Bijlage 1 De Anti-Social Behaviour Order in Engeland en Wales De Anti-Social Behaviour Order (ASBO) in Engeland en Wales is omschreven in de Crime and Disorder Act 1998 (hoofdstuk 37, onderdeel 1.1) getiteld 'Prevention of crime and disorder', in het Nederlands vertaald: preventie van criminaliteit en wangedrag (asociaal gedrag). Kort gezegd komen de bepalingen erop neer dat tegen iemand die zich op een asociale manier gedraagt, dat wil zeggen op een wijze die medeburgers irritatie, schrik of angst of de mogelijkheid daartoe teweegbrengt, een ASBO kan worden uitgevaardigd. Het gemeentebestuur of een politiechef kan een verzoek indienen bij de bevoegde rechter om een ASBO uit te vaardigen tegen de overlastveroorzaker. Een ASBO is een civielrechtelijk instrument met voorwaarden waaraan de overlastveroorzaker zich dient te houden. De overlastgever kan zich in rechte verdedigen en ook getuigen oproepen. Overtreding van de ASBO is een strafbaar feit, waaraan een strafmaximum verbonden is van vijf jaar. De ASBO is bedoeld voor strafbaar gedrag en 'sub-strafbaar gedrag'. De laatste term wordt in Nederland niet gehanteerd. In Engeland en Wales worden er ernstige vormen van overlast en dergelijke mee bedoeld. Zoals blijkt uit de toelichting van het Home Office gaat het bijvoorbeeld niet om geringe conflicten tussen buren. Het wetenschappelijk instituut van het Home Office heeft een evaluatie (gepubliceerd januari 2002) verricht naar de ASBO s. Daaruit blijkt het volgende: - Over het algemeen zijn de geïnterviewden (politie; rechters; advocaten en slachtoffers) positief over de ASBO, mits deze gebruikt wordt in de juiste zaken. - Zij achtten de wetgeving op het terrein van tegengaan van asociaal gedrag noodzakelijk om een halt aan dit gedrag toe te roepen. - Een ASBO is redelijk gemakkelijk te verkrijgen bij de rechter, maar voor het zover is moet er veel (administratief) werk verzet worden, de administratieve lasten zijn fors. - In totaal worden de kosten per ASBO tot aan de toekenning ervan geschat op 5.000-8.000 euro (gemiddeld 20 werkuren voor de politie en 2500 euro externe kosten). Gesteld wordt dat nog wel enige efficiencywinst te behalen valt, wanneer het uitvaardigen van ASBO s meer gemeengoed wordt. - Vanaf april 2000 tot september 2001 zijn in totaal 466 ASBO s in Engeland en Wales gegeven (inmiddels is dit aantal tot 31 december 2003: 1982) - Een probleem doet zich voor bij de handhaving van de ASBO s. Daarover zijn de geïnterviewden niet onverdeeld positief. In de praktijk wordt het niet altijd even zinvol geacht overtreding van een ASBO voor te leggen aan de rechter. Men beperkt zich tot de ASBO s die betrekking hebben op strafbaar gedrag.
Het Acceptable Behaviour Contract in Engeland en Wales. Kort weergegeven is het Acceptable Behaviour Contract (ABC) een op vrijwillige basis gesloten contract tussen een pleger van asociaal gedrag en een of meer lokale instanties (bijvoorbeeld politie en woningbouwcorporaties) die tot taak hebben asociaal gedrag te voorkomen. Het betreft voornamelijk jeugdigen, maar ook volwassenen kunnen in aanmerking komen. In het contract worden de asociale gedragingen van de pleger weergegeven. Tevens gaat de pleger ermee akkoord dat hij deze gedragingen niet zal voortzetten. Niet naleving van het contract kan leiden tot een ASBO.
