Kamerstuk IX, nr.1. Jaarverslag 2014 van het ministerie van Financiën (IX)

Vergelijkbare documenten
Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

BEZORGEN Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA Den Haag. Geachte mevrouw Arib,

BEZORGEN Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA Den Haag. Geachte mevrouw Arib,

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA 'S-GRAVENHAGE

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Kredietcrisis en bankentoezicht

1/2. Staten-Generaal Nationalisatie SNS REAAL. Vergaderjaar B/ Nr. 47 BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Tweede Kamer der Staten-Generaal

2015Z Kunt u per nationale centrale bank in het eurostelsel aangeven hoeveel zij onder de ANFAovereenkomst

Tweede Kamer der Staten-Generaal

.., Algemene Rekenkamer BEZORGEN. Voorzitter van de Tweede Kamer Lange Voorhout 8 der Staten-Generaal. Binnenhof 4 DEN HAAG

Wijziging van de begrotingsstaat van het Ministerie van Financiën (IXB) voor het jaar 2012 (Incidentele suppletoire begroting EIB)

Sterke toename van beleggingen in Duits en Frans schuldpapier. Grafiek 1 - Nederlandse aankopen buitenlandse effecten

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Advies nr. 7/2014. Verordening (EG, Euratom) nr. 1150/2000 houdende toepassing van

Tweede Kamer der Staten-Generaal

De Nederlandsche Bank. Statistisch Bulletin maart 2009

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Antwoorden op Kamervragen begroting IX

5. VERDIEPINGSBIJLAGE. 5.1 Financiering staatsschuld

2.4 Paragraaf 4 Financiering en beleggingen

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Europese noodfondsen: juridische grondslag en besluitvorming over totstandkoming

Nationale rekeningen voldoen aan nieuwe internationale richtlijnen

de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, namens de secretarisgeneraal van de Europese Commissie

Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag Nederland

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Directie Financieringen Ons kenmerk Uw brief (kenmerk) Bijlage

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Titel 1 (eigen middelen): miljoen EUR. Titel 3 (overschotten, saldi en aanpassingen): miljoen EUR

2016D21573 LIJST VAN VRAGEN

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Bijlage - Omvang Bruto EMU-schuldreductie

Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Bijna 3 miljard euro begrotingsoverschot in 2016

Rijksjaarverslag 2014 ix Financiën en Nationale Schuld

Antwoorden Kamervragen Tweede Suppletoire begroting Financiën (IXB) en Nationale Schuld (IXA) 2016

PROGRAMMABEGROTING

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vraag 1 Welke risico s zijn er verbonden als het niet inzichtelijk is waaraan het uitgeleende geld is besteed?

2016D48159 LIJST VAN VRAGEN

Documentatie Met deze brief stuur ik u ook de achterliggende documentatie toe. In de bijlage vindt u:

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Directie Begrotingszaken. De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA s-gravenhage BZ M

Paragraaf 4: Financiering

Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag

Tussentijds bericht Staalbankiers Beleggingsfondsen Beheer B.V. per

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Renteswap. omruilen voor vaste swaprente. Hoe werkt een variabele Euribor-rente? Wat is een renteswap? Zo werkt de renteruil

Toetsingskader: Garantie t.b.v. Europese Investeringsbank (EIB) voor leningen uit eigen EIB-middelen in ACS-landen en LGO (Cotonou III)

Raad van de Europese Unie Brussel, 18 september 2015 (OR. en)

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

2015D07302 LIJST VAN VRAGEN

De zakelijke lening van ABN AMRO

16707/14 ADD 13 as 1 DG G 2A

Financiële instellingen en bedrijven geven minder schuldpapier uit in 2010

Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA 'S-GRAVENHAGE

BEGROTING bij ongewijzigd beleid Werkvoorzieningschap De Sluis

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA S-GRAVENHAGE

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Nadere uitwerking van het treasurystatuut voor het verstrekken van leningen en garantie aan derden, inclusief toelichting (januari 2010).

Antwoorden Lesbrief Waar voor je geld

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Grip op Financiën. 13 januari 2015 Sector Control

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

BUREAU VOOR DE STAATSSCHULD Suriname Debt Management Office

Ministerie van Financiën

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. A.M.T. Wigger, voorzitter en mr. Z. Bonoo, secretaris)

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Toetsingskader European Financial Stability Mechanism en Balance of Payment Faciliteit

- Vaststelling van de jaarrekening 2014 van ABN AMRO Group N.V.

gfedcb gfedc OR Besluitenlijst d.d. d.d. gfedcb gem.secr.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

De Knab Participatie in het kort

Eagle Fund Beheer B.V.

Mijndomein.nl Services BV

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Nieuw begrotingsresultaat

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Transcriptie:

Kamerstuk 34 200 IX, nr.1 Jaarverslag 2014 van het ministerie van Financiën (IX) Vraag 1 Hoe is het verschil te verklaren tussen de cijfers van de Algemene Rekenkamer op hun website over ABN AMRO (ruim 31 miljard euro) en de cijfers in dit jaarverslag over ABN AMRO (ruim 27 miljard euro)? In het jaarverslag van het ministerie van Financiën is de uitgave van de Staat aan ABN AMRO/Fortis, ASR en RFS Holdings bij elkaar opgeteld. Het totale bedrag van 27.955 miljoen bestaat uit 21.663 voor ABN AMRO, 2.642 voor RFS Holdings en 3.650 miljoen voor ASR. De Algemene Rekenkamer telt bij het bedrag van 27.955 miljoen de nog uitstaande langlopende leningen die ABN AMRO bij de Staat heeft van in totaal 3.750 miljoen op.

Kamerstuk 34 200 IX, nr.1 Jaarverslag 2014 van het ministerie van Financiën (IX) Vraag 2 Kunt u de opbouw van de financieringsbehoefte van het Rijk (tabel 2) van de voorafgaande drie jaar geven? (2011, 2012, 2013). Is het Rijk sinds de daling van de rente relatief meer gebruik gaan maken van langer durende kapitaalmarktleningen? Onderstaande tabel geeft een overzicht van de opbouw van de financieringsbehoefte voor de jaren 2011-2013: Financieringsbehoefte (in mld.) 2011 2012 2013 Aflossingen kapitaalmarkt 28,2 33,3 28,7 Aflossingen floating rate notes 4,0 Geldmarkt ultimo t-1 56,6 44,4 53,2 Kassaldo Rijk ultimo t 21,8 28,2 11,5 totaal 106,6 109,9 93,4 In de afgelopen jaren is zowel absoluut gezien als relatief bekeken meer schuld uitgegeven in het segment langer dan 10 jaar. In de periode 2009-2011 werd in totaal bijna 14 miljard lange leningen geplaatst (9% van de totale uitgifte op de kapitaalmarkt), in de periode 2012-2014 was dat ruim 22 miljard (14% van het totaal).

Kamerstuk 34 200 IX, nr.1 Jaarverslag 2014 van het ministerie van Financiën (IX) Vraag 3 Kunt u een overzicht geven van de uitgaven aan de EU in de laatste tien jaar? De Europese Commissie publiceert historische gegevens van de nationale afdrachten per lidstaat. Deze gegevens zijn opgenomen op de volgende website: http://ec.europa.eu/budget/figures/interactive/index_en.cfm Op basis van deze cijfers is onderstaande tabel opgenomen. Deze tabel geeft een overzicht van Nederlandse afdrachten over de jaren 2002-2013. Hierbij gelden de volgende opmerkingen: de bijdrage voor de Britse korting zijn verrekend met de BNI-afdracht. Hetzelfde geldt voor bijdragen voor de lumpsum kortingen die Zweden en Nederland ontvangen. De landbouwheffingen betreffen de suikerheffingen en de landbouwheffingen; de invoerrechten betreffen de douaneheffingen. De inningskosten (perceptiekostenvergoedingen) hebben betrekking op de landbouwheffingen en de invoerrechten. Nederlandse afdrachten (in miljoenen euro) 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 BNI-afdracht 2.351 2.526 3.226 3.705 3.600 3.493 3.725 1.352 3.662 3.643 3.916 4.484 BTW-afdracht 1.155 1.110 666 758 887 936 911 264 202 290 257 260 Landbouwheffingen en invoerrechten 1.599 1.712 1.836 1.979 2.192 2.498 2.710 2.295 2.332 2.581 2.543 2.410 Totaal 5.106 5.348 5.728 6.442 6.680 6.927 7.346 3.911 6.197 6.514 6.716 7.155 Inningskosten -638-428 -459-495 -548-624 -678-574 -583-645 -636-603 Totaal afdrachten 4.467 4.920 5.269 5.947 6.131 6.303 6.669 3.337 5.614 5.869 6.080 6.552

