Stichting tot Behoud van de Stadsweiden in Beinum-West

Vergelijkbare documenten
ECLI:NL:RBUTR:2010:BL5261

ECLI:NL:RVS:2005:AU8440

ECLI:NL:RVS:2017:1997

Afdeling bestuursrechtspraak. Behandelend ambtenaar. I.P». Feis

Raad. vanstate AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK /1 en /3. Datum uitspraak: 24 augustus 2006

ECLI:NL:RBGEL:2015:4920

Uitspraak /1/R4

Noot van de commissie: Ook hier blijkt weer dat externe veiligheid ook een kwestie van overwogen ruimtelijke ordening is

Afdeling bcstuiirsrcchťsnņkìķ. ñîal. Behandelend ambtenaar. D.J.J.M. Wolfs

ECLI:NL:RVS:2006:AX0760

ECLI:NL:RVS:2009:BI2655

ECLI:NL:RVS:2009:BJ2630

Uitspraak /1/A1

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBROT:2016:3597, Bekrachtiging/bevestiging

ECLI:NL:RVS:2012:BX4621

ECLI:NL:RVS:2011:BQ4936

ECLI:NL:RVS:2001:AB2287

ECLI:NL:RBGEL:2016:2558

op de verzoeken om (opheffing van) een voorlopige voorziening in de zaken tussen

ECLI:NL:RVS:2012:BY5138

De voorzieningenrechter wees in de uitspraak van 10 juni 2015 het verzoek om voorlopige voorziening dan ook af.

ECLI:NL:RVS:2012:BY7283

ECLI:NL:RVS:2010:BO4829

ECLI:NL:RVS:2008:BG4692

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGEL:2015:7684, Bekrachtiging/bevestiging

Feitelijke informatie De Afdeling bestuursrechtspraak heeft samengevat - het beroep gegrond verklaard op de volgende overwegingen.

Zoekresultaat - inzien document ECLI:NL:RVS:2010:BO9151. Uitspraak. Permanente link: Datum uitspraak Datum publicatie

ECLI:NL:RVS:2012:BV9447

vanstate /1. Datum uitspraak: 8 februari 2008 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak op het verzet (artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht) van:

Rechtsgebied: Ruimtelijke- ordeningskamer - Bestemmingsplannen Gelderland

Uitspraak /1/A2 en /1/A2

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 25 april 2013 in zaak nr. 12/641 in het geding tussen:

Noot van de commissie:

ECLI:NL:RBMNE:2014:5220

ECLI:NL:RVS:2005:AU2988

deling bestuursrechtspraak

ECLI:NL:RVS:2017:1856

ECLI:NL:RVS:2006:AZ4794

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBASS:2012:BX5879, Meerdere afhandelingswijzen

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

het college van burgemeester en wethouders van Leeuwarden.

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

ECLI:NL:RVS:2012:BY2512

vanstate /1/V6. Datum uitspraak: 28 maart 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

ECLI:NL:RVS:2017:1318

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op de hoger beroepen van:

ECLI:NL:RVS:2015:3038

ECLI:NL:RVS:2012:BY3743

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

ECLI:NL:CRVB:2005:AT3000

Print deze uitspraak rechtsgebied. Kamer 2 - Milieu - Bestuursdwang / deze uitspraak

ECLI:NL:RVS:2016:2861

ECLI:NL:RVS:2010:BL1854

ECLI:NL:RVS:2000:AA7143

2. Beoordeling. 2.4 Artikel 2.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo)

ECLI:NL:RBROT:1999:AA3765

Uitspraak /1/A1

vanstate /1 /V1. Datum uitspraak: 26 november 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

ECLI:NL:RVS:2004:AR4275

ECLI:NL:RVS:2014:3559 Deeplink

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

ECLI:NL:RVS:2008:BF7235

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

ECLI:NL:RVS:2015:435. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Inhoudsindicatie

Uitspraak /1/A3

ECLI:NL:RVS:2006:AZ1751

Essentie uitspraak: Voorlopige voorziening: Geen spoedeisend belang, plaatsgebonden risico-contour gaat begrenzing loods niet te buiten.

