visstand Haringvliet en Voordelta - heden -

Opvolging van het visbestand van de Zeeschelde met ankerkuilvisserij. Resultaten voor inbo. Jan Breine. rass

Visbestandopnames in de Zenne stroomafwaarts Brussel

Actuele toestand van de Habitatrichtlijnvissen in de Schelde (B): met speciale aandacht voor enkele diadrome soorten

Opvolging van het visbestand in enkele getijgebonden zijrivieren van het Zeeschelde-estuarium. Viscampagnes Jan Breine en Gerlinde Van Thuyne

Het visbestand in enkele getijgebonden zijrivieren van het Zeeschelde-estuarium Viscampagnes 2016

Opvolging van het visbestand van de Zeeschelde met ankerkuilvisserij Resultaten voor Jan Breine & Gerlinde Van Thuyne

Opvolging van het visbestand in de Zeeschelde. Viscampagnes Jan Breine, Gerlinde Van Thuyne. INBO Groenendaal Duboislaan Groenendaal

NATUURATLAS ZAANSTAD VISSEN

Soortenlijst zoete wateren en FAME-indeling voor gilden

IMARES Wageningen UR

Monitoring van de visgemeenschap in het Zeeschelde-estuarium Ankerkuilcampagnes 2015 INSTITUUT NATUUR- EN BOSONDERZOEK

Ministerie van Verkeer en Waterstaat Rijkswaterstaat - Waterdienst T. a. v. Dhr. P. Bot Postbus AA Lelystad

Vis en Kaderrichtlijn Water in Zeeland

INBO.R Opvolging van het visbestand in de Durme Viscampagnes Jan Breine, Gerlinde Van Thuyne

Visbestandopnames op de Noordede en de Blankenbergsevaart (2009)

IMARES Wageningen UR. Kuilen op de Westerschelde. Data rapport P.C. Goudswaard & M. van Asch Rapport C165/13

Opvolging van het visbestand in de Rupel en Getijde Zenne Viscampagnes Jan Breine en Gerlinde Van Thuyne INSTITUUT NATUUR- EN BOSONDERZOEK

Opvolging van het visbestand in de Zeeschelde Viscampagnes Jan Breine en Gerlinde Van Thuyne

Visbestandopnames in het Netebekken 2011-Bemonsteringsverslag

IMARES Wageningen UR. Kuilen op de Westerschelde. Data rapport P.C. Goudswaard & M. van Asch. Rapport C129/14

edna en monitoring van trek- en estuariene vissen in het NZK Bas van den Boogaard & Martijn Dorenbosch

Visbestandopnames op het kanaal van Dessel naar Schoten(2009)

Bemonstering van het visbestand in de koelwaterpluim van de kerncentrale in Doel Resultaten boomkorvisserij Jan Breine & Gerlinde Van Thuyne

Inzet van vrijwilligers voor deopvolging van de visfauna in de Zeeschelde

Visbestandopnames op de Rupel en Durme (2007).

Vissen in de Paardeweide Viscampagnes 2015 INSTITUUT NATUUR- EN BOSONDERZOEK

Visbestandopnames op het Kanaal van Roeselare naar de Leie (2010)

IMARES Wageningen UR. Data rapportage najaar 2013 fuik monitoring Kornwerderzand t.b.v. de VismigratieRivier. A.B. Griffioen Rapportnummer C034/14

Advies bij de passende beoordeling betreffende het plan-mer: Provinciaal RUP rechteroever jachthaven Nieuwpoort

Verkennend onderzoek van het visbestand in de koelwaterpluim van de kerncentrale in Doel. Resultaten ankerkuilvisserij november 2012

Visbestandopnames in het bekken van de Brugse polders 2012Bemonsteringsverslag

IMARES Wageningen UR. Kuilen op de Westerschelde. Data rapport Kees Goudswaard & Margriet van Asch. Rapport nummer C145/15

Visbestandopnames op het Kanaal van Beverlo 2011-Bemonsteringsverslag

Visbestanden op de Boerekreek, de Roeselarekreek, de Oostpolderkreek en de Hollandergatskreek (2003).

Visbestandopnames op het Kanaal Charleroi-Brussel-Schelde (2007)

Visbestandsopnames op het spaarbekken Kluizen I ( 2001).

Intercalibratie NL KRW-vismaatlat voor overgangswateren

RAVON Vissenweekend 2014 Zeeland

Opvolgen van het visbestand in het overstromingsgebied Bergenmeersen

INBO Vlaanderen. IMARES Wageningen UR

Maatlat vissen in estuaria KRW watertype O2

Visbestandopnames op enkele wateren in het bekken van de Zeeschelde ( )

inbo Visbestandopnames op de Rupel en Durme (2006). Jan Breine, Ilse Simoens en Gerlinde Van Thuyne April 2006 Rupel, Terhagen Vlaamse Gemeenschap

Vismonitoring 2008, Overgangswater: Westerschelde en Zoute Meren: Veerse meer.

Het visbestand in de getijde Dijle en Beneden Nete Viscampagnes 2014 INSTITUUT NATUUR- EN BOSONDERZOEK

Visbestandopnames op de Isabellawatering, de Zwarte Sluisbeek en de Nieuwe kale (2006)

Opvolging van het visbestand van de Zeeschelde

Opvolging van het visbestand van de Zeeschelde Resultaten voor 2007

Visbestandopnames op de Grote Nete 2012-Bemonsteringsverslag

Opvolging van het visbestand van de Zeeschelde

Opvolging van het visbestand van de Zeeschelde: resultaten voor 2010.

Opvolging van het visbestand van de Zeeschelde: resultaten voor 2011

Visbestandopnames op het Kanaal van Roeselare naar de Leie (2004).

'0 inbo. Opvolging van het visbestand van het Zeeschelde-estuarium met ankerkuilviserij 0 SÍ. Resultaten voor Jan Breine en G erlinde Van Thuyne

Visbestandopnames op het kanaal Nieuwpoort-Duinkerke (2005).

Joachim Maes Katholieke Universiteit Leuven Laboratorium voor Aquatische Ecologie 03 december 2004

Visbestandopnames op de IJzer Bemonsteringsverslag

PROJECTNUMMER C ONZE REFERENTIE A

Opvolging van het visbestand van de Zeeschelde

Visbestandopnames op de Zwalm en zijbeken 2012-Bemonsteringsverslag

Joachim Maes Bram Geysen Maarten Stevens Frans Ollevier Jan Breine Claude Belpaire

Visbestanden op enkele waterlopen gelegen in het bekken van de Gentse kanalen (2002).

Ankerkuilmonitoring Westerschelde: resultaten Auteurs: I.J. de Boois, M. van Asch, A.S. Couperus. Wageningen Marine Research Rapport C113/16

Wageningen. Vismonitoring 2008, Overgangswater: Westerschelde en Zoute Meren: Veerse meer. P.C. Goudswaard & I.J. de Boois.

Visbemonstering de Zandmotor

Provinciaal Centrum voor Milieuonderzoek. Onderzoek naar de visstand in de polders van Kruibeke

Visbestandopnames op enkele wateren in het bekken van de Zeeschelde (2010).

inbo Visbestandopnames op de Gaverbeek (2006) Gerlinde Van Thuyne en Jan Breine INBO.R

VISSTANDSONDERZOEK OP DE LEIEMEANDER TE WEVELGEM, West-Vlaanderen Burg 2B B-8000 Brugge. Duboislaan 14 B-1560 Hoeilaart-Groenendaal

! " # # $ ( ) * +, ( " - +. ( '. / / #

Visbestandopnames op de Grensmaas 2012-Bemonsteringsverslag

Vismonitoring Overgangswater: Westerschelde en Zoute Meren: Veerse Meer en Grevelingen

Visbestandopnames op de Poperingevaart en enkele waterlopen gelegen in het IJzerbekken (2006)

Visbestanden op het kanaal van leper naar de IJzer (2002). Gerlinde Van Thuyne11) Sven Vrielynck(2>

Vissen als gezondheidsindicatoren voor de toestand van het Zeeschelde-ecosysteem

inbo Visbestandopnames op de Damse Vaart. Gerlinde Van Thuyne, Sven Vrielynck en Jan Breine INBO.R

Vis in de Waddenzee wat vertelt de monitoring ons (en wat niet)? 6 april, Ingrid Tulp & Loes Bolle

Vismonitoring Grote Kreek Ouwerkerk. Terugvangproef bot en tarbot 2018

Visbestanden op het Kanaal Charleroi-Brussel-Schelde (2002).

