Monitoringsplan waterkwaliteit en ecologie. Regte Heide, Riels Laag, Ooievaarsnest en De Hoevens



Vergelijkbare documenten
Huidige situatie. G2 Totaal stikstof (zomergemiddelde) (mg N/l) 1,57 2,4 2,4. G2 Chloride (zomergemiddelde) (mg Cl/l) 45,

Factsheet: NL04_STOUWE-LEIDING Stouwe

OOST NUTRIENTEN EN KRW FRISIA ZOUT B.V.

Factsheet: NL43_11 Bussloo

Factsheet: NL04_NOORD-ZUIDLEIDING

Afleiding biologische doelen voor vrijwel ongestoorde, sterk veranderde en kunstmatige waterlichamen...

Factsheet: NL04_EMMERTOCHT-SLOOT

Factsheet: NL04_STEEN-WETERINGa

Factsheet: NL04_OVERIJSSELSKNL-ZWa

Factsheet: NLGW0018 Maas_Slenk_diep

Factsheet: NLGW0018. Naam: Maas_Slenk_diep

Concrete begrenzing EHS en GHS in het plangebied Voorste Stroom te Tilburg

KRW- doelen voor de overige wateren in Noord- Brabant: een pragma:sche uitwerking

Bestuursrapportage 2014 waterschap Vechtstromen Versie 24 november 2015

Factsheet: NLGWSC0004 Zout grondwater in ondiepe zandlagen

Gelet op artikel 13, eerste lid, van het Besluit kwaliteitseisen en monitoring water 2009;

Herinrichting beekdal Oude Strijper Aa Beknopte toelichting op de plannen en procedure

Factsheet: NLGWSC0004 Zout grondwater in ondiepe zandlagen

Regionale Implementatie KRW

Factsheet: NLGWSC0004 Zout grondwater in ondiepe zandlagen

Factsheet: NLGW0018 Maas_Slenk_diep

Factsheet: NL43_04 Puttenerbeek

Factsheet: NLGW0013 Zout Maas

Factsheet: NL04_BUITEN-REVE Reeve

Factsheet: NLGWSC0004

Grondwater beïnvloedt kwaliteit Limburgse beken

KADERS VOOR INVULLING KRW-DOELEN IN DE DERDE STROOMGEBIEDBEHEEPLANNEN, BESTUURLIJKE NOTITIE

Natte natuurparels: ook uw zorg? Brabantse waterschappen en Provincie Noord-Brabant pakken verdroging natte natuurparels aan.

Factsheet: NL04_KOLK-WETERING Kolkwetering

Het Natura 2000 beheerplan Drentsche Aa-gebied: wat houdt het in, wat gaat er gebeuren? Programma

Evaluatie, monitoring en meetnet. 1. Inleiding. 2. Evaluatiesysteem. 3. Monitoringsplan

Toestand KRW-waterlichamen Flevoland medio 2018

- Sint Jansberg: ligt voor het grootste deel buiten het projectgebied en daarnaast is er geen oppervlaktewater aanwezig.

NOVEMBER Samenvatting Karakterisering stroomgebied Schelde

Memo *12UT015727* Aanleiding. Zaaknr. : 12IT Kenmerk : 12UT Barcode : : Waterschap Brabantse Delta

Factsheet: NL36_OWM_018 Dommerswijk

Factsheet: NL33HM. Naam: Hondshalstermeer

Factsheet: NL04_WITTEVEENS-LEIDING

Factsheet: NL43_13 Oude IJssel

Toelichting ontwerp Factsheets Kaderrichtlijn Water. Planperiode Waterschap Noorderzijlvest

Grondwaterkwaliteit in de Omgevingswet (Sessie 4.3) Relatie met beheer van bodemverontreinigingen

Informatieve presentatie Waterplan Land van Cuijk

HOOFDSTUK 3. Oppervlaktewater

Herstel natte natuurparels De Utrecht. Informatiebijeenkomst voor agrarische ondernemers

Het waterbeleid van de provincie Limburg is beschreven in het Provinciaal Waterplan Limburg, dd. 20 november 2009.

Achtergrondartikel grondwatermeetnetten

Zienswijzen heer Liebregts Zienswijze d.d. 8 december 2011, gesprekken d.d. 26 januari jl. en 23 februari jl.

Factsheet: NL04_OOSTERBROEKS-WATER

Factsheet: NL43_10 Fliert

Bestemmingsplan Buitengebied Zundert, vormverandering agrarisch bouwblok Hazeldonksestraat 2B, Rijsbergen. Toelichting/ ruimtelijke onderbouwing

III.1. Algemeen Deze bijlage is een detaillering van de beschrijving van de actuele waterkwaliteit die in paragraaf 2.10.

Natte en Vochtige bossen. Hydrologisch herstel van natte en vochtige bossen: welke kansen liggen er?

Factsheet: NL04_SAL-SOESTWTR-BO

Factsheet: NL04_SAL-SOESTWTR-MIDDEN

Factsheet: NL05_Westerbouwlandl

Factsheet: NL07_0033 Oude Schipbeek Groteboerswtg

Zandwinputten. Baggernet Thema-ochtend over Zandwinputten. Een overzicht. Afdelingsoverleg Bodem & Water 22 juni John Maaskant.

Hatertse en Overasseltse Vennen

~ Stroomgebied KAARTENATLAS. beheerplan. 0abcdefgh

~ Stroomgebied KAARTENATLAS. beheerplan. 0abcdefgh

Feitenoverzicht Kaderrichtlijn Water

Factsheet: NL04_WESTERVELDSE-AA

Ontwerp Projectplan Waterwet voor het project Uitvoering GGOR Havikerwaard, aanpassing waterhuishouding Middachterbroek en Ellecomse Polder

Factsheet: NLGW0013 Zout Maas

Factsheet: NL36_OWM_015 Dooze

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Bijlage 1. Geohydrologische beschrijving zoekgebied RBT rond Bornerbroek

Natuurverkenning 2030

Verzoek wijziging bestemmingsplan

Toepassing van instrumenten uit handboek op NATURA2000-gebied Boetelerveld

Kwaliteit oppervlaktewater, 2009

algemeen Deze bijlage is een detaillering van de beschrijving actuele waterkwaliteit die in paragraaf 2.9. is opgenomen

Factsheet: NL04_MARS-WETERING Marswetering

Achtergrond rapportage beleidsregel toepassen van drainage in attentiegebieden. Juni 2011

Signaalbenadering voor grondwaterkwaliteit in verdroogde natuurgebieden

analyse GGOR Voor verdere informatie (zoals ligging verschillende natuurdoeltypen) wordt verwezen naar de beschrijving en kaarten van het AGOR.

Gebiedsbeschrijving Oude Diep

Factsheet: NL35_Reest Reest

Factsheet: NLGWSC0005 Grondwater in diepe zandlagen

Notitie. 1. Beleidskader Water

Inrichting Straelensbroek/ Straelens Schuitwater

14. Geohydrologie Zuidbuurt eemnes Tauw Kenmerk N BTM-V

RWS-2017/328 M. Inhoudsopgave. 1. Aanhef 2. Besluit 3. Voorschrift 4. Overwegingen 5. Ondertekening 6. Mededelingen. 1. Aanhef

Referentienummer Datum Kenmerk GM februari

Projectplan verdrogingsbestrijding Empese en Tondense Heide D e f i n i t i e f

Projectplan Anti-verdrogingsmaatregelen in Gilze (Lijndonk en Molenakkerweg)

Potenties voor vegetaties van Natte duinvalleien in het plangebied Hanenplas

Integraal waterbeheer

Voorstel aan de commissie Integraal Waterbeheer van 30 november 2011:

Bodemsanering. 45 humane spoedlocaties zijn niet volledig gesaneerd. De bodem en het (grond)water zijn schoon MILIEU MARKT. Staat van Utrecht 2014

Handleiding doelafleiding en maatlatten overige wateren. IPO / UvW STOWA. Niels Evers, met medewerking van Reinier van Nispen 12 april 2012

Notitie. HaskoningDHV Nederland B.V. Transport & Planning

Programmatische Aanpak Stikstof: PAS

Landgoed Heijbroeck. Waterparagraaf. Datum : 11 juni Bureau van Nierop, Landgoed Heijbroeck, Waterparagraaf 1

Factsheet: NL04_DEDEMSVAARTa Dedemsvaart

Drainage en beregening rondom Natura 2000 gebieden

PAS herstelmaatregelen en monitoring Wat kan en moet de kleine beheerder daarmee?

Voor Zuid-Holland zijn deze beleidsdoelen vastgelegd in de Beleidsvisie Groen.

