Naar aanleiding van uw brief van 6 juni 2012 heb ik de eer het volgende op te merken.

Vergelijkbare documenten
Naar aanleiding van uw brief van 8 februari 2012 heb ik de eer het volgende op te merken.

In artikel 7, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit Invorderingswet 1990 is het volgende bepaald.

3 SFR. 20« Den Haag, Kenmerk:

Naar aanleiding van uw brief van 18 oktober 2011 heb ik de eer het volgende op te merken.

ECLI:NL:GHAMS:2001:AB0583 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 00157

1 Het geding in feitelijke instanties

ECLI:NL:HR:2013:BZ5048

Feiten. Standpunt inspecteur

2. Conclusie Op grond van al het vorenstaande kan 's Hofs uitspraak niet in stand blijven. Wij verzoeken Uw Raad daarom de uitspraak van het Hof te

CxS/oiaéi cas. Den Haag, 22 OKT 2008 AAN DE HOGE RAAD DER NEDERLANDEN. Kenmerk: DGB

.. ' :,> ' ',!. ' ' : Naar aanleiding van uw brief yàn 26 september 2017 heb ik de eer het vólgende op te mérken.

In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2013:BZ3234, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan

Vrijwillige premie beroepspensioenregeling werknemer

1 Het geding in feitelijke instanties

^ 2, 09/00344, inzake WIÊÊIÊÊÊÊÊ te mm^^iêê betreffende de aan hem opgelegde

Edelhoogachtbaar College,

i (Verenigd Koninkrijk) betreffende de aanslag inkomstenbelasting/premie

DenHaa9 '05JAN2010. Kenmerk: DGB

Bachelorthesis. Loon van derden. Niek Thijssen ANR: Studierichting: Fiscale Economie Datum: 21 november 2011

Naar aanleiding van uw brief van 21 januari 2013 heb ik de eer het volgende op te merken.

Toelichting op het middel. Den Haag, 30 OKT Kenmerk: DGB

Datum van inontvangstneming : 07/06/2013

ECLI:NL:GHDHA:2014:3701

Vindplaatsen Rechtspraak.nl. Uitspraak

Naar aanleiding van uw brief van 22 februari 2012 heb ik de eer het volgende op te merken.

De Rechtbank te 's-gravenhage (nr. AWB 10/5062) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard.

«**«<*«rtr wn P: 2/7. mei 2018 heb ik de eer het volgende opte. Vooraf. TOta»^ «" t(jn dbmveiplicjg' Z* T* Middel. n met 31 december 2014.

R/?6o3. X2. i.v. te betreffende de aanslag vennootschapsbelasting. Toelichting. Den Haag, 8 SEP Kenmerk:

ECLI:NL:GHAMS:2016:72

1. Aangifte, bezwaar en geding voor het Hof

AAN DE HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

ECLI:NL:HR:2017: Geding in cassatie. Uitspraak

Uitgave van BDO Adviesgroep Loon- & Premieheffing AANPASSING MINIMUM- LOON PER 1 JULI 2013

Edelhoogachtbare dames en heren,

ECLI:NL:HR:2010:BM1206

Hoge Raad der Nederlanden, Edelhoogachtbaar College,

Vergoeding en verstrekking van werkkleding. 2. Wet- en regelgeving

ECLI:NL:GHARL:2014:7457

A. Het in het belastbaar inkomen 1998 begrijpen van het voordeel uit het tegen inkoopsprijs aankopen vaneen auto, groot fl

Datum van inontvangstneming : 07/06/2013

Hoge Raad 7 januari 1970, nr Algemene beginselen van behoorlijk bestuur BNB 1970/78

Uitspraak GERECHTSHOF s-hertogenbosch Uitspraak op het hoger beroep van de heer [belanghebbende], belanghebbende

Naar aanleiding van uw brief van 11 februari 2011 heb ik de eer het volgende op te merken.

De Rechtbank te Haarlem (nr. AWB 08/4855) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard.

LJN: BX7144, Gerechtshof 's-hertogenbosch, 11/00755

ECLI:NL:GHARL:2017:4777

Memorandum werkkostenregeling

ECLI:NL:GHAMS:2008:BD7995 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 07/00429

Ml Betreft: cassatieberoep. in.v. Edelhoogachtbaar College,

Hypothese. Voorbeeld. 2018/0042 De hoogte van de 30%-vergoeding onder de werkkostenregeling SAMENVATTING

AAN DE HOGE RAAD DER NEDERLANDEN Naar aanleiding van uw briefvan 11 april 2013 heb ik de eer het volgende op te merken.