Kamerstuk 34 200 IX, nr.1 Jaarverslag 2014 van het ministerie van Financiën (IX) Vraag 4 Kunt u aangeven hoe de EU-afdracht is geregeld als op het eind van het jaar het BBP hoger (of lager) is dan vooraf gepland? Wordt de bijdrage gebaseerd op de raming van het BBP of het feitelijke gerealiseerde BBP? De EU-afdrachten zijn gebaseerd op de traditionele eigen middelen (zoals douaneheffingen), een heffing op de geharmoniseerde BTW grondslag, en afdrachten op basis van het bni van de lidstaten. In het lopende jaar worden de bni-afdrachten gedaan op basis van ramingen, maar de afdrachten worden uiteindelijk gebaseerd op realisatiecijfers. Nationale statistische bureaus kunnen herzieningen in bni-ramingen als gevolg van betere en aanvullende (bron)informatie tot en met t-4 herzien. Deze herzieningen (voor t-4 t/m t-1) zijn van invloed op de bni-afdrachten. Eventuele bijstellingen in het bni voor oudere jaren (t-5 en verder terug) zijn dat niet, tenzij deze bijstellingen het gevolg zijn van correcties om bestaande voorbehouden weg te werken.

Kamerstuk 34 200 IX, nr.1 Jaarverslag 2014 van het ministerie van Financiën (IX) Vraag 5 In hoeverre wijkt de uitvoering van het uitvoeren van de beleidsdoorlichtingen in 2014 af van de planning in de begroting 2014? In de begroting van 2014 waren er beleidsdoorlichtingen gepland voor twee beleidsartikelen: artikel 5 Exportkrediet- en investeringsverzekeringen en artikel 12 Kasbeheer. Beide doorlichtingen zijn voor het einde van 2014 conform planning afgerond.

Kamerstuk 34 200 IX, nr.1 Jaarverslag 2014 van het ministerie van Financiën (IX) Vraag 6 Welke van deze garanties kunnen als (semi)permanent beschouwd worden? Welke worden op afzienbare termijn afgebouwd? De (semi-)permanente garanties zien voor een groot deel op financiering van internationale financiële instellingen, financiering van rechtspersonen met een wettelijke taak (RWT s) en garanties met betrekking tot de exportkredietverzekeringsfaciliteit. (semi-) Permanente garanties: Garantie procesrisico's, Schatkistbankieren (faciliteit AFM), WAKO (kernongevallen), Garantie Stichting Waarborgfonds Motorverkeer, NBM, Waarborgfonds motorverkeer, ESM, Kredieten EU-betalingsbalanssteun aan lidstaten, MIGA, Wereldbank, EBRD, EIB, DNB - deelneming in kapitaal IMF, Regeling Investeringsverzekeringen, MIGA herverzekeringen en Exportkredietverzekering en garanties. De tijdelijke garanties zijn voornamelijk garanties naar aanleiding van de financiële crisis. Bij onderstaande garantieregelingen is aangegeven wanneer beëindiging van de garanties wordt voorzien. Tijdelijke garanties: Garantie interbancaire leningen (reeds beëindigd), Terrorismeschades (NHT) (beëindiging voorzien voor ultimo 2018), DNB winstafdracht (wordt beëindigd in 2018 mits DNB geen risico meer loopt op de gegarandeerde activa), NIB - Regeling Bijzondere Fin (reeds beëindigd), Garantie Propertize (beëindiging voorzien ultimo 2023), Garantie en vrijwaring inzake verkoop en financiering van deelnemingen (beëindiging laatste garantie voorzien in 2021), garantie counter indemnity ABN AMRO (reeds beëindigd), DNB kredietverlening BIS (reeds beëindigd). Het EFSF en het EFSM zijn tijdelijke noodfondsen. De garantie EIB-kredietverlening in ACP en OCT is tijdelijk, de looptijd is afhankelijk van de leningen die worden verstrekt onder de garantie.

Kamerstuk 34 200 IX, nr.1 Jaarverslag 2014 van het ministerie van Financiën (IX) Vraag 7 Het Rijk geeft specifieke garanties vanwege het belang van financiering van staatsdeelnemingen NS en TenneT. Waarom is de garantie voor TenneT nodig en hoe groot is deze? En waarom wordt er wel gesproken van premie-ontvangsten van TenneT maar niet over premie-ontvangsten van NS? Vraag 20 In hoeverre betaalt TenneT een kostdekkende premie voor de garantstelling van 300 miljoen euro aan de Stichting Beheer Doelgelden? TenneT heeft in 2009 voor 885 mln. het transportnet van E.ON overgenomen. Het transportnet is ondergebracht in TenneT TS0 Germany, een dochter van TenneT Holding. De overname is gefinancierd met vreemd vermogen, aangetrokken door TenneT Holding B.V. en eigen vermogen van de Stichting Beheer Doelgelden. De Stichting heeft voor 375 mln. aandelen genomen in TenneT TS0 Germany. De Stichting beheert gelden die voortvloeien uit de opbrengsten van veilingen van de capaciteit op het landsgrensoverschrijdende net, zogenaamde interconnectiecapaciteit. De Elektriciteitswet stelt dat de Stichting deze gelden uitsluitend mag aanwenden voor specifieke doeleinden (met name ten behoeve van interconnectiecapaciteit). Omdat de middelen uit de Stichting altijd direct beschikbaar dienen te zijn, bijvoorbeeld indien er een investering in interconnectiecapaciteit dient te worden gedaan, is overeengekomen dat de Staat voor 300 mln. (80% van het te investeren bedrag) garant zou staan mocht er een beroep op de stichting worden gedaan. De overige 75 mln. heeft de Stichting van TenneT Holding geleend. Het ministerie van Financiën heeft als aandeelhouder van TenneT Holding de garantie van 300 mln. afgegeven. De garantie loopt 10 jaar en is marktconform geprijsd. Na afloop van deze periode wordt de stichting geacht haar buffers weer voldoende te hebben aangevuld. De staat ontvangt voor de garantie gedurende 10 jaar een premie van 4,8 mln. op jaarbasis. Deze premie wordt jaarlijks afgestort in een interne begrotingsreserve.

In het jaarverslag Financiën IX 2014 wordt over de premieontvangsten van TenneT gesproken omdat deze worden gestort in een interne begrotingsreserve. De premieontvangsten van NS worden niet gestort in een begrotingsreserve vanwege het aflopende karakter van deze leningen. In het overzicht garanties en achterborgstellingen in de begroting Financiën IX 2015 zijn de premieontvangsten van de NS toegelicht. De staat garandeert leningen die NS heeft afgesloten via Eurofima. Eurofima is een multilaterale bank, opgericht op basis van een Europees verdrag, gevestigd in Zwitserland die zich specialiseert in de financiering van rollend materieel. Alle nationale Europese spoorvervoerders kunnen hier financiering aantrekken onder garantie van het land van herkomst. Over een gedeelte hiervan ontvangt de staat een vaste garantiefee. NS heeft in totaal 450 mln. geleend bij Eurofima, de Staat ontvangt hiervoor een garantiefee van NS. De onderliggende leningen zijn op verschillende momenten afgesloten en de garantiefee is daarmee verschillend. De berekening van de fee is als volgt: Over 65,7 mln. een fee van 15 basispunten. Over 355,5 mln. sinds half december 2011 een fee van 23 basispunten. Over de rest ( 28,8 mln.) geen fee. Voor leningen die voor 1995 zijn afgesloten (verzelfstandiging NS) is geen garantiefee afgesproken.

