Kunstminnend Nederland?

Vergelijkbare documenten
Kwetsbaar alleen. De toename van het aantal kwetsbare alleenwonende ouderen tot 2030

Jeugdzorg: verschil tussen budget en contract in de regio Zuidoost Noord- Brabant. Klarita Sadiraj

Gemiddelde budgetten per cliënt (en dag) voor de cliënten met een voogdijmaatregel en cliënten die 18 jaar of ouder zijn

Amateurkunst & publiek

Wie doen er aan sport en cultuur?

Wie doen er aan sport en cultuur?

Cultuurbeleving. Junipeiling Bewonerspanel. Utrecht.nl/onderzoek

Bijlage B Sport en cultuur. Annet Tiessen-Raaphorst Andries van den Broek

ontspanning en iets presteren

Onderzoek Inwonerspanel: Cultuurbeleving

Van de canon en de mug Over de niet-bezoeker van cultuur. Prof.dr. Koen van Eijck, prof.dr. Evert Bisschop Boele Ministerie OCW,

De slag om de vrije tijd

Eerste resultaten cultuursurvey Maastricht 2017 versie mei 2018

Samenvatting onderzoek cultuurparticipatie 2010

Grafiek 23.1a Bezoek aan culturele voorstellingen en voorzieningen de afgelopen 12 maanden, % 26% 26% 26% 19% 17% 12% 10%

Hoog opgeleid, laag inkomen

Digipanel Theater aan de Parade

Uitslag onderzoek Bezuinigen op kunst en cultuur? EenVandaag Opiniepanel 18 oktober deelnemers

Beleidskader Kunst & Cultuur Stadspanel Den Haag, ronde voorjaar 2011

De kunst van cultuurmarketing. Discussievragen en stellingen

Samenvatting. Vrijwilligers in de Amateurkunst

5 Politieke opvattingen

Bioscoopbezoek. Algemeen cultuurparticipatiecijfer (samenstelling van meer dan 40 activiteiten concerten, festivals, podium, musea, film)

Van de canon en de mug Over de niet-bezoeker van cultuur. Prof.dr. Koen van Eijck, prof.dr. Evert Bisschop Boele Provincie Groningen,

Samenvatting (Summary in Dutch) Het proefschrift. Hoofdstuk 2

VTO-cultuurvragen. Pagina 1 van 12 Cultuurvragen uit VTO SCP/CBS

LelyStadsGeluiden. De mening van de inwoners gepeild. Theaterbezoek van Lelystedelingen in 2006

Rapport Beleidskader Kunst & Cultuur

Participatie en behoeften van katholieken in IJburg

Inleiding. Inleiding. Overzicht TRENDS IN INTERNATIONAAL VERGELIJKEND PERSPECTIEF. Waarom Trends in participatie? Participatiesurveys

Tilburg en Kunst. Onderzoek Jongerenpanel Tilburg. Onderzoek uitgevoerd in opdracht van: Gemeente Tilburg. DIMENSUS beleidsonderzoek November 2013

Grafiek 26.1a Het vóórkomen van verschillende vormen van discriminatie in Leiden volgens Leidenaren, in procenten 50% 18% 19% 17% 29%

VOOR ELKE BEOEFENAAR WAT WILS

Cynisme over de politiek

Cultuur en de i s van Schnabel Ander cultuurpubliek en andere cultuurpolitiek

TRENDS IN INTERNATIONAAL VERGELIJKEND PERSPECTIEF

Uit de beleidsnota: De overlap tussen online en offline cultuurparticipatie. 3 modaliteiten van cultuurparticipatie Verbreding

B.U.N. Boeddhistische Unie Nederland Vereniging van boeddhistische groeperingen in Nederland

Onderzoek Marktbeschrijving Podiumkunsten 2006

FinQ Monitor van financieel bewustzijn en financiële vaardigheden van Nederlanders. Auteurs Jorn Lingsma Lisa Jager

Cynisme over de politiek

1 Inleiding. 1.1 Aanleiding tot de verkenning. 1.2 Beleidscontext

Hoofdstuk 21. Cultuur

Wat zijn de drijfveren van de Nederlandse ondernemer? Een onderzoek naar de vooren nadelen van ondernemen

MENSENRECHTEN & BEDRIJFSLEVEN. ICCO Onderzoek 2015

Politiek en politici in het nieuws in vijf landelijke dagbladen Samenvatting

FACTS & FIGURES Bibliotheekbezoek Franne Mullens

Is jouw maand ook altijd iets te lang? Onderzoek Jongerenpanel Tilburg

b98809f0f

BIJLAGEN. De virtuele kunstkar. Cultuurdeelname via oude en nieuwe media. Het culturele draagvlak, deel 11. Nathalie Sonck.

Spelend leren, leren spelen

Rapportage online marktonderzoek Wat maakt succes?