De projectlocatie ligt globaal op de coördinaten: X = en Y =

RENHEIDE OP PEIL Doel pilot Beoogde effecten Maatregelen

Transcriptie:

onitoringsplan waterkwaliteit en ecologie Regte Heide, Riels aag, Ooievaarsnest en e Hoevens gelegen langs de Oude eij efinitief Auteur : Opdrachtgever: Gecontroleerd door: Adviesnummer: atum: AHF de Glopper, Royal Haskoning, en Bosch Waterschap Brabantse elta Ronald Buskens, Royal Haskoning, en Bosch 9W3795 12 april 2012 1/45

Inhoudsopgave 1. Inleiding... 2 1.1 Aanleiding... 2 1.2 oelstelling... 2 1.3 eeswijzer... 3 2. Plangebied... 4 2.1 igging en karakteristieken van het plangebied... 4 2.2 Aandachtspunten en maatregelen waterkwaliteit en ecologie... 5 3.1 onitoringsplicht... 9 3.2 onitoringsbehoefte... 11 3.3 Bestaande monitoring... 11 3.4 Analyse bestaande monitoring... 12 3.5 Aanvullende monitoring... 12 4. Kosten van monitoring... 16 5. Analyse van monitoringsresultaten... 17 iteratuur... 18 Bijlage 1: onitoringsplichten en richtlijnen voor inrichting en evaluatie... 20 Bijlage 2: Profiel Habitattype zwakgebufferd ven... 30 Bijlage 3: aatregelenkaart herinrichting Oude eij (concept versie 23 april 2012)... 30 Bijlage 4: Overzicht te meten parameters zwakgebufferd ven... 40 Bijlage 5: Overzicht te meten parameters doorstroommoeras... 41 1/41

1. Inleiding eze rapportage bevat het monitoringsplan waterkwaliteit en ecologie voor de gebieden Regte Heide, Riels aag, Ooievaarsnest en e Hoevens. Er bestaat al een voorstel voor een hydrologisch monitoringsplan grond- en oppervlaktewater voor het betreffende gebied (Brabantse elta, 2010). Het voorgestelde kwantiteits- en kwaliteitsonderzoek zal na vaststelling van beide (geintegreerde) monitoringsplannen zo spoedig mogelijk daadwerkelijk opgestart moeten worden. Het plan beschrijft de doelstelling van de monitoring, de monitoringsverplichtingen en behoefte. Het gaat hierbij om effectmonitoring van de maatregelen voorgesteld in het Inrichtingsplan Oude eij (Royal Haskoning, 2012b). Naast de bestaande monitoring wordt beschreven welke aanvullende monitoring gewenst is om aan de doelstellingen, verplichtingen en behoefte te voldoen. e exacte locaties van aanvullende metingen dienen in overleg met de betrokken grondeigenaren en terreinbeheerders bepaald te worden. 1.1 Aanleiding In de Provincie Noord-Brabant ligt ca. 39.000 hectare natuuroppervlak met verdrogingsverschijnselen, verdeeld over 205 natuurgebieden. Verdroging van natuurgebieden is een van de belangrijkste oorzaken van de achteruitgang van natuurkwaliteit in Nederland. In de landelijke beleidsdoelstellingen is aangegeven dat het verdroogd areaal natuurgebied in 2010 met 40 % moet zijn teruggebracht. In het kader van de Reconstructie Zandgronden en Revitalisering zijn deze doelstellingen verder aangescherpt: Reconstructiecommissies hebben een resultaatsverplichting tot het realiseren van de sectorale waterdoelen in de natte natuurparels in 2012, en in 2018 dient de gehele EHS met de bijbehorende abiotische randvoorwaarden gerealiseerd te zijn (Provincie Noord-Brabant, 2002a). Ook in het beheergebied van waterschap Brabantse elta bevinden zich natuurgebieden met verdrogingsverschijnselen. In het rapport Stand van zaken verdrogingsbestrijding 2003 (Provincie Noord-Brabant, 2004) zijn in het plangebied de volgende gebieden aangemerkt als verdroogd gebied: Riels Hoefke (verdroogd gebied nr. 62) Regte Heide en omgeving (verdroogd gebied nr. 63) Het gebied Regte Heide en Riels aag is door de Provincie aangemerkt als natte natuurparel. et het vaststellen van het provinciaal waterplan zijn de natte natuurparels tevens aangewezen als OP-gebieden, waar verdrogingsaanpak met voorrang moet plaatsvinden (Provincie Noord- Brabant, 2009). aarnaast is het gebied Regte Heide en Riels aag aangewezen als Natura2000- gebied. Verdroging is in deze gebieden een van de belangrijke knelpunten. oor de waterafhankelijke delen van de Natura2000-gebieden samen te laten vallen met een aantal natte natuurparels heeft de provincie de processen op elkaar afgestemd. andgoed de Hoevens en andgoed Ooievaarsnest vallen gedeeltelijk buiten de natte natuurparel en het Natura2000 gebied, maar zijn wel waardevolle natuurgebieden (AUW, 2008a). 1.2 oelstelling it monitoringsplan heeft als doel inzicht te geven in de monitoringsinspanning op het gebied van waterkwaliteit en ecologie in het plangebied 1. Er wordt vastgelegd welke monitoring zal worden uitgevoerd. Bij de beoordeling van een monitoringswens/opgave wordt eerst nagegaan wat het meetdoel en de meetvraag is. Voor effectmonitoring worden verschillende doelen onderscheiden die relevant kunnen zijn voor het waterschap: 1 Voor de grond- en oppervlaktewaterkwantiteit is een apart monitoringsplan beschikbaar (Brabantse elta, 2010). 2/45

1. Vaststellen van de effectiviteit en het rendement van herinrichtingsmaatregelen op de waterkwaliteit en de ecologie in de beek zelf 2. Vaststellen van het effect op de waterkwaliteit en de ecologie op de aanliggende gronden (uitstralingseffect) 1.3 eeswijzer e opbouw van deze rapportage is als volgt. In hoofdstuk 2 is het plangebied kort beschreven, waarmee de monitoring ruimtelijk wordt ingekaderd. In hoofdstuk 3 is de monitoringsstrategie opgebouwd door allereerst de monitoringsverplichtingen de analyseren (paragraaf 3.1) waarna de monitoringsbehoefte (paragraaf 3.2) is beschreven. Nu duidelijk is wat de totale monitoringsvraag is kan deze worden vergeleken met de al bestaande monitoring in het gebied (paragraaf 3.3). eze vergelijking leidt tot de conclusie of aanvullende monitoring noodzakelijk is of niet (paragraaf 3.5). eze aanvullende monitoringsbehoefte is in deze betreffende paragraaf nader uitgewerkt. 3/41

2. Plangebied 2.1 igging en karakteristieken van het plangebied Het plangebied van dit monitoringsplan Regte Heide, Riels aag, Ooievaarsnest en de Hoevens bestaat, zoals de naam al zegt, uit de natte natuurparel Regte Heide en Riels aag en de landgoederen het Ooievaarsnest en de Hoevens (zie figuur 2.1). Het plangebied is gelegen aan de Oude eij, ten zuiden van ilburg, tussen Goirle, Riel en Alphen. Bovenstrooms van het plangebied ligt het landbouwgebied tussen Alphen en Baarle-Nassau. it gebied wordt in dit monitoringsplan niet meegenomen aangezien de voorgestelde maatregelen geen effect hebben op de waterkwaliteit en de ecologie bovenstrooms. Een uitzondering hierop zou de vispopulatie kunnen zijn. Vismonitoring is echter geen onderdeel van dit plan, maar wordt separaat uitgewerkt. e orpswaterloop van Alphen ligt juist bovenstrooms van het plangebied. e RWZI Alphen loosde tot 20 januari 2008 het effluent op de orpswaterloop (lozingspunt van de RWZI Alphen was x:125803,37 y:388116,566). Sindsdien heeft RWZI Riel de taak van RWZI Alphen overgenomen en is de lozing van het effluent op de orpswaterloop gestaakt. e RWZI Riel loost haar water benedenstrooms van het plangebied op de Oude eij (lozingspunt van de RWZI Riel is: x:129995,451 y:393996,993). Voor een uitgebreidere beschrijving van de natuurwaarden zie Herinrichtingsplan Oude eij (Royal Haskoning, 2012b) en Natuurtoets uitvoeringsontwerp Oude eij (Royal Haskoning, 2012a). Voor een uitgebreidere analyse van de waterkwaliteit zie de notitie Haalbaarheid helofytenfilter Oude eij (Royal Haskoning, 2011). Figuur 2.1: plangebied monitoringsplan Regte Heide, Riels aag, Ooievaarsnest en de Hoevens 4/45

