DE BEROEPSSPORTER IN HET SOCIALEZEKERHEIDSRECHT, EEN BIJZONDER GEVAL?

Vergelijkbare documenten
Uitkeringsreglement Stipendiumregeling voor Topsporters van de stichting Fonds voor de Topsporter

Statusreglement Topsporters

Statusreglement Topsporters

Statusreglement Topsporters

Uitkeringsreglement Stipendium voor Topsporters van het Fonds voor de Topsporter. d.d. 22 oktober 2015

Behoefte onderzoek naar een overbruggingsen/of pensioenregeling voor topsporters

BEN IK EIGENLIJK WEL ZZP ER? Verschil tussen Arbeidsovereenkomst en Opdrachtovereenkomst.

Concept Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van (Regeling aanwijzing directeur-grootaandeelhouder 2014)

Model Overeenkomst Van Opdracht

Uitkeringsreglement Stipendium voor Topsporters van het Fonds voor de Topsporter

Uitkeringsreglement Stipendiumregeling voor Topsporters per 1 januari 2014 Pagina 2 van 10

2.1 Het werknemersbegrip

Reglement verkiezing Sportman, Sportvrouw, Sportploeg, Paralympische Sporter en Coach van het jaar

Inhoud. Afkortingen 13

Voorwaarden fictieve dienstbetrekking

Verplichte deelneming directeur in pensioenfonds PGGM

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Casus 10 Om ziek van te worden

Een arbeidsovereenkomst of een zzp-er? Carl Luijken, pensioenfiscalist Armelle Tesson, arbeidsrecht advocaat

OVEREENKOMST VAN OPDRACHT

FREELANCEOVEREENKOMST. <naam contractant1>, gevestigd te <vestigingsplaats contractant1>, hierna te noemen Opdrachtgever,

1. Geen privaatrechtelijke dienstbetrekking Werken volgens de bijgevoegde overeenkomst leidt niet tot een privaatrechtelijke dienstbetrekking.

Inhoud bro-AL :34 Pagina 3. 1 Waarom deze brochure? 4. 2 Wie kan een verklaring arbeidsrelatie aanvragen? 5

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Reglement Verkiezing Sportman, Sportvrouw, Sportploeg, Paralympische Sporter en Coach van het jaar

PENSIOENREGLEMENT II STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR DE MEUBELINDUSTRIE EN MEUBILERINGSBEDRIJVEN. Juni 2015

VOORBEELD MODELOVEREENKOMST ALGEMEEN GEEN VERPLICHTING TOT PERSOONLIJKE ARBEID Opgesteld door de Belastingdienst nr

ECLI:NL:CRVB:2016:3593

2 Drie pijlers nader verklaard

NORMEN EN LIMIETEN EUROPESE SPELEN BAKU 2015

Casus 9 Passief roken

Het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 wordt als volgt gewijzigd:

Uitkeringsreglement Stipendium voor Topsporters van het Fonds voor de Topsporter

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

'Bijzondere' werknemers

ECLI:NL:RBZWB:2014:7769

19. REGLEMENT SENIORENREGELING GROOTHANDEL IN BLOEMBOLLEN 2019

ECLI:NL:CRVB:2016:4659

REGLEMENT SENIORENREGELING GROOTHANDEL IN BLOEMBOLLEN 2019

De sportvereniging & werkgeverschap. Heerenveen 25 november 2011

OVEREENKOMST VAN OPDRACHT

1 Het geding in feitelijke instanties

ECLI:NL:CRVB:2017:1859

Arbeidsrechtelijke positie van de tennisleraar

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Gemiddelde van grootteklasse 1734 Overbetuwe. aantal uitkeringen einde kwartaal laatste kwartaal afgerond op tientallen abs. perc. abs. perc.

ECLI:NL:CRVB:2016:2645

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Uitkeringsreglement Kostenvergoeding voor Topsporters van het Fonds voor de Topsporter

Mijn oproepkracht is ziek. Wat betekent dit?

Zeeuws Talentenfonds

OVEREENKOMST VAN OPDRACHT

1. Binnen het totaalbeleid van de organisatie ere en te onderscheiden meerjaren topsportbeleid is (uitwerking deelelementen zie bijlage 2).

Modelovereenkomst voor branche of beroepsgroep Overeenkomst van aanneming Parketteurs

VOORBEELD MODELOVEREENKOMST ALGEMEEN TUSSENKOMST Opgesteld door de Belastingdienst nr

Uitkeringsreglement Kostenvergoeding voor Topsporters van het Fonds voor de Topsporter. Ingangsdatum 1 januari 2015

Uitwerkingen proeftijd en concurrentiebeding

Ziekte en arbeidsongeschiktheid: wat is er voor jou geregeld?

Verstrekkingenreglement regeling minder werken voor oudere werknemers in de sector Glastuinbouw 2015

ECLI:NL:CRVB:2017:1820

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

WET AANPAK SCHIJNCONSTRUCTIES: uitleg over verplichtingen inzake de WML

2. <NAAM OPDRACHTNEMER>), gevestigd te <PLAATS EN POSTCODE> aan de <ADRES>, hierna te noemen: Opdrachtnemer ;

Kantoor Arnhem. Werkgeversorganisatie in de Sport. Postbus AD ARNHEM. Geachte heer/mevrouw,

BELEIDSBESLUIT PRIVAATRECHTELIJKE DIENSTBETREKKING.