Kamerstuk 34 200 IX, nr.1 Jaarverslag 2014 van het ministerie van Financiën (IX) Vraag 8 Op de blz. 54 en 126 staat informatie over de oninbaarheid van belasting- en premieontvangsten. Kan een opsplitsing, over 2001-2015, worden gemaakt naar de verschillende oninbare belastingen en premies (ook weer onderverdeeld) en naar de verschillende belastingplichtigen? Kan het aantal oninbaar geleden terugvorderingen van toeslagen op dezelfde wijze in beeld worden gebracht? Hieronder is een uitsplitsing opgenomen van de buiten invordering gestelde belasting- en premievorderingen over de gevraagde periode. Totaal Inkomstenbelasting/PVV Omzetbelasting Loonheffingen (incl. Loonbelasting/PVV) Vennootschapsbelasting Bedragen x mln.; door afrondingen kan de som van de bedragen in de onderverdeling verschillen van het totaal Overige belastingen en heffingen 2001 687 132 143 225 117 70 2002 1045 174 173 205 347 146 2003 1216 179 173 202 372 291 2004 1593 153 533 570 232 106 2005 1742 175 426 652 418 71 2006 1476 206 323 461 408 78 2007 1659 223 352 575 415 94 2008 1717 341 359 575 195 247 2009 1504 260 503 438 238 65 2010 1402 206 402 560 176 58 2011 1307 317 313 404 190 83 2012 1364 270 334 450 198 113 2013 1411 264 324 536 198 90 2014 1291 175 356 535 167 59 Een uitsplitsing naar verschillende premies en verschillende belastingplichtigen is niet mogelijk, omdat deze niet afleidbaar zijn uit de administratie. Veruit het grootste deel van de buiten invordering gestelde vorderingen heeft betrekking op zakelijke belastingen en dus op bedrijven.

Verder is hieronder een uitsplitsing opgenomen van de buiten invordering gestelde toeslagvorderingen. Deze vorderingen hebben betrekking op burgers. Totaal Huurtoeslag Kindgebonden Budget/ Kindertoeslag Kinderopvangtoeslag Bedragen x mln.; door afrondingen kan de som van de bedragen in de onderverdeling verschillen van het totaal Zorgtoeslag 2007 2 1 0 0 1 2008 11 6 0 2 4 2009 33 18 1 6 8 2010 42 17 2 13 10 2011 48 21 2 13 13 2012 82 33 3 21 25 2013 123 44 5 45 30 2014 90 32 3 42 13

Kamerstuk 34 200 IX, nr.1 Jaarverslag 2014 van het ministerie van Financiën (IX) Vraag 9 Waarom is er aan het CDFD in 2014 4,2 miljoen euro extra besteed? In hoeverre is dit structureel? Waarom zat de raming van de kosten voor de introductie van het nieuwe vakbekwaamheidsbouwwerk er zo naast? Dit bedrag houdt verband met de ontwikkeling van de Wft examenbank en de nieuwe taken die het CDFD hierdoor heeft gekregen. Ruim de helft van de extra kosten is besteed aan de Dienst Uitvoering Onderwijs die verantwoordelijk is voor het technische beheer van de examenbank waarvan het ministerie van Financiën eigenaar is. Een bedrag van 1,6 mln. is besteed aan het CDFD (in 2013 bedroeg deze subsidie 800.000). Het resterende bedrag is besteed aan het laten maken en beheren van Wft examenvragen ten behoeve van de examenbank. De uitgaven voor de Wft examinering zijn structureel omdat ook de overheidsverantwoordelijkheid structureel is. De uitgaven worden gedekt door de leges die de exameninstituten per afgelegd examen aan de overheid betalen. Omdat het jaarlijks aantal afgelegde (her)examens na de overgangsperiode (1-4-2016) zal dalen, zullen ook de variabele kosten dalen. In 2013 is voor de implementatie gewerkt op basis van een geraamd projectbudget. De structurele overheidsuitgaven voor de centrale examinering na de realisatiefase (1-2- 2014) konden toen nog lastig worden geraamd. De uitkomsten van de aanbestedingsprocedures waren namelijk nog niet bekend en de taken moesten nog belegd worden bij DUO en CDFD en de partijen waarmee deze organisaties samenwerken. Ten slotte was niet bekend hoeveel financieel adviseurs wanneer examens zouden gaan doen, en hoeveel herexamens nodig zouden zijn.

Kamerstuk 34 200 IX, nr.1 Jaarverslag 2014 van het ministerie van Financiën (IX) Vraag 10 Hoe kan het verschil verklaard worden tussen het jaarverslag over SNS Bank (informeren in de loop van 2015) en de brief over ABN AMRO (medio 2016 advies NLFI)? Waarom bent u van mening veranderd? De nadruk heeft in eerste instantie gelegen op de verkoop van REAAL. Na de verkoop van REAAL zal SNS Bank worden afgesplitst van SNS REAAL. Alvorens een besluit te nemen over de toekomst van SNS Bank is het van belang dat de bank een sterke zelfstandige positie binnen het Nederlandse bankenlandschap verwerft. Met het oog daarop zal ik over de verkoop van SNS Bank dit jaar geen besluit nemen. NLFI zal gevraagd worden eerst medio 2016 een advies uit te brengen.

Kamerstuk 34 200 IX, nr.1 Jaarverslag 2014 van het ministerie van Financiën (IX) Vraag 11 Waarom zijn niet alle ontvangsten van doorbetalingen van de kosten met betrekking tot SNS Reaal en IABF gerealiseerd? In hoeverre gaan deze alsnog gerealiseerd worden? De ontvangsten van doorbetalingen van de kosten met betrekking tot SNS en de IABF zijn in 2014 gerealiseerd.

Kamerstuk 34 200 IX, nr.1 Jaarverslag 2014 van het ministerie van Financiën (IX) Vraag 12 Kunt u meer uitleg geven over hoe de 1 miljard korting op de afdrachten precies is opgebouwd? Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u naar de nota naar aanleiding van het verslag inzake de goedkeuring van het op 26 mei 2014 te Brussel tot stand gekomen Besluit van de Raad van de Europese Unie betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie. 1 In het verslag van de Europese Raad van 7 en 8 februari 2013 zijn de budgettaire effecten van de korting en verlaging van de perceptiekostenvergoeding opgenomen. 2 Nederland heeft uiteindelijk een korting van gemiddeld 1,086 miljard euro per jaar bedongen voor de huidige MFK-periode. De korting is opgebouwd uit een korting op de BTW-afdrachten van 359 miljoen euro en een lumpsum van 728 miljoen euro netto per jaar. 1 http://www.rijksoverheid.nl/documenten-enpublicaties/kamerstukken/2015/02/03/nota-n-a-v-verslag-inzake-goedkeuring-eigenmiddelenbesluit.html 2 Kamerstukken II, 2012-2013, 21501-20, nr. 753

Kamerstuk 34 200 IX, nr.1 Jaarverslag 2014 van het ministerie van Financiën (IX) Vraag 13 Welke landen moeten het Eigen Middelen Besluit nog ratificeren? Is de vertraging in de ratificatie te wijten aan politieke bezwaren in bepaalde landen? De Raad publiceert op de onderstaande website welke lidstaten de volledige procedure hebben doorlopen en genotificeerd hebben dat het Eigen Middelenbesluit door hen geratificeerd is: http://www.consilium.europa.eu/en/documents-publications/agreementsconventions/agreement/?aid=2014037. Formeel hebben tot nu toe de volgende lidstaten deze procedure afgerond: Oostenrijk, Tsjechië, Denemarken, Kroatië, Zweden en Finland. In Nederland is het parlementaire proces weliswaar afgerond, maar zal de formele notificatie plaatsvinden na publicatie in het Staatsblad. Dit zal op korte termijn plaatsvinden. Voor veel lidstaten geldt een uitgebreid parlementair proces van ratificatie en dit vergt meer tijd dan voorzien. Ik heb geen signalen dat er politieke bezwaren zouden zijn tegen het Eigen Middelenbesluit