Kleine Muziekpodia in Beeld. Cijfers en kengetallen 2007

Leerboek verpleegkunde maatschappij en gezondheid

Grote dynamiek in kleinschalig ondernemerschap

Dokters voor de rechter

Goede zorg van groot belang. Nederlanders staan open voor private investeringen

4 Opvattingen over kerk en godsdienst 1

Beleving Theaterfestival Boulevard 2012 Onderzoeksrapportage. Life is Wonderful

Uit huis gaan van jongeren

maatschappijwetenschappen pilot vwo 2017-I

IMAGO ZORG CONSUMENTEN 2013

Cultuurbeleid en Betekenis

Fout van CPB bij berekening remgeldeffect eigen risico

Oefentekst voor het Staatsexamen

Antwoorden op de meerkeuzevragen

Onderzoek draagvlak voor monumenten Nationaal Restauratiefonds 4 september 2014

Vrijwilligerswerk, mantelzorg en sociale contacten

Samenvatting 3-meting effectonderzoek integratiecampagne. Onderzoek onder allochtone Nederlanders

Bijlage bij hoofdstuk 15 van het Sociaal en Cultureel Rapport 2010

Rapport voor deelnemers M²P burgerpanel

POLITIE ALMANAK

Onderzoek Je wordt 18 jaar en dan? De gevolgen voor je geldzaken

CULTUUR IN BEELD Heeft u de app Cultuur in Beeld 2016 al gedownload?

AFM Consumentenmonitor Q Kredietwaarschuwingszin

12/2012. Rob. Loslaten in vertrouwen. Loslaten in vertrouwen. Naar een nieuwe verhouding tussen overheid, markt én samenleving.

Opgave 1 Heeft het vrijwilligerswerk toekomst?

Beleving van de Giro d'italia Utrecht

Trendbreuk in rijksuitgaven

HOOFDSTUK 6 Samenvattende conclusies

Project: 8216 In opdracht van Platform Amsterdam Samen

Katholiek anno Religiositeit, identiteit en houding ten aanzien van de KRO. Rapport nr. 544 december drs. Joris Kregting dr.

Levensfasen van kinderen en het arbeidspatroon van ouders

HET BURGERPANEL OVER CULTUUR

Onderzoek in het kader van de 100 ste editie van de Internationale Vierdaagse Afstandsmarsen Nijmegen. Nienke Lammertink en Koen Breedveld

Sociale samenhang in Groningen

De Stand van Brabant Thema Cultuur

Jongerenparticipatie in Amersfoort

De impact van legalisering van online. kansspelen op klassieke loterijen. April In opdracht van Goede Doelen Loterijen NV

Arbeidsdeelname van paren

Sociale psychologie en praktijkproblemen

PEILING 65-PLUSSERS. Gemeente Enkhuizen januari

Vrijdag 30 maart Toespraak van JOKE SCHAUVLIEGE VLAAMS MINISTER VAN LEEFMILIEU, NATUUR EN CULTUUR

Onderzoeksdoelstelling en probleemstelling

ONDERZOEKSRAPPORT CONTENT MARKETING EEN ONDERZOEK NAAR DE BEHOEFTE VAN HET MKB IN REGIO TWENTE AAN HET TOEPASSEN VAN CONTENT MARKETING

ENQUETE POPCULTUUR IN NOORD-LIMBURG voor podia

Wijkaanpak. bekendheid, betrokkenheid en communicatie

POLITIE ALMANAK

Transcriptie:

Kunstminnend Nederland?

Kunstminnend Nederland? Interesse en bezoek, drempels en ervaringen Het culturele draagvlak, deel 12 Andries van den Broek Sociaal en Cultureel Planbureau Den Haag, april 2013

Het Sociaal en Cultureel Planbureau is ingesteld bij Koninklijk Besluit van 30 maart 1973. Het Bureau heeft tot taak: a wetenschappelijke verkenningen te verrichten met het doel te komen tot een samenhangende beschrijving van de situatie van het sociaal en cultureel welzijn hier te lande en van de op dit gebied te verwachten ontwikkelingen; b bij te dragen tot een verantwoorde keuze van beleidsdoelen, benevens het aangeven van voor- en nadelen van de verschillende wegen om deze doeleinden te bereiken; c informatie te verwerven met betrekking tot de uitvoering van interdepartementaal beleid op het gebied van sociaal en cultureel welzijn, teneinde de evaluatie van deze uitvoering mogelijk te maken. Het scp verricht deze taken in het bijzonder bij problemen die het beleid van meer dan één departement raken. De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport is als coördinerend minister voor het sociaal en cultureel welzijn verantwoordelijk voor het door het scp te voeren beleid. Over de hoofdzaken hiervan heeft hij/zij overleg met de minister van Algemene Zaken; van Veiligheid en Justitie; van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties; van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap; van Financiën; van Infrastructuur en Milieu; van Economische Zaken; en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Sociaal en Cultureel Planbureau, Den Haag 2013 scp-publicatie 2013-12 Zet- en binnenwerk: Textcetera, Den Haag Figuren: Mantext, Moerkapelle Vertaling samenvatting: Julian Ross, Carlisle, Engeland Omslagontwerp: bureau Stijlzorg, Utrecht Omslagillustratie: Ien van Laanen, Amsterdam isbn 978 90 377 0654 3 nur 740 Voor zover het maken van reprografische verveelvoudigingen uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16h Auteurswet 1912 dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (Postbus 3060, 2130 kb Hoofddorp, www.repro-recht.nl). Voor het overnemen van (een) gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (art. 16 Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting pro (Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie, Postbus 3060, 2130 kb Hoofddorp, www.cedar.nl/pro). Sociaal en Cultureel Planbureau Rijnstraat 50 2515 xp Den Haag Telefoon (070) 340 70 00 Website: www.scp.nl E-mail: info@scp.nl De auteurs van scp-publicaties zijn per e-mail te benaderen via de website. Daar kunt u zich ook kosteloos abonneren op elektronische attendering bij het verschijnen van nieuwe uitgaven.