ECLI:NL:CRVB:2016:1899

ECLI:NL:CRVB:2015:196

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

VERSTREKKINGENREGLEMENT REGELING MINDER WERKEN VOOR OUDERE WERKNEMERS IN DE SECTOR OPEN TEELTEN 2018

Interne selectieprocedure KNZB Paralympisch zwemmen ten behoeve van de Paralympische Spelen in Rio de Janeiro 2016

Beleidsregels inkomstenvrijlating Participatiewet, Ioaw en Ioaz Orionis Walcheren

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

ECLI:NL:CRVB:2016:1273

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Loondoorbetaling na 104 weken ziekte

Midden- en kleinbedrijf Land- en Tuinbouworganisatie (LTO) Nederland Bezuidenhoutseweg AL Den Haag

Jeugdzorg Zie artikel 3.10 van de cao.

a. het fonds: de Stichting Opleidings- en Ontwikkelingsfonds voor het Schilders- en Onderhoudsbedrijf;

Casus 4 Een dagje ouder

Zeeuws Talentenfonds

ALGEMENE MODELOVEREENKOMST GEEN WERKGEVERSGEZAG Opgesteld door de Belastingdienst nr OVEREENKOMST VAN OPDRACHT

ECLI:NL:CRVB:2017:2885

2. <NAAM OPDRACHTNEMER>), gevestigd te <PLAATS EN POSTCODE> aan de <ADRES>, hierna te noemen: Opdrachtnemer ;

REGLEMENT AANVULLEND ARBEIDSONGESCHIKTHEIDSPENSIOEN VAN STICHTING PENSIOENFONDS IMTECH

ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ3580

BESLUIT. 4. Artikel 56 Mededingingswet (hierna: Mw) luidde tot 1 juli 2009, voor zover van belang, als volgt:

Tweede Kamer der Staten-Generaal

VOORBEELDOVEREENKOMST TIJDELIJKE WAARNEMING HUISARTS Beoordeling Belastingdienst nr

PROF OF NIET, WE DELEN DEZELFDE PASSIE! Interne selectieprocedure BMX ten behoeve van de European Games in Baku 2015

1 Arbeidsovereenkomst

ECLI:NL:CRVB:2017:221

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

44. Doel 2. Contributie beroepsorganisaties

WET AANPAK SCHIJNCONSTRUCTIES: uitleg over verplichtingen inzake de WML

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Transcriptie:

J.W.F. OVERTOOM - DE BEROEPSSPORTER IN HET SOCIALEZEKERHEIDSRECHT, EEN BIJZONDER GEVAL? DE BEROEPSSPORTER IN HET SOCIALEZEKERHEIDSRECHT, EEN BIJZONDER GEVAL? Student J.W.F. Overtoom Studentnummer 334355 E-mailadres jasperovertoom1@hotmail.com School Erasmus Universiteit Rotterdam Faculteit Faculteit Rechtsgeleerdheid Opleiding Master Arbeidsrecht Vak Masterscriptie Scriptiebegeleider Mw. mr. L.J.M. Langedijk - Schuurman Tweede lezer Commissie Arbeidsrecht Datum juni 2012

Voorwoord Al vroeg in het studiejaar werd de studenten van de master Arbeidsrecht gevraagd om een keuze te maken voor hun scriptieonderwerp. Eind september 2011 werd een lijst via de e-mail verstuurd waarop ingetekend kon worden, wie het eerst komt, wie het eerst maalt. Voordat deze lijst goed en wel de deur uit was stond mijn keuze al vast. Ik wilde een onderwerp met sport! Behalve dat ik zelf graag een groot deel van mijn vrije tijd besteed aan het beoefenen van sport, ben ik daarnaast ook een echte sportvolger. Mijn keuze voor de sport is daarmee eenvoudig te verklaren. Door mijn scriptiebegeleider Lisette Langedijk, een expert op het gebied van sport in het arbeidsrecht, werd ik direct op het spoor gebracht van een aantal interessante onderzoeksvragen. Na wat research in het veld werd door mij de knoop doorgehakt. Het werd een onderzoek naar de sporter in het socialezekerheidsrecht. Om dit onderzoek tot een goed einde te brengen ben ik een aantal personen speciale dank verschuldigd. Allereerst wil ik mijn vriendin Mariska Friggen noemen. Zij is verantwoordelijk voor de vormgeving van dit onderzoek en zij heeft dat op werkelijk fantastische wijze gedaan. Daarnaast gaat dank uit naar mijn werkgever BSA voor support en de stimulerende woorden. Bijzondere dank gaat uit naar Lisette Langedijk. De wijze waarop de begeleiding heeft plaatsgevonden verdient waardering. Met name haar daadkracht, enthousiasme maar vooral toch kennis van zaken, hebben mij enorm geholpen om tot dit eindresultaat te komen. Zoetermeer, juni 2012 J.W.F. Overtoom 1 J.W.F. Overtoom 2012

2

Inhoudsopgave Lijst van afkortingen Hoofdstuk 1: Inleiding 1.1. Inleiding 7 1.2. Probleemstelling 8 1.3. Methode van onderzoek 9 Hoofdstuk 2: De typen sporters en hun arbeidspositie 2.1. Inleiding 11 2.2. De afbakening van het begrip sporters 12 2.3. De arbeidsverhoudingen van de beroepssporters nader beschouwd 12 2.3.1. De sporters op basis van een arbeidsovereenkomst in loondienst bij een werkgever 12 2.3.2. De sporters met een stipendium via het Fonds voor de Topsporter 17 2.3.3. De sporters die als zelfstandige sporter actief zijn op basis van overeenkomst van opdracht 22 2.3.4. De sporters die uit de sportbeoefening inkomsten verkrijgen die de werkelijk gemaakte kosten te boven gaan 23 2.4. Samenvatting 27 Hoofdstuk 3: Werknemersverzekeringen 3.1. Inleiding 29 3.2. De werknemersverzekeringen 30 3.2.1. De Werkloosheidswet (WW) 30 3.2.2. De Ziektewet (ZW) 30 3.2.3. Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) en de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) 32 3.2.4. Het werknemersbegrip en de personele werkingssfeer 33 3.2.5. De beoordelingsvolgorde 35 3.3. De sporter type 1 en de werknemersverzekeringen 35 3.3.1. De civiele kamer van de Hoge Raad 35 3.3.2. De Centrale Raad van Beroep 36 3.3.3. De fiscale kamer van de Hoge Raad 38 3.3.4. Tussenconclusie 40 3.4. De sporter type 2 en de werknemersverzekeringen 41 3.4.1. De fictieve dienstbetrekking 41 3.4.2. Het besluit tot aanwijzing van gevallen waarin een arbeidsverhouding als dienstbetrekking wordt beschouwd (Rariteiten-KB) 42 3.4.3. Tussenconclusie 44 3.5. Sporter type 3 en de werknemersverzekeringen 44 3.5.1 De sporter type 3 met VAR 45 3.5.2. De sporter type 3 zonder VAR 47 3 J.W.F. Overtoom 2012