Kamerstuk 34 200 IX, nr.1 Jaarverslag 2014 van het ministerie van Financiën (IX) Vraag 14 Hoeveel staat er in totaal aan SMP/ANFA-winsten voor Griekenland op de rekening bij het ESM? De SMP-inkomsten zijn de inkomsten die de ECB ontvangt over de Griekse staatsobligaties die zijn aangekocht in het kader van het Securities Market Programme (SMP). De SMP-inkomsten vloeien naar de nationale centrale banken en, afhankelijk van de nationale mechanismen voor winstafdrachten, naar de schatkisten van de eurolanden. De ANFA-inkomsten zijn de inkomsten die de Nederlandsche Bank ontvangt uit de Grieks investeringsportefeuille (ANFA-portefeuille). De Eurogroep heeft afgesproken dat de SMP en ANFA-inkomsten worden doorgegeven aan Griekenland (zie Kamerbrieven Nieuwe leningenprogramma Griekenland met kenmerk Tweede Kamer Vergaderjaar 2011-2012, Kamerstuk 21501-07 nr. 893 d.d. 21 maart 2012 en verslag van de Eurogroep van 26 november 2012 met kenmerk Tweede Kamer Vergaderjaar 2012-2013, Kamerstuk 21501-07 nr. 972 d.d. 28 november 2012). Bij het ESM is een speciale rekening aangemaakt, waarop lidstaten de SMP-inkomsten kunnen overmaken. Deze inkomsten zullen door het ESM, na een positief oordeel van de voortgang van het programma (ook post-programme), op de speciale rekening van Griekenland (seggregated account) worden gestort. De ANFA-inkomsten zijn niet verbonden aan conditionaliteiten en deze worden door de lidstaten die deze obligaties in bezit hebben, direct overgemaakt naar de Griekse Centrale Bank. Momenteel staan de SMP-winsten over 2014, met een totale waarde van 1,9 miljard euro, op de speciale rekening bij het ESM.

Kamerstuk 34 200 IX, nr.1 Jaarverslag 2014 van het ministerie van Financiën (IX) Vraag 15 Hoeveel wordt er gebruik gemaakt van de mogelijkheid om af te wijken van het beschreven renteswapkader? Bij 88% van alle uitgiften langer dan 10 jaar in de periode 2012-2014 is besloten om af te wijken. Het gaat om een bedrag van 19,8 miljard.

Kamerstuk 34 200 IX, nr.1 Jaarverslag 2014 van het ministerie van Financiën (IX) Vraag 16 Kunt u aangeven wat de rentelasten zijn bij een stijging van de rente met 1%-punt? Bij de verwachte stand van de staatsschuld begin 2016 en bij een stijging van de rente met 1%-punt zullen de rentelasten in 2016 toenemen met ongeveer 555 miljoen.

Kamerstuk 34 200 IX, nr.1 Jaarverslag 2014 van het ministerie van Financiën (IX) Vraag 17 Wat is de ontwikkeling van de rentelasten de afgelopen 10 jaar? jaar netto rentelasten staatsschuld (x mld.) 2005 9,5 2006 9,1 2007 9,1 2008 9,8 2009 9,7 2010 9,8 2011 10,0 2012 10,3 2013 9,6 2014 8,7

Kamerstuk 34 200 IX, nr.1 Jaarverslag 2014 van het ministerie van Financiën (IX) Vraag 18 Kunt u meer informatie geven over deze ontwerpfout in de berekening van de marktwaarde? Wat voor fout was het precies en is de oorzaak van deze fout nu opgelost? De ontwerpfout betrof de berekening van de marktwaarde bij gedeeltelijk vervroegd afgeloste leningen. Er werd geen rente berekend over de resterende hoofdsom over de periode tussen de vorige rentevervaldatum en de datum van de gedeeltelijk vervroegde aflossing. De programmatuur is inmiddels aangepast zodat de berekening van de marktwaarde nu correct is.

Kamerstuk 34 200 IX, nr.1 Jaarverslag 2014 van het ministerie van Financiën (IX) Vraag 19 Wanneer is de uitspraak van de Hoge Raad te verwachten over de schadeloosstelling SNS Reaal? De Hoge Raad heeft op 20 maart 2015 uitspraak gedaan (ECLI:NL:HR:2015:661). De procedure bij de Ondernemingskamer zal thans met inachtneming van deze uitspraak worden voortgezet.

Kamerstuk 34 200 IX, nr.1 Jaarverslag 2014 van het ministerie van Financiën (IX) Vraag 20 In hoeverre betaalt TenneT een kostdekkende premie voor de garantstelling van 300 miljoen euro aan de Stichting Beheer Doelgelden? Zie het antwoord op vraag 7.

Kamerstuk 34 200 IX, nr.1 Jaarverslag 2014 van het ministerie van Financiën (IX) Vraag 21 Welke garanties en vrijwaringen heeft de staat gegeven met betrekking tot verkochte deelnemingen? Bij de verkoop van een belang kan het voorkomen dat de koper bepaalde garanties vraagt voor niet in de balans te verwerken posten. Dit is gebruikelijk bij fusies en overnames; op deze manier wordt het risico van de acquisitie namelijk verminderd waardoor voorkomen wordt dat er een belang wordt verkocht tegen een te lage prijs. De staat heeft een aantal garanties en vrijwaringen afgegeven aan verschillende deelnemingen die volgen uit verplichtingen uit de verkoop van deelnemingen (SDU en WST). Deze regelingen zijn nog steeds actueel. Hieronder volgt per deelneming de achtergrond van de garantie/vrijwaring: SDU Op 5 maart 2007 heeft de Staat voor 331.119.222 zijn belang van 75% in Sdu N.V. verkocht aan een consortium van ABN Amro Capital B.V. en Allianz Capital Partners GmbH. In het verkooptraject heeft de verkoper een algemene vrijwaring van 30 miljoen afgegeven. Met deze algemene vrijwaring verklaart de staat aan de koper dat zij waarheidsgetrouw, accuraat en niet misleidend heeft gehandeld voor wat betreft verklaringen van algemene aard die overigens standaard zijn bij dit soort transacties (o.a. het eigenaarschap van SDU en haar eigendommen). Deze garantie is afgegeven tot en met 1 juni 2017 en is gemaximeerd op 30 miljoen en kan worden ingeroepen als zou blijken dat de staat zich niet heeft gehouden aan de inhoud van de vrijwaring. Tot op heden is geen aanspraak gemaakt op deze garantie. WesterSchelde Tunnel (WST) Bij de verkoop van de WST aan de provincie Zeeland heeft de staat een vrijwaring afgegeven voor het geval de Belastingdienst van mening is dat over de verkooptransactie BTW verschuldigd is. In dat geval moet de staat een bedrag ter hoogte van ongeveer 167 mln. betalen aan belasting (zijnde 19% van de overeengekomen verkoopsom). Tot de tijd dat de Belastingdienst aanspraak kan maken op de BTW, dient deze garantie te blijven staan. Op de afgegeven garantie is tot op heden geen beroep gedaan.

Kamerstuk 34 200 IX, nr.1 Jaarverslag 2014 van het ministerie van Financiën (IX) Vraag 22 Wat is de specificatie van de omvang van RFS Holding B.V.? Wat zijn de afbouwplannen en het afbouwtempo voor RFS Holding B.V.? In RFS Holdings B.V. (RFS) zitten de resterende zogenaamde shared assets van het voormalige consortium dat werd gevormd door RBS, Fortis en Santander om in 2007 ABN AMRO over te nemen en op te splitsen. De Nederlandse Staat houdt (via NLFI) de volgende aandelen: Z/O-aandelen: met RBS en Santander (consortiumpartners) tezamen gehouden aandelen waarvan de risico s en opbrengsten direct toekomen aan NLFI / de Nederlandse Staat. Hier zit materieel alleen nog een 40% belang in de Saudi Hollandi Bank in. De Nederlandse Staat houdt ongeveer een derde van deze aandelen. De twee consortiumpartners tezamen het restant; N-aandelen: alleen door de Nederlandse Staat gehouden aandelen waarvan de risico s en opbrengsten toekomen aan ABN AMRO. Het betreft activa die bij de juridische separatie in 2010 niet juridisch konden worden overgedragen aan ABN AMRO. In de N-aandelen zit materieel alleen nog een Indiaas diamantenbedrijf waarvan de verkoop door ABN AMRO zich in de afrondende fase bevindt. Met RBS en Santander is afgesproken dat de shared assets in RFS afgewikkeld zullen worden. Dit betekent dat deze verkocht danwel geliquideerd worden. Een snelle verkoop van een deel van deze shared assets is lastig gebleken. De boekwaarde van het aandeel in RFS is klein in vergelijking met de kapitaaluitgaven van de Staat van 2,6 miljard euro. Dit komt omdat RFS ten tijde van de nationalisatie door verliezen een negatief eigen vermogen had van 2,2 miljard euro dat moest worden aangevuld voordat de Nederlandse delen van de activiteiten en activa/passiva mochten worden overgedragen aan het nieuwe ABN AMRO. De kapitalisatie van 438 miljoen euro was voor separatiekosten en contractuele verplichtingen. De boekwaarde van het eigen vermogen (toekomend aan de Staat) was 168 miljoen euro (per 31 december 2013).

