Rotterdam, 8 februari 2011. Onderwerp: Beantwoording van de schriftelijke vragen van het raadslid mevrouw A.G. Fähmel-van der Werf (Leefbaar Rotterdam) over Beantwoording schriftelijke vragen d.d. 28 september jl. en nieuwe informatie over contact ambtenaar met Turkse radicaalislamitische organisatie. Aan de Gemeenteraad. Op 22 december 2010 stelde het raadslid mevrouw A.G. Fähmel-van der Werf (Leefbaar Rotterdam) ons schriftelijke vragen over Beantwoording schriftelijke vragen d.d. 28 september jl. en nieuwe informatie over contact ambtenaar met Turkse radicaalislamitische organisatie. Inleidend wordt gesteld: Op 24 september 2010 verscheen in de Telegraaf een artikel over een senioradviseur van de gemeente Rotterdam die warme banden zou hebben met een radicaalislamitische organisatie in Turkije. In hetzelfde artikel liet de gemeente direct weten geen reden te zien om te twijfelen aan de integriteit van de ambtenaar. Naar aanleiding van het artikel heeft Leefbaar Rotterdam hier schriftelijke vragen over gesteld. In de beantwoording van deze vragen op 28 september jl. bleef het standpunt van het college hierover ongewijzigd. Leefbaar Rotterdam is na eigen onderzoek gestuit op nieuwe informatie. Hieruit blijkt dat de betreffende ambtenaar in 2002 en in 2003 een column heeft geschreven voor de radicaal-islamitische website Haksöz Haber. In deze columns geeft de ambtenaar onder andere aan dat hij de website op dat moment al een paar jaar volgt en daardoor met een ander perspectief heeft leren kijken. Ook naar aanleiding hiervan besloot het college haar standpunt niet te wijzigen. Het college stelt in een persbericht van 20 december jl. dat deze columns niet ter zake doende zijn. In vervolg op de antwoorden van het college op de schriftelijke vragen d.d. 28 september 2010, het op dezelfde dag gevoerde spoeddebat en vanwege de nieuwe informatie die aan het licht is gekomen, heeft Leefbaar Rotterdam voor u de volgende vragen: Hieronder volgen de vragen en onze beantwoording: Vraag 1: Was het college op de hoogte van deze columns tijdens het spoeddebat op 30 september jl. naar aanleiding van de schriftelijke vragen van Leefbaar Rotterdam? Zo ja, waarom hebt u de raad hierover niet geïnformeerd? Zo nee, bent u het dan met Leefbaar Rotterdam eens dat het onderzoek van het college naar de betreffende ambtenaar niet volledig is geweest? Ja, wij waren op de hoogte van de door mevrouw A.G. Fähmel-van der Werf (Leefbaar Rotterdam) aangehaalde bijdragen op de website Haksöz Haber. De betreffende bijdragen zijn privé-uitlatingen en daarmee niet relevant voor het beleid van de gemeente. Ambtenaren worden beoordeeld op de resultaten van hun werk, niet op basis Behandelaar: Oosterhagen/Brehm/Hoogendoorn, 010-2673622 raadsstuk pagina 1
van de inhoud van artikelen die op persoonlijke titel zijn geschreven. Aangezien wij deze informatie zelf buiten beschouwing laten, is het ook geen onderdeel van de stukken die aan de raad worden gestuurd. Zoals wij reeds in onze beantwoording van de eerdere vragen van mevrouw A.G. Fähmel-van der Werf d.d. 28 september 2010 aangaven hebben wij de daarvoor bevoegde instanties verzocht aan te geven of de organisatie Haksöz Haber onderwerp is van onderzoek. Dat bleek niet het geval en daar is ook geen aanleiding toe. Ook hebben wij in die beantwoording aangegeven dat wij gesprekken hebben gevoerd met de betrokken medewerker die ons tot de conclusie hebben geleid dat wij geen enkele reden hebben om te twijfelen aan zijn professionaliteit en integriteit. De nu door mevrouw A.G. Fähmel-van der Werf aangehaalde bijdragen doen wat ons betreft aan die conclusies niet af. Wij beoordelen onze medewerkers op de resultaten van hun werk, en niet op basis van persoonlijke artikelen die zij in hun vrije tijd schrijven. Dit is slechts anders indien er sprake is van handelingen in strijd met de wet, maar daarvan is in dit geval geen sprake. Voor medewerkers van de gemeente Rotterdam gelden dus dezelfde regels als voor alle mensen in ons land: iedereen geniet vrijheid van meningsuiting, die alleen door wettelijke regels is beperkt, en is onschuldig tot het tegendeel is bewezen. Vraag 2: Heeft het college kennis gehad van de inhoud van deze columns? Zo ja, waarom heeft het college dit niet aan de raad vermeld? Zo nee, waarom hebt u de raad niet meegedeeld dat u wist dat er columns waren maar dat u daar geen kennis van heeft