inhoud Inhoud Voorwoord 7 Samenvatting 9 1 Kunst en publieksbereik 13 1.1 Publieksbereik 13 1.2 Betekenis van kunst 15 1.3 Niet bij bezoek alleen 17 2 Interesse: kunst in het dagelijks leven 21 2.1 Patronen van interesse 21 2.2 Vormen van interesse 25 2.3 Verdeling van interesse 30 3 Conversie: van interesse naar bezoek 37 3.1 Conversie 37 3.2 Verdeling van bereik, potentieel publiek en conversie 44 4 Interesse, conversie en bereik per kunstvorm 57 4.1 Leeswijzer 57 4.2 Klassieke muziek 57 4.3 Beeldende kunst 59 4.4 Literatuur 62 4.5 Toneel 64 4.6 Dans 66 4.7 Musical 68 4.8 Cabaret 70 4.9 Film 72 4.10 Popmuziek 74 5 Drempels voor kunstbezoek 76 5.1 Beeld van kunstbezoek 76 5.2 Drempels per kunstvorm 78 5.3 Drempels per bevolkingsgroep 86 5.4 Drempels en conversie 95 6 Beleving van kunstbezoek 97 6.1 Beleving per kunstvorm 97 6.2 Beleving per bevolkingsgroep 105 5

kunstminnend nederland? 7 Publieksbereik elders, eerder en later 116 7.1 Een blik over de grens 116 7.2 Trends en hun schaduwen vooruit 118 7.3 De toekomst: verkenningen en scenario s 123 7.4 Elementen van een blik vooruit 129 8 Conclusies en implicaties 132 Summary 137 Literatuur 140 Publicaties van het Sociaal en Cultureel Planbureau 147 6

voorwoord Voorwoord Accentverschillen tussen opeenvolgende coalities en zelfs recente bezuinigingen nemen niet weg dat de overheid een taak voor zich ziet weggelegd bij het helpen realiseren van een hoogstaand cultureel aanbod en een brede publieke belangstelling daarvoor. Volgens de grondwet schept de overheid de voorwaarden voor culturele ontplooiing. En: De bewindspersoon voor cultuur is verantwoordelijk voor het in stand houden, ontwikkelen en sociaal en geografisch spreiden of anderszins verbreiden van cultuuruitingen, aldus artikel 2 van de wet Specifiek cultuurbeleid. Op verzoek van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (ocw) rapporteert het Sociaal en Cultureel Planbureau (scp) over de culturele belangstelling van de Nederlandse bevolking in een reeks rapporten getiteld Het culturele draagvlak. In dit rapport, Kunstminnend Nederland?, staat de interesse in kunst centraal, met antwoorden op de volgende vragen: welk deel van de bevolking is in kunst geïnteresseerd? Welk deel daarvan bezoekt kunstuitingen? En omgekeerd: hoe groot is het potentiële publiek van geïnteresseerden dat geen bezoek bracht? Wat is de rol daarin van persoonskenmerken en van sociale omgeving? En wat belette de wegblijvers en wat ervoeren de bezoekers? In 2009 kon het scp met steun van ocw veldwerk laten doen naar de interesse in kunst, de drempels voor kunstbezoek en de ervaringen van kunstbezoekers. Dat gebeurde na intensief overleg met vertegenwoordigers uit het culturele veld over hoe dit veldwerk in te richten. Graag bedank ik, behalve de respondenten die aan de enquête meewerkten, de experts die in het voortraject hun bijdrage leverden. Prof. dr. Paul Schnabel Directeur Sociaal en Cultureel Planbureau 7