Kamerstuk 34 200 IX, nr.1 Jaarverslag 2014 van het ministerie van Financiën (IX) Vraag 23 Waarom zijn de leden van de CEA allemaal opgenomen in deze tabel? En waarom is er geen motivering opgenomen? De Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector (WNT) bepaalt dat de bezoldiging en eventuele ontslaguitkeringen van topfunctionarissen in de publieke en semi-publieke sector op naamsniveau vermeld moeten worden in het financieel jaarverslag. De Commissie Eindtermen Accountancy is een zelfstandig bestuursorgaan zonder rechtspersoonlijkheid. Voor zelfstandige bestuursorganen zonder rechtspersoonlijk geldt dat alle leden als topfunctionaris worden aangemerkt (artikel 1.1 aanhef en onder b onder 1 WNT). Indien sprake is van overschrijding van het wettelijke bezoldigingsmaximum wordt voorzien in een motivering van deze overschrijding. Er waren bij de CEA in 2014 geen topfunctionarissen met een bezoldiging boven het wettelijke bezoldigingsmaximum.

Kamerstuk 34 200 IX, nr.1 Jaarverslag 2014 van het ministerie van Financiën (IX) Vraag 24 Kunt u de 48 miljard in 2013 aan verminderde garanties aan het EFSF verklaren? Het ESM is sinds oktober 2012 het voornaamste noodfonds voor de eurozone. Het tijdelijke noodfonds EFSF gaat sinds juli 2013 geen nieuwe leningenprogramma s meer aan. Hierop is besloten om het garantieplafond neerwaarts bij te stellen tot de benodigde geraamde garanties aan het EFSF voor de leningenprogramma s van Ierland, Portugal en Griekenland en de benodigde geraamde garantie voor het aanhouden van de kasreserve van het EFSF. Het EFSF blijft bestaan totdat de laatste leningen zijn afgelost.

Kamerstuk 34 200 IX, nr. 2 Rapport van de Algemene Rekenkamer bij het jaarverslag 2014 van het ministerie van Financiën (IX) Vraag 1 Kunt u aantonen dat de input (informatiebronnen) en de output (kengetallen) van nationale rekeningen voor alle lidstaten met dezelfde kwaliteit worden samengesteld? Binnen de EU worden de nationale rekeningen (NR) voor alle lidstaten verplicht conform de ESR3 2010 richtlijnen samengesteld. Deze richtlijnen zijn bedoeld om er voor zorg te dragen dat alle lidstaten de NR op een vergelijkbare wijze en met vergelijkbare kwaliteit samen stellen. De Commissie ziet toe op de juiste wijze van de uitvoering van deze ESR verordening. Toepassing van de richtlijnen worden regelmatig besproken in de statistische werkgroepen van de Commissie en de Commissie onderzoekt de geleverde cijfers op consistentie en plausibiliteit. Het BNI, een belangrijke macro-indicator die in de nationale rekeningen wordt vastgesteld, vormt de belangrijkste grondslag voor de afdracht van een lidstaat aan de eigen middelen van de EU. Ook voor dit doel is het van belang dat de vergelijkbaarheid, betrouwbaarheid en de volledigheid van de nationale rekeningen van de lidstaten is geborgd en wordt gecontroleerd. Daarvoor bestaat een aparte procedure uitgevoerd onder de verordening (EG, EURATOM) Nr. 1287/2003 VAN DE RAAD van 15 juli 2003 betreffende de harmonisatie van het bruto nationaal inkomen tegen marktprijzen ( BNIverordening ). Bij de reguliere aanlevering van de BNI jaarcijfers in september vindt een eerste controle plaats door Eurostat op plausibiliteit en consistentie. Op grond van deze eerste en voorlopige controle zijn de cijfers geaccordeerd om te dienen als grondslag voor de berekening van de afdracht. Echter, voor alle BNI cijfers voor de afdracht geldt vanaf het verslagjaar 2010 een algemeen voorbehoud dat van kracht is zolang de cijfers nog niet in detail zijn gecontroleerd door Eurostat. Het verslagjaar 2010 is gekozen omdat dit voor vrijwel alle landen het basisjaar was voor de ESR2010 revisie al dan niet gecombineerd met een bronnenrevisie. Het verslagjaar 2010 markeert daarmee het begin van een nieuwe verificatiecyclus. De verificatiecyclus start eind 2015 als alle lidstaten, conform verplichting, een uitvoerige beschrijving hebben opgesteld van de ramingen over het verslagjaar 2010. Dit wordt vastgelegd in een zogenaamde BNI inventory waarin de gebruikte bronnen, de bewerkingen en toegepaste methoden worden beschreven. De 3 Europees Systeem van nationale en regionale rekeningen (ESR)

bronsituatie is per lidstaat verschillend omdat deze afhangt van de data-infrastructuur van een land. De outputeisen zijn voor alle lidstaten gelijk. De verificatie door Eurostat start met de bestudering van de inventories, vervolgens worden schriftelijke vragen gesteld, en tot slot worden alle lidstaten een of meermalen bezocht. Daarbij wordt ter plekke onderzoek verricht naar de kwaliteit van de ramingen van een lidstaat. Ook de Europese Rekenkamer is betrokken bij de verificatie. Uiteindelijk kunnen op grond van de bevindingen specifieke voorbehouden aan de lidstaten worden opgelegd. Dit zijn bijvoorbeeld punten waarvan de Commissie vindt dat de gebruikte methoden en/of bronnen verbeterd moeten worden. Op deze punten dienen de lidstaten de BNI cijfers aan te passen binnen een gegeven deadline. Nadat alle aanpassingen zijn doorgevoerd en akkoord bevonden en alle voorbehouden zijn opgeheven is het betreffende BNI cijfer definitief voor de berekening van de afdracht. De gehele controle cyclus neemt meerdere jaren in beslag. Ook eerdere verslagjaren werden volgens de hierboven beschreven procedure aan een controle onderworpen.

Kamerstuk 34 200 IX, nr. 2 Rapport van de Algemene Rekenkamer bij het jaarverslag 2014 van het ministerie van Financiën (IX) Vraag 2 In hoeverre zou het opnemen van de Nederlandse afdrachten aan de EU in de nationale verklaring hebben kunnen voorkomen dat het Kabinet en de Tweede Kamer zijn overvallen door de gang van zaken met betrekking tot de naheffing? Het opnemen van de afdrachten aan de EU in de Nationale Verklaring zou dit niet hebben kunnen voorkomen. De Algemene Rekenkamer onderschrijft dit in het rapport bij de Nationale Verklaring. Het uiteindelijke netto-effect van een naheffing is afhankelijk van de wijziging van het BNI in andere lidstaten. Zonder de gegevens van deze andere lidstaten over de bijstelling van hun BNI cijfers, is de precieze omvang van een naheffing (of ontvangst) niet te bepalen. Het opnemen van de afdrachten in de Nationale Verklaring zal daarmee geen inzicht bieden in de hoogte van een eventuele naheffing. De Nationale Verklaring is daarnaast een terugblikkend controle-instrument zonder toekomstramingen.