willen nemen? Wij hebben kennis gehad van de inhoud van de door mevrouw A.G. Fähmel-van der Werf aangehaalde bijdragen op de website Haksöz Haber, maar zoals uit onze beantwoording op de eerste vraag al bleek, is die inhoud voor ons niet relevant. Vraag 3: Is het college het met Leefbaar Rotterdam eens dat de raad hierdoor niet volledig is geïnformeerd? Kunt u uw antwoord toelichten? Nee. Zoals uit onze beantwoording van de eerste vraag al bleek hebben wij de raad volledig geïnformeerd over de uitkomsten van het door ons verrichte onderzoek, en dat is naar wij menen nog steeds afdoende. Vraag 4: Is het college van plan om de raad alsnog hierover te informeren? Zo ja, hoe gaat het college dit doen? Zo nee, waarom niet? Nee, want er zijn geen nieuwe feiten of omstandigheden aan het licht gekomen die ons oordeel over hetzij de organisatie Haksöz Haber, hetzij de betrokken ambtenaar nu anders zou laten zijn dan eind september. Vraag 5: Hoe heeft u het onderzoek naar aanleiding van de schriftelijke vragen van Leefbaar Rotterdam uitgevoerd en wat was het onderzoeksmandaat? (voorzover het is toegestaan dit bekend te maken). Behandelaar: Oosterhagen/Brehm/Hoogendoorn, 010-2673622 raadsstuk pagina 2
Het onderzoek is uitgevoerd door bevoegde instanties en de uitkomsten daarvan gaven geen enkele aanleiding tot twijfel over de integriteit of professionaliteit van de betreffende ambtenaar. Aansluitend wordt door mevrouw A.G. Fähmel-van der Werf (Leefbaar Rotterdam) gesteld: In een interview met www.republic.nl wijst de betreffende ambtenaar alle suggesties van een verband tussen hem en de site Haksöz Haber af. Ook meldt hij dat een kennis van hem in Istanbul het geboortekaartje op een Turkse site, waar onder meer nieuws wordt uitgewisseld, had geplaatst. Dit interview vond plaats naar aanleiding van het artikel in de Telegraaf van 24 september jl. waarin werd beschreven dat de ambtenaar door kopstukken van Haksöz Haber werd gefeliciteerd met de geboorte van zijn dochter. Vraag 6: Is het college het met Leefbaar Rotterdam eens dat de uitspraken van de ambtenaar in het interview met www.republic.nl niet in lijn liggen met wat al eerder bij het college bekend was en ook niet in lijn liggen met de recent opgedoken columns? Nee. Hieronder vindt u het volledige citaat uit het interview dat op www.republic.nl is gepubliceerd. In tegenstelling tot de bovenstaande interpretatie van mevrouw A.G. Fähmel-van der Werf blijkt daaruit dat de vraag betrekking heeft op de relatie tussen de website en de publicatie van het geboortekaartje van de dochter van de betreffende ambtenaar daarop en niet op de relatie tussen de website en deze ambtenaar in het algemeen. Citaat www.republic.nl : Hoe komt De Telegraaf bij dit verhaal en jouw naam? Ik heb geen idee. Ik kan ook niet voor De Telegraaf spreken. Ik weet alleen dat ik na de geboorte van mijn dochter geboortekaartjes heb verstuurd, onder andere aan een kennis in Istanbul. Hij plaatste het kaartje op een Turkse site waar onder meer nieuws wordt uitgewisseld. Ik ga niet over de website en ga ook niet over de inhoud ervan. Vraag 7: Vindt u in dat licht dat de ambtenaar voldoende openheid van zaken heeft gegeven ten behoeve van uw onderzoek? Kunt u uw antwoord toelichten? Ja. Zoals wij in het antwoord op de eerste vraag al hebben aangegeven hebben wij gesprekken gevoerd met de betrokken medewerker die ons tot de conclusie hebben geleid dat wij geen enkele reden hebben om te twijfelen aan zijn professionaliteit en integriteit. De nu door mevrouw A.G. Fähmel-van der Werf aangehaalde bijdragen doen aan die conclusie niet af. Vraag 8: En is het college bereid haar reactie aan de raad mede te delen? Kunt u uw antwoord toelichten? Zie de beantwoording van de vorige vragen. Behandelaar: Oosterhagen/Brehm/Hoogendoorn, 010-2673622 raadsstuk pagina 3