Bijlage 2 Preventieve instrumenten tegen overlast In Nederland bestaan verscheidene preventieve maatregelen en instrumenten om asociaal gedrag zoals (ernstige) overlast, agressie en dergelijke te voorkomen en te bestrijden. Buurtbemiddeling Buurtbemiddeling heeft tot doel buren en buurtgenoten die een conflict met elkaar hebben de mogelijkheid te bieden onder leiding van een bemiddelaar met elkaar tot een oplossing voor dat conflict te komen teneinde escalatie van het conflict, inclusief strafbaar gedrag te voorkomen. Het leefklimaat in de buurt kan daar ook mee verbeterd worden. Afspraken tussen buren of buurtgenoten worden veelal in een intentieverklaring vastgelegd. Het rapport betreffende de eindevaluatie buurtbemiddeling Het succes van buurtbemiddeling is op 19 juli 2004 aan de Tweede Kamer gezonden (Kamerstukken 29540, nr. 123). Leerlingbemiddeling Op een aantal scholen bestaan leerlingbemiddelingsprojecten, waarbij leerlingen van de school leerlingen die een conflict met elkaar hebben bijstaan bij het zoeken naar een oplossing voor het conflict. Deze vorm van bemiddeling is om twee redenen van bijzonder belang. Het levert een bijdrage aan het herstel in de verhouding tussen leerlingen en daar mee een verbetering van het schoolklimaat. In de tweede plaats leren jongeren conflicten op te lossen door met elkaar erover te praten in plaats van het uit te vechten of anderszins. Leerlingbemiddeling kan een goede aanvulling zijn op de ontwikkeling van een gedragcode. Sommige (leerling)bemiddelingsprojecten reiken verder dan de school en bemiddelen ook in gevallen waarbij leerlingen bijvoorbeeld tijdens de middagpauze overlast hebben veroorzaakt in een winkel(centrum). Gedragscodes Onderzoek geeft aan dat Nederlanders zich zorgen maken over de toenemende individualisering en het gebrek aan gezamenlijke waarden en normen. Anonimiteit en onverschilligheid binnen de woonomgeving geven voeding aan criminaliteit en mensen spreken elkaar steeds minder aan op ongewenst gedrag. Het ontbreken van duidelijke verantwoordelijkheidsstructuren schept een context voor diverse vormen van crimineel gedrag. Eind 2002/begin 2003 is gestart met experimenten ontwikkeling gedragscodes in de domeinen buurt, sport, school en vrije tijd. Daarbij gaat het er in de eerste plaats om afspraken met elkaar te maken hoe men met elkaar in een bepaalde situatie wil
omgaan (proces) met als doel a-sociaal gedrag tegen te gaan door onder meer elkaar daarop aan te spreken. De bedoeling is dat de gedragscodes minder agressie, geweld en andere ontoelaatbare handelingen teweegbrengen (effect).
Bijlage 3 Handhavingsinstrumenten tegen overlast Wanneer asociaal gedrag gepaard gaat met strafbaar gedrag komt politiële en justitiële handhaving in beeld. Handhaving kent verschillende modaliteiten en gradaties. Algemene Plaatselijke Verordening Veel Algemene Plaatselijke Verordeningen (APV s) bevatten bepalingen die asociaal gedrag strafbaar stellen of andere maatregelen bevatten die aan bepaald ongewenst gedrag een einde beogen te maken. Een voorbeeld van het laatste is een gebiedsontzegging zoals bedoeld in art 3.4.1 APV Rotterdam juncto art. 172, derde lid Gemeentewet. Mede naar aanleiding van een uitspraak van de voorzieningenrechter inzake de rechtmatigheid van de afgegeven gebiedsontzeggingen heeft de gemeente Rotterdam een nieuw beleidskader terzake gebiedsontzeggingen vastgesteld. Zie voorts ook de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 16 oktober 2002 (Kamerstukken 27 834 nr. 23) en de antwoorden op de schriftelijke Kamervragen van het lid van Heemst inzake het wijkverbod voor dealers, pooiers, junks en andere randfiguren (Aanhangsel Handelingen 2002-2003, 339). In de antwoorden op deze vragen (nrs. 11 en 12 ) wordt art. 184 van het Wetboek van strafrecht genoemd als het delict dat gepleegd wordt bij overtreding van de gebiedsontzegging. De hierboven geschetste procedure heeft veel weg van de Anti-Social Behaviour Order als voorgesteld door de heer Rouvoet. Het spreekt vanzelf dat deze procedure niet voorbehouden is aan de gemeente Rotterdam. Strafoplegging op basis van een Algemene Plaatselijke Verordening (APV) In veel APV s zijn bepalingen opgenomen die te maken hebben met overlast of asociaal gedrag zoals verbod