Kamerstuk 34 200 IX, nr. 2 Rapport van de Algemene Rekenkamer bij het jaarverslag 2014 van het ministerie van Financiën (IX) Vraag 3 Hoe is het verschil te verklaren tussen de cijfers van de Algemene Rekenkamer op hun website over ABN AMRO (ruim 31 miljard euro) en de cijfers in de laatste brief over ABN AMRO aan de Tweede Kamer (ruim 21 miljard euro)? De cijfers van de Algemene Rekenkamer op de website over de kredietcrisis zijn gebaseerd op de begroting- en verantwoordingsstukken van het ministerie van Financiën, meer in het bijzonder op het overzicht financiële interventies. De 31.705 miljoen van de Algemene Rekenkamer ziet op de totale uitgaven van de Staat aan ABN AMRO/Fortis van 21.663 miljoen, van 2.642 miljoen aan RFS Holdings en van 3.650 miljoen aan ASR. De Algemene Rekenkamer telt bij dit bedrag de nog uitstaande langlopende leningen op die ABN AMRO bij de Staat heeft van in totaal 3.750 miljoen. In de laatste brief over ABN AMRO is alleen de uitgave van de Staat aan ABN AMRO van 21.663 miljoen opgenomen. 12,8 miljard ziet op de nationalisatie van Fortis Bank Nederland in 2008, waarvan ABN AMRO destijds een dochter was. Nadien heeft nog een aantal kapitaalinjecties plaatsgevonden van in totaal 8,9 mld. Dit maakt de totale kapitaaluitgaven aan ABN AMRO 21,663 mld. De nog uitstaande langlopende leningen zijn buiten beschouwing gelaten.

Kamerstuk 34 200 IX, nr. 2 Rapport van de Algemene Rekenkamer bij het jaarverslag 2014 van het ministerie van Financiën (IX) Vraag 4 Waarom heeft het kabinet de aanbeveling van de Algemene Rekenkamer over de nationale verklaring niet overgenomen? De Algemene Rekenkamer heeft dit jaar geen aanbeveling gedaan. Wel wijst zij in haar Verantwoordingsonderzoek 2014 Ministerie van Financiën er op al een aantal jaren aan te dringen op het opnemen van de afdrachten in de Nationale Verklaring. De Algemene Rekenkamer heeft geen nieuwe argumenten aangedragen waarom de afdrachten in de Nationale Verklaring moeten worden opgenomen. Het kabinet blijft bij haar standpunt om de afdrachten niet op te nemen in de Nationale Verklaring. Het standpunt van het kabinet is recentelijk uitgebreid schriftelijk toegelicht aan de Tweede Kamer (Kamerstukken II, Vergaderjaar 2013-2014, 33523 nr. 12). Het gaat dan onder andere om het waarborgen van de onafhankelijke positie van het CBS, het goede functioneren van de al bestaande controleketen, en het voorkomen van dubbele controles.

Kamerstuk 34 200 IX, nr. 2 Rapport van de Algemene Rekenkamer bij het jaarverslag 2014 van het ministerie van Financiën (IX) Vraag 5 Hoeveel is het bruto risico voor Nederland op het programma van kwantitatieve verruiming van de ECB en waardoor verschilt dat van het netto risico? Zoals ik in de Kamerbrief opkoopprogramma ECB en opinie Advocaat-Generaal in de zaak Gauweiler (nummer 21501-07-1235) van 29 januari jl. heb aangegeven, betekent het huidige opkoopprogramma dat nieuwe risico s op de balans van DNB zullen worden genomen. De huidige inschatting van deze risico s geven DNB vooralsnog geen aanleiding om additionele garanties te vragen of haar financiële buffers te verhogen. Binnen het opkoopprogramma koopt het eurosysteem tot en met september 2016 maandelijks gemiddeld 60 miljard euro aan schuldpapier op. De omvang van het totale programma bedraagt ten minste 1140 miljard euro. Deze 1140 miljard euro wordt gebruikt voor aankoop van overheidsobligaties binnen het Public Sector Purchase Programme (PSPP), aankoop van gedekte obligaties binnen het Covered Bonds Purchase Programme (CBPP) en aankoop van securitisaties binnen het Asset Backed Securities Purchase Programme (ABSPP). De verhouding van aankopen tussen deze drie programma s is niet vooraf aangekondigd. De ARK heeft in de berekening van haar nette risico geen rekening gehouden met het CBPP en het ABSPP. De ARK hanteert daarnaast de term netto risico niet voor het risico maar voor de blootstelling van DNB binnen het PSPP aan 1) obligaties van niet-nederlandse overheden en instellingen en 2) obligaties van Europese instituten. Voor deze Europese instituten staan Europese overheden overigens reeds ten dele garant. Een berekening van de netto blootstelling is niet exact te maken, omdat deze afhankelijk is van de verhouding tussen het PSPP, CBPP en ABSPP. Deze verhouding is niet vooraf bekend. Als we logica van ARK volgen, zou de term bruto risico verwijzen naar de volledige blootstelling van DNB binnen het PSPP. Het verschil tussen de bruto blootstelling en de netto blootstelling binnen het PSPP is de blootstelling van DNB aan de aankoop van Nederlandse overheidsobligaties en obligaties van Nederlandse instellingen. Omdat de verhouding tussen PSPP, CBPP en ABSPP niet bekend is, kan een berekening van de bruto blootstelling van Nederland binnen het PSPP niet exact gemaakt worden. De totale

bruto blootstelling van Nederland binnen het PSPP, CBPP en ABSPP bedraagt 65 miljard euro.

Kamerstuk 34 200 IX, nr. 2 Rapport van de Algemene Rekenkamer bij het jaarverslag 2014 van het ministerie van Financiën (IX) Vraag 6 Wat gaat de staatsecretaris van Financien doen met de aanbeveling van de Algemene Rekenkamer omtrent alternatieven voor dure fiscale stimulering van (semi-) elektrische auto's? Ziet hij iets in niet-fiscale alternatieven? De ministers van IenM en EZ hebben als reactie op het rapport van de Algemene Rekenkamer aangegeven dat de aanbeveling wordt overgenomen. Ik ondersteun deze reactie. Over de wijze waarop hieraan precies invulling wordt gegeven zal overleg worden gevoerd met de collega s van IenM en EZ.

Kamerstuk 34 200 IX, nr. 2 Rapport van de Algemene Rekenkamer bij het jaarverslag 2014 van het ministerie van Financiën (IX) Vraag 7 Hoeveel heeft Cyprus in 2014 van het ESM ontvangen? Cyprus heeft in 2014 in totaal 1,1 miljard euro van het ESM aan financiële steun ontvangen, uitgekeerd in drie tranches. De Tweede Kamer is over elke tranche-uitkering die heeft plaatsgevonden na een positieve beoordeling over de voortgang van het programma per brief geïnformeerd (zie bijvoorbeeld Kamerbrief Vierde voortgangsrapportage hervormingsprogramma Cyprus met kenmerk Tweede Kamer Vergaderjaar 2013-2014, Kamerstuk 21501-07 nr. 1164 d.d. 1 juli 2014).

Kamerstuk 34 200 IX, nr. 2 Rapport van de Algemene Rekenkamer bij het jaarverslag 2014 van het ministerie van Financiën (IX) Vraag 8 Hoeveel heeft Portugal in 2014 van het EFSM, EFSF en het IMF ontvangen (graag per onderdeel aangeven)? Portugal heeft in 2014 in totaal 5,2 miljard euro aan financiële steun ontvangen. Hiervan was 1,2 miljard euro afkomstig van het EFSF, 2,2 miljard euro van het EFSM en 1,8 miljard euro van het IMF. De Tweede Kamer is over elke tranche-uitkering die heeft plaatsgevonden na een positieve beoordeling over de voortgang van het programma per brief geïnformeerd (zie bijvoorbeeld Kamerbrief Elfde voortgangsrapportage Portugal met kenmerk Tweede Kamer Vergaderjaar 2013-2014, Kamerstuk 21501-07 nr. 1132 d.d. 26 maart 2014).

