1 Paleis der Natie 15 november 2003 Toespraak van de heer Armand De Decker, Voorzitter van de Senaat, naar aanleiding van Koningsdag De inzet van de Belgische strijdkrachten bij internationale militaire operaties Mevrouw, Mijnheer de Kardinaal, Mijnheer de Kamervoorzitter, Mijnheer de Eerste minister, in uw ambten en waardigheden, Waarde Collega s, Ter gelegenheid van deze Koningsdag en van de tiende verjaardag van de troonsbestijging van Zijne Koninklijke Hoogheid Albert II, wens ik in de eerste plaats te benadrukken dat de Koning met niet aflatende aandacht toeziet op onze strijdkrachten. Net als zijn voorganger Koning Boudewijn, de eerste vorst die onze troepen buiten ons grondgebied in actie zag bij operaties voor de handhaving of het herstel van de vrede, heeft onze huidige Vorst bijzonder veel aandacht voor de omstandigheden waarin onze soldaten op missie worden gestuurd. Tijdens de gesprekken die hij voert met politieke en militaire gezagsdragers wanneer onze strijdkrachten een operatie moeten verrichten binnen het kader van de VN, de NAVO of de Europese Unie, vervult de Koning steeds ten volle zijn rol van Opperbevelhebber en ondervraagt hij zijn gesprekspartners over het verloop van de opdracht, de veiligheid van de eenheden, de voorbereiding van de troepen, de kwaliteit van de bevelvoering of de gegrondheid en het juridisch kader van de missie.
2 Dankzij hun militaire opleiding en hun geregelde bezoeken aan de eenheden, zowel in België als in het buitenland, naar het voorbeeld van Albert I tijdens de eerste wereldoorlog, hebben onze vorsten onze troepen steeds behoed voor slecht voorbereide, onvoldoende gerechtvaardigde of al te riskante opdrachten. Aangezien ik getuige was van de diepe smart die onze vorige en onze huidige vorst voelden bij het verlies aan mensenlevens, verheugt het mij vandaag nadrukkelijk te kunnen wijzen op de belangrijke rol die de Koning steeds vervult: het waakzaam toezien op zijn leger. Waarde collega's, Wij weten allen dat de geopolitieke context waarin wij leven, de jongste vijftien jaar grote veranderingen heeft ondergaan. Onze strijdkrachten hebben zich op zeer korte termijn moeten aanpassen aan deze nieuwe wereld en aan de uiteenlopende risico s en dreigingen die daarmee gepaard gaan. De koude oorlog en de tegenstellingen tussen de grootmachten zijn de oorzaak geweest van heel wat conflicten, maar tegelijk werden er ook veel andere mee voorkomen, door de dreiging van een wereldwijde nucleaire confrontatie. Het was een tijdperk waarin onze strijdkrachten zich binnen het raam van de NAVO opmaakten voor een conflict tussen Oost en West, dat dankzij het afschrikeffect gelukkig nooit is uitgebroken. Sedert het verdwijnen van het ijzeren gordijn en de implosie van het communistische systeem is elk gevaar voor een militaire invasie op Europees grondgebied geweken. Wij zijn getuige van de heuglijke hereniging van ons continent en van de toetreding tot de Europese Unie en de NAVO van tal van Staten die tot voor kort deel uitmaakten van het Warschaupact.
3 Jammer genoeg ging deze vreedzame hereniging van Europa gepaard met een felle opstoot van geweld in de nabijheid van de Europese Unie, eerst in de Balkan, nadien in het Midden-Oosten, in Centraal-Azië en in Afrika. Het einde van de koude oorlog en het verdwijnen van alle gevaar voor conflicten binnen Europa, zorgden ervoor dat Europa meende de vredesdividenden te kunnen innen. Nieuwe dreigingen hebben echter de kop opgestoken: etnische en religieuze oorlogen, internationaal terrorisme, zware criminaliteit en massavernietigingswapens in handen van Staten die noch de regels van de democratie, noch de mensenrechten eerbiedigen. Deze nieuwe dreigingen ontwikkelen zich bovendien in een gemondialiseerde wereld waarin staatsgrenzen van weinig tel zijn. We leven voortaan dus nolens volens in een wereld die in de eerste plaats gekenmerkt wordt door onderlinge afhankelijkheid. Precies daarom kan geen enkel land ter wereld, hoe machtig ook, nog hopen of wensen helemaal alleen de gang van zaken te beïnvloeden of te regelen, in het bijzonder op het vlak van veiligheid. Als vijftien mannen, bereid om zichzelf te offeren, met breekmesjes een hele planeet kunnen traumatiseren door duizenden onschuldige slachtoffers te maken, kan een efficiënt antwoord daarop alleen maar worden uitgedacht binnen een multilateraal kader en collectief worden uitgevoerd. Daarom blijven de Verenigde Naties, wat anderen er ook van denken, ondanks de manifeste tekortkomingen, het onmisbare forum voor een wereldwijd vreedzaam samenleven. De lidstaten van de Europese Unie zullen dan ook geen andere keuze hebben dan werk te maken van een doeltreffend buitenlands beleid en, naar ik hoop in een nabije toekomst, een volwaardig Europees leger op de been te brengen dat
4 alle militaire capaciteiten van de verschillende lidstaten verenigt en dat uitgerust is met het oog op een autonome militaire planning. Vijftig jaar geleden stond men op het punt een Europese Defensiegemeenschap op te richten. Dat project kon toen rekenen op de steun van de Verenigde Staten, Groot-Brittannië en de hele NAVO. Ik blijf ervan overtuigd dat wat toen mogelijk was ten gevolge van de Sovjetdreiging, vandaag nog steeds mogelijk is, en morgen nog meer, in het kader van de strijd tegen hen die de vrijheid, de vooruitgang en de democratie blijven bekampen. Een gemeenschappelijk defensiebeleid en een geïntegreerde Europese defensie zoals wij die wensen, zullen onze betrekkingen met de Verenigde Staten weliswaar wijzigen, maar die kunnen er in het kader van de NAVO, die meer dan ooit een rol te vervullen heeft, alleen maar beter op worden. Het overgrote deel van de wereld hoopt dat Europa een meer prominente en vastberaden rol gaat spelen en een grotere bijdrage levert tot stabiliteit en evenwicht. De Europese Unie moet aan deze verwachtingen en oproepen gehoor geven.