3.5.3. Tussenconclusie 48 3.6. De sporter type 4 en de werknemersverzekeringen 48 3.6.1. De restcategorie 48 3.6.2. Tussenconclusie 48 3.7. De algemeen geldende bepalingen 49 3.8. Samenvatting 50 4 Hoofdstuk 4: Analyse 4.1. Inleiding 53 4.2. Wat is het bereik van de werknemersverzekeringen ten aanzien van beroepsporters? 54 4.2.1. De beoordelingsvolgorde 54 4.2.2. Knelpunten en leemtes 58 4.3. Is het sociaal vangnet toereikend voor de beroepssporter of is er verbreding noodzakelijk? 59 4.3.1. De atypische positie van de beroepssporter 59 4.3.2. Tussenconclusie 60 4.3.3. Het topsportbeleid in Nederland 61 4.3.4. Tussenconclusie 62 4.4. Samenvatting 63 Hoofdstuk 5: Conclusie en aanbevelingen 5.1. Inleiding 67 5.2. Conclusies 68 5.3. Aanbevelingen 72 5.4. De beroepssporter in het socialezekerheidsrecht, een bijzonder geval? 73 Literatuurlijst

Lijst van afkortingen AOW Algemene Ouderdomswet AWBZ Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten BROV Bijzondere regeling onbetaald verlof BUB Besluit uitbreiding en beperking kring der verzekerderden 1990 BV Besloten Vennootschap BVO Betaald Voetbal Organisatie BW Burgerlijk Wetboek cao collectieve arbeidsovereenkomst CAB Convenant Arbeidsverhoudingen Beroepssporters CRvB Centrale Raad van Beroep dga directeur-grootaandeelhouder DTS Defensie Topsport Selectie EG Europese Gemeenschap FBO Federatie van Betaald Voetbal Organisaties HR Hoge Raad der Nederlanden IND Immigratie- en Naturalisatiedienst IOC International Olympic Committee IVA Inkomensverzekering voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten KNVB Koninklijke Nederlandse Voetbalbond Ktr. Kantonrechter MvT memorie van toelichting NOC/NSF Nederlands Olympisch Comité /Nederlandse Sport Federatie PTS Politie Topsportselectie Rariteiten-KB Besluit aanwijzing gevallen waarin arbeidsverhouding als dienstbetrekking wordt beschouwd SRT Statusreglement Topsporters TW Toeslagenwet UFTS Uitkeringsreglement stichting Fonds voor de Topsporter ten behoeve van de Stipendiumregeling UWV Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen VAR Verklaring arbeidsrelatie VWS Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport Wajong Wet werk en arbeidsondersteuning Jonggehandicapten WAJONG Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten WAO Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering WAZ Wet arbeidsongeschiktheidsverzekeringen zelfstandigen WAZO Wet arbeid en zorg WCPP World Class Performance Programme Wet LB Wet op loonbelasting 1964 WGA Werkhervattingregeling gedeeltelijk arbeidsongeschikten Wet WIA Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen. WMO Wet maatschappelijke ondersteuning WVP Wet Verbetering Poortwachter WW Werkloosheidswet WOS Werkgeversorganisatie in de Sport Wuvwv Regeling Aanwijzing van werkgevers en uitzonderingen op de verzekeringsplicht werknemersverzekeringen ZW Ziektewet zzp zelfstandig zonder personeel 5 J.W.F. Overtoom 2012

6

Hoofdstuk 1 Ι Inleiding 1.1. Inleiding Stelt u zich eens voor: u bent turner en topsporter met een verkregen A-status van het NOC/NSF. Het bezit van een A-status betekent dat u voldoet aan de prestatienorm die door het NOC/NSF is vastgesteld en brengt het recht op een inkomensvervangende of aanvullende uitkering met zich mee. De resultaten vallen gedurende langere tijd al behoorlijk tegen en net op het alom beslissende toernooi wordt u na een cruciale misser al vroeg uitgeschakeld. U valt zover terug op de ranking dat u buiten de mondiale top acht belandt. Naast de hoon van het volk, die u ten deel valt wordt ook de A-status en de daarbij behorende uitkering van u afgenomen. Het enige dat telt is het terugkrijgen van de A-status. Om dit te bereiken wordt een tijdsintensief trainingsprogramma opgesteld dat zich volledig richt op het verhogen van uw sportniveau en het terugverkrijgen van de A-status. Dit betekent dat er geen tijd is voor sollicitaties of aanvaarden van andere werkzaamheden. Om in het levensonderhoud te voorzien rekent u uiteraard op een WW-uitkering van het UWV. Tot uw grote schrik krijgt u van het UWV bericht dat u geen recht hebt op een WW-uitkering omdat u als sporter geen werknemer bent in de zin van de WW. 7 J.W.F. Overtoom 2012

