Eerste Dialoog In Dialoog Boeddha en Socrates Op de avond van 12 januari 2006 richtte de eerste dialoog zich op de vergelijking van de uitspraken van Boeddha en Socrates. Boeddha zei: Weet dat je onwetend bent. Socrates zei: Ik weet dat ik onwetend ben 1
Introductie Boeddha Het verhaal van Boeddha speelt zich rond 625 v.christus, in India, af. Boeddha, toen nog Prins Siddharta genoemd, was als zoon van een koning voorbestemd om de troon op te volgen. Maar tegen de tijd dat zijn zoon werd geboren begon hij zich te interesseren voor het leven buiten de muren van het paleis. Al spoedig kwam hij in aanraking met de drie meest schrijnende vormen van het lijden: ouderdom, ziekte en dood. Toen de prins over alles wat hij had gezien begon na te denken werd hij stil en in zichzelf gekeerd. Angst overviel hem omdat datgene wat hij had gezien ook zijn pasgeboren zoon zou treffen. Siddharta besloot om op zoek te gaan naar een werkelijke oplossing voor al dit lijden. Het is dankzij de geboorte van zijn zoon, dat de onomkeer -baarheid van dit tijdsaspect, deze onontkoombare gang van een mensenleven, in zijn volheid tot zijn bewustzijn doordringt. Hij probeert de kringloop van geboorte en dood in eerste instantie door een extreme vorm van ascese te doorbreken. Na 6 jaar komt hij erachter dat dit niet leidt tot een onderbreking van deze vicieuze cirkel. Uiteindelijk vindt hij het pad: alles maar dan ook alles komt voort uit onwetendheid. Zodra de onwetendheid is opgelost, is de cirkel doorbroken. Boeddha doceert gedurende 45 jaar zijn ervaring, die nu bekend geworden is als Verlichting. Hij heeft de dharma onderwezen; de leer waarin hij zijn inzichten uit een zette en de methode hoe men deze inzichten in zijn totaliteit kan realiseren. Introductie Socrates. Socrates is in Griekenland rond 470 v. Christus geboren. Zijn vader is beeldhouwer en zijn moeder een verloskundige. Socrates trouwt en krijgt een stel kinderen. Socrates, die in eerste instantie ook beeldhouwt, stopt hiermee om met alle jonge 2
mannen van de stad Athene gesprekken aan te gaan. Het zijn dialogen, die na zijn dood door zijn meest begaafde leerling Plato zijn opgetekend. Het socratisch dialoog verloopt als volgt: Socrates vertelt de jongeman dat hij onwetend is. De jongeling kan dit heel goed begrijpen door de vraagstellingen van Socrates. Want als je zulke eenvoudige vragen stelt dan is het duidelijk dat je er niets van af weet. Vervolgens gaat de jongeling in enthousiasme uit de doeken doen wat hij allemaal weet. De jongeling acht zichzelf wetend. Dan laat Socrates, op niet mis te verstane wijze de jongeling inzien dat hij vanuit zijn arrogantie denkt iets te weten, maar dat zijn redeneringen totaal niet kloppen. De jongeman barst in tranen uit. En ziet nu in dat ook hij echt onwetend is. Nou zegt Socrates, zie ons tweeën eens aan: we zijn beiden onwetend. En dan gaan ze samen kijken wat ze wel over het onderwerp weten. Socrates pro- beerde hiermee geestelijke geboortes bij de mensen tot stand brengen. Hoe de onwetendheid te verkleinen? Door vragen te stellen aan een ander. Wat gebeurt er als je vragen stelt? Dan ga je denken. Uit het denken ontstaat op dat moment weer iets anders het denken wordt door de vraag ergens naar toe geleid. Het gerichte denken opent nieuwe poorten. We kunnen denken met ons hart en met ons verstand of intellect. Het denken met het hart berust op ervaring, we zijn voelend denkend bezig. Het intellect lijkt in deze context meer op het concrete, het weten van en het denken over feiten. Zou voelend denken kunnen leiden tot weten? Kunnen we weten? Weten we bijvoorbeeld dat we slapen, of is dit een geconditioneerdheid van de geest. We hebben vroeger als kind gehoord dat we geslapen hebben, waardoor we deze toestand waarin we verkeren bestempelen met ditzelfde woord; we nemen dit als een vaststaand feit over. Want wanneer slapen we? Als we ons niet meer bewust zijn van het feit dat we denken (vaak is dit een voortdurende stroom van zichzelf herhalende gedachten).kunnen we zeggen dat als we ons hier niet meer van bewust zijn dat we dan slapen? 3