1. Inleiding Beschrijving visfauna Oosterschelde... 5

Visbestandopnames op de Zuid-Willemsvaart (2010)

Transcriptie:

INBO.R.2012.16 INBO.R.2013.8 Wetenschappelijke instelling van de Vlaamse overheid INBO Groenendaal Duboislaan 14 1560 Groenendaal T: +32 2 658 04 10 F: +32 2 657 96 82 E: info@inbo.be www.inbo.be Het visbestand in het IJzer-estuarium Viscampagnes 2008-2012 Jan Breine, Gerlinde Van Thuyne INBO.R.2013.8.indd 1 26/06/13 16:11

Auteurs: Jan Breine, Gerlinde Van Thuyne Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek Het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO) is het Vlaams onderzoeks- en kenniscentrum voor natuur en het duurzame beheer en gebruik ervan. Het INBO verricht onderzoek en levert kennis aan al wie het beleid voorbereidt, uitvoert of erin geïnteresseerd is. Vestiging: INBO Groenendaal Duboislaan 14, 1560 Groenendaal www.inbo.be e-mail: jan.breine@inbo.be Wijze van citeren: Breine, J., Van Thuyne G..(2013). Het visbestand in het IJzer-estuarium: Viscampagnes 2008-2012. INBO.R. 2013.8. Rapporten van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek 2013 (INBO.R. 2013.8). Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, Brussel. D/2013/3241/030 INBO.R.2013.8 ISSN: 1782-9054 Verantwoordelijke uitgever: Jurgen Tack Druk: Managementondersteunende Diensten van de Vlaamse overheid Foto cover: Jan Breine 2013, Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek

Het visbestand in het IJzerestuarium Viscampagnes 2008-2012 Jan Breine en Gerlinde Van Thuyne INBO.R.2013.8 D/2012/3241/377

Dankwoord/Voorwoord Tijdens de viscampagnes werden we geholpen door: Danny Bombaerts, Bart Burms (student), Jean-Pierre Croonen, Adinda De Bruyn, Marc Dewit, Linde Galle, Jimmy Ghysels, Kenny Hessel, Maurice Hoffmann, Jikke Janssens, Isabel Lambeens, Yves Maes, Johan Moysons, Ken Perremans, Jeroen Speybroeck, Filiep T Jollijn, Alain Vanderkelen, Jochem van Bruyssel (student), Thomas Van Dessel, Frederic Van Lierop, Jelle Van Overberghe en Jens Verschaeren (student). Dank je wel. Tenslotte dank je wel Luc De Bruyn voor het nalezen van het rapport. 2 www.inbo.be

English abstract Between 2008 and 2012 researchers of the Research Institute for Nature and Forest (INBO) performed several fish surveys in the IJzer estuary. We selected four locations nearby the banks and used paired fyke nets to survey the fish assemblages. In total 45 fish species were caught. Largest numbers of fish were caught mainly in spring. Overall seabass, flounder, common goby and fivebeard rockling dominate in numbers. Seasonal differences in the relative number of individuals caught are apparent. In spring we mainly caught fivebeard rockling, eelpout, sand smelt, plaice and Atlantic cod. In summer these were flounder, eel, whiting and sole. In autumn catches were dominated by seabass, common goby, sand goby and herring. Flounder contributed most to the biomass followed by eel, seabass and fivebeard rockling. Statistical analysis with year data showed that the species composition changed slightly over the years. Seasonal pattern could be seen. When analysing the catches on a site level seasonal and yearly differences are observed. The length frequency distribution indicated that the following species use the estuary as a nursery: flounder, fivebeard rockling, thinlip harder, seabass, herring, sole and pouting. A fish-based index was developed comprising five metrics. Metric values were calculated using data obtained within one year. The calculated values were scored by using a reference reflecting the maximal ecological potential status. The estuary scores moderate in all tested years. www.inbo.be 3

Inhoud 1 Inleiding... 6 2 Materiaal en methoden... 7 2.1 Het studiegebied... 7 2.2 Staalnamestations en waterkwaliteit... 7 2.3 Bemonsteringsmethodes... 8 2.4 Verwerken van de gegevens... 8 3 Resultaten en discussie... 10 3.1 Overzicht van de abiotische data 2008-2012... 10 3.2 Overzicht van het visbestand aan de hand van steekproeven met fuiken 2008-2012... 11 3.2.1 Soorten... 11 3.2.2 Aantal en gewicht... 14 3.3 Statistische analyse van het visbestand in het IJzer-estuarium aan de hand van steekproeven 2008-2012... 22 3.3.1 Temporele variatie... 22 3.3.2 Spatiale variatie... 23 3.4 Lengte frequenties... 27 3.4.1 Paling... 28 3.4.2 Bot... 28 3.4.3 Haring... 29 3.4.4 Puitaal... 29 3.4.5 Steenbolk... 30 3.4.6 Vijfdradige meun... 30 3.4.7 Zeebaars... 31 3.4.8 Tong... 31 3.4.9 Dunlipharder... 32 3.4.10 Koornaarvis... 32 3.5 Conditie factor... 33 4 www.inbo.be

3.5.1 Paling... 33 3.5.2 Bot... 34 3.5.3 Haring... 35 3.5.4 Puitaal... 35 3.5.5 Steenbolk... 36 3.5.6 Vijfdradige meun... 37 3.5.7 Zeebaars... 37 3.5.8 Tong... 38 3.5.9 Dunlipharder... 39 3.5.10 Koornaarvis... 39 3.6 Visindex... 40 3.6.1 Kandidaatmetrieken... 40 3.6.2 Selectie van de metrieken... 43 3.6.3 Scoren van de geselecteerde metrieken... 46 4 Samenvatting en besluiten... 49 5 Bijlagen... 50 5.1 Vangstresultaten in het IJzer-estuarium (2008-2012)... 50 6 Referenties... 55 www.inbo.be 5

1 Inleiding Het INBO voerde in de periode 2008-2012 verschillende viscampagnes uit in het IJzer-estuarium. Voor het bepalen van de biodiversiteit van de visgemeenschap maakten we gebruik van dubbele schietfuiken. Vier locaties werden meermaals per jaar bemonsterd. In 2008 werd er gerapporteerd over het maximaal en goed ecologisch potentieel voor vissen in de havengeul van de IJzer (Speybroeck et al., 2008). In dit rapport bespreken we de vissamenstelling in het IJzer-estuarium, gaan we dieper in op seizoenale patronen en wordt voor de meest abundante soorten lengte frequenties besproken en de conditiefactor berekend. Tenslotte wordt de voorlopige visindex aangepast. 6 www.inbo.be

2 Materiaal en methoden 2.1 Het studiegebied De IJzer ontspringt in Kassel te Frankrijk en mondt uit in Nieuwpoort via de Ganzepoot. De IJzer is 78 km lang waarvan er 45 km gelegen is op Belgisch grondgebied. De getijde-ijzer is ongeveer 3 km lang en strekt zich uit van de monding in de Noordzee tot het Sluizencomplex van de Ganzepoot. Het gebied dat we bemonsterden ligt stroomafwaarts het schor (Fig. 1). De linkeroever van de IJzer is verstevigd met betonnen kaaimuren. In september 2008 starten de werken voor het vervangen van deze muren. In 2013 zullen ook de muren stroomafwaarts het schor aan de rechteroever worden vervangen. 2.2 Staalnamestations en waterkwaliteit Er is weinig verschil wat betreft habitattype tussen de vier locaties (Fig. 1). Ze liggen alle vier buiten de vaargeul nabij de kaaimuur (F3 en F4, stroomopwaarts de overzet) of nabij het houten staketsel (F1 en F2, stroomafwaarts de overzet). Alle locaties hebben een zandbodem. Figuur 1. De beviste locaties in het IJzer-estuarium (2008-2012) (foto Google Earth, bewerking Yves Maes). Tijdens de viscampagnes werd de waterkwaliteit genoteerd. We noteerden de watertemperatuur, zuurstofgehalte, zuurgraad, geleidbaarheid en turbiditeit. Ontbrekende gegevens werden opgezocht bij de Vlaamse Milieumaatschappij (http://www.vmm.be/geoview/). www.inbo.be 7

2.3 Bemonsteringsmethodes Het visbestand werd bemonsterd met dubbele schietfuiken (type 120/90) voorzien van een keerwand om te voorkomen dat zeehonden in de netten zwemmen en verdrinken (Fig. 2). Elke schietfuik heeft twee 7.7 m lange fuiken, waartussen een net van 11 meter gespannen is. Een fuik bestaat uit een reeks van hoepels waar een net rond bevestigd is. De grootste hoepel vooraan (diameter 90 cm), die open is, heeft onderaan een afgeplatte vorm van 120 cm zodat de hele fuik recht blijft staan. Aan deze koepel bevestigden we een zeehond keerwand. Aan het andere uiteinde (maaswijdte 8 mm) wordt de fuik geopend en leeg gemaakt. Het overlangs net dat tussen de twee fuiken gespannen is, is bovenaan voorzien van vlotters en van een loodlijn onderaan, zodat het goed opgespannen kan worden. Vissen die tegen het overlangs net zwemmen, worden in één van de fuiken geleid. Binnenin de fuiken bevinden zich een aantal trechtervormige netten waarvan het smalle uiteinde naar achter is bevestigd. Eenmaal de vissen een trechter gepasseerd zijn, kunnen ze niet meer terug. De fuiken staan 48 uur op locatie en worden om de 24 uur leeggemaakt. Figuur 2. Dubbele schietfuik voorzien van zeehond keerwand in het IJzer-estuarium (Foto: Jan Breine). De gevangen vissen worden ter plaatse geïdentificeerd, geteld en gemeten. Daarna worden de vissen teruggezet in het estuarium. 2.4 Verwerken van de gegevens Het aantal individuen en biomassa gevangen met fuiken wordt omgerekend naar aantallen en biomassa per fuikdag. 8 www.inbo.be