1.2. Probleemstelling In dit onderzoek staat de navolgende probleemstelling centraal: In hoeverre vallen beroepssporters onder de persoonlijke werkingssfeer van de werknemersverzekeringen in het socialezekerheidsrecht? En in hoeverre is het sociaal vangnet voor beroepssporters daarmee toereikend? 8 Het bovenstaande voorbeeld is zomaar een hypothetische kwestie die zich zou kunnen voordoen ten aanzien van een sporter. Even los van het feit of het hierboven ingenomen standpunt van het UWV klopt of niet, is de vraag die hieruit voortvloeit niet minder interessant: wanneer kan een sporter aanspraak maken op het sociaal vangnet? In dit onderzoek concentreer ik mij op twee onderdelen: 1. Ten eerste de vraag in hoeverre valt de beroepssporter onder de persoonlijke werkingssfeer van de werknemersverzekeringen, en; 2. Ten tweede de vraag in hoeverre het sociaal vangnet daarvoor toereikend is? Voor dit onderzoek is niet zozeer van belang op welk niveau de sporter actief is maar veel meer van belang is of er een arbeidsverhouding bestaat tussen de sporter en een derde partij. Dit komt, omdat in dit onderzoek de relatie wordt gelegd tussen de sporter en de werknemersverzekeringen in het socialezekerheidsrecht. Het kan best zo zijn dat een sporter meedoet aan een wereldkampioenschap, maar dat hoeft niet automatisch te betekenen, dat er ook een arbeidsverhouding bestaat. Om die reden is niet elke sporter voor dit onderzoek relevant. Het uitgangspunt is de beroepssporter. Om tot de beantwoording van de probleemstelling te komen is het daarom van belang om eerst een goed beeld te hebben van het begrip beroepssporter. Wie zijn zij, en wat voor typen beroepssporters bestaan er? Dit onderwerp zal ik behandelen in hoofdstuk 2. In hoofdstuk 3 komt de persoonlijke werkingssfeer van de werknemersverzekeringen aan de orde. Het gaat dan om de volgende werknemersverzekeringen: de Werkloosheidswet (WW), de Ziektewet (ZW), de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekeringen (WAO) en de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). In hoofdstuk 3 zullen de in hoofdstuk 2 onderscheiden typen beroepssporters, met elk hen eigen arbeidsverhouding, getoetst worden aan de persoonlijke werkingsfeer van deze werknemersverzekeringen. Op grond daarvan wordt vastgesteld of de betrokken sporter is gelijkgesteld of is gelijk te stellen aan het begrip werknemer/verzekerde, zoals dat is omschreven in de zojuist genoemde werknemersverzekeringen. In hoofdstuk 4 volgt een analyse van de hoofdstukken 2 en 3. Allereerst zal ik het daadwerkelijke bereik van de werknemersverzekeringen ten aanzien van de beroepssporter beschouwen. Hierbij worden ook de knelpunten en leemtes beschreven. Wat volgt is aandacht voor de vraag in hoeverre het sociaal vangnet voor beroepssporters daarvoor toereikend is? Of is verbreding van het sociaal vangnet noodzakelijk? Deze vraag

zal ik analyseren vanuit twee perspectieven. Ten eerste is verbreding noodzakelijk in verband met de bijzondere positie van de beroepssporter? Ten tweede is verbreding noodzakelijk in verband met het topsportbeleid in Nederland? Tot slot volgt in hoofdstuk 5 een aantal conclusies en aanbevelingen. 1.3. Methode van onderzoek In dit onderzoek heb ik gebruik gemaakt van het klassieke jurisprudentieen literatuuronderzoek. Dit betekent dat er onderzoek is verricht naar de jurisprudentie en literatuur die van belang is voor de beantwoording van de probleemstelling. Daarnaast is uitgebreid aandacht besteed aan de wetsartikelen, besluiten en kamerstukken die van belang zijn voor het onderzoek. Tot slot wil ik opmerken dat veelvuldig gebruik is gemaakt van diverse rapporten die een (grote) rol spelen in het socialezekerheidsrecht en de sport. 9 J.W.F. Overtoom 2012

10

Hoofdstuk 2 Ι De typen sporters en hun arbeidspositie 2.1. Inleiding Er bestaan verschillende typen beroepssporters in Nederland. In paragraaf 2.2 zal inzicht gegeven worden in het begrip beroepssporter. In de daarop volgende paragrafen worden de typen beroepssporters beschreven en volgt er een beschouwing van de soort arbeidsverhouding die zij hebben. Dit is met name van belang voor het onderzoek in hoofdstuk 3. Daar wordt per type beroepssporter getoetst of de beroepssporter op basis van de arbeidsverhouding die hij heeft, valt onder de persoonlijke werkingssfeer van de werknemersverzekeringen in het socialezekeheidsrecht. 11 J.W.F. Overtoom 2012

