Land- en Tuinbouw Organisatie Noord Vestiging Haarlem Rijksdienst voor Ondernemend Nederland Afdeling Natura 2000 Postbus 40225 8004 DE ZWOLLE Telefoonnummer: 088-888 66 66 Datum: 20 februari 2015 Referentie: ZH/AMi/MvD/15.090 Faxnummer: 088-888 66 60 Betreft: Zienswijze LTO Noord Regio West Ontwerp-PAS en gebiedsanalyses West-Nederland Geachte heer, mevrouw, Hierbij ontvangt u, in aanvulling op en deels ter ondersteuning van de zienswijze van LTO Nederland, de zienswijze namens de provinciale geledingen van LTO Noord in Flevoland, Noord-Holland, Utrecht en Zuid-Holland op de ontwerpversie van de Programmatische Stikstof en de gebiedsanalyses voor de betreffende Natura 2000-gebieden in voornoemde provincies. Zienswijze LTO Nederland Een aantal onderwerpen uit de zienswijze van LTO Nederland, als bijlage toegevoegd, willen wij specifiek benadrukken. Dit betreft de volgende onderwerpen: - Blijf kritisch kijken naar de lijst met prioritaire projecten. Zodra projecten vervallen of opschuiven in de tijd, moet ook de bijbehorende reservering van depositieruimte vervallen en overgaan naar activiteiten in de andere segmenten. - Blijf ten aanzien van de ontwikkelingsruimte vraag en aanbod nauwlettend volgen opdat snel bijsturing kan plaatsvinden teneinde meer ontwikkelingsruimte te genereren. - Ook voor meldingsplichtige activiteiten moeten nadere regels gesteld worden die het onnodig reserveren van depositieruimte voorkomen. - Vind een passende oplossing voor het juridische gat dat bestaat ten aanzien van regulier agrarisch gebruik van gronden in en om Natura 2000-gebieden, met name beweiden en bemesten. - Betrek - de relevante geledingen van - LTO Noord bij de definitieve aanwijzing van locaties en maatregelen ten behoeve van (nieuwe) stikstofgevoelige natuur, voor zover deze nog niet heeft plaatsgevonden. - Voorkom onnodige reservering van depositieruimte. - Geef duidelijkheid over de beschikbare depositieruimte voor land- en tuinbouw, dit geldt zeker voor gebieden waar in het geheel (nog) geen eenduidig beeld is van de beschikbare depositieruimte per segment. - Beperk het aantal piekbelasters en help hen met gericht flankerend beleid. Denk hierbij onder meer aan het gebruik maken van mogelijkheden voor externe saldering - nu het nog kan, beperken van stikstofemissie, vergroten van de robuustheid en stikstofongevoeligheid van natuurgebieden, opstarten van (integrale) gebiedsprocessen (kavelruil), et cetera. - Maak (gebruik van) eenvoudige regels voor de verdeling en reservering van depositieruimte. LTO Noord - Fonteinlaan 5-2012 JG Haarlem - Postbus 240-8000 AE Zwolle T 088-888 66 66 - F 088-888 66 60 - E info@ltonoord.nl - I www.ltonoord.nl Het hoofdkantoor is gevestigd in Zwolle - KvK 08 13 06 50
Regio West-Nederland Aanvullend op voornoemde onderwerpen, willen wij een aantal onderwerpen onder uw aandacht brengen die op het niveau van (bijna) alle vier de provincies in West-Nederland spelen. Dit betreft de volgende onderwerpen: - Maak gebruik van de basisbenadering die in de PAS is opgenomen om bij vergunningverlening voor interimmers de feitelijke stikstofdepositie die het bedrijf veroorzaakte voor de vaststelling van de PAS, niet in mindering te brengen op de beschikbare depositieruimte. De feitelijke stikstofdepositie is namelijk al als achtergronddepositie meegenomen in de modellen. - Betrek (of laat provincies) - de relevante geledingen van - LTO Noord (betrekken) bij de regels over de toedeling van depositieruimte en het bepalen van plafonds voor piekbelasting. Hier ligt een directe relatie met diverse andere beleidsterreinen en ontwikkelingen in en om Natura 2000-gebieden, die een integrale benadering met gebruik van de beschikbare kennis en expertise uit het veld onontbeerlijk maken. - De provincies Noord- en Zuid-Holland voeren