Statistische analyses werden uitgevoerd met data van voorjaar, zomer en najaar 2009 tot en met 2012. In 2008 werd er niet in de zomer gevist en daarom worden de 2008 vangsten enkel gebruikt samen met de vooren najaarsvangsten van de overige jaren. Om de data statistisch te vergelijken werden alle gegevens omgerekend naar relatieve abundantie (% van de totale vangst per locatie, per jaar en per seizoen). We voerden met deze getransformeerde data een verkennende visuele analyse uit door middel van een eentoppig (DCA) responsmodel (Detrendend Correspondence Analysis) ordinatie om jaar en seizoenale patronen te visualiseren. Bij deze methode worden de data geprojecteerd op twee ordinatieassen. De methode is aangewezen bij het interpreteren van n- dimensionele datasets. We namen als afstandsmaat Bray-Curis daar deze methode rekening houdt met zowel aantallen als soorten. Voor het vergelijken van de vangsten in de verschillende locaties werden naast de DCA ook verschillende cluster analyses toegepast (Hierarchische clusteranalyse, complete linkage en Ward). Voor het berekenen van de lengte frequenties van de meest abundante soorten werden relatieve percentuele aantallen gebruikt. Voor het berekenen van de conditiefactor K van de meest abundante soorten transformeren we de lengte en gewicht waarden (logx+1) om een lineaire relatie te bekomen tussen gewicht en lengte (logg=loga+blogl) waarbij K = G/La (G= gewicht in g; L= totale lengte in cm en a= regressiefactor uit de lengte gewichtsverhouding). Een combinatie van correlatie analyse (Pearson) en Principaal Component Analyse (PCA) wordt toegepast op de berekende waarden van de kandidaatmetrieken voor de selectie van de uiteindelijke metrieken. We gebruikten R als statistisch programma (versie R.2.14.1). www.inbo.be 9

3 Resultaten en discussie 3.1 Overzicht van de abiotische data 2008-2012 Tabel 1. Omgeving parameters gemeten op het moment van de staalname in het IJzer-estuarium (2008-2012) * data van de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) Datum Watertemperatuur ( C) O2 (mg/l) O2 (%) ph Turbiditeit (NTU) Conductiviteit (µs/cm) 3/03/2008* 8,6 10,70 103,0 8,20 18820 2/09/08 18,0 7,83 83,6 7,88 208,0 4600 3/09/08 17,2 7,22 76,7 7,96 2430 4/09/08 16,6 7,35 79,1 7,94 5034 5/09/08 16,9 8,08 85,1 7,93 4490 2/03/2009* 8,3 11,10 95,0 8,10 2320 6/07/2009* 21,0 8,10 99,0 8,00 20800 7/09/2009* 18,7 8,00 90,0 8,00 20400 3/03/10 5,2 11,63 7,17 4910 4/03/10 4,6 11,33 7,42 4670 5/03/10 4,7 11,37 7,76 1460 15/06/10 16,1 7,98 7,98 3970 16/06/10 17,0 9,06 8,02 4180 17/06/10 17,4 7,31 7,95 4760 28/09/10 14,6 7,74 7,7 8,90 3220 29/09/10 14,9 7,84 77,4 7,74 120,0 3950 30/09/10 15,6 8,11 82,4 7,60 85,2 4410 23/03/11 8,1 13,34 110,2 8,12 50,9 24100 24/03/11 8,6 13,53 113,7 8,60 55,2 24900 24/03/11 8,6 13,53 113,7 8,60 55,2 24900 2/08/11 19,2 8,10 88,2 7,87 83,3 53800 3/08/11 19,3 8,76 95,5 7,97 24,7 54700 18/11/11 9,3 10,52 92,3 7,98 31,4 51200 14/03/12 10,0 10,16 88,5 7,69 63,4 16000 15/03/12 10,6 9,46 84,2 7,61 46,3 13690 7/08/12 18,9 9,08 97,7 8,14 72,4 55100 8/08/12 18,8 8,73 93,8 8,20 119,0 52900 7/11/12 9,3 9,05 85,1 7,49 79,0 89100 8/11/12 10,1 9,75 87,4 7,53 62,2 12080 In het voorjaar tekenen we, op enkel uitzondering na, altijd de laagste watertemperatuur op (Tabel 1). De gemiddelde watertemperatuur, berekend met de data tussen 2008 en 2012, is in het voorjaar 7.7 C. In de zomer is dat 18.4 C en 14.6 C in het najaar. De zuurstofconcentratie (mg/l) en verzadiging (%) over de jaren heen zijn voldoende hoog en bieden geen probleem voor de visgemeenschappen in het estuarium. De gemiddelde waardes bedragen 11.6 mg/l in het voorjaar, 8.4 mg/l in de zomer en 8.3 mg/l in het najaar. De zuurgraadwaarden liggen tussen de 7.17 en 8.90. Er is geen seizoenaal patroon waarneembaar met een gemiddelde waarde van 7.9 ± 0.1. Turbiditeit werd pas vanaf 2010 gemeten. De hoogste waarden worden in het najaar genoteerd (97.6 NTU gemiddeld). In het voorjaar is dat 54.2 NTU en 74.8 NTU in de zomer. Hoge NTU waarden worden vaak geassocieerd met lagere zuurstofwaarden, maar hier is dat niet het geval. Sedert 10 www.inbo.be

2011 meten we hogere waarden voor de geleidbaarheid. Gemiddeld is de geleidbaarheid het laagst in het voorjaar (13577 µs/cm) en het hoogst in de zomer (31276 µs/cm). Deze parameter is ook een maat voor saliniteit en beïnvloedt naast de temperatuur en zuurstofgehalte de aan- of afwezigheid van bepaalde vissoorten. 3.2 Overzicht van het visbestand aan de hand van steekproeven met fuiken 2008-2012 3.2.1 Soorten In totaal vingen we 45 soorten (Tabel 2). Eén type grondel kon niet tot soort worden gebracht. De resultaten per fuik staan in tabellen 5.1.1 en 5.1.2 in de bijlage. De gildes zijn gebaseerd op het werk van Franco et al. (2008). In het IJzerestuarium komen soorten voor die behoren tot verschillende gildes. Zoetwater soorten planten zich voort in het zoetwater. Hun aanwezigheid in het IJzer-estuarium is te verklaren door uitspoeling via het sluizencomplex. Estuarien residente soorten vervolledigen hun volledige levenscyclus in het estuarium. Marien juveniele soorten migreren meestal in grote aantallen in het estuarium dat ze als opgroeigebied gebruiken. Ook volwassen individuen zwemmen het estuarium in. De marien seizoenale soorten komen eerder accidenteel in het estuarium voor. De meeste diadrome soorten hebben een paaitrek. Voor sommige diadrome soorten heeft de trek naar het nieuwe habitat niets met voortplanting te maken. In de zomer, met uitzondering van 2011, vingen we steeds het laagste aantal soorten (Fig. 3). Meestal vingen we het grootste aantal soorten in het voorjaar. Zonder de 2008 data vingen we in totaal 35 soorten in het voorjaar (38 inclusief 2008), 22 in de zomer en 34 (35) in het najaar. www.inbo.be 11

Figuur 3. Aantal soorten gevangen in het voorjaar, zomer en najaar in het IJzer-estuarium (2008-2012). 12 www.inbo.be

Tabel 2. Soorten vissen en habitat gilde gevangen in het IJzer-estuarium (2008-2012); D: diadrome soort; E: estuariene soort; MJ: marien juveniele soort; MS: marien migrerende soort en Z: zoetwater soort. soort wetenschappelijke naam habitat gilde baars Perca fluviatilis Z bittervoorn Rhodeus sericeus Z blankvoorn Rutilus rutilus Z Platichthys flesus D ervis Pholis gunnellus E brakwatergrondel Pomatoschistus microps E brasem Abramis brama Z dikkopje Pomatoschistus minutus E driedoornige stekelbaars Gasterosteus aculeatus Z/D dunlipharder Liza ramada D fint Alosa fallax D gevlekte grondel Pomatoschistus pictus MS giebel Carassius gibelio Z grauwe poon Eutrigla gurnardus MJ griet Scophthalmus rhombus MJ groene zeedonderpad Taurulus bubalis MS grondel sp. Pomatoschistus sp. E grote zeenaald Syngnathus acus E haring Clupea harengus MJ harnasmannetje Agonus cataphractus E kabeljauw Gadus morhua MJ kleine pieterman Echiichthys vipera MS kolblei Blicca bjoerkna Z koornaarvis Atherina presbyter MJ paling Anguilla anguilla D pollak Pollachius pollachius MS pos Gymnocephalus cernua Z puitaal Zoarces viviparus E rietvoorn Scardinius erythrophthalmus Z schar Limanda limanda MJ schol Pleuronectes platessa MJ slakdolf Liparis liparis E slijmvis Lipophrys pholis MS snoekbaars Stizostedion lucioperca Z spiering Osmerus eperlanus D sprot Sprattus sprattus MS steenbolk Trisopterus luscus MJ tiendoornige stekelbaars Pungitius pungitius Z tong Solea solea MJ vijfdradige meun Ciliata mustela MS wijting Merlangius merlangus MJ winde Leuciscus idus Z zandspiering Ammodytes tobianus E zeebaars Dicentrarchus labrax MJ zeedonderpad Myoxocephalus scorpius E zwarte grondel Gobius niger E www.inbo.be 13