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

ECLI:NL:RVS:2012:BV6555

Afdeling bestuursrechtspraak. nr.: Uw kenmerk

ECLI:NL:RVS:2013:1522

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

ECLI:NL:RVS:2014:1169

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBNHO:2013:174, Bekrachtiging/bevestiging

ECLI:NL:RVS:2014:4724

uitspraak van de voorzieningenrechter van 22 december 2016 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

het college van burgemeester en wethouders van Son en Breugel proceduresoort Eerste aanleg - meervoudig rechtsgebied Kamer 2 - Milieu - Overige

Print deze uitspraak rechtsgebied Kamer 2 - Milieu - Schadevergoeding

Essentie uitspraak: Zie omtrent dit besluit ook: Casus: Noot van de commissie:

ECLI:NL:RVS:2007:BB9957

ECLI:NL:RBNHO:2016:1706

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

ECLI:NL:RVS:2007:BB1302

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak /1/R1

ECLI:NL:RBROT:2016:1754

ECLI:NL:RVS:2012:BW3893

Afdeling bestuursrechtspraak 1 1 JUN Behandelend ambtenaar

ECLI:NL:RVS:2017:2013

het college van gedeputeerde staten van Zeeland.

ECLI:NL:RVS:2011:BQ6783

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

ECLI:NL:RVS:2013:CA3671

ECLI:NL:RVS:2014:3368

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

ECLI:NL:RBNHO:2014:3840

Transcriptie:

Stichting tot Behoud van de Stadsweiden in Beinum-West Infobulletin no.40 23 Januari 2010 Bestemd voor de participanten van de Stichting tot Behoud van de Stadsweiden in Beinum- West. Op 14 januari heeft de zitting van de Stichting tegen LNV plaatsgevonden bij de Raad van State. De Stichting werd vertegenwoordigd door Mr. Thomas Rijs van Kienhuis Hoving advocaten. Op verzoek van de gemeente heeft de voorzitter mr. Polak versneld uitspraak gedaan. Tot onze starre verbijstering heeft de Stichting wederom geen antwoord gekregen in onze zaak tegen LNV of de nestkasten nu als nest of vaste rust/ of verblijfplaats moeten worden beschouwd en of de voorgestelde maatregelen nu mitigerend cq compenserend zijn. De Stichting heeft geen enkel antwoord gekregen op de stellingen die naar voren zijn gebracht. Zelfs de voorzitter bij de Raad van State draait om de hete brij heen en schuift de zaak door naar een bodemprocedure. Hij stelt zich op het standpunt dat de nestkastenvoor 1 feb. kunnen worden verplaatst. Hoe, waar naar toe en wie dit dan moet doen laat de voorzitter angstvallig in het midden zodoende de gemeente Doesburg opzadelend met het gestelde in de uitspraak van de rechter op 29 dec. 2009 dat de gemeente zelf verantwoordelijk is voor de uitvoering. Temeer verbaast dit ons dat een rechter nu toestemming geeft om de nestkasten, waarin nu steenuilen gehuisvest zijn, te verplaatsen omdat, of het geoorloofd is de nestlocaties te verstoren, pas in de bodemprocedure wordt behandeld. In fatsoenlijk Nederlands betekent dit dat indien de Stichting in de bodemprocedure alsnog gelijk krijgt, en daar ziet het wel naar uit, gezien de Europese regelgeving en de Flora en Fauna wet en het feit dat nu twee rechters van de zaak weg lopen en geen degelijke uitspraak durven te nemen, zij er niets meer aan heeft omdat de gemeente dan al met de bouw is begonnen. De Stichting zal dan nog slechts geschiedenis hebben geschreven voor alle nadien te volgen procedures die tegen de overheid in zo n zaak kunnen worden aangespannen. Dat nu als het ware een politieke uitspraak is genomen door geen voorlopige voorziening te treffen is nu wel duidelijk. De nestkasten moeten wijken voor het belang van de gemeente om een aanvang te maken met een omvangrijk bouwproject. 1