een (of meerdere) zogenaamde botsproeven uit om te toetsen in hoeverre de landelijke uitgangspunten voor economische ontwikkeling voldoende ruimte geven aan de voorziene lokale economische ontwikkeling. Wij zijn van mening dat dergelijke exercities ook voor andere gebieden en andere provincies van toegevoegde waarde zijn en verzoeken u derhalve hier ook toepassing aan te geven. Wij verlenen graag onze medewerking aan deze exercities. - In lijn met het onder het eerste aandachtsstreepje gememoreerde onderwerp, benadrukken wij nogmaals het belang van een (voor)spoedige aanvang van het project Proeftuin Natura 2000 Westelijke Veenweiden. Wij zijn overtuigd van de mogelijkheden die dit project kan bieden om nóg efficiënter met kostbare grondstoffen, zoals stikstof, om te gaan, om zodoende ontwikkeling van economie en natuur gezamenlijk te versnellen. Met name hydrologische (natuurherstel)maatregelen kunnen een groot negatief effect op de agrarische bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van agrarische bedrijven hebben. Wij verzoeken u en de verantwoordelijke bevoegde gezagen om per situatie waar dergelijke maatregelen in of om Natura 2000- gebieden voorgesteld worden, een afgewogen werkwijze te hanteren. Praktisch zou een dergelijke werkwijze (moeten) inhouden dat maatregelen vooraf op hun effecten op andere functies dan natuur beoordeeld worden, en dat bij de eventuele effectuering van maatregelen wordt ingestoken op een maximaal resultaat voor natuur en een minimaal negatief effect op bijvoorbeeld de agrarische productieomstandigheden. Flankerend beleid om negatieve effecten te compenseren (bij voorkeur in grond ) moet onderdeel uitmaken van de aanpak. Tevens moet in relatie tot de hydrologische effecten een gedegen systeem van monitoring worden ingericht. Dit betekent dat bij elke waterhuishoudkundige maatregel - voorafgaand aan het treffen van de maatregel - een systeem van monitoring wordt uitgewerkt waarmee niet alleen de nul-situatie kan worden vastgelegd maar ook kan worden vastgesteld wat in de jaren na het treffen van de maatregel het externe effect is geweest. Wij verzoeken de mogelijkheid van een zogenaamd omwisselbesluit ook expliciet op te nemen in de gebiedsanalyses, zoals dit ook in de PAS gedaan is. De zogenaamde kranswierwateren in laagveengebieden vragen bij het doorrekenen van de verwachte agrarische bedrijfsontwikkeling veel ontwikkelingsruimte. Deze habitats hebben een kritische depositiewaarde die veel hoger is dan de bestaande depositie in deze Natura 2000-gebieden. Om die reden zouden deze habitats in het kader van de PAS niet tot beperkingen mogen leiden. Wij veronderstellen dat de verschillende categorieën kranswierwateren per abuis samengevoegd zijn, waarbij ten onrecht de kritische depositiewaarde van de meest gevoelige categorie gehanteerd is. Het verzoek is om deze omissie (in Aerius) te herstellen. Voor meerdere Natura 2000-gebieden binnen onze regio geldt dat sprake is van deelgebieden met habitats die op dit moment nog niet duidelijk gedefinieerd zijn. Deze deelgebieden moeten alsnog met voorrang zo spoedig mogelijk gekarteerd worden, om te voorkomen dat onnodig extra stikstofgevoelige gebieden gecreëerd worden. In Aerius worden deze gebieden namelijk voor de zekerheid ingedeeld bij de meest stikstofgevoelige categorie binnen het betreffende Natura 2000-gebied. 2