3.2.2 Aantal en gewicht Tabel 3. Aantal vissen per fuikdag gevangen in het IJzer-estuarium (2008-2012); V: voorjaar, Z: zomer en N: najaar; totaal is het werkelijk totaal aantal gevangen individuen. Periode V2008 N2008 V2009 Z2009 N2009 V2010 Z2010 N2010 V2011 Z2011 N2011 V2012 Z2012 N2012 Totaal Fuikdagen 10 16 8 8 8 12 12 12 8 8 8 8 7 8 baars 0,0 0,0 0,1 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,3 0,0 0,0 3 bittervoorn 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,1 0,0 0,0 1 blankvoorn 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,4 0,0 0,1 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 1,0 14 10,7 11,0 17,5 6,9 5,9 9,3 68,1 6,8 10,5 6,8 3,3 6,0 26,7 5,0 1947 ervis 0,0 0,1 0,0 0,0 0,3 0,0 0,0 0,3 0,1 0,5 0,0 0,4 0,0 0,0 14 brakwatergrondel 0,0 0,3 0,0 0,0 0,0 0,8 0,0 48,5 2,4 0,5 0,0 23,6 0,1 0,1 809 brasem 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 77,5 620 dikkopje 0,5 3,4 0,6 0,0 0,3 0,2 0,3 0,0 1,9 0,0 9,8 17,6 0,1 22,4 408 driedoornige stekelbaars 0,5 0,0 1,5 0,0 0,0 1,7 0,0 0,1 1,5 0,0 0,0 0,6 0,0 9,5 131 dunlipharder 1,3 0,2 0,1 0,0 0,0 0,3 0,0 0,1 0,1 0,0 0,0 0,0 0,0 0,3 25 fint 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,1 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 1 gevlekte grondel 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,1 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 1 giebel 0,1 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 1 grauwe poon 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,3 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 2 griet 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,1 0,0 0,0 1 groene zeedonderpad 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,8 0,2 0,3 0,3 0,1 0,0 0,1 0,0 0,4 23 grondel sp. 0,0 0,1 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 1 grote zeenaald 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,1 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 1 haring 0,0 21,1 0,3 0,0 4,4 0,1 0,0 0,5 0,1 0,5 7,9 1,3 0,0 0,3 398 harnasmannetje 0,1 0,0 0,0 0,0 0,1 0,2 0,0 0,0 1,6 0,0 0,0 0,1 0,1 0,3 21 kabeljauw 0,2 0,1 0,8 0,0 0,1 2,2 1,3 0,1 2,9 0,3 0,0 1,3 0,1 1,9 105 kleine pieterman 0,1 0,3 0,0 0,1 0,0 0,0 0,1 0,1 0,0 0,0 0,0 0,0 0,9 0,0 14 kolblei 0,1 0,0 0,0 0,0 0,0 0,3 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 4 koornaarvis 1,4 0,6 0,0 0,0 0,5 0,4 0,0 1,2 2,6 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 68 paling 0,2 2,6 0,1 3,0 8,0 0,3 5,1 8,8 0,1 7,4 0,1 0,1 12,7 1,6 465 pollak 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 2,8 22 pos 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,1 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,1 2 puitaal 0,2 0,3 2,5 0,8 0,4 2,1 1,5 0,4 2,4 0,5 1,9 6,8 1,1 2,8 191 rietvoorn 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,1 0,0 0,1 2 schar 0,1 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,1 0,0 0,0 0,3 0,0 0,0 0,0 2 schol 0,0 0,0 0,8 0,8 0,0 0,2 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 5,4 0,0 0,0 57 slakdolf 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,1 0,0 0,0 0,0 0,0 0,1 0,0 2 slijmvis 0,0 0,0 0,1 0,1 0,1 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 1 snoekbaars 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,1 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 3 spiering 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,1 0,0 0,1 0,0 0,0 0,1 2 sprot 0,3 0,0 0,0 3,0 0,0 0,0 0,0 1,3 0,0 0,0 1,3 1,5 0,0 0,0 54 steenbolk 0,0 2,8 0,0 2,6 0,0 0,0 0,9 0,0 0,0 0,6 0,1 0,0 0,4 0,1 85 tiendoornige stekelbaars 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,1 0,0 0,3 3 tong 0,4 1,7 1,3 0,0 0,5 1,8 0,5 1,8 3,6 3,3 0,3 0,9 15,1 0,0 261 vijfdradige meun 16,9 2,6 16,5 0,0 1,9 2,4 0,3 4,1 2,4 0,3 7,4 3,0 0,4 18,1 632 wijting 0,1 0,0 0,1 0,5 0,3 0,0 0,0 0,3 0,0 1,6 2,6 0,1 3,0 0,6 51 winde 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,1 0,0 0,0 1 zandspiering 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,1 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 1 zeebaars 3,4 80,1 30,1 0,9 8,6 10,3 0,5 49,3 26,6 2,4 38,4 25,4 2,9 39,9 3126 zeedonderpad 0,3 0,1 0,4 0,4 0,8 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,5 0,1 0,3 1,0 27 zwarte grondel 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,1 0,0 0,1 0,0 0,0 0,0 0,1 3 Zeebaars en worden in alle campagnes gevangen, zeebaars is ook de in totaal meest gevangen soort (laatste kolom Tabel 3) gevolgd door. Brakwatergrondel wordt in meer dan de helft van de campagnes gevangen en de goede vangst in het najaar 2010 maakt dat deze soort de derde plaats inneemt van meest gevangen soorten. Vijfdradige meun neemt de vierde plaats in en werd in - op één na - alle campagnes gevangen. Brasem neemt de vijfde plaats in, wat opmerkelijk is aangezien deze soort slechts in de campagne van het najaar 2012 werd gevangen (vangst van veel juveniele brasems.). Het grootste aantal individuen per fuikdag is met uitzondering van 2009 het hoogst in het najaar (Fig. 4). Het gemiddeld vangstaantal per fuikdag in het najaar bedraagt 108.9 individuen wat overeenkomt met 51.4% van de totale vangst. In het voorjaar is het gemiddeld aantal 59.6 (31.9%) en in de zomer is dat 47 (20.9%). 14 www.inbo.be

Figuur 4. Aantal gevangen vissen per fuikdag in de verschillende seizoenen in het IJzer-estuarium (2008-2012). Voor de 18 meest gevangen soorten in het IJzer-estuarium berekenden we het aantal individuen gevangen per fuikdag in de verschillende seizoenen (Fig. 5). 250 200 150 100 50 voorjaar zomer najaar 0 Figuur 5. Totaal aantal vissen per fuikdag voor de 18 meest gevangen soorten in de verschillende seizoenen in het IJzer-estuarium (2008-2012). www.inbo.be 15

In het voorjaar worden vooral vijfdradige meun, puitaal, koornaarvis, schol en kabeljauw gevangen. In de zomer zijn dat, paling, wijting en tong. In het najaar worden vooral zeebaars, brakwatergrondel, dikkopje en haring gevangen. Brasem (zoetwatersoort) werd enkel in het najaar 2012 gevangen. De aanwezigheid van de jonge brasem is het gevolg van een uitspoeling en is dus zeker geen regelmatige gast in het estuarium. Voor 19 soorten werd het hoogste aantal individuen in het voorjaar gevangen, 7 in de zomer en 19 in het najaar (Tabel 4). 16 www.inbo.be