samenvatting Samenvatting In patronen van interesse in diverse kunstvormen zijn twee dimensies van kunst te onderscheiden, hier aangeduid als gecanoniseerde respectievelijk populaire kunstvormen. Het gaat dan enerzijds om klassieke muziek, beeldende kunst, literatuur, toneel en dans, en anderzijds om cabaret, film en popmuziek. Buiten de enkeling die uit sociale verplichting een kunstuiting bezoekt zonder daar enige interesse in te hebben, is zo n bezoek op te vatten als de optelsom van interesse in kunst en conversie van geïnteresseerde niet-bezoeker tot bezoeker. Niet iedere geïnteresseerde is ook bezoeker. Interesse is wel een noodzakelijke maar geen voldoende voorwaarde voor bezoek. Derhalve is de bevolking op te delen in niet-geïnteresseerden, geïnteresseerde niet-bezoekers (potentieel publiek) en bezoekers. Centraal in het antwoord op de vraag hoe kunstminnend Nederland is, staan de begrippen interesse, conversie en bereik. Interesse betreft het aandeel geïnteresseerden onder de bevolking, conversie het aandeel bezoekers onder geïnteresseerden, en bereik het aandeel bezoekers onder de bevolking. Deze begrippen maken specifiekere vragen mogelijk over waarom iemand geen kunstuiting bezoekt. Is dat omdat iemand er geen interesse in heeft? Of kwam het ondanks interesse niet van bezoek (geen conversie)? Het gewicht van die twee antwoorden varieert, zowel tussen de ene en de andere kunstvorm als tussen het ene en het andere segment van de bevolking. Er zijn door de bank genomen meer mensen in populaire dan in gecanoniseerde kunstvormen geïnteresseerd (82% vs. 53% van de bevolking van 16 jaar en ouder). Dans telt de minste geïnteresseerden (45%), film de meeste (90%). Gemiddeld verschillen gecanoniseerde en populaire kunsten echter niet in de conversie van geïnteresseerde tot bezoeker (36% vs. 34%). Dat resulteert in een groter bereik van populaire dan van gecanoniseerde kunstvormen (30% vs. 19%). Populaire en gecanoniseerde kunst kennen beide zowel een kunstvorm met lage conversie als een kunstvorm met hoge conversie. Conversie is (verhoudingsgewijs) laag bij cabaret en dans (24% resp. 20%) en hoog bij film en beeldende kunst (52% resp. 51%). Van de onderzochte kunstvormen combineert dans de laagste interesse met de laagste conversie, een combinatie die betekent dat dans het laagste bereik heeft (9%). Het spiegelbeeld daarvan is film, waar het grootste reservoir aan geïnteresseerden gecombineerd met de hoogste conversie tot het grootste bereik leidt (47%). Interesse en conversie variëren ook naar gelang de kenmerken van personen en hun netwerken. Interesse in gecanoniseerde kunst hangt samen met levensfase (en/of geboortejaar) en opleidingsniveau, alsook met de cultuurparticipatie in iemands sociale omgeving. Deze interesse is onder ouderen ruim de helft sterker dan onder jongeren, onder hoogopgeleiden de helft sterker dan onder laagopgeleiden en anderhalf keer zo groot wanneer men bezoekers van klassieke concerten in het sociale netwerk heeft. Bij populaire kunst is de interesse onder jongeren bijna de helft sterker dan onder 9

kunstminnend nederland? ouderen en gaat meer interesse in de regel gepaard met meer popconcertbezoekers in het netwerk. Conversie bij gecanoniseerde kunst is ruim de helft hoger onder hoger- dan onder lageropgeleiden en is hoger met klassiek concertbezoek in de sociale omgeving dan zonder. Bij populaire kunstvormen hangt conversie behalve met opleiding en sociale omgeving ook met leeftijd samen. Conversie is onder de jongeren (en/of onder mensen uit recente geboortecohorten) ruim anderhalf maal zo groot als onder mensen van boven de veertig. Opnieuw is de conversie anderhalf maal hoger naarmate men meer opleiding genoot en meer popconcertbezoekers in het netwerk heeft. De mate van conversie hangt bij gecanoniseerde kunst enigszins en bij populaire kunst wat sterker samen met de mate van interesse. Interesse en conversie zijn bij gecanoniseerde en populaire kunst hoger naarmate men hoger is opgeleid. Daardoor doet zich bij opleiding bij beide kunstvormen een stapeling voor van de effecten van interesse en conversie. Ook een cultureel actieve sociale omgeving gaat samen met meer interesse en conversie. Bij levensfase bestaat die stapeling van effecten bij populaire kunstvormen: hoe jonger (en/of hoe recenter het cohort waartoe men behoort), hoe hoger interesse en conversie. Interesse is gerelateerd aan zowel conversie als bezoek. Anders dan levensloop en opleidingsniveau, die meer randvoorwaarden dan te beïnvloeden factoren zijn, is interesse mogelijk een aangrijpingspunt voor culturele instellingen en voor het cultuurbeleid van overheden. Interesse staat centraal in denkbeelden over publieksbeïnvloeding en mobilisatie. Kunstbezoek vergt interesse in kunst en bereidheid tot bezoek aan kunst. Zo bezien zijn er twee wegen om een groter bereik van de kunsten te realiseren: het doen ontstaan van interesse bij niet-geïnteresseerden en het verder aanwakkeren van interesse bij lauwtjes geïnteresseerde niet-bezoekers. Dat laatste kan het wegnemen van drempels en/of het verhogen van motivatie omvatten. Daarom zijn de drempels die geïnteresseerde niet-bezoekers van bezoek weerhielden en de ervaringen die bezoekers opdeden in kaart gebracht. Het kwam er gewoon niet van bleek veruit de voornaamste reden voor niet-bezoek van geïnteresseerden. Dit is enerzijds een weinig specifieke reden die nauwelijks concrete aanknopingspunten lijkt te bieden. Anderzijds duidt dit vooral op een gebrek aan urgentie of prioriteit en vormt het een aanwijzing dat in het verder aanwakkeren van de interesse onder geïnteresseerden de sleutel tot een hogere conversie ligt. Bij de kunstvormen (klassieke muziek, cabaret en dans) en in de publiekssegmenten (lageropgeleide geïnteresseerden) met een lage conversie is, rekenkundig althans, de meeste winst te halen. Quick wins zullen er in de competitie om aandacht echter niet zijn. De redenen van niet-bezoek onder geïnteresseerde wegblijvers geven verder geen indicatie waar precies de schoen wringt: waar conversie laag is, ervaart men alle drempels sterker. Bezoekers ervaren een bezoek aan kunst in de regel als ontspannend en plezierig (75%). Ontspanning en plezier kleuren de bezoekervaring sterker dan zwaardere functies van kunst als contemplatie, vertroosting en saamhorigheidsgevoel. De sterkte van de diverse 10