Kamerstuk 34 200 IX, nr. 2 Rapport van de Algemene Rekenkamer bij het jaarverslag 2014 van het ministerie van Financiën (IX) Vraag 9 Hoeveel heeft Griekenland in 2014 van het EFSF en het IMF ontvangen (graag per onderdeel aangeven)? Hoeveel heeft Griekenland in 2015 ontvangen? Griekenland heeft in 2014 in totaal 11,8 miljard euro aan financiële steun van het EFSF en het IMF ontvangen. Hiervan was 8,3 miljard euro afkomstig van het EFSF, uitgekeerd in drie (sub)tranches. Het IMF heeft 3,5 miljard euro uitgekeerd. In 2015 heeft Griekenland geen financiële steun ontvangen van het EFSF en het IMF. De Tweede Kamer is over elke tranche-uitkering die heeft plaatsgevonden na een positieve beoordeling over de voortgang van het programma per brief geïnformeerd (zie bijvoorbeeld Kamerbrief Vierde voortgangsrapportage hervormingsprogramma Griekenland met kenmerk Tweede Kamer Vergaderjaar 2013-2014, Kamerstuk 21501-07 nr. 1135 d.d. 7 april 2014).

Kamerstuk 34 200 IX, nr. 2 Rapport van de Algemene Rekenkamer bij het jaarverslag 2014 van het ministerie van Financiën (IX) Vraag 10 Hoe hoog is inmiddels de totale omvang van Emergency Liquidity Assistance (ELA) en hoeveel hebben de Griekse banken reeds benut? De ECB bepaalt de maximale hoogte van de Emergency Liquidity Assistance (ELA) die de nationale centrale bank aan de financiële sector mag verstrekken. De ECB publiceert geen gegevens over de totale omvang van de ELA en ook niet hoeveel daarvan door de Griekse banken benut is.

Kamerstuk 34 200 IX, nr. 2 Rapport van de Algemene Rekenkamer bij het jaarverslag 2014 van het ministerie van Financiën (IX) Vraag 11 Kunt in een tijdschema weergeven hoe de looptijd en de rente vanaf 2010 van leningen aan Griekenland voor wat betreft GLF en EFSF zijn veranderd (graag in procenten weergeven en niet de basispunten noemen bij EFSF) en hoe deze zich in andere programmalanden hebben ontwikkeld? Lidstaten die steun ontvangen uit het EFSF of EFSM betalen aan het EFSF en EFSM bij ontvangst van een lening een service fee van 50 basispunten (dit is 0,5% rente) per verstrekte lening. Daarnaast betaalt het steunontvangende land de financieringskosten die deze instellingen maken, een commitment fee plus een renteopslag. Hieronder in de tabel worden de ontwikkeling van de renteopslag en de looptijden van de EFSF-leningen weergegeven. De gemiddelde financieringskosten van het EFSF zijn variabel. Het verschuldigde rentepercentage is een samenstelling van de rente die EFSF betaalt voor uitgiftes met verschillende looptijden; voor kortlopende leningen (looptijd 3-6 maanden) bedraagt de huidige rente circa 0%, voor driejaars leningen betaalde het EFSF in mei 2015 circa 0,25% rente en voor tienjaars-leningen betaalde het EFSF in november 2014 circa 1,75% rente4. Op basis van de op de markt aangetrokken middelen berekent het EFSF op dagbasis de gemiddelde financieringskosten, welke worden doorberekend aan de programmalanden. Lidstaten die steun ontvangen van het ESM betalen aan het ESM bij ontvangst van een lening een service fee van 50 basispunten (0,5% rente) en jaarlijks een service fee van 0,5 basispunten (0,005% rente). Daarnaast betaalt het steunontvangende land de financieringskosten die deze instellingen maken, een commitment fee plus een renteopslag. De renteopslagen die steunontvangende lidstaten betalen verschillen per instrument. De exacte opslagen zijn vastgelegd in de beprijzingsrichtsnoer van het ESM5. De gemiddelde financieringskosten van het ESM zijn, net als bij het EFSF, variabel. Voor kortlopende leningen (looptijd 3-6 maanden) bedraagt de huidige rente circa -0,2%, voor 2,5-jaars leningen betaalde het ESM in maart 2015 circa 0% rente en voor tienjaars- 4 Zie de website van het EFSF voor de uitgiftes van kortlopend en langlopende obligaties: http://www.efsf.europa.eu/investor_relations/issues/index.htm 5 Zie website van het ESM: http://www.esm.europa.eu/pdf/pricing%20guideline.pdf

leningen betaalde het ESM in juni 2014 circa 2,1% rente6. Op basis van de op de markt aangetrokken middelen berekent het EFSF op dagbasis de gemiddelde financieringskosten, welke worden doorberekend aan de programmalanden. De gemiddelde maximale looptijden van de ESM-leningen aan Spanje zijn vastgesteld op 12,5 jaar en voor Cyprus op 15 jaar. Griekenland betaalde aan de lidstaten die bilaterale leningen hebben verstrekt per verstrekte lening een service fee van 50 basispunten (0,5% rente). De rentekosten die Griekenland over de leningen betaalt is de 3-maands Euribor plus een renteopslag. Hieronder in de tabel worden de ontwikkeling van de renteopslag en de looptijden op de bilaterale leningen weergegeven. Momenteel (juni 2015) is de 3-maands Euribor circa - 0,01%. Een jaar geleden (juni 2014) was de 3-maands Euribor circa 0,3% en in december 2011 was de Euribor circa 1,5%. Zie onderstaande grafiek voor een overzicht hoe de 3-maands Euribor zich ontwikkeld heeft. 9-mei-2010 nov-2010 Maart-2011 Juli-2011 September- 2011 Februari- 2012 EFSF-leningen Ierland doet als eerste land een aanvraag voor steun uit het EFSF. - De rente die lidstaten betalen met een EFSF-programma wordt vastgelegd op de cost of funding (financieringskosten van het EFSF) plus een rente opslag van 200 basispunten (2%) plus 100 basispunten (1%) voor bedragen die langer uitstaan dan 3 jaar. - Looptijd van de leningen is 7,5 jaar. - Afgesproken door regeringsleiders van de eurozone wordt dat de steunontvangende lidstaten voortaan enkel de cost of funding op de EFSF-leningen moeten betalen (renteopslag wordt nul). - Looptijden van EFSF-leningen voor Griekenland worden verlengd van 7,5 jaar naar 15-30 jaar met grace periode (periode dat er niet afgelost hoeft te worden) van 10 jaar. Bilaterale Leningen aan Griekenland Eurolanden bereiken akkoord over bilaterale leningenpakket Griekenland. - Rente die Griekenland betaalt is 3-maands Euribor rente+ renteopslag van 300 basispunten (3%). - Looptijd van de leningen is 5 jaar. - Eurozone top besluit tot verlaging van de renteopslag met 100 bp naar 200 bp (2%) in de eerste 3 jaar van een lening en 300 bp (3%) voor latere jaren. - Looptijd van de leningen wordt verlengd van 5 naar 7,5 jaar. - Eurogroep bereikt akkoord over verlenging looptijd leningen naar 15 jaar met grace periode van 10 jaar. - Het restant van de bilaterale leningen (gedeelte dat nog niet is uitgekeerd) wordt overgeheveld naar EFSF. 6 Zie de website van het ESM voor de uitgiftes van kortlopend en langlopende obligaties: http://www.esm.europa.eu/investors/transactions/index.htm

December- 2012 - Griekenland krijgt uitstel van de rentebetalingen aan het EFSF met 10 jaar. Vanaf 2022 betaalt GR weer rente aan het EFSF (dit is uitgestelde rente). - Daarnaast wordt guarantee fee afgeschaft (dus lagere rente van 10 bp oftewel 0,1%). - Gemiddelde maximale looptijden van leningen voor Griekenland worden verlengd met 15 jaar naar maximaal 32,5 jaar. - De renteopslag wordt verlaagd naar 150 bp (1,5%). - Verlaging van de renteopslag op de bilaterale leningen van 150 bp naar 50 bp (0,5%). - gemiddelde looptijden leningen verlengd met 15 jaar tot 30 jaar. 1,8000 Euribor 3 maands 1,6000 1,4000 1,2000 1,0000 0,8000 0,6000 0,4000 0,2000 0,0000-0,2000 3-5-2010 3-8-2010 3-11-2010 3-2-2011 3-5-2011 3-8-2011 3-11-2011 3-2-2012 3-5-2012 3-8-2012 3-11-2012 3-2-2013 3-5-2013 3-8-2013 3-11-2013 3-2-2014 3-5-2014 3-8-2014 3-11-2014 3-2-2015 3-5-2015

Kamerstuk 34 200 IX, nr. 2 Rapport van de Algemene Rekenkamer bij het jaarverslag 2014 van het ministerie van Financiën (IX) Vraag 12 Waarom is er bij de twee fiscale maatregelen geen gebruik gemaakt van het (verplichte) Toetsingskader Belastinguitgaven? Het fiscale toetsingskader is bij de stimuleringsmaatregelen voor zuinige en (plug-in) elektrische auto s bij de invoering van die maatregelen impliciet toegepast.