Ontstaansgeschiedenis (AUW, 2008a) Het gebied is ontstaan door de ontginning van de woeste gronden. Bovenlopen van laaglandbeken ontstaan uit meerdere loopjes die alle gevoed worden door toestromend lokaal en regionaal grondwater (kwel). Ontginning heeft deze moerassige loopjes en laagten veranderd in rechte, sneller afvoerende en dieper ingesneden waterlopen. Het oorspronkelijk traag afstromende water vanuit met name laagveen en nat heidegebied is veranderd in een snelle waterloop, met als gevolg een verdroging van aanliggende gronden. Onderdeel van beeknormalisatie was ook het plaatsen van stuwen, waardoor de natuurlijke dynamiek van het watersysteem is verdwenen en de versnelde waterstromen onnatuurlijk geremd worden. Naast de ontginning van de woeste gronden heeft ook de onttrekking van grondwater invloed op de waterhuishouding. Beschrijving natuurwaarden (AUW, 2008a) Regte Heide en Riels aag (Natura2000) e Regte Heide en Riels aag bestaan uit droge en vochtige heide, moerassige laagten, loof- en naaldbossen. e Regte Heide ligt tussen de Oude eij en de Poppelsche eij (waterschap de ommel). Het gebied is te verdelen in de beekdalen en het daarbuiten gelegen licht golvende dekzandlandschap waarin hier en daar lage duingebiedjes voorkomen. e Regte Heide en Riels aag hebben een totaal oppervlak van 531 ha. andgoed Ooievaarsnest Om verschillende percelen op andgoed Ooievaarsnest beter geschikt te maken voor landbouwkundig gebruik, zijn in de periode tussen 1850 en 1900, de woeste en moerassige gronden ontgonnen. Hiertoe werd de afwatering verbeterd door het graven van ontwateringsstelsels. Het landgoed heeft een oppervlak van 132 ha. Het landgoed is reeds in 1972 verworven door Brabants andschap en bestaat voornamelijk uit naaldbossen, omringd en doorsneden door karakteristieke loofhoutlanen en -singels met kleine idyllische weitjes, natte weiden en moerasgedeeltes. Het behoorde vroeger samen met hetnaastgelegen andgoed de Hoevens tot een groot jachtgebied. Op dit landgoed ontstaat ook één van de bovenloopjes van de Oude leij die samen met de hoofdwaterloop afwatert over verschillende percelen in noordwestelijke richting naar het Riels aag. andgoed Ooievaarsnest bezit (zeer) hoog gewaardeerde cultuurhistorische elementen zoals oude beukenlanen en wegstructuren. andgoed de Hoevens Het landgoed e Hoevens is gelegen ten oosten van Alphen, ten noorden van Baarle Nassau en ten zuiden van Riel. Het heeft een oppervlakte van 190 hectare. Het landgoed is onderdeel van een uitgestrekte natuurgebied- en landgoederenzone langs de Belgische grens. Aan de oostzijde, met als landgoedbegrenzing de Oude eij, liggen de landgoederen van het Brabants andschap Ooievaarsnest en Riels aag. Aan de noordzijde wordt het landgoed grotendeels begrensd door het bosgebied langs de Berkendreef. Westelijk en zuidelijk liggen open landbouwgebieden waar een ruilverkaveling heeft plaatsgevonden. Het huidige beheer van de beheerseenheid binnen het plangebied omvat momenteel o.a. regulier landbouwkundig beheer van grasland. Het landgoed beschikt over enkele monumentale beukenen eikenlanen welke vlak langs de Oude eij zijn gelegen. 2.2 Aandachtspunten en maatregelen waterkwaliteit en ecologie Op het plangebied zijn een aantal natuurbeleidsdoelen van toepassing. Hieronder worden de aandachtspunten en de maatregelen die op deze beleidsdoelen invloed hebben nader beschreven. Voor een uitgebreidere beschrijving van de doelen zie Inrichtingsplan Oude eij (Royal Haskoning, 2012b). e concept maatregelkaart is in bijlage 3 bijgevoegd. 5/41

Natura 2000 angs de Oude eij ligt in het beekdal een aantal instandhoudingsdoelen die door de maatregelen beïnvloed kunnen worden (zie figuur 2.2). Het gaat hierbij om de vochtig alluviale bossen (H91E0C; beekbegeleidend bos) en om de zwakgebufferde vennen (H3130). Voor deze instandhoudingsdoelen is naast de grondwaterstand, de inundatiefrequentie en de oppervlaktewaterkwaliteit van groot belang. In de huidige situatie levert de oppervlaktewaterkwaliteit geen knelpunt op aangezien de zwakgebufferde vennen niet inunderen. Voor een uitgebreidere beschrijving van de relatie tussen de Natura 2000 doelen en de maatregelen zie Natuurtoets uitvoeringsontwerp Oude eij (Royal Haskoning, 2012a). e maatregelen uit het inrichtingsplan die de instandhoudingsdoelen beïnvloeden zijn: uitbreiden van het doorstroommoeras inrichting van de Oude eij benedenstrooms van de puindam bij Riels Hoefke verhoging van het oppervlaktewaterpeil in de Oude eij 6/45

Figuur 2.2: locaties instandhoudingsdoelen Natura 2000- gebied Regte Heide en Riels aag (concept ontwerp beheerplan Natura 2000, november 2010) 7/41

KRW Volgens de factsheet van 2009 voldoet de biologische en fysisch chemische toestand van de Oude eij grotendeels niet aan het GEP (zie figuur 2.3). e gegevens zijn afkomstig van drie meetpunten (110001, 110002 en 130006) met name uit 2005. Vanaf 2009 worden de meetpunten jaarlijks fysisch en chemisch bemeten. Biologisch worden deze meetpunten eens in de 3 jaar onderzocht. e overige meetpunten zijn slechts incidenteel projectmatig onderzocht. Biologische en algemeen fysisch chemische toestand e maatlatten zijn gebaseerd op doeltype R4 (Permanente langzaam stromende bovenloop op zand) aatlat Huidige situatie Verwachting 2015 GEP oelichting acrofauna (EKR) matig 0,55 G3 Overige waterflora (EKR) ontoereikend 0,6 G1 Vis (EKR) matig 0,48 G3 otaal fosfaat (zomergemiddelde) (mg P/l) matig 0,12 G1 otaal stikstof (zomergemiddelde) (mg N/l) goed 4 G1 Chloride (zomergemiddelde) (mg Cl/l) matig 40 G1 emperatuur (maximum waarde) ( C) matig 18 G1 Zuurgraad (zomergemiddelde) (-) goed 4,5-8,0 G1 Zuurstofverzadiging (zomergemiddelde) (%) goed 50-100 G1 egenda: slecht ontoereikend In de kolom toelichting zijn codes opgenomen voor de hanteerde methodiek. Voor de betekenis van deze codes wordt verwezen naar de toelichting op de factsheets. matig goed zeer goed Figuur 2.3: biologische en algemeen fysisch chemische toestand van Bovenloop onge (KRW-factheet Bovenloop onge, 2009) aatregelen die het realiseren van het GEP positief beïnvloeden zijn: uitbreiden van het doorstroommoeras inrichting van de Oude eij benedenstrooms van de puindam bij Riels Hoefke opheffen vismigratiebelemmeringen Provinciaal Waterhuishoudingsplan en Waterbeheerplan 2010-2015 e Oude eij ter hoogte van de Regte heide en de landgoederen voldoet momenteel grotendeels niet aan het streefbeeld. aarnaast bevinden zich vismigratiebelemmeringen in de beek. Om deze knelpunten op te lossen zijn de volgende maatregelen gepland: uitbreiden van het doorstroommoeras inrichting van de Oude eij benedenstrooms van de puindam bij Riels Hoefke opheffen vismigratiebelemmeringen Natte Natuurparel/ EHS In de huidige situatie is de grondwaterstand voor een aantal ambitiebeheertypen te laag. e geplande maatregelen, die zorgen voor een verhoging van de grondwaterstand zijn: uitbreiden van het doorstroommoeras inrichting van de Oude eij benedenstrooms de puindam bij Riels Hoefke EVZ Bovenstrooms van het gebied liggen een tweetal EVZ s. oor Arcadis (2010) is uitgewerkt wat de doelen zijn van deze EVZ s. e EVZ langs de Oude eij is gericht op waterkwaliteitsverbetering. e EVZ langs de orpswaterloop is bedoeld voor kamsalamander en bermpje. Voor de EVZ benedenstrooms van de Regte Heide en Riels aag zijn nog geen doelen uitgewerkt. aatregelen die de doelen van deze EVZ s beïnvloeden zijn: uitbreiden van het doorstroommoeras; inrichting van de Oude eij benedenstrooms van de puindam bij Riels Hoefke; opheffen vismigratiebelemmeringen. 8/45