samenvatting ervaringen houdt echter nauwelijks verband met bezoekfrequentie of conversie, zodat ook hieruit geen concrete aangrijpingspunten voor hogere bezoekfrequentie of groter publieksbereik volgen. Wel duidt het verband tussen mate van interesse en bezoekfrequentie erop dat verder aanwakkeren van de interesse van bezoekers de weg is tot het verhogen van de bezoekfrequentie. Hoe sterker de interesse, hoe groter onder geïnteresseerden de conversie tot bezoeker en hoe hoger onder bezoekers de bezoekfrequentie. Voor wie streeft naar een Kunstminnend Nederland! (met uitroepteken) is derhalve het verder aanwakkeren van de interesse het geëigende aangrijpingspunt. De hier onderzochte drempels onder geïnteresseerde niet-bezoekers en ervaringen van bezoekers gaven geen aanknopingspunt waar precies te beginnen. Mogelijk leent een nationaal onderzoek zich daar ook minder voor. De enquêtevragen zijn dan noodzakelijkerwijs wat abstracter waardoor specifieke aspecten van concrete culturele diensten buiten beeld blijven. Een goed overzicht van resultaten van pogingen om interesse en conversie te verhogen ( best practices, maar juist ook pogingen die niet het gewenste resultaat hadden) kan meer licht op deze materie werpen. 11

kunst en publieksbereik 1 Kunst en publieksbereik 1.1 Publieksbereik De overheid rekent het tot haar taak om een hoogstaand cultureel aanbod en een brede publieke belangstelling daarvoor te bevorderen. Het publieksbereik is daarmee een van de twee pijlers van het cultuurbeleid van de overheid. Het is ook een steunpilaar van culturele instellingen. Die kunnen niet zonder publieksbereik. Voor instellingen die zichzelf bedruipen was dat altijd al een fact of life. Recent vergrootte de terugtrekkende beweging van de overheid uit de financiering van kunst eens te meer het belang van publieksbereik voor instellingen die het voortaan zonder of met minder subsidie moeten zien te rooien. Dat maakt het publieksbereik van kunst een alleszins relevant en actueel onderwerp. Startpunt voor dit onderzoek is na te gaan welk aandeel van de bevolking interesse in kunst heeft en welk deel van die geïnteresseerden ook daadwerkelijk kunstuitingen bezoekt (conversie). Het onderscheid tussen interesse en bezoek maakt het mogelijk na te gaan welk deel van de geïnteresseerden geen kunstuitingen bezocht. In andere woorden: hoe groot is het potentiële publiek van kunst? In het verlengde daarvan komt de beeldvorming rond kunstbezoek aan de orde: wat belette de geïnteresseerde wegblijvers ervan om te gaan en wat ervoeren degenen die wel gingen. Nagegaan zal worden of de (gepercipieerde) drempels en de beleving tot een beter begrip van conversie tot bezoek leiden en wat daarin de rol is van persoonskenmerken en sociale omgeving. Conversie Het woord conversie duidt op een overgang. In de marketing verwijst het naar het aandeel van de geïnteresseerden in een product dat tot aankoop overging. In de wereld van de e-commerce staat het voor de verhouding tussen het aantal keren dat op een advertentie is geklikt en het aantal keren dat een product is besteld. Rond verkiezingen in de Verenigde Staten wordt de term gebruikt om aan te geven welk deel van de sympathisanten van een partij ook daadwerkelijk de moeite nam om op die partij te gaan stemmen. Hier duidt het op het aandeel bezoekers onder de geïnteresseerden, of op het aandeel van die geïnteresseerden dat de overgang maakt van geïnteresseerde niet-bezoeker tot bezoeker. Noch interesse in kunst noch conversie van interesse in bezoek zijn vanzelfsprekend. Het gaat om beslissingen in de vrije tijd. Daar heerst het primaat van de individuele keuzevrijheid. In hun vrije tijd hebben mensen dankzij de uitdijende vrijetijdsindustrie steeds meer te kiezen. Wie nog niet met pensioen is heeft daar bovendien minder (vrije) tijd voor dan enkele decennia geleden nog het geval was. In de vrije tijd had de individuele keus overigens niet altijd de vrije hand. In de hoogtijdagen van de verzuiling diende men de uithuizige vrije tijd toch vooral met gelijkgestemden door te brengen, liefst in georganiseerd verband. Zelfs vermaak thuis, in de vorm van het geschreven woord, de radio en later ook de televisie, was waar mogelijk 13