Vervolgens wordt door mevrouw A.G. Fähmel-van der Werf (Leefbaar Rotterdam) gesteld: Uit de inhoud van de twee columns blijkt dat de opstelling van deze ambtenaar naar de Joodse gemeenschap erg negatief is. Zo schrijft hij het volgende: Deze dame (Gretha Duisenberg) heeft als symbool tegen onrecht, die de Palestijnen moeten doorstaan, een Palestijnse vlag, aan de muur van haar woning gehangen. Hierna hebben haar buren haar aangeklaagd en een Joodse advocaat, tevens voorzitter van de Joodse Gemeenschap, heeft een klacht ingediend wegens vijandschap tegen de Joden. Zo niet genoeg hebben ze ook Wim Duisenberg geprobeerd te beschadigen. Jullie weten hoe krachtig de Joden zijn in de financiële sector. (...) Duisenberg is doelwit geworden van de Amerikaanse Joden. De Joodse lobby probeerde deze man in het hart van de financiële wereld zwart te maken. Deze druk heeft de carrière van Wim Duisenberg negatief beïnvloed en daarom moest Gretha Duisenberg de Palestijnse vlag van haar muur verwijderen. Ondanks enorme druk van de machtige Amerikaanse, Joodse lobby zet deze mevrouw haar activiteiten voor de Palestijnse zaak voort. (...) Ik wens jullie succes met de juiste berichtgeving over de Palestijnse kwestie. Ook blijkt de ambtenaar een zeer kritische houding te hebben ten opzichte van de Nederlandse cultuur en het Westerse gedachtegoed: Ontwikkeling in Turkije volg ik in de media. Via Haksöz heb ik de laatste jaren vanuit een ander perspectief leren kijken. Het lijkt alsof er in Nederland tolerantie heerst ten opzichte van buitenlanders, maar dat is schijn. Deze schijntolerantie en ongeïnteresseerdheid ten opzichte van moslims hebben plaats gemaakt voor geweld en grove beledigingen. men beweert dat op scholen een burkaverbod moet komen. Men suggereert dat communicatie moeizaam verloopt omdat de ogen van de dames die een burka dragen zichtbaar moeten zijn. Hun ware bedoelingen zijn onduidelijk. Ik vermoed dat ze de burka als smoes gebruiken om de Islam aan te vallen. Deze uitspraken werpt Leefbaar Rotterdam verre van zich. Leefbaar Rotterdam vindt persvrijheid en vrijheid van spreken een groot goed. Dit geldt ook voor bijvoorbeeld de website van Haksöz Haber. Maar Leefbaar Rotterdam vindt tegelijkertijd dat een ambtenaar in gemeentelijke dienst, die op het onderwerp integratie zit, integratie moet stimuleren en zich als bruggenbouwer moet opstellen. Vraag 9: Bent u het met Leefbaar Rotterdam eens dat een ambtenaar met de opvattingen zoals beschreven in zijn columns, verminderd geschikt is voor een functie op het gebied van integratie, bijvoorbeeld om contact te onderhouden met Joodse Rotterdammers en scholen die problemen hebben met hoofddoeken en burka s? Zo nee, waarom niet? Waar ligt voor u in dat geval de grens en hoe legt u dit standpunt aan de Joodse Rotterdammers en deze scholen uit? Zo ja, wat gaat het college hier aan doen? Behandelaar: Oosterhagen/Brehm/Hoogendoorn, 010-2673622 raadsstuk pagina 4
Nee. Afgezien van het feit dat bovenstaande citaten vrijelijk uit het artikel zijn gehaald en in de hierboven weergegeven toelichting achter elkaar zijn geplaatst, de citaten op onderdelen afwijken van een vertaling afkomstig van het Taalcentrum van de Vrije Universiteit en tot slot de citaten zijn aangevuld met eigen interpretaties van mevrouw A.G. Fähmel-van der Werf, beoordelen wij, zoals wij aangaven in ons antwoord op de eerste vraag, onze medewerkers op de resultaten van hun werk en niet op basis van persoonlijke artikelen die zij in hun vrije tijd schrijven. Dit is slechts anders indien er sprake is van handelingen in strijd met de wet. Daar ligt voor ons de grens. Wij nemen scherp afstand van het oordeel van de fractie van Leefbaar Rotterdam dat de betrokken medewerker niet meer zou kunnen en dus mogen functioneren als beleidsmedewerker integratie. Het overnemen van dit oordeel legt een basis voor beroepsverboden, die niet gestoeld is op basis van het overtreden van de wet, maar op basis van een oordeel over het gedachtegoed van een individu. Dit zou in strijd zijn met onder andere de vrijheid van meningsuiting en vergadering zoals in onze grondwet vastgelegd, dat essentieel is voor het functioneren van onze samenleving. Het is noch interessant, noch relevant, of de denkbeelden van de betrokken medewerker met die van de fractie van Leefbaar Rotterdam, of van het college van B&W overeenkomen, zolang de resultaten van zijn werkzaamheden naar volle tevredenheid zijn. Voor zover ons al zou worden gevraagd om verdere uitleg te geven, zou dit de volgende zijn. Voor alle medewerkers van de gemeente Rotterdam gelden dezelfde regels als voor alle mensen in ons land: iedereen geniet vrijheid van meningsuiting, die alleen door wettelijke regels is beperkt, en is onschuldig tot het tegendeel is bewezen. Burgemeester en Wethouders van Rotterdam, De secretaris, De burgemeester, A. Littooij, l.s. D. Schrijer, l.b. Behandelaar: Oosterhagen/Brehm/Hoogendoorn, 010-2673622 raadsstuk pagina 5