2.2. De afbakening van het begrip sporters In het Convenant Arbeidsverhoudingen Beroepssporters (CAB) is een definitie van de beroepssporter gegeven, die luidt: De beroepssporter: is de sporter voor wie de sportbeoefening een geheel of gedeeltelijk middel van bestaan is. Binnen het begrip beroepssporter worden in ieder geval, maar niet uitsluitend, de volgende groepen onderscheiden: - sporters op basis van een arbeidsovereenkomst in loondienst bij een werkgever; - sporters met een Stipendium via het Fonds voor de Topsporter; - sporters die als zelfstandige sporter actief zijn op basis van een overeenkomst van opdracht. Tot het begrip beroepssporter wordt mede gerekend, de sporter die uit de sportbeoefening inkomsten verkrijgt, die de werkelijk gemaakte kosten te boven gaan. 1 De hier gemaakte onderscheiding zal in dit hoofdstuk worden overgenomen. Het CAB knoopt aan bij het rapport Een wereld te winnen van Lankers. 2 In dit rapport zijn net als in het CAB, de WOS en NL Sporter de betrokken partijen, zij hebben gezamenlijk opdracht gegeven tot onderzoek naar de arbeidsverhoudingen van de beroepssporters in Nederland. De aanbevelingen uit dit rapport hebben geleid tot het CAB. 2.3. De arbeidsverhoudingen van beroepssporters nader beschouwd 12 Hieronder zullen de typen beroepssporters en de arbeidsverhouding die zij hebben, besproken worden. In totaal zijn er ongeveer 4.600 beroepssporters actief in Nederland. 3 2.3.1. De sporters op basis van een arbeidsovereenkomst in loondienst bij een werkgever Het leeuwendeel van de beroepssporters heeft een arbeidsovereenkomst. 4 De juridische kwalificatie van de arbeidsovereenkomst is opgenomen in art. 7:610 BW. 5 De elementen van de arbeidsovereenkomst zijn dat de werknemer zich verbindt arbeid te verrichten gedurende zekere tijd en dat de werkgever 1 Art. 1, Convenant Arbeidsverhoudingen Beroepssporters, WOS en NL Sporter, 2 juli 2010. Het convenant beoogt de arbeidsverhoudingen van de beroepssporters in Nederland verder te professionaliseren. De convenantpartijen WOS en NL Sporter vertegenwoordigen de belangen van respectievelijk de werkgevers in de sport en de(groepen) topsporters. Met name hebben partijen oog voor de arbeidsverhoudingen en arbeidsvoorwaardelijke kwesties. 2 E. Lankers, Een wereld te winnen, professionalisering van de arbeidsverhoudingen van beroepssporters in Nederland. Professionalisering van de arbeidsverhoudingen van beroepssporters in Nederland, Nieuwegein: Arko Sports Media 2009. (Onderzoek is uitgevoerd door de Werkgeversorganisaties in de sport (WOS) in opdracht van het Ministerie van VWS). 3 E. Lankers, Een wereld te winnen, professionalisering van de arbeidsverhoudingen van beroepssporters in Nederland. Professionalisering van de arbeidsverhoudingen van beroepssporters in Nederland, Nieuwegein: Arko Sports Media 2009, p. 21-22. 4 E. Lankers, Een wereld te winnen, professionalisering van de arbeidsverhoudingen van beroepssporters in Nederland, Nieuwegein: Arko Sports Media 2009, p. 23. 5 Artikel 7:610 lid. 1 BW. De arbeidsovereenkomst is de overeenkomst waarbij de ene partij, de werknemer zich verbindt in dienst van de andere partij, de werkgever, tegen loon gedurende zekere tijd arbeid te verrichten.

zich verbindt loon te betalen. De werknemer verricht de arbeid in dienst van de werkgever. Dit laatste element duidt op een ondergeschiktheid van de werknemer, de zogenaamde gezagsverhouding. 6 Of een arbeidsverhouding daadwerkelijk is te kwalificeren als een arbeidsovereenkomst zal steeds per geval aan de hand van alle bekende feiten en omstandigheden getoetst moeten worden. 7 Voor het grote publiek is de meest bekende en in het oog springende beroepssporter met een arbeidsovereenkomst wellicht de professionele voetballer. De voetballer beschikt over een arbeidsovereenkomst met een Betaald Voetbalorganisatie (BVO). 8 De BVO is door de Hoge Raad aangemerkt als een onderneming. 9 In het verleden werd de opvatting dat de voetballer beschikte over een arbeidsovereenkomst vaak bestreden. 10 Het juridische argument dat veel gebruikt werd was dat het element gezagsverhouding ontbrak, waardoor er geen sprake kon zijn van een arbeidsovereenkomst. Veelal werd bepleit dat er sprake zou zijn van een overeenkomst van opdracht. 11 Deze discussie is door de rechtspraak inmiddels beslecht. De Rotterdamse kantonrechter heeft zich daar in 1967 al over uitgesproken in een geschil dat ging over de ontbinding van een (semiprof)contract tussen de voetballer Laseroms en de club Sparta. De rechter overwoog dat er in dit geval sprake was van een arbeidsovereenkomst. 12 De arbeid bestond uit het spelen van wedstrijden en de deelname aan de training. Het loon bestond niet alleen uit het vaste salaris maar ook uit variabele componenten zoals o.a. wedstrijdpremies. De gezagsverhouding leverde de rechter nog de meeste moeite op maar de rechter achtte de gezagsverhouding aanwezig op grond van de verplichte deelname aan wedstrijden en de mogelijkheden tot het opleggen van een sanctie of boete wanneer Laseroms zich daar niet aan hield. Niet veel later wees de Centrale Raad van Beroep (CRvB) er op dat de gezagsverhouding als feitelijk gezag moest worden beschouwd, 13 waardoor de juridische gezagsverhouding met de werkgever slechts gekleurd werd door het gezag over de arbeidsdiscipline en niet door het gezag over de inhoud van de arbeid. Als voorbeeld werd gegeven dat ook topspelers, zoals onder andere Cruijff, tijdens trainingen instructies van de trainer moesten volgen. Er was sprake van een gezagsverhouding en een arbeidsovereenkomst. Deze opvatting wordt tegenwoordig algemeen gedeeld. 14 In de loop van de jaren heeft de arbeidsovereenkomst zich steeds meer doorontwikkeld in de sport. In diverse regelingen wordt de 13 6 C.J. Loonstra & W.A. Zondag, Arbeidsrechtelijke themata, Den Haag: Boom Juridische uitgevers 2010, p.92. 7 HR 14 november 1997, JAR 1997/263 (Groen/Schoevers). 8 De BVO is de club waar de voetballer voor uitkomt. De BVO is in het bezit van een KNVB-licentie voor het spelen van betaald voetbal in wat nu (2012) de Eredivisie of de Jupiler League heet. In totaal zijn 36 BVO s in het bezit van de licentie. KNVB Expertise, Handboek Bestuurders Betaald Voetbal, handboek voor (nieuwe) bestuurders en toezichthouders in het betaalde voetbal, februari 2012, p.7. Zie < https://ebv.knvb. nl/uploads/px/9y/px9ypg80efbsqjdtn-uhwq/120216-handboek-bestuurders-betaald-voetbal--def.pdf > geraadpleegd op 28-04-2012. 9 De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de BVO moet worden aangemerkt als onderneming. HR 17 november 2010, LJN BB3485; HR 15 mei 2006, LJN AT8202. 10 H.T. van Staveren, Het voetbalcontract, Deventer: Kluwer 1981, p. 176. 11 Artikel 7:400 BW. 12 Ktr. s-gravenhage 5 april 1967, NJ 1967, 418 (Laseroms/Sparta). 13 CRvB 8 juli 1968, RVS 1968, 175 (Ajax/Sociale Verzekeringsbank). 14 H.W.P van den Hout, Arbeidsverhoudingen in het professionele voetbal, ArbeidsRecht 2008/4, p. 3-7. J.W.F. Overtoom 2012