3. onitoringstrategie 3.1 onitoringsplicht In deze paragraaf worden de verschillende monitoringsplichten van het waterschap voor Regte Heide, Riels aag, Ooievaarsnest en e Hoevens kort aangegeven (zie 9/41

abel 3.1). Het betreft hier alleen de verplichtingen aangaande waterkwaliteit en ecologie. Voor de verplichtingen ten aanzien van de hydrologie zie het hydrologisch monitoringsplan (Brabantse elta, 2010). In Bijlage 1: onitoringsplichten en richtlijnen voor inrichting en evaluatie worden de verschillende monitoringsplichten uitgebreid beschreven en is meer achtergrond informatie opgenomen over de monitoringsplichten. e verplichtingen ten aanzien van de monitoring zijn gekoppeld aan de functie die een gebied heeft. 10/45

abel 3.1. onitoringsplichten op het gebied van waterkwaliteit en ecologie van het waterschap voor gebied Regte Heide, Riels aag, Ooievaarsnest en e Hoevens Onderwerp Verplichting eer informatie in bijlage 1: EHS Het gebied Regte Heide en Riels aag is naast EHS ook een 2 natte natuurparel (zie bijlage 3); monitoringsverplichtingen betreffen de waterkwantiteit en zijn in een aparte rapportage beschreven (Brabantse elta, 2010) Natte natuurparel onitoringsverplichtingen betreffen de waterkwantiteit en zijn 3 in een aparte rapportage beschreven (Brabantse elta, 2010) Natura2000 Een deel van het gebied Regte Heide en Riels aag is Natura 4 2000-gebied (zie figuur 2.2). Verplichtingen voor monitoring vanuit Natura 2000 zijn nog niet vastgelegd; eerst zal het beheerplan vastgesteld moeten worden, waarna afspraken volgen. Het waterschap is o.a verantwoordelijk voor de monitoring van de waterkwaliteit van het oppervlaktewater. et name de waterkwaliteit van de zwakgebufferde vennen en het beekbegeleidend bos kan door de voorgestelde maatregelen beïnvloed worden. Op voorhand worden de kwaliteitsontwikkeling van de zwakgebufferde vennen gevolgd. e provincie kan later dit monitoringsplan gebruiken als input voor een nog op te stellen monitoringsplan Natura 2000. ogelijk moet het projectonderzoek dan uitgebreid worden. e kwaliteit van het ven wordt bepaald door het voorkomen van typische soorten. Het voorkomen van deze soorten is gebonden aan abiotische factoren zoals de fysisch chemische waterkwaliteit. e tabel met typische soorten en een algemene beschrijving van de gewenste abiotische factoren van het habitattype zwakgebufferd ven is opgenomen in bijlage 2 (profieldocument, 2009). In dit monitoringsplan is ervanuit gegaan dat de monitoring van Natura 2000- instandhoudingsdoelen (terrestrische natuurdoeltypen) uitgevoerd wordt door de terreinbeheerder. Kaderrichtlijn Water Uit deze KRW doelstelling volgt geen extra 5 monitoringsverplichting voor het waterschap ten opzichte van het bestaande monitoringsprogramma. Voor de verplichtingen zie bijlage 1. e resultaten uit de verplichte KRW-monitoring (operationele monitoring biologie en chemie op 3 meetpunten (110001, 110002 en 130006) worden voor zover relevant meegenomen bij de evaluatie van deze projectmonitoring. Grondwaterrichtlijn Uit de grondwaterrichtlijn volgt geen extra 6 monitoringsverplichting voor het waterschap. Vergunningen Op dit moment zijn er nog geen aanlegvergunningen 7 aangevraagd die voorwaarden stellen aan de monitoring. Over het algemeen voldoet het waterschap al aan de eisen die gesteld kunnen worden in een aanlegvergunning, echter hier wordt natuurlijk ook specifiek op gelet. Keur Bij de voorgestelde maatregelen is geen sprake van 7 aanvoeren, afvoeren, lozen en onttrekken van oppervlaktewater. e ontheffing op de keur van het waterschap stelt geen aanvullende eisen aan de grondwatermonitoring. Subsidie Subsidieverstrekkers kunnen aanvullende eisen stellen aan monitoring. Over het algemeen zullen de gestelde eisen geen aanvullende monitoringsinspanning vergen. 8 11/41

3.2 onitoringsbehoefte Naast bovenstaande verplichtingen bestaat de behoefte om antwoord te krijgen op onderstaande vraag: Wat is het effect van de uitbreiding van het doorstroommoeras op de oppervlaktewaterkwaliteit (zie ook notitie Haalbaarheid helofytenfilter Oude eij, Royal Haskoning 2011)? 3.3 Bestaande monitoring e Oude eij is onderdeel van het KRW-waterlichaam Bovenloop onge (N25_35). rie meetpunten (110001, 110002 en 130006) zijn vanaf 2009 jaarlijks fysisch en chemisch bemeten. Biologisch worden deze meetpunten eens in de 3 jaar onderzocht, zie figuur 3.1. e overige meetpunten zijn slechts incidenteel projectmatig onderzocht, met name in 2005. eetpuntlocatie 110002 uiker Oude rijksweg Breda-ilburg 110004 Benedenstrooms lozing RWZI Riel 130006 uiker in Riels Hoefke 130010 uiker bospad Halve aanven (Goirle) 130007 uiker in Goorstraat (Alphen) 130008 uiker Koekedongen (Alphen) 130009 Bovenstrooms instroom orpswaterloop 130013 500 Benedenstrooms duiker Hondseind Figuur 3.1: locaties fysisch-chemische en biologische meetpunten. aarnaast zijn in 2008 de meeste vennen op de Regte Heide éénmalig fysisch-chemisch en biologisch onderzocht ten behoeve van de opstelling van het beheerplan Natura 2000 (Brabantse elta, 2008). 12/45

Voor de bestaande grond- en oppervlaktewatermonitoring zie het hydrologisch monitoringsplan (Brabantse elta, 2010). Biologische monitoring van de beheertypen (EHS) en de instandhoudingsdoelen (Natura 2000) zal uitgevoerd worden door andere partijen en maakt geen onderdeel uit van dit monitoringsplan. 3.4 Analyse bestaande monitoring Verplichtingen KRW In de huidige situatie wordt voor de monitoring van de biologische en fysisch-chemische situatie voldaan aan de verplichtingen vanuit de KRW. Natura 2000 Verplichtingen voor monitoring vanuit Natura 2000 zijn nog niet vastgelegd; eerst zal het beheerplan vastgesteld moeten worden, waarna afspraken volgen. Op voorhand worden de kwaliteitsontwikkeling van de zwakgebufferde vennen gevolgd, omdat de voorgestelde maatregelen uit het inrichtingsplan invloed kunnen hebben op de waterkwaliteit. Naar alle waarschijnlijkheid volgt er verder geen extra monitoring voor het waterschap die niet al in een ander kader wordt uitgevoerd. Voor zover ecohydrologische randvoorwaarden voor het beekbegeleidend bos gelden vanuit N2000, wordt de monitoring hiervan ondervangen bij het hydrologisch monitoringsplan. Behoefte e notitie Haalbaarheid helofytenfilter Oude eij (Royal Haskoning, 2011) geeft aan dat in de directe omgeving van Regte Heide en Riels aag met name meetpunt 130006 veelvuldig bemonsterd wordt. it punt ligt echter net benedenstrooms van het doorstroommoeras dat de laatste 10 jaar ontstaan is als gevolg van het achterwege laten van het onderhoud. e beoordeling van het effect van de uitbreiding van het doorstroommoeras in het beektraject bij e Hoevens (bovenstrooms van huidige doorstroommoeras) kan niet alleen op basis van dit meetpunt uitgevoerd worden. aarnaast zijn er slechts incidentele metingen beschikbaar van de waterkwaliteit bovenstrooms van het aan te leggen doorstroommoeras, zodat het effect op het benedenstrooms gelegen traject moeilijk te bepalen is. 3.5 Aanvullende monitoring Uit bovenstaande beschrijving blijkt dat er vanuit verplichtingen en behoefte afgezien van het reguliere KRW-onderzoek een tweetal monitoringsvragen zijn, namelijk: Verandert de waterkwaliteit van het zwakgebufferde ven gelegen in Riels aag als gevolg van de maatregelen? Wat is het effect van de aanleg van het doorstroommoeras op de oppervlaktewaterkwaliteit? Hieronder is per vraagstelling de gewenste monitoringsmethodiek uitgewerkt. Effect op het zwakgebufferde ven (zie figuur 2.2) In de huidige situatie wordt het zwakgebufferde ven niet gemonitord, terwijl de voorgestelde maatregelen wel effect kunnen hebben op dit ven. In het ontwerp Beheerplan van het Natura 2000-gebied Regte Heide en Riels aag is aangegeven dat de oppervlakte en de kwaliteit van het ven in stand dient te blijven. it geldt ook voor het beekbegeleidende bos. Aangezien het beekbegeleidende bos echter minder kritisch is op het gebied van waterkwaliteit, is het voorstel om dit niet te monitoren. In de huidige situatie voert het waterschap routinematige monitoring van vennen uit volgens afspraken gemaakt met de provinciale werkgroep Venherstel en KRW-systematiek. 13/41