Tabel 4. Totaal aantal individuen (ind/fuikdag) gevangen per seizoen in het IJzer-estuarium (2008-2012). soort voorjaar zomer najaar baars 0,4 0,0 0,0 bittervoorn 0,1 0,0 0,0 blankvoorn 0,4 0,0 1,1 58,5 108,4 31,9 ervis 0,5 0,5 0,6 brakwatergrondel 26,8 0,6 48,9 brasem 0,0 0,0 77,5 dikkopje 21,0 0,4 35,8 driedoornige stekelbaars 6,0 0,0 9,6 dunlipharder 2,4 0,0 0,5 fint 0,1 0,0 0,0 gevlekte grondel 0,0 0,0 0,1 giebel 0,1 0,0 0,0 grauwe poon 0,3 0,0 0,0 griet 0,1 0,0 0,0 groene zeedonderpad 1,2 0,3 0,7 grondel sp. 0,0 0,0 0,1 grote zeenaald 0,1 0,0 0,0 haring 1,7 0,5 34,1 harnasmannetje 2,1 0,1 0,4 kabeljauw 7,3 1,7 2,2 kleine pieterman 0,1 1,1 0,3 kolblei 0,4 0,0 0,0 koornaarvis 5,0 0,0 2,3 paling 0,9 28,2 21,1 pollak 0,0 0,0 2,8 pos 0,1 0,0 0,1 puitaal 14,0 3,9 5,7 rietvoorn 0,1 0,0 0,1 schar 0,1 0,0 0,3 schol 6,3 0,8 0,0 slakdolf 0,0 0,1 0,1 slijmvis 0,1 0,1 0,1 snoekbaars 0,1 0,0 0,0 spiering 0,1 0,0 0,3 sprot 1,9 3,0 2,5 steenbolk 0,0 4,6 3,0 tiendoornige stekelbaars 0,1 0,0 0,3 tong 8,1 18,9 4,2 vijfdradige meun 48,4 0,9 34,1 wijting 0,4 5,1 3,8 winde 0,1 0,0 0,0 zandspiering 0,0 0,0 0,1 zeebaars 97,2 6,6 216,2 zeedonderpad 0,9 0,7 2,3 zwarte grondel 0,0 0,1 0,2 www.inbo.be 17

Tabel 5. Gewicht vissen per fuikdag (in g) gevangen in het IJzer-estuarium (2008-2012); V: voorjaar, Z: zomer en N: najaar, totaal is het werkelijk totaal gewicht in g. Periode V2008 N2008 V2009 Z2009 N2009 V2010 Z2010 N2010 V2011 Z2011 N2011 V2012 Z2012 N2012 Totaal Fuikdag 10 16 8 8 8 12 12 12 8 8 8 8 7 8 baars 0,00 0,0 0,8 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 1,8 0,0 0,0 20,9 bittervoorn 0,00 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,6 0,0 0,0 4,7 blankvoorn 0,00 0,0 0,0 0,0 0,0 7,3 0,0 0,7 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 4,0 128,7 423,13 1970,0 397,0 695,2 1109,8 252,8 222,6 399,5 249,1 515,6 431,3 184,5 970,5 409,6 84978,4 ervis 0,00 0,5 0,0 0,0 2,2 0,0 0,0 1,8 1,9 4,5 0,0 5,2 0,0 0,0 139,8 brakwatergrondel 0,00 1,5 0,0 0,0 0,0 1,4 0,0 96,0 2,6 0,8 0,0 54,3 0,2 0,2 1658,1 brasem 0,00 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 278,4 2227,1 dikkopje 2,00 11,8 0,6 0,0 0,8 0,7 0,4 0,0 3,0 0,0 31,9 47,1 0,3 67,2 1427,4 driedoornige stekelbaars 1,43 0,0 3,8 0,0 0,0 4,5 0,0 0,0 2,8 0,0 0,0 1,1 0,0 13,8 241,2 dunlipharder 12,81 68,1 2,4 0,0 0,0 6,6 0,0 46,5 1,8 0,0 0,0 0,0 0,0 2,4 1907,9 fint 0,00 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 1,3 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 10,6 gevlekte grondel 0,00 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,4 giebel 59,20 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 592 grauwe poon 0,00 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,6 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 4,4 griet 0,00 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,4 0,0 0,0 2,9 groene zeedonderpad 0,00 0,0 0,0 0,0 0,0 10,2 0,3 3,6 5,7 0,6 0,0 1,2 0,0 11,5 320,5 grondel sp. 0,00 0,8 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 12,4 grote zeenaald 0,00 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 3,8 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 30,1 haring 0,00 49,6 0,8 0,0 4,2 0,3 0,0 1,8 0,7 2,1 30,3 13,3 0,0 1,2 1240,1 harnasmannetje 4,90 0,0 0,0 0,0 0,2 0,8 0,0 0,0 6,3 0,0 0,0 0,7 1,3 0,3 127,1 kabeljauw 169,30 63,1 95,9 0,0 100,2 179,0 10,4 9,8 484,2 6,7 0,0 191,2 4,4 429,3 15583,4 kleine pieterman 1,50 3,4 0,0 3,6 0,0 0,0 0,5 0,8 0,0 0,0 0,0 0,0 7,4 0,0 165,1 kolblei 0,78 0,0 0,0 0,0 0,0 18,1 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 224,8 koornaarvis 18,80 4,2 0,0 0,0 2,6 2,5 0,0 4,7 13,5 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 470,3 paling 50,10 403,8 3,5 1078,4 1270,4 85,2 723,2 985,6 50,8 1414,6 56,9 61,4 1928,5 273,5 75664,3 pollak 0,00 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 315,4 2523,2 pos 0,00 0,0 0,0 0,0 0,0 2,3 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,7 33,6 puitaal 7,50 6,8 91,0 36,8 16,8 60,4 63,8 27,1 90,5 40,5 100,0 225,6 31,0 86,5 7716,5 rietvoorn 0,00 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 1,1 0,0 11,6 101,6 schar 1,70 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 7,2 0,0 0,0 22,1 0,0 0,0 0,0 280,8 schol 0,00 0,0 9,1 4,7 0,0 4,4 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 193,1 0,0 0,0 1707,8 slakdolf 0,00 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,2 0,0 0,0 0,0 0,0 0,6 0,0 6,6 slijmvis 0,00 0,0 0,3 1,6 0,9 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 22 snoekbaars 0,00 0,0 0,0 0,0 0,0 0,5 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 5,6 spiering 0,00 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 1,2 0,0 1,4 0,0 0,0 1,2 29,7 sprot 3,35 0,0 0,0 5,1 0,0 0,0 0,0 6,0 0,0 0,0 5,6 9,0 0,0 0,0 262,3 steenbolk 0,00 86,4 0,0 52,2 0,0 0,0 6,1 0,0 0,0 19,5 7,7 0,0 5,8 8,5 2197,8 tiendoornige stekelbaars 0,00 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,1 0,0 0,3 2,6 tong 44,00 187,3 35,7 0,0 3,6 29,9 28,6 23,8 88,6 193,7 14,9 75,5 1870,6 0,0 20814,8 vijfdradige meun 941,79 64,3 565,5 0,0 55,7 79,0 12,0 97,9 125,4 12,2 474,3 143,4 18,1 856,3 30702,3 wijting 6,70 0,0 7,6 3,6 19,0 0,0 0,0 13,4 0,0 28,1 270,8 18,6 76,4 67,3 4081,7 winde 0,00 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 2,5 0,0 0,0 19,6 zandspiering 0,00 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 1,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 12,1 zeebaars 74,47 928,9 327,2 27,1 737,1 105,6 210,1 620,7 274,3 216,2 331,8 294,1 201,9 422,6 49299,4 zeedonderpad 5,60 0,2 11,0 1,7 6,3 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 16,0 1,0 1,7 10,6 442,7 zwarte grondel 0,00 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,1 0,0 0,8 0,0 0,0 0,0 0,3 9,9 Bot draagt het meest bij tot de gevangen biomassa (Tabel 5). Daarna volgen paling, zeebaars en vijfdradige meun. Het plaatsen van de keerwanden op de fuikopeningen (vanaf 2009) heeft wel een effect op de biomassa daar de grotere exemplaren niet meer gevangen werden. We gebruiken de relatieve aantallen en gewichten voor het bepalen van de vissamenstelling in het IJzerestuarium. In figuren 6 en 7 geven we per jaar de seizoenale samenstelling op basis van het aantal en gewicht van de gevangen vissen. Soorten met een relatieve bijdrage onder de 5% worden als rest gegroepeerd. 18 www.inbo.be

n= 369 rest 16% V2008 n= 2035 rest 12% N2008 zeebaars 9% vijfdradige meun 46% 9% haring 16% zeebaars 63% 29% n= 582 vijfdradige meun 23% rest 12% V2009 zeebaars 41% n= 152 steenbolk 14% rest 18% Z2009 36% n= 256 vijfdradige meun 6% haring 14% rest 10% N2009 zeebaars 27% 24% sprot 16% paling 16% 18% paling 25% n= 403 tong 5% rest 17% V2010 zeebaars 31% n= 944 paling 6% Z2010 rest 7% n= 1489 paling 7% 5% rest 9% N2010 zeebaars 40% puitaal 6% kabeljauw 6% vijfdradige meun 7% 28% 87% brakwater grondel 39% n= 478 V2011 n= 198 rest 14% Z2011 n= 590 rest 14% N2011 rest 32% zeebaars 44% wijting 6% zeebaars 10% paling 30% vijfdradige meun 10% haring 11% zeebaars 52% n= 761 6% puitaal 7% tong 6% schol 6% rest 11% 18% V2012 zeebaars 27% n= 450 paling 20% tong 13% rest 15% Z2012 27% 41% n= 1489 driedoornige stekelbaars 5% vijfdradige meun 10% dikkopje 12% dikkopje 13% rest 10% N2012 brasem 42% dikkopje 18% brakwater grondel 25% tong 24% zeebaars 21% Figuur 6. Relatieve samenstelling van het visbestand in het IJzer-estuarium volgens de voorjaar (V), zomer (Z) en najaar (N) steekproeven van 2008 tot en 2012 op basis van het aantal gevangen vissen (n = het totaal aantal vissen in de steekproef). In 2008 vingen we in het voorjaar heel veel vijfdradige meun. De vrouwtjes zaten vol eitjes. Daarnaast werd veel en zeebaars gevangen. In het najaar domineerde zeebaars en haring. In het voorjaar 2009 waren de www.inbo.be 19