kunstminnend nederland? op levensbeschouwelijke leest geschoeid (Van den Heuvel 1976). Ontwikkelingen die dat patroon doorbraken, zoals de achturendag voor arbeiders en de opkomst van de jeugdcultuur, leidden in de loop van de vorige eeuw tot grote zorg, zo niet tot onversneden morele paniek (Beckers en Van der Poel 1989; ocw 2002). Vormen van vermaak die zich niet langs verzuilde lijnen lieten reguleren, werden met argwaan bejegend en zo mogelijk met wetgeving beteugeld. Dit gold naast vermaak dat van oudsher de verzuilde kaders te buiten ging, zoals kroeg en kermis (Jansen 1978, 1987), ook voor nieuw vermaak, zoals film, jazz en beatmuziek (Beckers en Van der Poel 1989; Van de Leur 2008; Nuchelmans 2002; ocw 2002). Kunst paste maar gedeeltelijk in het schema van de verzuiling. Burgerlijke initiatieven tot oprichting van instellingen zoals het Concertgebouw Amsterdam (1881) en het Gemeentemuseum Den Haag (1866) waren niet verzuild. Die initiatieven gingen deels aan de hoogtijdagen van de verzuiling vooraf; mogelijk speelde ook een rol dat men in de betere kringen de verzuilde geborgenheid toch vooral voor anderen geëigend achtte. De amateurkunst van het gemeene volk was juist weer wel keurig in verzuild gelid ge organiseerd (ocw 2002; Knulst 2007; Slegers 2007). Zo bestonden er nog tot in het begin van dit millennium drie nationale koepels voor blaasmuziekverenigingen: de Federatie van Katholieke Muziekbonden in Nederland (fkm), de Koninklijke Nederlandse Federatie van Muziekverenigingen (knfm) en de Nederlandse Federatie van Christelijke Muziekbonden (nfcm). Kunst en cultuur In het dagelijks taalgebruik heeft het begrippenpaar kunst en cultuur ingang gevonden. De (rijks)overheid voert cultuurbeleid. Dit rapport heeft de interesse in kunst tot onderwerp. De relatie tussen beide begrippen is hier staccato zo gedacht: cultuur = kunst + erfgoed. Van het bredere begrip cultuur is hier dus slechts kunst aan de orde (niet het erfgoed, zie daarover Huysmans en De Haan 2007), en dan nog alleen het publieksbereik ervan (niet het aanbod of de bemiddeling, noch de amateurkunstbeoefening, zie over dat laatste Van den Broek 2010a). Kunst met een hoofdletter was niet verzuild, maar stond wel te boek als van een andere, hogere orde dan andere vormen van vermaak. Daarmee leek het in zoverre op een eigen zuiltje, dat het een afgeschermde wereld was met eigen regels en dogma s, en met pleitbezorgers tot op het hoogste niveau. Met de emancipatie van het individu werd de vrije tijd in een mengeling van cultureel en economisch liberalisme meer dan ooit een zaak van individuele zelfbeschikking, te meer omdat de overheid in de ontzuiling geen aanleiding zag de rol van ceremonie- of zedenmeester op zich te nemen (Vuijsje en Wouters 1999). De nieuwe culturele vrijheid kreeg daarmee vorm als consumentensoevereiniteit op de vrijetijdsmarkt. Radio Veronica staat evenzeer model voor de commercialisering van de vrije tijd als voor de tegen- of jeugdcultuur. Het geloof in de individuele zelfbeschikking ondergroef ook het voetstuk waarop kunst stond. De opvatting dat consumenten zelf het beste weten wat ze mooi vinden, ontdeed kunst van haar vroegere aureool (Van den Broek 2012). Daarmee erodeerde ook de legitimering van overheidssteun voor kunst. Het ideaal van de volksverheffing 14

kunst en publieksbereik (kunst als van een hogere orde, als richtpunt voor de lagere standen en als tegengif voor massacultuur) maakte plaats voor de terughoudender redenering dat mensen, alvorens autonoom te kunnen kiezen, toch minstens van kunst kennis genomen moeten hebben (Blokland 1991; Van Hilvoorde et al. 2012). Al was het maar om er vervolgens beredeneerd niet in geïnteresseerd te zijn. Kunst is niet langer tegen directe concurrentie op de vrijetijdsmarkt afgeschermd, maar is één van de vele interesses en activiteiten waar men naar eigen keus eventueel een deel van de vrije tijd aan besteedt. Smaakvoorkeuren zijn een belangrijke pijler onder de persoonlijke identiteit, al betreft dat niet altijd kunst in engere zin, maar ook mode en design. Als identiteitsverschaffers verloren werk en godsdienst terrein aan wat men in de vrije tijd doet (Zeegers 1990). Kunst speelt in het leven van velen een rol. Al verdiept niet iedereen zich er diepgaand in, velen komen ermee in aanraking en menigeen zoekt het nu en dan op. Maar dat alles geldt ook voor de geneugten die sport, natuur en de goede keuken te bieden hebben. Kunst is een keus te midden van tal van alternatieven. Dat kunst volop de concurrentie van andere vrijetijdsactiviteiten ondervindt is geen onbeduidend detail nu publieksbereik voor kunstinstellingen meer dan ooit van levensbelang is. Onder de noemer meer ruimte aan samenleving en particulier initiatief wordt door Rutte I en II op de eigen verdiencapaciteit ingezet en op subsidie bezuinigd. Deze denkrichting is niet nieuw. Integendeel, die is al sinds het ministerschap van Brinkman in de jaren tachtig een rode draad in het cultuurbeleid. Onder Rutte tapt men uit een ander vaatje en prikkelt men de kunstsector niet langer met zachte dwang tot een cultuuromslag. Toenmalig staatssecretaris Zijlstra schreef daarover: De overheid treedt te veel op als financier en bij de verlening van subsidies is nu te weinig aandacht voor publiek en ondernemerschap. Het kabinet wil dat culturele instellingen en kunstenaars ondernemender worden en een groter deel van hun inkomsten zelf verwerven (ocw 2011: 2). De vraag naar het bereik van kunst en hoe dat te vergroten won daarmee aan urgentie. 1.2 Betekenis van kunst Aan kunst worden diverse functies toegedicht (Adams 2012; Ex 2007; RvC 2011b). Eén van die functies is esthetisch: kunst is mooi, staat voor schoonheid en verfijning. Daarnaast zou kunst troost en verzoening bieden bij tegenslag, zoals ziekte of het sterven van dierbaren. Hoewel kunst vaak is ingezet ter legitimering van macht en gezag, zou het ook een kritische functie hebben. Zonder dat is beargumenteerd op welk artistiek talent dit precies berust, zouden kunstenaars bij uitstek in staat zijn om samenleving en mens te doorgronden en een spiegel voor te houden. In die functie hoeft kunst niet per se mooi te zijn. Kunst geldt (of gold) als middel tot volksverheffing of emancipatie. Voor menigeen vervult kunst een sociale functie: men vormt hierdoor een identiteit en gebruikt haar bij het onderhouden van sociale contacten. En tot slot zou kunst allerlei concrete maatschappelijke en economische baten opleveren, zoals het vergroten van sociale cohesie en het binden van hoogwaardige werkgelegenheid. Het belang van kunst is vooral door ingewijden in deze toonaarden bezongen. Maar wordt dat ook in den brede zo gevoeld? Onderzoeksbureau Motivaction liet mensen in 15