deze uitspraak E-mail deze uitspraak Dat de rechtvaardiging en het nut van dit grote bouwproject ook een onderwerp zou worden in de bodemprocedure wordt hier ook maar terzijde geschoven. Het bestuur van de Stichting is op dit moment bezig advies in te winnen hoe nu verder te handelen tot de deadline 1 feb. Want de nestkasten zouden verplaats moeten worden voor die datum. Na die datum is een verplaatsing niet meer mogelijk in verband met de start van het broedseizoen. ( Zie uitspraak Raad van State) Het huidige college kennend beseft het bestuur maar al te goed wat ons nu te wachten staat. UITSPRAAK Raad van State Uitspraken ZAAKNUMMER 200910329/2/H3 DATUM VAN UITSPRAAK dinsdag 19 januari 2010 TEGEN de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit PROCEDURESOORT Voorlopige voorziening Print RECHTSGEBIED Kamer 3 - Hoger Beroep - Flora- en Faunawet 200910329/2/H3. Datum uitspraak: 19 januari 2010 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van: de stichting Stichting tot Behoud van de Stadsweiden in Beinum-West, gevestigd te Doesburg, verzoekster, tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Utrecht van 29 december 2009 in zaak nrs. 09/3421 en 09/3422 in het geding tussen: de stichting Stichting tot Behoud van de Stadsweiden in Beinum-West en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. 1. Procesverloop Bij besluit van 27 maart 2009 heeft de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (hierna: de minister), voor zover van belang, de gemeente Doesburg ontheffing verleend van de verboden artikel 11 van de Flora- en faunawet (hierna: de Ffw). Bij besluit van 26 november 2009 heeft de minister het door de stichting Stichting tot 2

Behoud van de Stadsweiden in Beinum-West (hierna: de stichting) daartegen gemaakte bezwaar gedeeltelijk gegrond en gedeeltelijk ongegrond verklaard en het besluit van 27 maart 2009 herroepen voor zover daarbij krachtens de Ffw ontheffing was verleend. Bij uitspraak van 29 december 2009, verzonden op dezelfde dag, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Utrecht (hierna: de voorzieningenrechter), voor zover van belang, het door de stichting daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Tegen deze uitspraak heeft de stichting bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 30 december 2009, hoger beroep ingesteld. Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, heeft de stichting de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 14 januari 2010, waar de stichting, vertegenwoordigd door mr. T.D. Rijs, advocaat te Enschede, en de minister vertegenwoordigd door mr. J.E.W. Tieleman, ambtenaar in dienst van het ministerie, zijn verschenen. Voorts is ter zitting het college van burgemeester en wethouders van Doesburg, vertegenwoordigd door mr. M.J. Tunnissen, advocaat te Arnhem, gehoord. 2. Overwegingen 2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure. 2.2. De bij besluit van 27 maart 2009 krachtens de Ffw verleende ontheffing gold voor het beschadigen, wegnemen of verstoren van nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van de steenuil in verband met de realisatie van het woningbouwproject "Beinum West, fase 1" (hierna: het woningbouwproject) in de gemeente Doesburg. In het besluit op bezwaar van 26 november 2009 heeft de minister zich op het standpunt gesteld dat voor de realisatie van het woningbouwproject geen ontheffing is vereist, omdat door een aantal in dat besluit genoemde mitigerende maatregelen de functionaliteit van vaste rust- of verblijfplaats van de steenuil in stand blijft en de verboden uit artikel 11 van de Ffw om die reden niet worden overtreden. 2.3. Het verzoek strekt ertoe dat bij wijze van voorlopige voorziening wordt bepaald dat het besluit van 26 november 2009, inhoudende het oordeel dat geen ontheffing is vereist, wordt geschorst in afwachting van de uitspraak op de het door de stichting ingestelde hoger beroep. Voorts heeft de stichting de voorzitter verzocht bij wijze van voorlopige voorziening te bepalen dat de door haar aan de rand van het plangebied waarin het woningbouwproject is voorzien (hierna: het plangebied), opgehangen nestkasten voor steenuilen niet mogen worden verplaatst. Niet in geschil is dat een deel van het plangebied foerageergebied is van ten minste één steenuil. 2.4. De stichting betoogt dat de minister door ontheffingverlening achterwege te laten omdat mitigerende maatregelen worden genomen in strijd is met het door hemzelf tot uitgangspunt genomen Guidance document on the strict protection of animal species of Community interest under the Habitats Directive 92/43/EEC. Daaruit volgt dat mitigerende maatregelen alleen kunnen worden genomen indien formele procedures gelden op basis waarvan de autoriteiten kunnen vaststellen of deze voldoende zijn, aldus de stichting. 3