14 arbeidsovereenkomst nu met name genoemd. 15 Het Convenant Arbeidsverhoudingen Beroepssporters, dat eerder aangehaald werd, laat op dat vlak aan duidelijkheid niets te wensen over. Het convenant gaat nog een stapje verder door zelfs een model minimumarbeidsovereenkomst op te nemen. 16 In dit model is een aantal arbeidsvoorwaardelijke onderwerpen opgenomen. Deze zijn onder te verdelen in drie categorieën (i) minimum af te spreken arbeidsvoorwaardelijk onderwerpen (ii) minimum te bespreken arbeidsvoorwaardelijke onderwerpen (iii) arbeidsvoorwaardelijke onderwerpen voor verdere studie en/of uitwerking in de sociale dialoog. Waar voorheen de arbeidsovereenkomst nog vooral nader geregeld werd in regelingen die de voetballer ten dienste stonden, 17 is er nu dus een duidelijke regeling die ziet op alle beroepssporters met een arbeidsovereenkomst. Dit is op zichzelf al als een kleine revolutie te beschouwen omdat uit het onderzoek van Lankers bleek dat veel clubs en bonden nog niet zo lang geleden sportcontracten niet beschouwden als een arbeidsovereenkomst of zelfs contractueel de arbeidsovereenkomst probeerden uit te sluiten. Dit laatste is op zichzelf juridisch niet mogelijk maar daaruit bleek ook direct het vaak ontbreken van voldoende juridische kennis op dit gebied. Zo werd bijvoorbeeld vaak met knip- en plakwerk uit andere juridische documenten een overeenkomst opgesteld die juridisch ondeugdelijk was. 18 Het CAB laat geen ruimte meer voor discussie. De overeenkomst tussen de werkgever en de sporter met daarin de minimum te bespreken en de minimum af te spreken arbeidsvoorwaardelijke onderwerpen dienen als arbeidsovereenkomst te worden gekwalificeerd zoals bedoeld in art. 7:610 BW. Er kan nog wel een vraagteken worden geplaatst bij de juridisch afdwingbaarheid van het CAB. Waar bijvoorbeeld de CAO voor contractspelers betaald voetbal Nederland daadwerkelijk verplichtingen schept tussen partijen lijkt dit voor het CAB een stuk minder hard te zijn. Art. 8 van het CAB stelt nadrukkelijk dat partijen de overeengekomen inhoud van het convenant ondersteunen. Deze bewoording ziet meer op een intentie of een Gentlemen s Agreement in plaats van een echt harde verlichting. Hoe het ook zijn mag, de beweging die door partijen gemaakt is is nastrevenswaardig. Tot voorkort werd door de werkgever in de sport de arbeidsovereenkomst immers nog stellig ontkend. Om de sporter met een arbeidsovereenkomst te illustreren is hierboven het voorbeeld gebruikt van de voetballer die in dienst is van een BVO. Toch is het zo dat niet in alle gevallen de beroepssporter in dienst is van de sportvereniging of een daaraan verbonden stichting. 19 Er zijn enkele uitzonderingen. Ik bespreek hier: 1. Defensie; 2.Politie; 3. Commerciële teams. 15 Bijvoorbeeld art. 1 CAO voor Contractspelers Betaald Voetbal Nederland 2010 2014; art. 53. Reglement betaald voetbal KNVB seizoen 2011/ 12. 16 Bijlage 6, Convenant Arbeidsverhoudingen Beroepssporters, WOS en NL Sporter, 2 juli 2010. 17 CAO voor Contractspelers Betaald Voetbal Nederland 2005-2008, 2008-2011, 2010 2014. 18 E. Lankers, Een wereld te winnen, professionalisering van de arbeidsverhoudingen van beroepssporters in Nederland, Nieuwegein: Arko Sports Media 2009, p. 34. 19 Er kan een stichting worden opgericht die als werkgever optreedt. Het formeel en materieel werkgeverschap ligt dan bij deze stichting.