Voorgesteld wordt om deels aan te sluiten bij deze methodiek, zodat vergelijking met andere vennen ook mogelijk is. In dit monitoringsplan is echter gekozen voor een sobere insteek, zodat geen overbodige kosten gemaakt worden. Om met behulp van 'verklikkers' te bepalen of de ontwikkeling nog op koers is en de ecologische toestand niet verslechterd is het niet nodig om 'alles' te meten. acro-ionen bepalen kan informatie over de herkomst van het water opleveren, maar een EGV-bepaling geeft ook een indruk in hoeverre het water "regenwaterachtig" is. aarnaast is op dit moment al duidelijk dat het ven gevoed wordt door water uit de Regte Hei. Het is niet de verwachting dat er eutrofiëring of hoog zuurstofverbruik is of dat zware metalen aanwezig zijn. Ook bestaan er voor de bovenstaande parameters geen normen vanuit Natura 2000 of KRW, waaraan getoetst kan worden. ocht er een aanleiding zijn, dan kan altijd nog nader worden gezocht naar een oorzaak met aanvullende metingen van bv. chlorofyl. it houdt in dat maandelijks de volgende parameters uit de pakketten algemene chemie, nutriënten, ijzer en alkaliteit en zouten gemeten worden (zie bijlage 4): gehalten N-totaal, P-totaal, zuurstofverzadiging, ph, chloriniteit, alkanliteit, doorzicht en temperatuur. Voorgesteld wordt om voor een periode van 3 jaar te monitoren, waarna met behulp van een evaluatie de methodiek (oa frequentie) bijgesteld kan worden. Een jaar voor uitvoering (indien mogelijk) dient met de monitoring gestart te worden, zodat de nulsituatie vastgelegd is. e locatie van het meetpunt wordt met name bepaald door: de representativiteit (geen schaduw, benedenstrooms) en de bereikbaarheid. aarnaast kan het wenselijk zijn de locatie van het meetpunt te kiezen daar waar in de toekomst ook vegetatiekundige monitoring plaatsvindt. Aangezien dit nog niet bekend is, is afstemming met de vegetatiekundige monitoring echter nog niet mogelijk. Voorstel is om het meetpunt aan de noordoostzijde van het ven te kiezen, bovenstrooms van waar het ven afwatert via een waterloopje richting de Oude eij. it punt is goed bereikbaar, zodat zo min mogelijk schade aangericht wordt bij betreding. it punt is afgestemd met terreinbeheerder Stichting het Brabants andschap. 14/45

zuurstofverzadiging (%) 50 100 50 80 60-120 70-110 ph 4,5-8,0 4,5-7,5 4,0-7,5 4,5-6,5 chloriniteit (mg Cl/l) 40 70 temperatuur ( C) 27 23 oorzicht 0,9 of bodem bodem Alkaliniteit 0,1-1 meq/l * GEP= goed ecologisch potentieel; ZGE= zeer goed ecologische toestand; GE= goede ecologische toestand. ** Voor N-totaal ligt er een voorstel voor aanpassing van de norm van 4 naar 2,4 mg N/l (. vd Berg, 2011). Effect aanleg doorstroommoeras In de notitie Haalbaarheid helofytenfilter Oude eij is geconcludeerd dat uitbreiding van het areaal zuiveringsmoeras (4-6ha) bijdraagt aan de verlaging van de nutriëntengehaltes in de beek. e waterkwaliteit van de beek tot bij de instroom van het effluent van RWZI Riel, kan zodanig worden dat de waterkwaliteitsnorm ZGE in plaats van GEP wordt gehaald. it zuiveringsmoeras wordt gerealiseerd door de aanleg van het doorstroommoeras in het beektraject dat door e Hoevens stroomt inclusief het perceel gelegen bij de instroom van de orpswaterloop. Om na te kunnen gaan of deze conclusie klopt is aanvullende monitoring noodzakelijk. Het gaat hierbij om de meetpunten bovenstrooms van het te realiseren doorstroommoeras, namelijk meetpunten 130008 en 130009 (zie figuur 3.1) en om meetpunten benedenstrooms van het doorstroommoeras namelijk meetpunt 130007. Voorgesteld wordt om deze maandelijks, jaarrond voor een periode van 3 jaar te monitoren op de volgende parameters uit de pakketten algemene chemie en nutriënten (bijlage 5): N-totaal, N-Kjeldahl, NH4-N, NO3-N, P-totaal en ortho-p, alsmede de zuurstofverzadiging en de ph. Indien mogelijk dient een jaar voor uitbreiding van het doorstroommoeras gestart te worden met de monitoring. Voorgesteld wordt om gebruik te maken van de KRW-toetswaarden (zie tabel 3.2). 16/45

4. Kosten van monitoring P: op basis van prijsopgave door AQUON en na goedkeuring door budgethouder. 17/41

5. Analyse van monitoringsresultaten Na 3 jaar zullen de monitoringsresultaten van beide onderzoeken geanalyseerd worden. e toetswaarden zijn terug te vinden in tabel 3.2. Het doorstroommoeras zal enige jaren nodig hebben voordat de zuiverende werking optimaal is. Indien aan de hand van de resultaten blijkt dat de concentraties stabiel blijven, kan de frequentie van de monitoring verlaagd worden. aarnaast kan het meten in de winter achterwege gelaten worden, aangezien dit aansluit bij de KRW systematiek en helofyten alleen zuiverend werken bij hogere temperaturen. Ook de monitoringsfrequentie van het zwakgebufferde ven kan na de evaluatie wellicht omlaaggebracht worden. e effectmonitoring zal na een aantal jaar omgezet kunnen worden in trend/ toestand monitoring. 18/45

iteratuur Haterd van de R.J.W., Achterkamp B. onitoring van oevers en natuurontwikkelingsprojecten 2007. Verdonschot P. 1995. Beken Stromen. eidraad voor ecologisch beekherstel. SOWA. Utrecht NV (2005). Handreiking beheerplannen Natura 2000 gebieden. september 2005. 88p. Provincie Noord-Brabant (2002a) Handboek projectmonitoring verdrogingsbestrijding: Richtlijnen voor ontwerp, inrichting en evaluatie van een meetnet. P03-0496, juni 2002, 95p. Provincie Noord-Brabant (2002b) eerjarenprogramma herstel verdroogde natuurgebieden, 75p+bijlagen. Provincie Noord-Brabant (2002c) Beleidsmeetnet verdroging Provincie Noord-Brabant. P03-0496, juni 2002, 51p Provincie Noord-Brabant (2002d) Streekplan Noord-Brabant 2002: Brabant in Balans. Vastgesteld 22 februari 2002 door de Provinciale Staten van Noord-Brabant. Gedeeltelijk herzien 3 december 2004. 193p. Provincie Noord-Brabant (2002e) Partiële herziening Waterhuishoudingsplan 2003-2006: Plantekst. Vastgesteld door de Provinciale Staten van Noord-Brabant, december 2002. 212p. Provincie Noord-Brabant (2005a) Kaders voor het GGOR: Gewenst grond- en oppervlaktewater regime in Noord-Brabant. Vastgesteld september 2005. 71p+bijlagen Provincie Noord-Brabant (2005b) 2 OGOR natuur in Noord-Brabant, hydrologische randvoorwaarden voor Brabantse natuurdoeltypen Provincie Noord-Brabant (2008) Ontwerp Provinciaal Waterplan Noord-Brabant 2010-2015: plantekst. 129p. Royal Haskoning, 2011. Haalbaarheid helofytenfilter Oude eij. In opdracht van Waterschap Brabantse elta. Royal Haskoning, 2012a. Natuurtoets uitvoeringsontwerp Oude eij, traject Oude eij. In opdracht van Waterschap Brabantse elta. Royal Haskoning, 2012b (in wording). Inrichtingsplan Oude eij. In opdracht van Waterschap Brabantse elta. Rijkswaterstaat, 2011. Richtlijn KRW onitoring Oppervlaktewater en Protocol oetsen & Beoordelen NO (2005) Ontwerp eetnet Vernatting rondom de Cork-gebieden 1 e planfase. NO-rapport 05-103-B0710, juli 2005, 72p NO (2006) Ontwerp Referentiemeetnet Vernatting rondom de Cork-gebieden 2 e planfase. NO Rapport 2006-U-R0048/B, 72p. 2 Naar dit rapport wordt ook wel verwezen als: Ertsen,, P de ouw en J Buma (2005) OGOR Natuur in Noord-Brabant. Hydrologische randvoorwaarden voor Brabantse natuudoeltypen. Provincie Noord-Brabant, en Bosch. 19/41