op straathandel, verzamelings- en samenscholingsverboden, drugsgebruik in het openbaar en hinderlijk drankgebruik. In artikel 154 van de Gemeentewet staat op overtreding van de Algemene Plaatselijke Verordening een straf van maximaal 3 maanden en de mogelijkheid van openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak. Art. 74 WvSr maakt het bij een transactieaanbod door de officier van Justitie bij volwassenen mogelijk een leerstraf als voorwaarde op te leggen. Art. 22c WvSr biedt die mogelijkheid aan de rechter. Voorts kan de rechter een voorwaardelijke straf opleggen (14a WvSr.). In het jeugdstrafrecht is de mogelijkheid van art. 74 WvSr. opgenomen in art. 77f WvSr. De taakstraf is in art 77m WvSr. opgenomen
Op basis van art 77z WvSr. heeft de rechter de mogelijkheid bijzondere voorwaarden te stellen met betrekking tot het gedrag van de veroordeelde. Dit laatste heeft veel weg van het Acceptable Behaviour Contract. Rechtelijke bevelen tot handhaving van de openbare orde Art. 540 e.v. WvSv. geeft de rechter-commissaris de bevoegdheid om, op vordering van het OM, een bevel voor een bepaalde termijn te geven tot handhaving van de openbare orde. Indien de verdachte zich niet bereid verklaart om zich conform de bevelen te gedragen of de bevelen overtreedt, kan de verdachte in verzekering worden gesteld. Het gaat hierbij om lichte strafbare feiten waardoor het leven op straat wordt verstoord. De delicten waarop wordt gedoeld zijn overtredingen van de Algemene Plaatselijke Verordening. De bevelen die kunnen worden gegeven zijn vergelijkbaar met voorwaarden die kunnen worden opgelegd in het kader van de voorwaardelijke veroordeling (straatverbod, stadionverbod). (Voorwaardelijke) strafoplegging De (hulp)officier van Justitie en de rechter hebben in verschillende stadia van het strafproces diverse mogelijkheden om bij een (voorwaardelijke) strafoplegging voorwaarden te stellen inzake het gedrag van de pleger van asociaal gedrag dat gepaard gaat met strafbaar gedrag. Halt Veel Halt-zaken betreffen overlastgevend strafbaar gedrag zoals vandalisme, baldadigheid en het voortijdig afsteken van vuurwerk. Leerstraf Zowel in het jeugdstrafrecht als in het volwassenenstrafrecht kunnen leerstraffen worden opgelegd. Een leerstraf heeft over het algemeen tot doel het gedrag van de veroordeelde te beïnvloeden. In het bijzonder wanneer strafbaar gedrag voorkomt uit een asociale attitude van de veroordeelde kan een dergelijke leerstraf op zijn plaats zijn. Niet nakoming van de leerstraf kan betekenen dat de overigens opgelegde straf wordt geëxecuteerd. Winkelverboden In diverse winkelgebieden wordt in overleg met politie en openbaar ministerie geëxperimenteerd met winkelverboden teneinde diefstal en overlast door veelplegers tegen te gaan. Indien een persoon overlast veroorzaakt dat met strafbaar gedrag gepaard gaat kan door de rechter naast strafoplegging een straatverbod opgelegd worden. Probleem is vaak de handhaving van dit soort verboden. Een werkgroep overheid-bedrijfsleven komt binnenkort met voorstellen inzake de oplegging en handhaving van winkel- en straatverboden.
Bemiddeling in zwaardere jeugdstrafrechtzaken In 2000 is een aantal experimenten gestart met bemiddeling in het jeugdstrafrecht. Het gaat daarbij ook om strafbare feiten die over het algemeen Halt overstijgen. In 2003 is een evaluatieonderzoek van zeven experimenten met herstelrechtelijke bemiddeling in jeugdstrafzaken verschenen. In 14% van de gevallen waarin een bemiddeling plaatsvond betrof het zaken van langdurige pesterij, overlast of bedreiging al dan niet in groepsverband. Bij sommige varianten van bemiddeling worden afspraken gemaakt tussen dader en slachtoffer soms in aanwezigheid van familie of bekenden over het toekomstig gedrag van de dader. Gekoppeld aan een voorwaardelijke strafoplegging kan men dit vergelijken met een social-behaviour contract. De evaluatie was in het bijzonder gericht op de kwaliteit van het proces van bemiddeling. Inmiddels is besloten een meer kwantitatief onderzoek te doen naar de invloed van herstelbemiddeling op recidive. De eerste resultaten daarvan komen eind 2005 beschikbaar. Het onderzoek maakt deel uit van Jeugd Terecht, het kabinetsprogramma voor de aanpak van jeugdcriminaliteit 2003-2006.