ECLI:NL:GHSHE:2017:1064

Datum van inontvangstneming : 10/06/2014

De werkkostenregeling heeft als uitgangspunt dat alle vergoedingen tot het belaste loon horen.

De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend. De moeder van belanghebbende (hierna: erflaatster) is op [ ] 2010 overleden.

Bij besluit van 4 maart 2010 heeft het college het door [appellant] hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Kantoor Utrecht. Nederlandse Brood- en banketbakkers Ondernemers Vereniging Postbus AH GOUDA. Geachte heer,

l.l. Hei beroep in cassatie richl zicht tegen de uitspraak van hei Gerechtshof Amsterdam van I -juli 2(Wa(veFzondefl-op-l-julr20J0)7

Edelachtbaar college,

uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)

Kantoor Arnhem. Vereniging VACO. Postbus AA LEIDEN. Geachte heer/mevrouw,

Hoge Raad der Nederlanden

ten deze vertegenwoordigd door en domicilie kiezende ten kantore van advocaat/belastingkimdig^ i

Tweede Kamer der Staten-Generaal

ECLI:NL:PHR:2008:BD3162

Conclusie: ECLI:NL:PHR:2016:91, Contrair In cassatie op : ECLI:NL:GHDHA:2014:3990, Bekrachtiging/bevestiging

ECLI:NL:GHAMS:2005:AS7261 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 04/01325

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 12 september 2013, nummer AWB 13/915, in het geding tussen belanghebbende

De Rechtbank te Haarlem (nr. AWB 05/6797) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard.

Naar aanleiding van üw brief van 20 november 2018 heb ik de eer het volgende op te merken.

ECLI:NL:GHDHA:2016:1495

Naar aanleiding van uw brief van 6 januari 2012 heb ik de eer het volgende op te merken.

Bij besluit van 30 oktober 2001 heeft verweerder het tegen deze besluiten door eiseres gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

2. Cassatiemiddelen Met betrekking tot dit beroep worden de volgende middelen van cassatie voorgedragen:

Den Haag, - g QKT Kenmerk:

De werkkostenregeling en personeelsfeesten. Waar zit je (vrije) ruimte?

ECLI:NL:GHARL:2014:6759


ECLI:NL:RBARN:2011:BP6681

Ministerie van Financiën

Naar aanleiding van uw brief van 31 mei 2011 heb Ik de eer het volgende op te merken.

MOTIVERING CASSATIEBEROEPSCHRIFT

RAADSINFORMATIEBRIEF 17R.00447

Vaktechniek Belastingen Kennisgroep CAO Kantoor Arnhem

Loonheffingen. Wijziging beloningen; cafetariaregelingen

1 Rechtbank Breda, 13 juli 2012

de inspecteur van de Belastingdienst te P (hierna: de Inspecteur)

BEN IK EIGENLIJK WEL ZZP ER? Verschil tussen Arbeidsovereenkomst en Opdrachtovereenkomst.

Hof van Cassatie van België

Datum van inontvangstneming : 28/03/2013

ECLI:NL:GHARL:2015:20

Uitspraak. GERECHTSHOF 's-hertogenbosch. Team belastingrecht Meervoudige Belastingkamer Kenmerk: 14/ Uitspraak op het hoger beroep van

Hoge Raad der N ederlanden

Van: W. Lam Tel nr: 8318 Nummer: 17A.00761

Programma. 1. Werkkostenregeling 2. 30%-regeling 3. Beschikking geen loonheffingen 4. Stand van zaken beroepsprocedures crisisheffing

Conclusie. Wetsverwijzingen Successiewet , geldigheid: BNB 1996/87 FED 1995/908 FED 1996/634 WFR 1995/1928 V-N 1995/4496, 15

Fiscale actualiteiten onderwijsinstellingen

Loonbelastingregels: een geheugensteun voor ieder werkgever!