Over vragen Er zijn concrete en er zijn open vragen. Bestaan er überhaupt open vragen? Een vraag is een middel om het denken een bepaalde richting op te sturen. Zou je kunnen stellen dat een open vraag een vraag is waarop het antwoord eeuwigdurend veranderd? Bijvoorbeeld de vraag: wat is filosofisch gezien leven? En ook hier moet al een beperking worden aangebracht omdat het leven zelf al zoveel gedefinieerde vormen heeft. Wordt er iets bereikt door het stellen van vragen? Boeddha stelde geen vragen, Socrates alleen maar. Zou je kunnen lesgeven waardoor de ander als vanzelf op vragen komt? Zou je door het stellen van vragen de ander tot denken willen aansporen? Wat is een open vraag? Boeddha gebruikte de onwetendheid om het lijden van de mens tot uitdrukking te brengen. Onwetendheid is de kern van al het lijden van de mens. Door het opheffen van de onwetendheid valt het lijden van de mens weg. In die zin wordt onwetendheid als voertuig gebruikt om tot weten te komen met bijna de belofte dat er dan geen lijden meer zal zijn. Dit maakt het heel aan- trekkelijk om tot weten te komen, immers niemand wil lijden. Socrates repte niet over enig onderling verband tussen onwetendheid en lijden. Sterker nog toen hij door zijn manier van vragenstellen ter dood werd veroordeeld vond hij dat een juiste zaak en deed hij zelfs geen moeite om te ontsnappen terwijl zich de mogelijkheid voordeed. Toen zijn vrienden hem vroegen wat hij na zijn dood zou doen antwoordde Socrates dat hij in de Hades, net als hier, door zou gaan met het stellen van vragen. Voor Socrates lijkt het erop alsof hij geen enkel lijden kende. Of dit nu door zijn passie voor het stellen van vragen werd teniet- gedaan of dat het spel van de onwetendheid hem zoveel vreugde schonk zodat er geen plaats meer was voor lijden, is moeilijk te achterhalen. 4
Wat gebeurt er door de onwetendheid van zichzelf te erkennen? Is men werkelijk onwetend of kan men door de beperkingen van de geest geen gebruik maken van het totale weten? En zou Boeddha door het pad van het juiste onderzoek te introduceren het pad naar een kosmisch weten voor ogen gehad hebben? Kunnen we weten? Weten is ieder moment veranderlijk. En in die zin kunnen we slechts spreken van een relatief weten. Het woord weten moet niet verward worden met kennis hebben van. Kennis kan zuiver formeel opgevat worden en dat is zeker in het geval van Socrates niet de bedoeling. Zo eindigt geen enkel socratische dialoog met een conclusie. Er valt in die zin niets te onthouden, of als een vaststaand feit te bestempelen. Alles is aan veran- dering onderhevig. En dat is wat Boeddha ook zei: onderzoek alles, neem niets zomaar aan. Door te weten dat je onwetend bent kom je tot het stellen van vragen en niet tot het simpel naspreken van oppor- tunistische slogans. Zowel Boeddha als Socrates nodigen de mens uit om zijn geest te onderzoeken. Boeddha zei: weet dat je onwetend bent. Iedereen kan zich dit aantrekken, die zich hierdoor aangetrokken voelt. Zou dit dan toch als een open vraag kunnen worden aangemerkt? Socrates zegt : ik weet dat ik onwetend ben. Juist in het woord ik kan een groot verschil tussen beiden schuil gaan. Of was Sokrates nog zo gnostisch 1 dat hij met zijn ik zijn zuiverste zijn bedoelde? 1 gnos tie ken, gnostici (zn.; mv.) (theol.) theosofen in de 2e-5e eeuw na Chr. die het wezen van de dingen probeerden te verklaren door bespiegelingen over het ontstaan van het heelal en door oosterse mythen. 5
Over het intellect en weten. Het intellect houdt zich bezig met kennis, met het concrete. Je zou kunnen zeggen dat het zich op het causale vlak begeeft. Het weten daarentegen is ongrijpbaar, zo is het er en zo is het weer verdwenen. En in die zin kruist het heel even de horizon- tale lijn van het intellect. In een flits weten we het, om het daarna weer vergeten te zijn. Als je wetend bent zou je het dan ook kunnen onthouden? 6