meest abundant gevangen soorten zeebaars, en vijfdradige meun. In de zomer vingen we vooral, paling, sprot en steenbolk. In het najaar was zeebaars opnieuw de meest abundant gevangen vis gevolgd door paling, en haring. In het voorjaar 2010 hadden we opnieuw een dominantie van zeebaars, en vijfdradige meun maar werden andere soorten ook wel in grotere aantallen gevangen. In de zomer 2010 overheerste en in het najaar waren dat zeebaars en brakwatergrondel. In 2011 zien we opnieuw een dominantie van zeebaars en, maar werd er ook veel tong gevangen. Het relatief aantal tongen is ook groot in de zomer 2011 waar paling en domineerden. In het najaar 2011 zijn zeebaars en haring opnieuw in grote aantallen gevangen maar ook veel dikkopjes en vijfdradige meun. In het voorjaar 2012 werd er vooral zeebaars, brakwatergrondel en dikkopjes gevangen. In de zomer vingen we dan veel, tong en paling. In het najaar 2012 hebben we dan een grote hoeveelheid brasem en opnieuw veel zeebaars en dikkopjes gevangen. De variatie tussen de seizoenen, wat het relatief aantal individuen per soort betreft, kan sterk verschillen. 20 www.inbo.be

V2008 N2008 n= 369 rest 16% n= 2035 rest 14% kabeljauw 9% paling 11% vijfdradige meun 52% 51% 23% zeebaars 24% n= 582 kabeljauw 6% puitaal 6% V2009 rest 5% vijfdradige meun 36% n= 152 Z2009 rest 7% n= 256 zeebaars 22% N2009 rest 7% paling 38% zeebaars 21% 36% paling 57% 26% 33% n= 403 rest 11% V2010 n= 944 rest 10% Z2010 n= 1489 rest 15% N2010 vijfdradige meun 9% puitaal 7% 30% zeebaars 16% 17% paling 42% paling 10% zeebaars 12% kabeljauw 21% 17% paling 57% zeebaars 26% n= 478 puitaal 6% tong 6% V2011 rest 7% kabeljauw 34% n= 198 zeebaars 9% tong 8% Z2011 rest 5% n= 590 puitaal 6% rest 10% N2011 vijfdradige meun 26% vijfdradige meun 9% 21% paling 57% wijting 15% n= 761 vijfdradige meun 9% 18% 12% rest 19% kabeljauw 13% V2012 zeebaars 20% zeebaars 19% schol 13% puitaal 15% n= 450 19% tong 36% Z2012 rest 7% paling 38% n= 1489 brasem 8% pollak 10% zeebaars 19% paling 8% 13% rest 9% N2012 zeebaars 13% 24% vijfdradige meun 26% kabeljauw 13% Figuur 7. Relatieve samenstelling van het visbestand in het IJzer-estuarium volgens de voorjaar (V), zomer (Z) en najaar (N) steekproeven van 2008 tot en 2012 op basis van de biomassa van de gevangen vissen (n = het totaal aantal vissen in de steekproef). In het voorjaar 2008 droegen vijfdradige meun en het meest bij tot de biomassa. In het najaar van 2008 waren dat vooral, zeebaars en paling. In het voorjaar 2009 was het opnieuw vijfdradige meun en die www.inbo.be 21

bijdroegen aan de biomassa maar ook zeebaars. In de zomer 2009 was de biomassa van paling en het hoogst net als in de winter waar ook zeebaars een aanzienlijke bijdrage had. Ook in het voorjaar 2010 was de biomassa van hoog, maar was de bijdrage van vijfdradige meun wat kleiner en werd er meer gewicht kabeljauw, zeebaars en paling genoteerd. In de zomer en winter hebben we opnieuw een dominantie van paling en alsook van zeebaars. In het voorjaar 2011 wordt het merendeel van de biomassa bepaald door kabeljauw, zeebaars en. In de zomer krijgen we een gelijkaardige biomassabijdrage als in 2010 maar in het najaar was het vooral vijfdradige meun,, zeebaars en wijting die bijdroegen aan de biomassa terwijl de gewichtsbijdrage van paling zeer klein was (<5%). In het voorjaar 2012 bepaalden vooral zeebaars, puitaal, schol, kabeljauw en de biomassa. In de zomer domineerde paling opnieuw alsook tong en. Opnieuw zien we dat in het najaar vijfdradige meun aanzienlijk bijdroeg tot de biomassa gevolgd door zeebaars, en pollak. 3.3 Statistische analyse van het visbestand in het IJzerestuarium aan de hand van steekproeven 2008-2012 3.3.1 Temporele variatie Voor de jaar analyses gebruiken we de gegevens van 2009 tot en met 2012. We nemen enkel de 20 meest abundant gevangen vissoorten mee in de analyse. De DCA van de fuikvangsten, gegroepeerd per jaar, zijn weergegeven in figuur 8. De eigenwaarde van de eerste as is 0.13 wat aantoont dat de verschillen niet groot zijn. 2010 onderscheidt zich van de andere jaren door de aanwezigheid van brakwatergrondel terwijl brasem en pollak 2012 onderscheiden van de andere jaren. Figuur 8 DCA ordinatie met relatieve abundantie gegevens (n= 4) van fuikvangsten in het IJzer-estuarium (2009-2012) (eigenwaarden eerste en tweede as 0.13 en 0.09). 22 www.inbo.be

We herhaalden de oefening met alle gegevens (2008 2012) om seizoenale verschillen te analyseren (Fig. 9). jaar DCA seizoen 2008 2009 sprot 2010 steenbolk 2011 2012 schol Seizoen N V Z zomer dunlipharder zeedonderpad vijfdradige.meun voorjaar haring dikkopje DCA2 0 puitaal najaar brasem paling wijting koornaarvis zeebaars driedoornige.stekelbaars kabeljauw harnasmannetje brakwatergrondel tong 0 DCA1 Figuur 9 DCA ordinatie met relatieve abundantie gegevens (n= 14) van de fuikvangsten (voorjaar zomer en najaardata 2008-2012) in het IJzer-estuarium (eigenwaarden eerste en tweede as 0.46 en 0.20). De biplot van de seizoenale data (Fig. 9) onderscheidt duidelijk de zomer vangsten terwijl er een gedeeltelijke overlap bestaat bij de voor- en najaarsdata. Het aantal paling, tong en wijting in de zomer is groter dan in de andere seizoenen. Steenbolk, sprot en worden ook het meest in de zomer gevangen. In het voorjaar hebben we een vooral vijfdradige meun, puitaal schol en dunlipharder terwijl in het najaar we dan meer zeebaars, brakwatergrondel, dikkopje en haring vangen. Brasem is zoals eerder al vermeld als een artefact te beschouwen. De jaarverschillen zijn in deze plot duidelijker dan in figuur 8. 3.3.2 Spatiale variatie Zoals al vermeld verschillen de locaties niet zo veel wat betreft omgevingsfactoren. Om na te gaan of dat ook gereflecteerd wordt in de vangstsamenstelling hebben we per fuik gekeken naar de jaar en seizoenvangsten. De jaarvangsten, met de 20 meest abundant gevangen vissen in de periode 2008 2012, per fuik zijn weergegeven in figuren 10 en 11. In figuur 10 groeperen we de locaties en in figuur 11 de jaren. www.inbo.be 23

Figuur 10 DCA ordinatie met relatieve abundantie gegevens (n=14) van jaargegevens per fuik (F1-4) in het IJzer estuarium (2008-2012) (eigenwaarden eerste en tweede as 0.46 en 0.20). De volle lijnen groeperen de locaties. Uit de biplot is het duidelijk dat de vangstresultaten tussen de verschillende locaties verschillen. 24 www.inbo.be