kunstminnend nederland? hun eigen woorden antwoord geven op de vraag: Wat betekent kunst en cultuur voor u? Daaruit bleek dat men kunst en cultuur vooral met schoonheid en ontspanning associeert, en slechts zelden met een verheffende of kritische functie (figuur 1.1). Figuur 1.1 Betekenis van kunst en cultuur, bevolking 15-80 jaar, 2010 (internetpanel) Bron: Tepaske et al. (2010: 21) Om te achterhalen hoe de bevolking de rol van kunst ziet, zijn in de enquête van het Aanvullend voorzieningengebruik onderzoek (avo) in 2007 een viertal stellingen voorgelegd. Gepeild is of en in hoeverre men van kunst en kunstenaars autonomie, esthetiek, verstrooiing respectievelijk engagement verwacht. Daarvan vinden doen wat ze willen en, vooral, mooie dingen maken wel weerklank onder een meerderheid van de bevolking, maar voor verstrooiing zorgen en de wereld verbeteren niet. Bij de rol van kunst staan onder de bevolking autonomie en esthetiek voorop (figuur 1.2). De betekenis die men aan kunst toekent, geeft niet aan welk belang men hieraan hecht. Onderzoek naar het draagvlak van cultuur onder de bevolking kent geen lange traditie, de informatie erover is verbrokkeld en incompleet (Van den Broek 2011b). Een manier om de steun voor kunst en cultuur te peilen, is te vragen welk belang men eraan hecht. Bureau Motivaction deed dat door drie typen belang te onderscheiden: voor mij persoonlijk, voor Nederland, voor de samenleving en voor (de algemene ontwikkeling van) kinderen (bv. Tepaske et al. 2010). In 2010 achtte circa driekwart van de bevolking kunst en cultuur belangrijk of zeer belangrijk voor kinderen en voor Nederland of de samenleving, ruim de helft onderschreef het persoonlijke belang. Dergelijke cijfers suggereren een stevig draagvlak voor cultuur. Die uitleg is er ook wel aan gegeven (Goedhart et al. 2007, Heinsius et al. 2007, Moerman et al. 2011, Tepaske et al. 2010). Uitsluitend de instemming met de kwalificatie zeer belangrijk tellend, slinkt de erkenning van het belang van kunst en cultuur echter tot een kwart of minder. Daar valt verder op af te dingen dat men geneigd is het belang van een onderwerp te overschatten als men het niet hoeft af te zetten tegen andere zaken die men ook, of wellicht zelfs meer, van 16