ad 1 Defensie Het Ministerie van Defensie, (hierna Defensie), biedt sinds 2003 sporters met een A-status van het NOC*NSF 20 de mogelijkheid topsport te combineren met een functie als beroepsmilitair voor bepaalde tijd. Dit betreft de zogenaamde Defensie Topsport Selectie (DTS). Het doel is om voor de DTSsporter een maatschappelijke carrière te combineren met het uitoefenen van topsport en zich daardoor voor te bereiden op een maatschappelijke carrière na de topsport. 21 Daar staat voor Defensie een verbetering van het imago van de krijgsmacht tegenover. Bij elk krijgsmachtonderdeel kan voor de DTS een militaire functie gecreëerd worden. 22 Door de geografische spreiding van de krijgsmachtonderdelen binnen Nederland en de grote diversiteit van functies binnen deze krijgsmachtonderdelen is maatwerk goed mogelijk. Hierdoor kan tegemoet gekomen worden aan o.a. trainingsschema s, wedstrijden en medische verzorging. Dit zal ook nodig zijn om op topniveau te komen en op topniveau te blijven. 23 Van de DTS-sporter als ambassadeur van de krijgsmacht worden wel PR-activiteiten verwacht. 24 Om als sporter in aanmerking te komen voor de DTS moet aan vier criteria voldaan worden. Ten eerste moet de sport, die uitgeoefend wordt, een verwantschap hebben met de krijgsmacht en het militair beroep. Denk daarbij aan bijvoorbeeld schieten, boksen en judo. Maar ook sporten die een sterk fysiek element als kracht, of uithoudingsvermogen in zich hebben, passen hierin, zoals turnen, atletiek of hardlopen. Ten tweede dient de sport die beoefend wordt een Olympische status te bezitten. Ten derde komen alleen individuele sporten in aanmerking. Teamsporten passen niet binnen de DTS omdat maatwerk met betrekking tot functie en standplaats dan niet mogelijk is. Tot slot mag het niet gaan om groot-geld-sporters. Het is immers de bedoeling om topsport te combineren met een maatschappelijke carrière, een dergelijke beroepssport valt buiten dit doel. 25 Sinds 2012 zijn er vijf DTSsporters in dienst van Defensie. 26 15 ad 2 Politie Net als Defensie biedt ook de politie topsporters een dienstverband aan waarin de combinatie werk en topsport geboden wordt. De Politie Topsportselectie (PTS). In tegenstelling tot wat bij Defensie geldt worden door de politie ook paralympische sporters aangenomen, mits die net als andere PTS-sporters beschikken over een A- B- of HP status van het NOC*NSF. 27 20 In paragraaf 2.3.2. wordt de A-status van het NOC*NSF uitvoerig behandeld. 21 E. Lankers, Een wereld te winnen, professionalisering van de arbeidsverhoudingen van beroepssporters in Nederland, Nieuwegein: Arko Sports Media 2009, p.24. 22 Koninklijke Landmacht, Koninklijke Marine, Koninklijke, Luchtmacht en Koninklijke Marechaussee. Zie < http://www.defensie.nl/organisatie/defensie/ > geraadpleegd op 07-04-2012. 23 De vuistregel is dat het bereiken van de internationale top in de sport gemiddeld ongeveer acht tot tien jaar en 10.000 uur training vereist. Het sportverleden van de Nederlandse topsporters bevestigt dit. Gemiddeld hadden topsporters in 2003 dertien jaar trainingservaring in hun tak van sport. Algemene Rekenkamer 2008, Topsport in Nederland, Sdu Uitgeverij, Den Haag, p.20. 24 < http://www.defensie.nl/defensietopsport/defensie_en_topsport > geraadpleegd op 07-04-2012. 25 Zie < http://www.defensie.nl/defensietopsport/defensie_en_topsport > geraadpleegd op 07-04-2012. 26 Guillaume Elmont (judo), Gregory Sedoc (atletiek), Bram Som (atletiek), Rolf van der Velde (schieten), Elisabeth Willeboordse (judo) < http://www.defensie.nl/militairesport/defensie_topsport_selectie > geraadpleegd op 07-04-2012. 27 Algemene Rekenkamer 2008, Topsport in Nederland, Sdu Uitgeverij, Den Haag, p.24. J.W.F. Overtoom 2012