Waterschap Brabantse elta (2005) Keur waterkeringen en oppervlaktewateren waterschap Brabantse elta. Versie 29 juni 2005, 34p+bijlagen. Waterschap Brabantse elta, Waterschap e ommel, Waterschap Aa en aas en Provincie Noord-Brabant (2006) Juridische leidraad ontwikkeling natte natuur. Eindversie ORG 2006. 13p+bijlagen. Waterschap Brabantse elta (2009a) Werkinstructie Inrichten eetpunt. atum 28-05-2009, document WI 510b.doc. Eventuele updates via kwaliteitshandboek. Waterschap Brabantse elta (2009b) Invoeren en opslaan. atum 21-04-2009, document PB410. Eventuele updates via kwaliteitshandboek. Waterschap Brabantse elta, 2010. Hydrologisch monitoringsplan Regte Heide, Riels aag, Ooievaarsnest en e Hoevens. Provincie Noord-Brabant, juni 2002b, Handboek projectmonitoring verdrogingsbestrijding Richtlijnen voor ontwerp, inrichting en evaluatie van een meetnet Waterschap Brabantse elta (Samuels, J. en R. van Nispen), sept. 2008. Afleiding EP/GEP voor waterlichamen KRW binnen waterschap Brabantse elta. eelgebied Boven ark. iverse websites zoals: http://www.helpdeskwater.nl/monitoring/leidraad_monitoring/ http://www.helpdeskwater.nl/monitoring/leidraad_monitoring/thema's/ecologie/ http://www.brabantsedelta.nl/zakelijk/waterthema's/items_waterthema's/normen http://www.helpdeskwater.nl/onderwerpen/water-ruimte/ecologie_maatregelen/handleiding/eurichtlijnen/krw_monitoring http://krw.stowa.nl/projecten/krw_maatlatten.aspx?pid=49 20/45

Bijlage 1: onitoringsplichten en richtlijnen voor inrichting en evaluatie 1 onitoringsplichten 2 Ecologische Hoofdstructuur (EHS) In 2018 dient de gehele EHS met de bijbehorende abiotische randvoorwaarden gerealiseerd te zijn (Provincie Noord-Brabant, 2002a). In de bestuursovereenkomst tussen provincie en waterschappen is opgenomen dat: "aatregelen die binnen de EHS alsmede in de omgeving daarvan nadelige gevolgen zullen hebben voor burgers en bedrijven, zullen niet in uitvoering worden genomen zonder de in redelijkheid te vorderen medewerking van de betrokken grondeigenaren en grondgebruikers". aarnaast is opgenomen dat: "de waterschappen waar nodig en wenselijk overeenkomsten naar burgerlijk recht sluiten met agrarische ondernemers die bereid en in staat zijn om een vorm van dagelijks beheer van de bij hen in eigendom of gebruik zijnde gronden te realiseren die congruent zijn met de doelstellingen van de EHS" (zie artikel 13 lid 3 en 4 van de bestuursovereenkomst tussen de provincie en de waterschappen, 2004). Voor de EHS (geen natte natuurparel of Natura2000) is het verplicht te werken met een interne buffer. it betekent, dat stijging van de grondwaterstand alleen binnen de EHS mag optreden en geen uitstralend effect mag hebben op het omliggende (landbouw-) gebied. Hierdoor treedt er in principe geen conflict op in de vorm van schade aan omliggende functies (Provincie Noord-Brabant, 2008). Ook al kan er in principe geen conflict optreden in de vorm van schade aan omliggende functies, het kan toch gewenst zijn om de eventuele uitstralingseffecten buiten de EHS te monitoren. Binnen de EHS kan, indien gewenst door de terreinbeheerder, grondwaterstandmonitoring plaatsvinden, dit is echter niet noodzakelijk. 3 Natte natuurparel e term natte natuurparel 3 is geïntroduceerd in het Streekplan Noord-Brabant 2002 (Provincie Noord- Brabant, 2002d). In het streekplan wordt tevens op hoofdlijnen aangegeven wat het nagestreefde doel is, namelijk hydrologische bescherming van deze bijzonder gevoelige natuurgebieden tegen ongewenste ruimtelijke ingrepen. it betekent planologisch gezien het weren van intensieve vormen van landbouw (met name gelet op beregening) uit de omgeving en het stimuleren van extensieve vormen van landbouw. Verdere uitwerking van dit ruimtelijk beleid en hoe dit door middel van aanlegvergunningen daadwerkelijk gerealiseerd wordt, is opgenomen in de reconstructie- en revitaliseringsplannen. e aanwijzing van gebieden als natte natuurparel met als uitgangspunt het tegengaan van verdere verdroging en het streven naar hydrologisch herstel is verder uitgewerkt in de Partiële herziening Waterhuishoudingsplan 2003-2006 (WHP2+) (Provincie Noord-Brabant, 2002e). Het is echter niet zo dat deze gebieden niet eerder al in beeld waren als bijzonder gevoelige natuurgebieden. Op hydrologisch gebied worden de doelstellingen verder uitgewerkt in het WHP2+. Het hydrologische beleid uit het WHP2+ kent twee sporen, namelijk: de natte natuurparels beschermen tegen verdere verdroging (= standstill beleid) en; door herstelmaatregelen de verdroging opheffen (= hydrologisch herstel). Spoor 1: standstill beleid Waterbeheerders (provincie en waterschappen) passen een strikt beschermingsbeleid toe in een zone van 500 meter rondom natte natuurparels. Spoor 2: hydrologisch herstel en aanzien van het hydrologisch herstel geldt een resultaatsverplichting voor de waterschappen (WHP2+). In de natte natuurparels moeten door herstelmaatregelen specifieke natuurdoelen gehaald worden. e natuurdoelen die gehaald moeten worden in de natte natuurparels zijn vastgelegd in de natuurdoeltypen in de provinciale natuurgebiedsplannen. Het beleid ten aanzien van het hydrologisch herstel staat goed omschreven in de vastgestelde kaders GGOR van de provincie (Provincie Noord-Brabant, 2005a): "Voor de natte natuurparels geldt dat maatregelen tot de rand van het natuurgebied uitgevoerd worden. oor deze maatregelen kunnen uitstralingseffecten ontstaan naar de omliggende functies. e definitieve omvang van de uitstralingszones worden door de waterschappen nader bepaald in gebiedsgerichte uitwerkingen. Het verhogen van de grondwaterstand in omliggend landbouwgebied 3 Waterafhankelijke delen van de Groene Hoofdstructuur die behoren tot een samenhangend complex van natuurgebieden en sterk afhankelijk zijn van hoge grondwaterstanden of kwel. eze gebieden worden sterk beïnvloed door de inrichting en het beheer van de omgeving en daarom is het beleid er op gericht om de waterhuishouding, waterkwaliteit en inrichting af te stemmen op de ecologische doelstellingen (Provincie Noord-Brabant, 2008). 21/41