kunst en publieksbereik belang acht. In de praktijk van alledag zijn tijd, geld en interesse eindig, en dat vraagt om keuzes. De noodzaak tot kiezen benaderde Motivaction beter met de stelling: Kunst is voor mij een belangrijk onderdeel van het leven. Daarmee was 8% het helemaal eens en 33% meer eens dan oneens (tegen 47% meer oneens dan eens, en 12 % helemaal oneens). Figuur 1.2 Kunst en kunstenaars moeten, bevolking 16 jaar en ouder, 2007 (in procenten) 100 90 80 70 60 50 helemaal oneens oneens niet eens, niet oneens eens helemaal eens 40 30 20 10 0... doen wat ze willen... mooie dingen maken... voor verstrooiing zorgen... de wereld verbeteren Bron: scp/cbs (avo 07) 1.3 Niet bij bezoek alleen Centraal in dit rapport staat in hoeverre mensen interesse hebben in kunst en die interesse in bezoek omzetten, en waarom de ene persoon deze interesse wel heeft en de ander niet c.q. de vraag waarom de ene geïnteresseerde wel tot bezoek van kunst overgaat en de andere niet. Dit rapport bevat een momentopname van de interesse van de Nederlandse bevolking in negen kunstvormen: klassieke muziek, beeldende kunst, literatuur, toneel, dans, musical, cabaret, film en popmuziek. Startpunt is of men interesse hiervoor heeft. Dat is gemeten door hier rechtsreeks naar te vragen, bijvoorbeeld: Hoe geïnteresseerd bent u in popmuziek? Om een beeld te krijgen van de plaats die een eventuele interesse in het leven inneemt, is tevens gevraagd hoe vaak men erover leest, ernaar kijkt op tv/dvd, erover praat met anderen en er in het dagelijks leven gebruik van maakt (hoofdstuk 2). Vervolgens is gevraagd of men er wel eens een bezoek aan brengt (bv. Heeft u in de afgelopen 12 maanden een popconcert bezocht? ). De combinatie van informatie over interesse en over bezoek maakt een onderscheid mogelijk tussen geïnteresseerden die hun interesse gestalte gaven in bezoek versus geïnteresseerden bij wie interesse niet tot bezoek leidde. De bezoekers vormen het gerealiseerde publiek, de geïnteresseerde niet-bezoekers het potentiële publiek. Tevens is het mogelijk per kunstvorm de mate van conversie te berekenen: het deel van de geïnteresseerden dat tot 17

kunstminnend nederland? bezoek overgaat. Aan de orde komt in hoeverre conversie verschilt tussen kunst vormen en tussen bevolkingssegmenten (hoofdstuk 3). Met dit onderscheid gewapend is nietbezoek geen black box meer, maar zijn niet-geïnteresseerden te (onder)scheiden van geïnteresseerde niet-bezoekers. Die groepen stellen de sector voor verschillende uitdagingen. Bij niet-geïnteresseerden is het de vraag hoe hun interesse te wekken, bij het potentiële publiek hoe geïnteresseerde thuisblijvers tot bezoek te bewegen (in hoofdstuk 4 passeert de in hoofdstuk 2 en 3 op hoofdlijnen gepresenteerde informatie per kunstvorm de revue). Wat is dat eigenlijk, een bezoek aan kunst? Anders dan het motto meten is weten zou doen vermoeden, zijn veel zaken wanneer het op meten aankomt minder evident dan ze op het eerste gezicht lijken, ook rond cultuur. Zo is het bijvoorbeeld niet bekend hoeveel musea of podia ons land rijk is, domweg omdat daar geen sluitende tellingen van zijn. De achtergrond daarvan is dat het geen beschermde titels zijn. Het staat eenieder vrij ergens de naam museum of podium aan te geven en dat met een gelijkluidend opschrift aan de gevel kenbaar te maken. Hiervan getuigt bijvoorbeeld een pand in Maasland, waar, onder de weidse benaming museum, enkele dagdelen per week een verzameling koekblikken te bezichtigen is. Als het belendende café enkele keren per jaar een bandje laat spelen vervult het een podiumfunctie. Evenzo is in de kerk schuin ertegenover mogelijk nu en dan klassieke muziek te beluisteren of beeldende kunst te zien; in dat geval vervult de kerk zowel een museum- als een podiumfunctie. De Nederlandse Museumvereniging (nmv), de Nederlandse Galerie Associatie (nga), de Vereniging van Schouwburg- en Concertgebouw Directies (vscd) en de Vereniging Nederlandse Poppodia en Festivals (vnpf) hebben elk slechts zicht op de situatie bij de bij hen aangesloten organisaties. Wie uit interesse een tentoonstelling bezichtigt of een voorstelling bijwoont zal zich echter niet verdiepen in de vraag of dat officieel een museum, galerie, podium of festival is. De vragenlijst waarop dit rapport is gebaseerd meet dan ook zonder twijfel veel nietofficieel bezoek aan kunstuitingen. Dit betekent dat het op voorhand niet te verwachten is dat tellingen van bezoeken aan georganiseerde musea en podia exact met de hier gepresenteerde cijfers overeenkomen (zie voor dergelijke vergelijkingen: Van den Broek et al. 2009a: 36, 65 en 86). Een deel, een onbekend deel bovendien, van wat hier als bezoek is meegeteld betreft bezoek op niet-geregistreerde locaties. Evenmin zullen respondenten zich iets gelegen laten liggen aan de vraag of de makers c.q. de uitvoerenden van de kunstuiting die ze bezochten, professionals waren of niet. Een musical is een musical, zowel in het Scheveningse Circustheater als in de aula van een school. Wie van een fraaie uitvoering van klassieke stukken door verdienstelijke amateurs in een sfeervol oud kerkgebouw genoten heeft, zal zich evenmin het hoofd breken over de beroepsstatus van de uitvoerende muzikanten of musici (daarbij is het, om het beeld nog meer te vertroebelen, in zulke gevallen niet ongebruikelijk dat een amateurgezelschap voor de solo partijen een professional inhuurt). Menig toneelvoorstelling en heel veel van de popmuziek op kleinere podia wordt door amateurs uitgevoerd. Toch zal een respondent desgevraagd, en terecht, rapporteren naar een toneelvoorstelling of een popconcert te zijn geweest. Ook in de beeldende kunst is het onderscheid voor de doorsnee geïnteresseerde niet op voorhand herkenbaar (er zijn 18