2.4.1. De voorzitter is van oordeel dat de vraag of een procedure waarbij zonder formele waarborgen wordt bepaald of met mitigerende maatregelen kan worden volstaan in het algemeen in het licht van de EU-regelgeving rechtens geoorloofd is, zich niet leent voor beantwoording in het kader van dit verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening. In het thans voorliggende geval waarbij eerst een ontheffing is verleend welke bij het besluit op bezwaar is herroepen, zijn evenwel, anders dan door de stichting is betoogd, afdoende formele procedures doorlopen die het voor de minister mogelijk hebben gemaakt om te beoordelen of de mitigerende maatregelen voldoende waren om overtreding van artikel 11 van de Ffw en artikel 5 van richtlijn nr. 79/409/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand (Pb EG L 103; hierna: de Vogelrichtlijn) te voorkomen. 2.5. De stichting betoogt verder dat de in het besluit van 26 november 2009 beschreven maatregelen onvoldoende zijn om een overtreding van artikel 11 van de Ffw en artikel 5 de Vogelrichtlijn te voorkomen. De stichting heeft aangevoerd dat de door haar aan de rand van het plangebied opgehangen nestkasten, als nest of vaste rust- of verblijfplaats als bedoeld in artikel 11 van de Ffw moeten worden beschouwd, en dat het verplaatsen hiervan verstoring van een nest of vaste rust- of verblijfplaats veroorzaakt. Daarnaast betoogt de stichting dat vorenbedoelde maatregelen door de minister ten onrechte als mitigerende maatregelen worden geduid omdat het compenserende maatregelen zijn. 2.5.1. De minister bestrijdt dat de nestkasten als nest of vaste rust- of verblijfplaats moeten worden beschouwd omdat hierin nog nooit door een steenuil is gebroed. 2.5.2. Naar het oordeel van de voorzitter leent deze procedure zich niet voor beantwoording van de vragen of de nestkasten als nest of vaste rust- of verblijfplaats als bedoeld in de Ffw en de Vogelrichtlijn moeten worden gekwalificeerd en of de in het bij de rechtbank bestreden besluit voorgestelde maatregelen compenserend dan wel mitigerend van aard zijn. De Afdeling zal deze vragen in de bodemprocedure moeten beantwoorden. Daarom zal de voorzitter de vraag of het verzoek moet worden toegewezen beoordelen aan de hand van een belangenafweging. 2.5.3. Uit de stukken is gebleken dat het broedseizoen van de steenuil niet voor 1 februari 2010 begint zodat de nestkasten voor die datum kunnen worden verplaatst zonder het eventuele broeden van de steenuil te verstoren. Voorts is voldoende aannemelijk dat door de verplaatsing van de nestkasten verstoring door het woningbouwproject juist wordt voorkomen en moeten door de gemeente Doesburg zogenoemde wadi's met onder andere ruig grasland en knotwilgen worden aangelegd, als gevolg waarvan een deel van het foerageergebied van de steenuil kwalitatief wordt hersteld. Gelet hierop gaat de voorzitter er voorshands vanuit dat de belangen die de regelgeving, waarop de stichting zich beroept, beoogt te beschermen in voldoende mate worden beschermd en dat daarmee onvoldoende aannemelijk is dat het verplaatsen van de nestkasten voor de steenuil onomkeerbare gevolgen zal hebben. Daartegenover staat het belang van de gemeente om binnen afzienbare termijn een aanvang met een omvangrijk woningbouwproject te kunnen maken. Derhalve bestaat geen aanleiding om in dit stadium van de procedure een voorlopige voorziening te treffen. 2.6. Gelet op het voorgaande en na afweging van de betrokken belangen bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen. 2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 4

3. Beslissing De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State: wijst het verzoek af. Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. W. van Hardeveld, ambtenaar van Staat. w.g. Polak w.g. Van Hardeveld Voorzitter ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 19 januari 2010 312. 5