door vernattingsmaatregelen in natuurgebieden kan nadelig zijn voor de bedrijfsvoering en bestaande bebouwing, maar dat is niet per definitie het geval. Er kan ook sprake zijn van een verbetering van de landbouwkundige omstandigheden door de afname van droogteschade. aar waar daadwerkelijk sprake is van beperking van gebruiksmogelijkheden wordt in overleg met betrokken gezocht naar een oplossing. it kan in de vorm van technische compensatie, financiële compensatie, maar ook compensatie in de vorm van grond." it uitgangspunt is verwerkt in de reconstructie- en revitaliseringsplannen, in de vastgestelde kaders voor GGOR en in bestuursovereenkomsten tussen provincie en waterschappen en tussen provincie en gemeenten. Bij hydrologisch herstel van natte natuurparels kunnen verschillende soorten schade optreden zoals (Waterschap Brabantse elta et al., 2006): Inkomensschade: schade als gevolg van gederfde inkomsten door vernatting; Planschade: schade (waardedaling van gronden en onroerende zaken) die enkel en alleen veroorzaakt wordt door de vaststelling van een (ruimtelijk) plan. Het gaat hier om de aanwijzing van natte natuurparels in reconstructieplannen en/of bestemmingsplannen. eze schade wordt afgedaan via het ruimtelijk spoor; Vermogenschade: schade bestaande uit waardedaling van gronden en onroerende zaken die een gevolg is van het uitvoeren van de vernatting. Voor meer informatie over schade en schadevergoedingen wordt verwezen naar Waterschap Brabantse elta et al. (2006) Juridische leidraad ontwikkeling natte natuur. Eindversie ORG 2006. 13p+bijlagen. Als doelstelling geldt dat de aanpak voor alle natte natuurparels in Brabant uiterlijk in 2013 is gestart en vóór januari 2016 is afgerond. In natte natuurparels waarvan op grond van een evaluatie in 2012 is vastgesteld, dat afronding van de uitvoering in 2015 om moverende redenen niet haalbaar is, geldt afronding van de uitvoering in 2018 als termijn (Provincie Noord-Brabant, 2008). Het waterschap heeft een resultaat verplichting voor het hydrologisch herstel van de natte natuurparel (Provincie Noord-Brabant, 2002e). Om de effecten van vernattingsmaatregelen te bepalen is, naast bijvoorbeeld modelmatige grondwaterstandberekeningen, de monitoring van het grondwater binnen de natte natuurparel gewenst. Aangezien de vernattingsmaatregelen voor de natte natuurparels tot de rand van het natuurgebied uitgevoerd worden, kunnen uitstralingseffecten ontstaan naar de omliggende functies. e eventuele uitstralingseffecten worden voor de uitvoering van de maatregelen bepaald (bijvoorbeeld met een grondwatermodel). e monitoring van het grondwater buiten de natte natuurparel (eventuele uitstralingseffecten) is gewenst. Voor het monitoren van de vernatting is rond 2002-2003 het beleidsmeetnet verdroging ingericht (Provincie Noord-Brabant, 2002c). In het kader van het akkoord van Cork is afgesproken dat grondwatermonitoring plaatsvindt in en rond de natte natuurparels (Cork-gebieden). e richtlijnen voor de inrichting van dit meetnet zijn bepaald door NO (2005 en 2006) en is voorgeschreven door de provincie (verplicht). Het meetnet is ook bedoeld voor het monitoren van uitstralingseffecten. Het meetnet is ingericht en wordt beheerd door het waterschap. 4 Natura2000 Voor Natura2000 gebieden geldt een monitoringsverplichting. it zijn gebieden die in Europees verband een bijzondere status hebben en zijn opgenomen in het Register van Beschermde gebieden. Voor deze gebieden bestaat de verplichting om de waterafhankelijke habitattypen in stand te houden. e abiotische monitoring verplichting in de Natura2000 gebieden worden hier kort samengevat (NV, 2005). e EU-richtlijnen verplichten de lidstaten regelmatig te rapporteren over de staat van instandhouding van soorten en habitattypen. Ze moeten ook rapporteren over de toepassing van genomen maatregelen (met name instandhoudingsmaatregelen) en de effecten van deze maatregelen op de staat van instandhouding van soorten en habitattypen, met speciale aandacht voor de prioritaire soorten. it vereist allereerst dat voor de soorten en habitattypen vastgesteld wordt wanneer deze in gunstige staat van instandhouding verkeren (referentie). Per soort en habitattype zal vervolgens moeten worden beoordeeld (landelijk en per gebied) wat de huidige staat van instandhouding is (de nulmeting). Bovendien moet worden bepaald met welke maatregelen de gunstige staat van instandhouding' te behouden is. eze rapportage wordt 6-jaarlijks opgesteld. In hoofdlijnen geldt de volgende taakverdeling: het rijk is verantwoordelijk voor de monitoring van de staat van instandhouding van soorten en habitattypen; 22/45

het bevoegd gezag voor het opstellen van het beheerplan is verantwoordelijk voor het monitoren van de maatregelen (inclusief de effectiviteit ervan) en van veranderingen in het gebied en in het gebruik in en om het gebied. Aanpak grondwatermonitoring (minimum eis) (inisterie van VRO, 2006): de monitoring is alleen gericht op de Natura2000 gebieden die direct en indirect grondwaterafhankelijk zijn. e overige natuurgebieden worden niet beïnvloed door de grondwaterstand en worden daarom buiten het grondwatermonitoringsplan gelaten; de monitoring is alleen gericht op het volgen van de geohydrologische veranderingen; de monitoring is als eerste stap gericht op de veranderingen van de stijghoogte in het onderliggende watervoerende pakket. Argument is dat de stijghoogte meestal de bepalende factor is voor de verdroogde status van het gebied. Het freatische grondwater ondergaat veel fluctuaties en is daarom moeilijker te monitoren. e stijghoogte wordt gemeten in alle Natura2000 gebieden, onafhankelijk van de weerstand die aanwezig is tussen het watervoerende pakket en de bovenliggende freatische laag; monitoring van freatische grondwaterstanden is optioneel. Het aantal te kiezen peilbuizen is sterk afhankelijk van de grootte van het gebied en de hydrologische karakteristieken. Het is in dit geval altijd maatwerk. e verantwoordelijkheid voor de monitoring van de stijghoogte in het onderliggende watervoerende pakket ligt bij de provincie. e verantwoordelijkheid voor de monitoring van freatische grondwaterstanden ligt bij het waterschap. eestal worden deze grondwaterstanden al door het waterschap gemonitord. e monitoring wordt opgenomen in het verplichte beheerplan van het Natura2000 gebied (vastgesteld uiterlijk in 2011). Het streven is erop gericht om alle in de beheerplannen opgenomen watermaatregelen voor Natura2000- gebieden vóór januari 2016 te hebben uitgevoerd (Provincie Noord-Brabant, 2008). 5 Kaderrichtlijn Water e Europese Kaderrichtlijn Water (nr. 2000/60/EG) is op 22 december 2000 gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen (EU, 2000). aarmee is de richtlijn officieel van kracht geworden. Het hoofddoel van de KRW is het vaststellen van een kader voor de bescherming van landoppervlaktewater, overgangswater, kustwater en grondwater. Het hoofddoel van de KRW is het bereiken van de goede toestand voor grond- en oppervlaktewater. e goede toestand wordt weergegeven per oppervlaktewater 4 - en grondwaterlichaam 5. onitoring is nodig om te controleren of aan deze doelstellingen wordt voldaan. Voor grondwater gelden de volgende doelstellingen: 1. een goede chemische toestand (stoffen mogen de normen niet overschrijden) én; 2. een goede kwantitatieve toestand (de onttrekking is niet groter dan de aanvulling). aarnaast is de relatie tussen grondwater, oppervlaktewater en natuur van belang: 3. de kwaliteit van het grondwater moet zó zijn dat dit het bereiken van de oppervlaktewaterdoelstellingen niet in de weg staat én dat het de natuur niet negatief beïnvloedt. Het gaat daarbij zowel om natuur in en rond de wateren (aquatische natuur) als landnatuur (terrestrische natuur); 4. hetzelfde geldt voor de grondwaterstand; ook die moet zodanig zijn dat het oppervlaktewater en de natuur geen significante schade ondergaan. Ad 1. e grondwaterkwaliteit is niet de verantwoordelijkheid van het waterschap. Uit deze KRW doelstelling volgt geen extra monitoringsverplichting. Ad 2. Het betreft hier met name het diepe grondwater. e verantwoordelijkheid van de monitoring van het diepe grondwater ligt niet bij het waterschap. onitoring wordt vaak uitgevoerd door de provincie en waterwinbedrijven. Uit deze KRW doelstelling volgt geen extra monitoringsverplichting. 4 e KRW definieert een oppervlaktewaterlichaam als: Een onderscheiden watermassa van aanzienlijke omvang, zoals (eendeel van) een meer, een waterbekken, een stroom, een rivier, een kanaal. Als aanbevolen minimumomvang van een oppervlaktewaterlichaam wordt een oppervlak van 50 ha of een stroomgebied van 10 km2 genoemd. Een lidstaat mag ook wateren met een kleinere omvang als waterlichaam definiëren. e hoofddoelstelling van de KRW geldt voor alle wateren in Europa, maar de KRW werkt dit nader uit voor waterlichamen. 5 e KRW definieert een grondwaterlichaam als: een afzonderlijke grondwatermassa in een of meer watervoerende lagen. Een watervoerende laag, ook wel aquifer genoemd, bestaat uit één of meer ondergrondse rotslagen of andere geologische lagen, die voldoende poreus en doorlatend zijn voor een belangrijke grondwaterstroming naar ecosystemen aan het maaiveld of voor de onttrekking van aanzienlijke hoeveelheden grondwater. 23/41