Overgangsregeling artikel 39f Wet LB niet van toepassing op na 2013 genoten aanvullende ontslagvergoeding

ECLI:NL:CRVB:2005:AU5809

Transcriptie:

DenHaag, I Q jyl2012 Kenmerk: DGB 2012-3421 Motivering van liet beroepsctirift In cassatie (rolnummer 12/02585) tegen de uitspraak van de Rechtbank te Arnhem van 12 april 2(312, nr. 11/3414, 11/3415 en 11/3417, op een beroepschrift van ^ ^ B M B.V. te GBfiMi betreffende de naheffingsaanslagen ioonbëlasting/premie volksverzekeringen over de tijdvakken van 1 januari 2002 tot en met 31 december2002, l januari 2003 tot en met 31 december 2005 en 1 januari 2006 tot en met 31 december 2007. AAN DE HOGE RAAD DER NEDERtANDEN Naar aanleiding van uw brief van 6 juni 2012 heb ik de eer het volgende op te merken. Als middel van cassatie draag ik voor: Schending van het Nederlands recht> met name van artikel 11, eerste lid, onderdeel n, van de Wet óp de loonbelasting 1964, doordat de rechtbank heeft beslist dat het voor toepassing van de vrijstelling niet noodzakelijk is dat in de laatstverlopen vijf kalenderjaren door de werknemers is bijgedragen aan het fonds, doch dat voldoende is dat in de periode van de afgelopen vijf kalenderjaren door de werknemers is bijgedragen, waarbij het niet uitmaakt in welke van die vijf jëren is bijgedragen, zulks ten onrechte ómdat de rechtbank daarmee ingaat tegen de strekking van de bepaling, zoals die is uitgelegd door de Hoge Raad in het arrest 14 juli 2000, nr. 35 225, BNB 2000/287. Feitelilk kader ^ 1. Belanghebbend heeft in december 2001 de Stichting Personeelsfonds M Qi^^P (hierna: de stichting) opgericht. 2. De stichting heeft tot doel om uitkeringen te doen aan werknemers van belanghebbende, niet zijnde uitkeringen ter zake van ziekte, invaliditeit etc. Pagina 1

3. Het bestuur van de stichting bestaat uit twee middellijk aandeelhouders van belanghebbende en de accountant van belanghebbende. 4. Op het salaris van de werknemers van belanghebbende worden bedragen ingehouden. Door belanghebbende wordt jaarlijks een gelijk bedrag als de ingehouden bedragen aan het fonds toegevoegd. 5. De eerste bijdrage van een werknemer is in het kalenderjaar 2002 ingehouden. 6. De bedragen worden per personeelslid geadministreerd. 7. Op verzoeken van werknemers heeft het bestuur in de jaren 2002 tot en met 2007 uitkeringen gedaan voor doeleinden zoals de kosten van een verbouwing, rijlessen van kinderen, aankoop van meubilair en vakanties. 8. Niet in geschil is dat sprake is van een afgescheiden vermogen. De werknemers hebben geen (afdwingbare) aanspraak op uitkeringen. 9. Ook is niet In geschil dat (vanaf december 2001) door de werkgever niet meer heeft bijgedragen dan het totaal van de bijdragen van de werknemers. Toelichting OP het middel Bij de invoering in 1953 van de voorloper van de vrijstelling van artikel 11, eerste lid, onderdeel n, van de Wet op de loonbelasting 1964 Is aangegeven dat het moet gaan om 'uitkeringen uit fondsen, tot welker middelen de werkgever gedurende de laatstverlopen vijf kalenderjaren evenveel of minder heeft bijgedragen dan de bij het fonds betrokken werknemers (...)'. Bij de invoering van de Wet op de loonbelasting 1964 is dat in vergelijkbare bewoordingen gebeurd:

'uitkeringen en verstrekkingen, andere dan die {...), die de werknemer ontvangt uit een fonds, tot welks middelen de inhoudingsplichtige gedurende de laatstverlopen vijf kalenderjaren evenveel of minder heefi: bijgedragen dan de bij het fonds betrokken werknemers (...)' Deze bewoordingen komen nagenoeg overeen met de huidige tekst van de bepaling. Uit deze totstandkominggeschiedenis leidt de Hoge Raad in het arrest BNB 2000/287 het volgende af: "-3.6. In het licht van deze wetsgeschiedenis dient de wettelijke voorwaarde dat de betrokken uitkeringen of verstrekkingen moeten zijn ontvangen uit een fonds tot welks middelen de inhoudingsplichtige gedurende de laatstverlopen vijf kalenderjaren evenveel of minder heeft bijgedragen dan de bij het fonds betrokken werknemers, aldus te worden gelezen dat daarin besloten ligt dat tiet moet gaan om een fonds tot de middelen waarvan werknemers in ieder geval gedurende de laatstverlopen vijf iolenderjaren hebben bijgedragen. Hiermede strookt het niet aan te nemen dat - zoals het middel wil - de vrijstelling van toepassing is indien gedurende de laatstverlopen vijf kalenderjaren noch de werkgever noch de werknemers hebben bijgedragen aan de middelen van het fonds." Uit het door mij gecursiveerde deel van deze overweging volgt dat als voorwaarde geldt dat de werknemers in ieder geval gedurende de laatste vijf kalenderjaren hebben bijgedragen. Volgens het Groot woordenboek van de Nederlandse taal (Dikke van Dale) is de betekenis van het woord "gedurende": van het begin tot het einde van de periode. Er dient derhalve reeds van het begin tot het einde van de vijf kalenderjaren te zijn bijgedragen. Deze opvatting wordt gedeeld door de redactie van Vakstudie-Nieuws, V-N 2003/38.32: "Voor de toepassing In de praktijk ziet de redactie evenwel enkele zeer grote obstakels, omdat aan de meeste bedrijven op dit moment nog geen fonds verbonden is. Als het fonds nog moet worden gevormd, staat de voorwaarde Inzake het reeds vijf jaar gevoed zijn van het fonds er feitelijk aan in de weg dat reeds dit jaar een onbelast kerstpakket door het fonds wordt verstrekt. Dit geldt evenzeer voor de eerstvolgende vier kalenderjaren, zie ook HR 14 juli 2000, nr. 35 225, BNB 2000/287 ( V-N 2000/33.19 )." Pagina 3

Ook na de uitspraak van Hof Arnhem, 16 februari 201, nrs. 08/00481 en 08/00492, V-N 2010/35.12 blijft de redactie Vakstudie-Nieuws van mening dat eerste vijf kalenderjaren bijgedragen moet zijn, voordat onbelast uitkeringen gedaan kunnen worden. De redactie tekent onder meer aan dat het oordeel van het Hof dat voor toepassing van de fondsenvrijstelling niet vereist is dat een fonds ten minste vijfjaar moet bestaan alvorens het onbelaste uitkeringen kan doen, op gespannen voet lijkt te staan met HR 14 juli 2000, nr. 35 225, BNB 2000/287 (V-N 2000/33.19). Redactie Vakstudie Nieuws is niet overtuigd van de evidentie die het hof In de wettekst meent te zien. Ook C.W.M. van Ballegooijen en D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo, Loonheffingen (Fed Fiscale Studieserie nr. 7), Deventer: Kluwer 2007, par. 15.4. lijken van mening dat noodzakelijk is dat de werknemers in elk geval gedurende de afgelopen vijf kalenderjaren hebben bijgedragen. De andersluidende opvatting van de rechtbank geeft blijk van een onjuiste rechtsopvatting. Voor toepassing van de vrijstelling is in ieder geval vereist dat de werknemers in ieder van de vijf laatstverlopen kalenderjaren hebben bijgedragen. Nu eerst vanaf het kalenderjaar 2002 door de werknemers is bijgedragen aan het fonds kan pas vanaf 2007 sprake zijn van vrijgestelde uitkeringen. Hierbij merk Ik op er situaties denkbaar zijn waarin eerdere onbelaste uitkeringen en verstrekkingen niet in strijd zouden zijn met het doel en de strekking van de fondsenvrijstelling. Daarbij valt te denken aan een sociaal ondersteuningsfonds met een hoog solidarlteitskarakter. Een dergelijke situatie is hier echter niet aan de orde. De mogelijke behandeling van die situaties kan naar mijn opvatting dan ook geen rol spelen voor het algemene uitgangspunt. Wanneer de opvatting van de Rechtbank juist zou zijn, ontstaat een situatie waarin het bijvoorbeeld mogelijk is om alle werknemers een uitkering van maximaal het dubbele van de bijdrage te doen in het geval waarin in december van een jaar voor het eerst is ingehouden en in januari van het volgende jaar wordt uitgekeerd. Zulks lijkt niet in overeenstemming met de bedoeling van de regeling. Pagina 4

Op grond van het vorenstaande ben ik van oordeel dat de uitspraak van de Rechtbank niet in stand zal kunnen blijven. DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN, namens deze, DE DIRECTEUR-GENERAAL BELASTINGDIENST, loco