Het andere grote verschil met Defensie is, dat bij de politie de PTS-sporter een vastdienstverband geboden wordt. Het doel is gelijk aan dat van Defensie. De sporter moet naast het beoefenen van topsport een maatschappelijke carrière kunnen opbouwen. In ruil hiervoor geeft het de politie een positieve exposure naar de buitenwereld toe en daarnaast een goede interne voorbeeldfunctie. 16 We kunnen nog wel een steuntje in de rug gebruiken als het gaat om leefstijl, gezondheid en sportbeoefening. De topsporters die we in ons midden opnemen daag ik dan ook graag uit een bijdrage te leveren bij deze cultuurverandering, aldus Korpschef Ad Meijboom. 28 De sporters worden in staat gesteld om minimaal vijftig procent van de overeengekomen arbeidsuren te investeren in de sport. Net als bij Defensie wordt er gezocht naar een werkplek bij een korps in de buurt van de woon- of trainingslocatie van de sporter. 29 Sinds 2012 zijn er 9 PTS-sporters in dienst van de politie. 30 ad 3 Commerciële teams Tot slot bestaan er de zogenaamde commerciële teams. De sporter sluit in dat geval een arbeidsovereenkomst met een commercieel team. Dit is een veel voorkomend verschijnsel in met name de schaatssport en het wielrennen. 31 In het schaatsen zijn bijvoorbeeld TVM en Control bekende namen. 32 In het wielrennen moet men denken aan o.a. de Rabobank Wielerploeg en het Vacansoleil Pro Cycling Team. 33 De zojuist genoemde sporters hebben allen gemeen dat ze werkzaam zijn op basis van een arbeidsovereenkomst. Toch zijn er wel wat onderlinge verschillen te benoemen. Zo zijn de voetballers en de sporters die in dienst zijn bij een commercieel team, in dienst genomen om uitsluitend als sporter hun sport te beoefenen. Bij DTS- en de PTS sporters is dat niet het geval. De laatst genoemden zijn aangesteld als militair of politiefunctionaris met daarbij de mogelijkheid om veel van hun tijd met sport in te vullen. Een andere verschil dat benoemd kan worden is dat de sporter van een commercieel team vaak een arbeidsovereenkomst sluit met de sponsor van het team en niet bij het team zelf op de loonlijst voorkomt. De voetballer daarentegen is in dienst van zijn materiële werkgever, de BVO. De sporters met een arbeidsovereenkomst zoals omschreven in deze paragraaf zullen in het vervolg van dit onderzoek aangeduid worden met: sporter type 1. 28 Zie <http://www.politietopsportselectie.nl/index.php/politie-en-topsport> geraadpleegd op 08-04-2012. 29 E. Lankers, Een wereld te winnen, professionalisering van de arbeidsverhoudingen van beroepssporters in Nederland, Nieuwegein: Arko Sports Media 2009, p.24. 30 Teun Mulder (wielrennen), Timothy Petersen (karate), Tonnie Heijnen (tafeltennis), Arnoud Holstege(schermen), Bas Verwijlen (schermen), Claudia van den Heiligenberg (voetbal), Femke Dekker (roeien), Kenny van Weeghel (wheelen), Robin Koenders (kanovaren) < http://www.politietopsportselectie. nl/index.php/topsporters > geraadpleegd op 08-04-2012. 31 E. Lankers, Een wereld te winnen, professionalisering van de arbeidsverhoudingen van beroepssporters in Nederland, Nieuwegein: Arko Sports Media 2009, p.24. 32 Zie <http://www.tvmschaatsploeg.nl en http://www.control.nl/#!/schaatsen/de-control-schaatsploeg, > beiden geraadpleegd op 08-04-2012. 33 Zie < http://www.rabosport.nl/wielrennen en http://www.vacansoleildcm.com/renners/johnnyhoogerland.html >beiden laatst geraadpleegd op 08-04-2012.

2.3.2. De sporters met een Stipendium via het Fonds voor de Topsporter Het tweede type beroepsporter dat besproken wordt, is de sporter met een Stipendium via het Fonds voor de Topsporter. Een Stipendium is een vergoeding die aan de sporter toegekend wordt. In hoofdstuk 1 werd al beschreven dat niet elke sporter relevant is voor dit onderzoek. Het gaat niet zozeer om het niveau waarop de sporter presteert, maar er moet sprake zijn van een zekere arbeidsverhouding. Toch zal men bij de term beroepssporter vaak de kwalificatie topsporter gebruiken omdat de link met het grote geld snel gemaakt is. Denk bijvoorbeeld aan de voetballers die in de Nederlandse Eredivisie actief zijn. Voor het seizoen 2012/2013 bedraagt het te hanteren inkomensgemiddelde in de Eredivisie 305.000,-. 34 Maar is geld het criterium om als topsporter aangemerkt te worden? Al in 1984 werd door de Raad van de topsport van de Nederlandse Sport Federatie (NSF) een definitie van dit begrip gegeven en deze luidt als volgt: Sporters, die individueel of met hun team presteren op het niveau van finales of eindrondes bij wereldkampioenschappen,olympische Spelen e.d. of hun leeftijd, talent en inzet in aanmerking nemend, in staat zijn dat niveau binnen een aantal jaren te behalen. 35 In 1989 werd door het Comité Topsport, als de opvolger van de Raad voor de topsport, aangesloten bij deze definitie maar dit comité nuanceerde dit begrip wel enigszins. Het Comité Topsport omschreef het begrip topsporter als volgt: Topsporters zijn sporters, die individueel of met een team presteren op niveau van finales of eindrondes van Europese, Wereldkampioenschappen, Olympische Spelen of vergelijkbare toernooien, of hun leeftijd, talent en inzet in aanmerking nemend, in staat zijn dat niveau binnen een aantal jaren te halen. 36 17 Tegenwoordig hanteert het Nederlands Olympisch Comité/Nederlandse Sport Federatie (NOC*NSF) de volgende omschrijving: 37 Je bent topsporter als je internationaal op het hoogste seniorenniveau (EK s, WK s en Olympische Spelen) meedoet, binnen een erkend topsportprogramma. 38 Hieruit blijkt wel dat niet het geld, maar de sportprestatie het belangrijkste criterium is om een sporter als topsporter aan te merken. 34 Federatie van Betaald Voetbal Organisaties (FBO) In Voetbalzaken nr. 2. week 15-2012. De FBO is de werkgeversorganisatie in het Nederlandse betaald voetbal. Zij ondersteunt de clubs op sociaal economisch, P&O en juridisch gebied. Zie < http://www.fbo.nl/fbo09321602/voetbalzaken/ > geraadpleegd op 14-06-2012. 35 Knelpunten voor de topsporter, Raad voor de topsport, juli 1984, p.3. 36 Nota Topsport in Nederland, Comite Topsport, ingesteld door NSF en NOC, mei 1989, p.7. 37 NOC*NSF is de nationale koepel van sportbonden ontstaan in 1993 na een fusie tussen NOC en NSF. Het is een van de grootste belangenbehartigers van de georganiseerde sport in Nederland. Het NOC*NSF houdt zich bezig met zowel breedte- als topsport. Algemene Rekenkamer (2008), Topsport in Nederland, Sdu Uitgeverij, Den Haag, p.22. 38 http://www.nocnsf.nl/cms/showpage.aspx?id=657 > geraadpleegd op 06 april 2012. J.W.F. Overtoom 2012