Ad 3. e grondwaterkwaliteit is niet de verantwoordelijkheid van het waterschap. e oppervlaktewaterkwaliteit is dit wel en wordt al gemonitord door het waterschap. Uit deze KRW doelstelling volgt geen extra monitoringsverplichting. Ad 4. onitoring effect van grondwaterstand op het oppervlaktewater oor het onttrekken van grondwater neemt de hoeveelheid gedraineerd water door beken en rivieren af. oor de intensieve drainage door het oppervlaktewater is de voeding naar het grondwatersysteem afgenomen. In laag-nederland is voldoende aanvoer van water en leidt dit niet tot droogvallende sloten. In hoog-nederland kunnen de bovenlopen van de beken droogvallen. Voor de beoordeling van het effect van de kwelstroming naar afzonderlijke beken wordt gebruik gemaakt van de regionaal geselecteerde peilbuizen. eze peilbuizen geven een idee van de veranderingen in de regionale kweldruk en zo de bijdrage aan de beken. onitoring van interactie tussen grond en oppervlaktewater maakt geen deel uit van het standaard KRW monitoringmeetnet en wordt (vooralsnog) niet aan Brussel gerapporteerd (inisterie van VRO, 2006). Uit deze KRW doelstelling volgt geen extra monitoringsverplichting. onitoring effect van grondwaterstand op terrestrische ecosystemen oor het onttrekken van (diep) grondwater en het draineren van (ondiep) grondwater zijn natuurgebieden op land in Nederland verdroogd geraakt. it betekent zowel een lagere grondwaterstand dan gewenst als een verandering in waterkwaliteit door een verandering in kwelstromen. e KRW vraagt om een analyse waarbij rekening wordt gehouden met veranderingen in grondwaterstand op de terrestrische ecosystemen (inisterie van VRO, 2006). Op dit moment worden deze effecten niet op het detailniveau van de monitoringsplannen van het waterschap gerapporteerd aan Brussel. Het waterschap monitort de grondwaterstanden in natuurgebieden. e terreinbeheerder is verantwoordelijk voor de monitoring van de toestand van terrestrische ecosystemen en het behalen van bepaalde natuurdoeltypen. Uit deze KRW doelstelling volgt geen extra monitoringsverplichting voor het waterschap. onitoring ecologische en chemische toestand van het oppervlaktewater idstaten moeten in 2006 een monitoringprogramma hebben voor de ecologische en chemische toestand van het oppervlaktewater (art. 8.2). In het KRW-meetnet wordt onderscheid gemaakt tussen: toestand en trend-monitoring (globale ontwikkeling in de tijd) operationele monitoring (vinger aan de pols in waterlichamen die at risk zijn) e toestand- en trendmonitoring dient plaats te vinden voor alle hieronder genoemde biologische kwaliteitselementen: samenstelling, abundantie en biomassa van het fytoplankton, samenstelling en abundantie van de overige waterflora, samenstelling en abundantie van de benthische ongewervelde fauna en de samenstelling, abundantie en leeftijdsstructuur van de visfauna. Operationele monitoring (en derhalve ook de ecologische beoordeling) dient evenwel slechts plaats te vinden voor parameters van één of meer biologische kwaliteitselementen die het meest gevoelig zijn voor menselijke belastingen. Aangezien operationele monitoring met name bedoeld is om de effectiviteit van de maatregelenprogramma s vast te stellen, is deze vorm van monitoring en bijbehorende beoordeling het meest relevant. Bij toestand en trend monitoring wordt binnen elk geselecteerd waterlichaam (in West-Brabant zijn er 25 waterlichamen) in principe één meetlocatie gekozen. In de Richtlijn KRW onitoring Oppervlaktewater en Protocol oetsen & Beoordelen januari 2011 staat uitgewerkt hoe de monitoring plaats moet vinden en hoe getoetst en beoordeelt kan worden. Voor nadere informatie betreffende de KRW-monitoring (door waterschap Brabantse elta) zie verder de volgende sites: http://www.brabantsedelta.nl/zakelijk/waterthema's/items_waterthema's/normen http://www.helpdeskwater.nl/onderwerpen/water-ruimte/ecologie_maatregelen/handleiding/eurichtlijnen/krw_monitoring http://krw.stowa.nl/projecten/krw_maatlatten.aspx?pid=49 24/45

6. Grondwaterrichtlijn e Grondwaterrichtlijn is een dochterrichtlijn van de Kaderrichtlijn Water (KRW) en is eind 2006 definitief vastgesteld (2006/118/EC). e Grondwaterrichtlijn richt zich specifiek op het beschermen van de chemische kwaliteit van het grondwater. e Grondwaterrichtlijn is een uitwerking van de KRW (zie paragraaf 5 van deze bijlage). Uit de grondwaterrichtlijn volgt geen extra monitoringsverplichting voor het waterschap. 7. Vergunningen Voor het uitvoeren van maatregelen is een aanlegvergunning noodzakelijk van de betreffende gemeente waar de maatregelen worden uitgevoerd. aarnaast kan een ontheffing op de Keur van waterschap Brabantse elta noodzakelijk zijn. Op dit moment zijn er nog geen aanlegvergunningen aangevraagd die voorwaarden stellen aan de monitoring. Over het algemeen voldoet het waterschap al aan de eisen die gesteld kunnen worden in een aanlegvergunning, echter hier wordt natuurlijk ook specifiek op gelet. e keur van het waterschap (Waterschap Brabantse elta, 2005) gaat met name in op de waterkeringen en oppervlaktewateren. Grondwater wordt slechts tweemaal genoemd in relatie tot aanvoeren, afvoeren, lozen en onttrekken van oppervlaktewater. In volledig beschermde gebieden geldt nog een apart vergunningen regime (zie artikel 4.20 van de keur) waarin de negatieve invloed op de grondwaterstand in de beschermde gebieden wordt meegenomen. 8. Subsidie Subsidieverstrekkers kunnen aanvullende eisen stellen aan monitoring. Over het algemeen zullen de gestelde eisen geen aanvullende monitoringsinspanning vergen. 9. eetnet 9.1 Inrichting meetnet Bij het meetnetontwerp wordt zoveel mogelijk uitgegaan van bestaande grondwatermeetpunten zodat de extra inspanning voor het plaatsen van meetpunten wordt beperkt en gebruik kan worden gemaakt van historische tijdreeksen. In (en om) de meeste natuurgebieden zijn reeds lokale meetnetten aanwezig waarvan een deel in het INO-loket zit. e aanwezigheid van tijdreeksen van meetpunten geeft een belangrijke meerwaarde. Zo kan met behulp van een tijdsreeksanalayse de meteorologie uit de reeks worden gefilterd waardoor een eventuele trend overblijft die aangeeft of het natter of droger is geworden. Een nieuw te plaatsen meetpunten in een natuurgebied moet representatief liggen binnen een bepaalde ecohydrologische zone. In ieder geval niet in de oever of aan de rand van een sloot. In percelen die binnen zo'n zone nog greppeltjes kent, wordt het meetpunt min of meer centraal tussen deze greppels geplaatst (Provincie Noord-Brabant, 2002c). 9.2 Plaatsing peilbuizen Enkele algemene normen bij de inrichting van meetpunten (Provincie Noord-Brabant, 2002a): Plaatsing van de peilbuizen dient te gebeuren volgens de NEN norm 5766; Peilbuizen en peilschalen worden vervolgens ingemeten t.o.v. NAP; Zet de buizen zo neer dat deze toegankelijk zijn voor monsternemers, maar niet op drukke punten; et op overlast bij het beheer van de grond; Grondwatermeetpunten moeten minstens 10 meter, bij voorkeur 25 meter van een sloot staan en zo ver mogelijk van bebouwing of wegen, minstens 10 meter maar bij voorkeur 15 meter. it geldt natuurlijk niet als het doel is om vernatting bij bebouwing te meten; eetpunt niet in kuilen of lokale hoogtes; et er op of het perceel gedraineerd is. Bij gedraineerde percelen moet de peilbuis midden tussen de drains worden geplaatst; 25/41