Figuur 11 DCA ordinatie met relatieve abundantie gegevens (n=14) van jaargegevens per fuik (F1-4) in het IJzer estuarium (2008-2012) (eigenwaarden eerste en tweede as 0.46 en 0.20). Binnen hetzelfde jaar zijn er al of niet grote verschillen tussen de locaties. Het ene jaar liggen de punten wel dichter bijeen dan het andere. Met andere woorden de verschillen variëren van jaar tot jaar. Zo onderscheiden in 2010 fuiken 3 en 4 zich sterk van de andere twee locaties terwijl in 2012 fuik 2 sterk verschilde. De visgemeenschap op één locatie is sterk verschillend jaar op jaar. De verschillende hiërarchische cluster analyse technieken toonden gelijkaardige verschillen. In figuur 12 geven we de resultaten van een complete linkage cluster analyse waarbij de locaties in hetzelfde jaar dezelfde kleur hebben. Hierbij zijn duidelijk twee grote groepen gemaakt. Net zoals bij de DCA (Fig. 11) liggen de 2008 vangsten in de vier locaties dicht bijeen. In 2009 vormen F1 en F4 een cluster maar is de visgemeenschap in de andere fuiken toch wel sterk verschillend. In 2010 is de gemeenschap gevangen in de fuiken sterk verschillend. 2011 toont twee clusters: fuiken 1 en 2 en fuiken 3 en 4. In 2012 liggen er drie van de vier locaties dicht bijeen. In figuur 13 duiden we de locaties aan. Over de jaren heen zien we dat op de locatie F1 de visgemeenschap sterk verschilde. Behalve voor de 2008 vangsten verschillen de resultaten op locatie F2 minder sterk. In locatie F3 worden de resultaten van 2009, 2010 en 2011 geclusterd de andere resultaten zijn dan weer verschillend. De vangsten in fuik 4 zijn net als in F1 sterk verschillend door de jaren heen. www.inbo.be 25

Figuur 12 Complete linkage clusteranalyse van jaargegevens per fuik (n=20) in het IJzer estuarium (2008-2012). Zelfde kleuraanduiding per jaar. Figuur 13 Complete linkage clusteranalyse van jaargegevens per fuik (n=20) in het IJzer estuarium (2008-2012). Zelfde kleuraanduiding per locatie. 26 www.inbo.be

Met dezelfde data herhaalden we de analyse om seizoenale verschillen per locatie te analyseren. De biplot geeft een kleur aan de locaties en een symbool voor het seizoen. Figuur 14 DCA ordinatie met relatieve abundantie gegevens (n=14) van jaargegevens per fuik (F1-4) in het IJzer estuarium (2008-2012) (eigenwaarden eerste en tweede as 0.46 en 0.20). Net als in figuur 9 zien we dat de zomervangsten duidelijk verschillend zijn van de overige seizoenen. De verschillen tussen de locaties zijn hier ook minder uitgesproken dan in de andere seizoenen. De najaarvangsten van 2012 liggen ver van de overige najaarsvangsten. Naast een gedeeltelijke overlap zijn de voorjaarvangsten verschillend van de najaarsvangsten. 3.4 Lengte frequenties Lengte frequenties zijn van belang omdat ze informatie geven van de leeftijdsopbouw van een soort. Ze kunnen ook gebruikt worden om aan te duiden of een locatie (gebied) functioneert als paaiplaats of kinderkamer. We presenteren lengte frequenties van volgende soorten: paling,, haring, puitaal, steenbolk, vijfdradige meun, zeebaars, tong, dunlipharder en koornaarvis. We merken ook op dat de invoering van het keerwand vanaf 2009 invloed had op de vangst efficiëntie van grote exemplaren van dunlipharder en zeebaars. www.inbo.be 27

3.4.1 Paling 6 5 % paling 4 3 2 1 0 1 4 7 101316192225283134374043464952555861646770737679 cm Figuur 15 Lengte frequentie (%) van totale vangst paling in het IJzer-estuarium 2008-2012 (n= 464). Buiten enkele kleinere exemplaren is het merendeel van de gevangen paling tussen de 22 en 50 cm. Een tweede kleinere groep heeft een lengte tussen de 55 en 64 cm. Daarnaast werden ook grotere exemplaren aangetroffen. 3.4.2 Bot 10 9 8 7 6 5 4 3 2 1 0 % 1 3 5 7 9 11 13 15 17 19 21 23 25 27 29 31 33 35 37 39 41 43 cm Figuur 16 Lengte frequentie (%) van totale vangst in het IJzer-estuarium 2008-2012 (n= 1479). Bot gevangen in het IJzer-estuarium hoort hoofdzakelijk tot de groep met een lengte van 5 tot 17 cm. Het gaat hier vooral om één en tweejarige individuen (Froese & Pauly, 2012). Daarnaast worden ook oudere individuen aangetroffen: >36 cm komt overeen met een leeftijd van 5 jaar (Kroon, 2009). 28 www.inbo.be

3.4.3 Haring 30 25 % haring 20 15 10 5 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 cm Figuur 17 Lengte frequentie (%) van totale vangst haring in het IJzer-estuarium 2008-2012 (n= 172). In het IJzer-estuarium vinden we vooral juveniele haring. Na één jaar zijn de jonge haringen ongeveer 10 cm lang (Brevé, 2007). Volgens Russel (1976) blijven juveniele haringen tot twee jaar in de kraamkamers en bereiken ze dan een lengte van 4.8 tot 5 cm. We vingen geen grote haring exemplaren in de IJzermonding. 3.4.4 Puitaal 10 9 8 7 6 5 4 3 2 1 0 % puitaal 1 3 5 7 9 11 13 15 17 19 21 23 25 27 29 cm Figuur 18 Lengte frequentie (%) van totale vangst puitaal in het IJzer-estuarium 2008-2012 (n= 230). We onderscheiden twee pieken 11-18 cm en 19-24 cm. Volgens Froese en Pauly (2012) is puitaal seksueel rijp tussen de 16 en 18 cm (2 jaar). Naast enkele juveniele exemplaren vangen we hoofdzakelijk volwassen individuen. www.inbo.be 29

3.4.5 Steenbolk 20 18 16 14 12 10 8 6 4 2 0 % steenbolk 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 cm Figuur 19 Lengte frequentie (%) van totale vangst steenbolk in het IJzer-estuarium 2008-2012 (n= 84). Er zijn twee lengte groepen: een kleinere (7-11 cm) en een grotere groep (12-17 cm). Enkel juveniele exemplaren worden in het IJzer-estuarium aangetroffen. Een volwassen steenbolk is ongeveer 21-25 cm (Froese & Pauly, 2012). Juveniele exemplaren leven in scholen. 3.4.6 Vijfdradige meun 14 12 10 8 6 4 2 % vijfdradige meun 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 101112131415161718192021222324252627 cm Figuur 20 Lengte frequentie (%) van totale vangst vijfdradige meun in het IJzer-estuarium 2008-2012 (n= 666). De grafiek toont een groep met een piek (10-18 cm) gevolgd door een groep met een lengte variërend tussen 19 en 25 cm. Volgens Froese & Pauly (2012) is de maximale lengte 25 cm. We hebben toch enkele grotere exemplaren gevangen. De vijfdradige meun verblijft in intertidale waters en heeft een homing gedrag (Gibson, 1999). 30 www.inbo.be

3.4.7 Zeebaars 25 % zeebaars 20 15 10 5 0 1 4 7 10 13 16 19 22 25 28 31 34 37 40 43 46 49 52 55 58 61 cm Figuur 21 Lengte frequentie (%) van totale vangst zeebaars in het IJzer-estuarium 2008-2012 (n= 1788). De groei van zeebaars is afhankelijk van het leefgebied. Na 4 tot 7 jaar zijn ze geslachtsrijp bij een lengte van 35 tot 42 cm (Kroon, 2007). Ze paaien in open water. De larven verplaatsen zich vanaf een lengte van 1 cm naar de kust om er in estuaria op te groeien tot een leeftijd van 4 jaar (30 cm). Daarom vangen we enkel juveniele exemplaren. Er onderscheidt zich duidelijk een grote groep tussen de 6 en 13 cm. 3.4.8 Tong 10 9 8 7 6 5 4 3 2 1 0 % tong 1 3 5 7 9 1113151719212325272931333537394143454749 cm Figuur 22 Lengte frequentie (%) van totale vangst tong in het IJzer-estuarium 2008-2012 (n= 269). Tong is meestal een solitaire vis die in zandige bodems leeft, maar soms pelagiaal is tijdens de voortplantingsmigratie (Muus & Nielsen, 1999). Tong wordt volwassen aan 30 cm. De grafiek toont drie pieken van juveniele vissen die het estuarium als opgroeigebied gebruiken. Dat is het gevolg van het feit dat tong meermaals paait in het voortplantingsseizoen (Murua &. Saborido-Rey, 2003). Sporadisch werd een volwassen exemplaar in het IJzer-estuarium aangetroffen. www.inbo.be 31

