Workshop honkloopspelen Wim van Gelder Zwolle, 14 mei 2014 Algemeen 1. Werk ook buiten in verschillende groepen, waardoor de teams waarmee gespeeld wordt klein kunnen zijn. Klassikaal kan ook, er moeten dan wel veel velden worden klaargezet (voldoende materiaal/ruimte?). De buitenlessen in de methode Basislessen bewegingsonderwijs deel 1 geven middels de 6 buitenlessen voor alle groepen een indruk van de organisatie en de mogelijkheden. 2. Omdat verschillen tussen kinderen groot zijn, komt het vaak voor dat verschillende kinderen spelen van uiteenlopend niveau aankunnen. Bij groepering op niveau kunnen door de verschillende groepen (in één les) meerdere spelen gespeeld worden. 3. In de praktijk worden honkloopspelen op veel te hoog niveau aangeboden en mislukt het spel vaak. 4. Tevens is de intensiteit door te grote groepen vaak laag. Hoe leer je goed slaan als je dat maar één of twee keer in een les kunt doen? 5. Filmpjes van buitenspel-activiteiten via www.basislessen.nl 1
Gooi en ren! Meest eenvoudige honkloop activiteit: 1 tegen 1 Groep 2 t/m 5 Opstelling voor 10 kinderen Zonkant Eén kind (slagpartij) staat in /bij de hoepel en gooit de bal over de pylonen het veld in. Het andere kind (veldpartij) staat in het veld pakt de bal op en rent naar de hoepel. In de hoepel roept hij/zij: Stop! In de tussentijd rent het kind dat heeft gegooid tussen de pylonen heen en eer. Elke pylon = 1 punt. Variaties: Niet gooien maar slaan vanaf een pylon of een peanutpaaltje. Met een tennisracket, plankje of knuppel. Slaan van een grotere bal maatje 2 Niet heen en weer lopen tussen pylonen, maar meerdere pylonen neerzetten zie tekening hieronder. Voordat je gaat gooien geef je aan tot welke pylon je gaat lopen (pylon 1 = 1 punt, Pylon 2 = 2 punten etc. Je verdient je punt(en) als het je lukt om eerder bij hoepel te zijn dan de veldpartij. Zonkant Wanneer kun je naar de volgende activiteit? - Als kinderen principe van het branden kennen - Als kinderen het principe van gooien/slaan en lopen kennen 2
Gooibal: twee tegen één Groep 3 t/m 6 Opstelling voor 15 kinderen met 5 velden Zonkant Zie spelbeschrijving hierboven: Gooi en ren! 1 tegen 1 De veldpartij bestaat nu uit twee spelers i.p.v. één speler. De bedoeling is dat deze twee spelers zo gaan samenwerken dat de bal eerder gebrand wordt. Bijvoorbeeld door een positie en taakverdeling: Veldspeler 1 staat dichtbij veldspeler 2 ver weg. Waarbij een bal die dichtbij wordt gegooid wordt opgepakt door veldspeler 1 (dichtbij). Deze rent met de bal naar brandplek. Als bal ver weg wordt gegooid, pakt veldspeler 2 (ver weg) de bal op en gooit deze naar (in de buurt van) veldspeler 1 dichtbij. Deze speler brandt z.s.m. de bal. Elke speler telt zijn eigen punten. Wisselvolgorde: gooien ver weg dichtbij - gooien De veldspelers leren in dit spel samen de beste oplossing te vinden. Als er veel gedoe is rondom taakverdeling of wie de bal mag/kan pakken: terug naar Gooi en ren! (1 tegen 1). Weinig ruimte? - Speel met grotere bal (wordt minder ver gegooid) - Pylonen dan dichter bij elkaar, anders wordt scoren erg moeilijk 3
Minipeanutbal is beschreven in Basislessen bewegingsonderwijs deel 1 Buitenlessen 3 en 4 voor groep 3 en 4 Kinderen moeten een bal kunnen slaan vanaf een pylon. Met tennisracket, plankje of knuppel. Tennisbal is meest gebruikte bal, maar iets groter plastic bal = makkelijker Slaan (totdat het lukt) vanaf pylon met: Tennisracket Plankje Knuppel Na worp/slag slagmateriaal in de korf! Liever korf dan hoepel. - Vervolgens rennen/punten halen tussen palen of afstand/paal kiezen en kijken of je dat haalt (zie spel Gooi en ren!) - De veldspelers halen bal op en brengen/gooien deze z.s.m. naar brandplaats/brander - Brander roept: stop! Als deze met de bal in de hoepel/brandplaats staat. Wisselen - Na elke beurt - Of na 2-4 beurten (scheelt wisseltijd) Methodisch 1. Met brander en vanger spelen. Brander vast in hoepel 2. Twee veldspelers, afhankelijk van waar de bal komt wordt één van twee brander 3. Van brengen naar gooien 4. Van gooien naar slaan. Van eenvoudig naar lastiger materiaal 5. Aantal spelers. Van 1 : 2 naar 1: 3 Differentiatie - Pylonen dichter bij elkaar/verder weg - Of als je meer dan 5 punten hebt naar 2 e pylon, meer dan 10 naar 3 e pylon etc. Duidelijker Met het oppakken en neerleggen van pittenzak op de voorspelde plek. 4
Groep 5/6 peanutbal met branden is beschreven in Basislessen bewegingsonderwijs deel 1 Buitenlessen 3 en 4 voor groep 5 en 6 3 tegen 3 of 4 tegen 4 Met meer regels Branden en tussen honken = terug naar laatste (vorige) honk Voorwaarde: Kinderen moet een bal minimaal 5 meter weg kunnen slaan. En een (middelgrootte) bal minimaal 5 meter weg kunnen gooien en een naar hen toegeworpen bal kunnen vangen Organisatie: 1. werken in groepen: één groep peanutbal 2. werken in 4 groepen (in kruisvorm/vierkant) Middenveld vrijlaten voor docent en wachtende kinderen. Hieronder is een veld getekend als het spel separaat wordt aangeboden. Wisselen - Nadat iedereen geweest is wordt er gewisseld. Pedagogisch wisselen iedereen komt even vaak aan de beurt - Als spel goed loopt: wissel na 2 of 3 uitjes. Minder pedagogisch, maar grotere drang om veldtaken goed uit te voeren. Puntentelling Homerun 2 punten voor slagpartij Andere run 1 punt voor slagpartij Vangbal 1 punt voor veldpartij Plankje niet in mand 1 punt voor veldpartij 5
Duidelijk Bij elk punt een pylon overeind zetten. Uitjes = punt voor de veldpartij - Knuppel niet in hoepel= uit/niet lopen - Vangbal Methodisch Bij laag niveau: speel spel zoals beschreven bij groep 3 en 4 Eventueel groeperingsvorm aanpassen 1. Van gooien naar slaan. 2. Van eenvoudig naar lastiger materiaal a. Middelgrootte bal naar tennisbal b. Van tennisracket naar slagplankje naar knuppel 3. Tussen honken = uit 4. Maar één loper tegelijk op de honken/gedwongen loop 6
Groep 7/8 peanutbal met uittikken is beschreven in Basislessen bewegingsonderwijs deel 1 Buitenlessen 3 en 4 voor groep 7 en 8 Duidelijk Ook uitjes kunnen middels overeind zetten van (andere) pylonen worden gevisualiseerd. Twee uit Kastiebal Zie separate beschrijving. 7