5 Als de Eerste minister, de Voorzitter van de Kamer en ikzelf deze jaarlijkse ceremonie ter gelegenheid van Koningsdag hebben willen wijden aan de Belgische internationale militaire operaties, dan is dat natuurlijk in de eerste plaats omdat wij een bijzondere hulde hebben willen brengen aan de soldaten die tijdens die opdrachten het leven hebben gelaten, een hulde ook aan hun families hier aanwezig, die terecht hebben willen weten waarom en in welke omstandigheden hun zoon, echtgenoot of broer gestorven zijn. Ook hebben wij de erkentelijkheid van het hele land willen betuigen aan onze soldaten, die met volledige kennis van zaken bereid zijn grote risico s te lopen tijdens zware en vaak delicate opdrachten, zodat België in een internationaal kader kan bijdragen tot een vreedzamer, rechtvaardiger en meer solidaire wereld. Tien jaar na het drama in Rwanda, dat niemand in het federale Parlement vergeten is, leek het ons nodig de Natie eraan te herinneren dat het leger zelfs met een geringer aantal manschappen uiterst nuttige diensten blijft bewijzen aan ons land en aan de internationale gemeenschap. Wij wilden hiermee ook onze verkozenen eraan herinneren dat het inzetten van het Belgisch leger voor vredesmissies gepaard gaat met grote verantwoordelijkheden. Men kan geen mannen en vrouwen uitsturen voor opdrachten die op elk ogenblik kunnen uitdraaien op oorlogsoperaties, zonder zich ervan vergewist te hebben dat deze soldaten beschikken over de nodige uitrusting, wapens, opleiding en training waarmee zij hun taak kunnen volbrengen in de best mogelijke omstandigheden en met een minimum aan gevaar. Die verantwoordelijkheid berust natuurlijk bij de regering, maar ook bij het Parlement, dat immers over budgettaire en controlebevoegdheden beschikt. Het is in die geest dat de commissie Deelname aan buitenlandse missies van de Senaat werkt, die werd ingesteld na afloop van de commissie Rwanda.
6 Door, zoals de meeste Europese landen, de wet op de legerdienst op te schorten, heeft België het risico genomen dat de banden die tussen het leger en de Natie horen te bestaan, losser worden, alsook het risico dat onze jeugd een menselijke en sociale ervaring ontnomen wordt waar zij nochtans nood aan heeft. Dat is gevaarlijk, omdat op die manier ook de rol van het leger steeds minder goed wordt begrepen. Het verheugt mij derhalve dat Kamer en Senaat in de loop van de vorige zittingsperiode twee uiterst belangrijke wetten hebben aangenomen. Ik bedoel hier de wet houdende statuut van de militairen van het reservekader van de krijgsmacht en de wet tot instelling van een vrijwillige dienst van collectief nut, dienst welke uiteraard binnen de krijgsmacht verricht kan worden. Dank zij deze twee wetten krijgen onze jongeren opnieuw de kans om militaire ervaring op te doen, zonder er noodzakelijkerwijze hun beroep van te moeten maken. Ik ben ervan overtuigd dat de Minister van Landsverdediging graag spoedig de koninklijke besluiten zal uitvaardigen waardoor deze wetten in werking kunnen treden en ik dank hem nu al hiervoor, aangezien deze maatregelen het mogelijk zullen maken om de banden die in een democratische Staat tussen de burgers en het leger onmisbaar zijn, weer nauwer aan te halen. Staat u mij toe om, ten slotte, de minister van Landsverdediging en zijn departement, alsook de diensten van Kamer en Senaat, te danken voor de ondersteuning die zij hebben geboden om van deze plechtigheid een succes te maken. Ik dank u.