3.4.9 Dunlipharder 18 16 14 12 10 8 6 4 2 0 % dunlipharder 1 3 5 7 9 11131517192123252729313335373941434547 cm Figuur 23 Lengte frequentie (%) van totale vangst dunlipharder in het IJzer-estuarium 2008-2012 (n= 25). Naast enkele volwassen individuen (>25 cm) vangen we hoofdzakelijk juvenielen (7-16 cm). De larven zwemmen het estuarium op en gebruiken deze als opgroeigebied (Billard, 1997). Toch zijn er regelmatig waarnemingen van volwassen exemplaren zoals in de Gironde (Rochard & Elie, 1994). 3.4.10 Koornaarvis 45 40 35 30 25 20 15 10 5 0 % koornaarvis 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 cm Figuur 24 Lengte frequentie (%) van totale vangst koornaarvis in het IJzer-estuarium 2008-2012 (n= 64). In de grafiek is één piek duidelijk (7-10 cm) gevolgd door een kleiner piek (11-14 cm). Volgens Lorenzo en Pajuelo (1999) halen individuen het eerste jaar ongeveer 6.9 cm, 10 cm het volgend en 11 cm in het derde jaar (nabij de Canarische eilanden). We hebben enkel gegevens gevonden voor de Noordzee nabij Engeland waar eenjarige koornaarvis 7 cm haalt. Deze soort staat als bedreigd op de Nederlandse rode lijst. Ze zwemmen overdag in scholen in de bovenste waterlaag nabij de kust. Sporadisch zwemmen ze het estuarium binnen. 32 www.inbo.be

3.5 Conditie factor De visconditie kan bepaald worden op basis van de lengte gewichtsverhouding. Per vissoort kan een lengte gewichtsverhouding getoetst worden aan de standaardgroeinorm. Hieruit kan dan de individuele conditiefactor worden berekend. Deze conditiefactor kan berekend worden met volgende formule (uit Bagenal & Tesch, 1978): K = G/La waarbij: G= gewicht in g L= totale lengte in cm a= regressiefactor uit de lengte gewichtsverhouding Voor het berekenen van de regressiefactor transformeren we de lengte en gewicht waarden (logx+1) om een lineaire relatie te bekomen tussen gewicht en lengte (logg=loga+blogl). Outliers werden verwijderd via histogram en densiteit analyse. In de discussie hieronder vergelijken we soms regressiecoëfficiënten van andere studies met onze resultaten. We zijn ons bewust van het feit dat enkel vispopulaties met vergelijkbare lengtes vergeleken kunnen worden (zie ook Bolger & Connoly, 1989) en drukken er dus ook op dat de vergelijkingen enkel illustratief zijn en we geen waarde oordeel over de visconditie geven. 3.5.1 Paling De lineaire regressie van paling (n=464) geeft volgende relatie: G=3.0263L-2.8490 (R²=0.92, p<<0.000). De Leo en Gatto (1995) geven voor op basis van Europese data volgende relatie: G=3.1800L-0.0009, wat een iets betere conditiefactor geeft als met onze data. log(gewicht 1.5 2.0 2.5 3.0 1.0 1.2 1.4 1.6 1.8 log(lengte) Figuur 25 Verband tussen gewicht en lengte (log(x+1) getransformeerde waardes) van paling in het IJzerestuarium 2008-2012 (n= 464). www.inbo.be 33

Bij dergelijke grafieken (Fig. 25) wordt ervan uitgegaan dat hoe scherper de helling hoe beter de conditie van de vis (Bolger & Connoly, 1989). We nemen een voorzichtiger standpunt in waarbij we stellen dat hoe steiler de lijn, hoe sneller de vissen in gewicht toenemen. De lijn geeft de gemiddelde conditie van de populatie weer. Punten die boven de lijn liggen zijn vissen met een groter gewicht dan verwacht en hebben dus een grotere conditie. Punten onder de lijn zijn vissen met een lage conditie. Dat wordt ook weergegeven in de formule van Bagenal & Tesch (1978). Voor een punt op de lijn is K = G/La = 1. Voor een punt boven de lijk is K > 1 en voor punten onder de lijn is K < 1. De conditiefactor K varieert tussen 1.08 en 2.17 en is gemiddeld 1.55. 3.5.2 Bot De lineaire regressie van (n=1474) geeft volgende relatie: G=2.9L-1.9255 (R²=0.97, p<<0.000). De conditiefactor K varieert tussen 0.24 en 3.01 en is gemiddeld 1.21. Froese en Pauly (2012) vonden als gemiddelde voor in Duitsland, Engeland en Schotland G=2.9680L-0.0125 wat gemiddeld bijna dezelfde K geeft als met onze data. log (gewicht) 0.5 1.0 1.5 2.0 2.5 3.0 0.6 0.8 1.0 1.2 1.4 1.6 log (lengte) Figuur 26 Verband tussen gewicht en lengte (log(x+1) getransformeerde waardes) van in het IJzerestuarium 2008-2012 (n= 1474). De meerderheid van de gevangen waren juveniele exemplaren. Enkel de residuals van de grote exemplaren zijn iets minder normaal verdeeld. Dat zou kunnen betekenen dat ze een betere conditie hebben dan de juvenielen of dat de gewichtstoename verschillend is bij adulte en juveniele ten. Eenzelfde observatie werd in de Zeeschelde gemaakt (Breine et al., 2012). Linksonder zijn er nog enkele uitschieters. 34 www.inbo.be

3.5.3 Haring De lineaire regressie van haring (n=164) geeft volgende relatie: G=2.255L-1.501 (R²=0.81, p<<0.000). De conditiefactor K varieert tussen 0.15 en 1.28 en is gemiddeld 0.59. dat is iets lager dan in de Zeeschelde (0.66, Breine et al., 2012). Op basis van de regressiefactor van Froese en Pauly (2012) komen we hogere waarden uit voor kleine individuen en kleinere waarden voor grote individuen. Opvallen is wel dat voor veel individuen een kleine conditiefactor werd berekend. Dat is ook duidelijk in de regressiecurve: punten onder de regressielijn. log (gewicht) 0.2 0.4 0.6 0.8 1.0 1.2 1.4 0.7 0.8 0.9 1.0 1.1 log (lengte) Figuur 27 Verband tussen gewicht en lengte (log(x+1) getransformeerde waardes) van haring in het IJzerestuarium 2008-2012 (n= 164). 3.5.4 Puitaal De lineaire regressie van puitaal (n=230) geeft volgende relatie: G=2.296L-2.296 (R²=0.88, p<<0.000). www.inbo.be 35

0.5 1.0 1.5 2.0 0.8 0.9 1.0 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 log (lengte) Figuur 28 Verband tussen gewicht en lengte (log(x+1) getransformeerde waardes) van puitaal in het IJzerestuarium 2008-2012 (n= 230). De conditiefactor K varieert tussen 0.62 en 1.03 en is gemiddeld 0.84. Kristoffersson en Oikari (1975) vonden volgende relatie voor puitaal in de Waddenzee: G=3.25L-0.0019 wat gemiddeld een lagere conditiefactor K geeft. 3.5.5 Steenbolk De lineaire regressie van steenbolk (n=230) geeft volgende relatie: G=3.287L-2.328 (R²=0.95, p<<0.000). log (gewicht) 0.6 0.8 1.0 1.2 1.4 1.6 1.8 log (gewicht) 0.9 1.0 1.1 1.2 1.3 log (lengte) Figuur 29 Verband tussen gewicht en lengte (log(x+1) getransformeerde waardes) van steenbolk in het IJzerestuarium 2008-2012 (n= 84). 36 www.inbo.be

De conditiefactor K varieert tussen 0.15 en 1.37 en is gemiddeld 0.513. Froese en Pauly (2012) geven volgende relatie berekend met data van Spanje, Portugal, Frankrijk en Groot Brittannië: G=3.06L-0.0009 wat een gemiddelde K van 0.512 geeft. 3.5.6 Vijfdradige meun De lineaire regressie van vijfdradige meun (n=666) geeft volgende relatie: G=3.287L-2.328 (R²=0.91, p<<0.000). De conditiefactor K varieert tussen 0.60 en 1.88 en is gemiddeld 1.38. Froese en Pauly (2012) geven voor steenbolk gevangen in Frankrijk de volgende regressie: G=3.000L-0.0064. De conditiefactor K is dan gemiddeld 1.39. log (gewicht) 1.0 1.5 2.0 1.0 1.1 1.2 1.3 1.4 log (lengte) Figuur 30 Verband tussen gewicht en lengte (log(x+1) getransformeerde waardes) van vijfdradige meun in het IJzer-estuarium 2008-2012 (n= 666). 3.5.7 Zeebaars We vingen vooral juveniele zeebaars. Enkele uitschieters zijn nog waarneembaar bij de kleinere individuen (Fig. 31). De lineaire regressie van zeebaars (n=1884) geeft volgende relatie: G=2.952L-2.093 (R²=0.93, p<<0.000). De conditiefactor K varieert tussen 0.17 en 2.59 n is gemiddeld 0.97. Dat is merkelijk hoger dan de conditiefactor van zeebaars die in de Zeeschelde wordt aangetroffen (0.4 gemiddeld). Fonesca en Cabral (2007) berekenden 1.4 als de gemiddelde waarde voor de conditiefactor voor zeebaars uit estuaria in Frankrijk, Turkije, Portugal, België (IJzer), Griekenland en Kroatië. De plot van de residuals ten opzichte van de gefitte waarden vertoont geen patroon en de residuals zijn normaal verdeeld. Grotere exemplaren hebben een grotere conditiefactor dan kleinere individuen. www.inbo.be 37