Kamerstuk 34 200 IX, nr. 2 Rapport van de Algemene Rekenkamer bij het jaarverslag 2014 van het ministerie van Financiën (IX) Vraag 13 Is het inzetten van alternatieven voor "dure fiscale stimulering" mogelijk zonder lastenverhoging? Of niet-fiscale alternatieven mogelijk zijn zonder lastenverhoging is ter beoordeling aan de ministers van IenM en EZ.

Kamerstuk 34 200 IX, nr. 2 Rapport van de Algemene Rekenkamer bij het jaarverslag 2014 van het ministerie van Financiën (IX) Vraag 14 Kunt u een actueel vergelijkend overzicht geven van alle fiscale vergroeningsmaatregelen op basis van de kosten per vermeden ton CO2 uitstoot? Op 23 oktober 2014 heeft u de evaluatie van de autogerelateerde belastingen over jaren 2008 tot en met 2013 ontvangen. In die evaluatie worden de kosten per vermeden ton CO2 van alle fiscale vergroeningsmaatregelen in de autobelastingen gegeven.

Kamerstuk 34 200 IX, nr. 2 Rapport van de Algemene Rekenkamer bij het jaarverslag 2014 van het ministerie van Financiën (IX) Vraag 15 Hoeveel ton CO2 wordt er jaarlijks in Nederland uitgestoten en met hoeveel procent is dat afgenomen als gevolg van de 6,4 miljard aan fiscale subsidiëring van zuinige auto's? Hoeveel zou het, uitgaande van deze parameters, kosten om de CO2 uitstoot in Nederland te halveren? Op 23 oktober 2014 heeft u de evaluatie van de autogerelateerde belastingen over jaren 2008 tot en met 2013 ontvangen. Daarin is uitgebreid ingegaan op uw vraag. Zo is op bladzijde 54 van het evaluatierapport vermeld: De werkelijke gemiddelde CO2-uitstoot is in de periode 2011-2013 gemiddeld met 7,0% per jaar gedaald (afgerond van 136 g/km naar 109 g/km). Zonder het gevoerde Nederlandse fiscaal beleid zou deze afname gemiddeld slechts 4,0% per jaar geweest zijn (afgerond van 136 g/km naar 120 g/km). Het is in praktische zin niet mogelijk om de CO2-uitstoot van personenauto s te halveren door het treffen van fiscale maatregelen. Bovendien is het zeer de vraag of de CO2- uitstoot lineair afneemt als een zwaarder fiscaal pakket zou worden ingezet. Het is daarom niet mogelijk om een inschatting van de kosten te maken.

Kamerstuk 34 200 IX, nr. 2 Rapport van de Algemene Rekenkamer bij het jaarverslag 2014 van het ministerie van Financiën (IX) Vraag 16 Hoe gaat het kabinet de door de Algemene Rekenkamer geconstateerde verwachtingskloof tussen Belastingdienst en Staten-Generaal dichten? Het antwoord op deze vraag zit vervat in één woord: transparantie. Zowel in mijn Brede Agenda als in de uitwerking daarvan in de zojuist aan uw Kamer toegezonden Investeringsagenda Belastingdienst heb ik een analyse gegeven van de situatie waarin de Belastingdienst zich bevindt en van de stevige ingrepen die nodig zijn om in de nabije toekomst te komen tot een Belastingdienst die beter, goedkoper en meer in control is. Daar is geen woord Frans bij en de Kamer weet dan ook wat zij van de Belastingdienst in de komende jaren kan verwachten en wat niet. Ik merk op dat de Algemene Rekenkamer in haar uitlatingen die toegenomen transparantie ook signaleert en waardeert. Belangrijk is dat Kamer en kabinet gelijk blijven optrekken als het gaat om uitvoerbare wet- en regelgeving. Vereenvoudiging blijft een noodzaak. Niet alleen de Kamer maar ook burgers en bedrijven zijn gebaat bij een helder beeld van wat ze van de Belastingdienst mogen en kunnen verwachten. Voldoende ambitieus, maar wel haalbaar. In de Brede agenda staan acties om te komen tot meer zinvolle normen voor het presteren van de dienst en tegelijkertijd te werken aan verbetering van de transparantie rondom dat presteren, zodat er meer aandacht komt voor het presteren van de dienst in een breder perspectief, in plaats van enkel aandacht voor incidenten.

Kamerstuk 34 200 IX, nr. 2 Rapport van de Algemene Rekenkamer bij het jaarverslag 2014 van het ministerie van Financiën (IX) Vraag 17 Kunt u de kosten van de bankenunie voor Nederland en de Nederlandse banken per onderdeel opsommen? Ik begrijp de vraag dan ook zo dat u graag inzicht zou krijgen in de kosten van de uitvoering van de bankenunie. De kosten voor de uitvoering van de bankenunie worden in Nederland geheel gedragen door de banken en beleggingondernemingen 7 die daaronder vallen. Omdat zij de kosten uiteindelijk zullen moeten doorberekenen aan hun cliënten, zijn dit indirect ook kosten voor Nederland. De eerste pijler van de bankenunie is het Single Supervisory Mechanism (SSM). Dit is het toezicht van De Nederlandsche Bank (DNB) en de Europese Centrale Bank (de ECB) samen op de banken van de bankenunie. Kosten hiervoor zijn allereerst de kosten voor het toezicht van DNB. De begrote kosten voor het toezicht van DNB in 2015 bedragen 69,4 miljoen euro. Dit is inclusief een eenmalig aanvullend budget van 5 miljoen voor DNB om de overgang naar het gemeenschappelijk Europese bankentoezicht zorgvuldig vorm te geven. 8 Los van deze 5 miljoen heeft de bankenunie niet geleid tot een toename van de kosten van DNB. Naast DNB berekent ook de ECB jaarlijks kosten door aan de banken vanwege het SSM toezicht. Voor de periode november 2014-2015 ging het om 326 miljoen voor alle Europese banken in de bankenunie gezamenlijk. De schatting is dat ongeveer 10% van de totale begroting van de ECB aan de Nederlandse banken wordt doorberekend. 9 Incidentele kosten voor de invoering van de bankenunie zijn tot slot de kosten van de comprehensive assessment 10 ter hoogte van 45,9 miljoen. 7 Aangezien het maar om een beperkt aantal beleggingsondernemingen gaat, zal in het vervolg worden gesproken over banken. 8 Over de achtergrond van dit aanvullend budget heb ik uw Kamer geïnformeerd in mijn brieven van 16 december 2014 (Kamerstukken II, 2014/15, 33957, nr. 16) en en 25 februari 2015 (Kamerstukken II, 2014/15, 33957, nr. 17) 9 Zie mijn brief van 18 december 2014, Cumulatieve effect van maatregelen bankensector, 32013, nr. 92 10 De beoordeling van de zeven significantie banken die De Nederlandsche Bank (DNB) in 2014 in opdracht van de ECB heeft uitgevoerd. De kosten voor deze beoordeling worden in rekening gebracht bij de banken die zijn beoordeeld