In diverse Natura 2000-gebieden binnen onze regio, die geen onderdeel uitmaken van de PAS, zoals het Markermeer en IJmeer, de Waddenzee, het Haringvliet en Krammer-Volkerak, bevinden zich toch stikstofgevoelige habitats. Wij verzoeken u duidelijkheid te geven over en ervoor te zorgen dat deze habitats niet toch beperkend zijn voor activiteiten in of in de omgeving van deze gebieden waarbij (extra) stikstof geëmitteerd wordt. Flevoland Voor de ontwikkeling van de agrarische sector in Flevoland is zogenaamde prioritaire ruimte beschikbaar. Het uitgangspunt moet zijn dat deze prioritaire ruimte toereikend is om de komende 6 jaar de ontwikkeling van de agrarische sector in Flevoland te faciliteren. Als blijkt dat dit laatste niet het geval is voor (delen van) de provincie dan zal afstemming moeten plaatsvinden met de provincie(s) Overijssel en/of Gelderland over een herverdeling van of het genereren van aanvullende ontwikkelingsruimte. Het is van belang om dit afstemmingsoverleg tussen de betrokken provincies tijdig, en wel nadat tweederde van de beschikbare prioritaire ruimte in (één van) de respectievelijke zones 0-5 km, 5-10 km en 10 km en verder rond de betreffende Natura 2000-gebieden is uitgegeven, op te starten. Wij verzoeken u dit laatste in de PAS te verankeren. Om tot een goede verdeling van de prioritaire ontwikkelingsruimte te kunnen komen is het van belang om te weten hoeveel ontwikkelingsruimte in segment 1 van de nabijgelegen Natura 2000-gebieden is gereserveerd voor de landbouw in Flevoland. Dit inzicht ontbreekt. Wij vinden het van belang dat deze informatie alsnog op korte termijn beschikbaar komt. Voor de uitgifte van de segment 1-ruimte voor Flevoland verzoeken wij u om eenzelfde systematiek te hanteren als bij de uitgifte van de segment 2-ruimte c.q. de reservering voor bijdragen onder de grenswaarde. Voorkomen moet worden dat de uitgifte van segment 1-ruimte aanvullende (administratieve en/of financiële) lasten met zich meebrengt. Noord-Holland Duinen Den Helder-Callantsoog en Zwanenwater en Pettemerduinen Als herstelmaatregel voor de natuur in het gebied Zwanenwater en Pettemerduinen wordt onder meer voorgesteld om een hydrologische bufferzone aan te leggen op het moment dat het kwelscherm aan de noordoostzijde van het Zwanenwater zijn functie verliest. Het kwelscherm aan de oostrand van het Zwanenwater is destijds een compromis geweest tussen landbouw en natuur: het bloembollenconcentratiegebied aan de noordzijde van het Zwanenwater wordt ingericht voor natuur, het agrarisch productiegebied aan de oostzijde houdt de bestemming in combinatie met de aanleg van een kwelscherm. Dit compromis moet worden gerespecteerd. Als het kwelscherm niet meer voldoende functioneert zal het vervangen moeten worden. Zo niet, dan zal interne hydrologische buffering in het natuurgebied moeten plaatsvinden. Het aankopen van grond ten behoeve van de inrichting van een bufferstrook gekoppeld aan peilopzetting is voor de landbouw niet bespreekbaar. Dit laatste is ook in tegenspraak met de gemaakte afspraken over het Natuurnetwerk Nederland: geen extra natuurhectares in de provincie. Het verzoek is het compromis tussen landbouw en natuur te respecteren en de gebiedsanalyse als zodanig aan te passen. Waddenzee/Wieringen Rond Den Oever en Westerland zijn stikstofgevoelige habitats in de Waddenzee aangegeven. Onduidelijk is op welke gronden deze habitats zijn aangewezen en beschermd moeten worden. De genoemde gebieden zijn aangespoelde nutriëntrijke gronden die (commercieel) gebruikt worden voor de teelt van lamsoor en zeekraal. Wij zijn derhalve van mening dat deze gebiedjes geen belemmering mogen zijn voor de continuïteit van de agrarische bedrijven. 3
Polder Westzaan - Noordhollands Duinreservaat - Kennemerland Zuid De vrij beschikbare ontwikkelingsruimte alsmede de reservering voor bijdragen onder de grenswaarde zijn voor deze Natura 2000-gebieden, vooral als gevolg van de verwachte ontwikkelingen in de IJmond en de aanleg van de Duinpolderweg, te gering om de voorziene uitbreiding van de agrarische sector te faciliteren. Voorkomen moet worden dat door de uitbreiding van een enkel veehouderijbedrijf, op basis van reële uitgangspunten, de ontwikkeling van de sector op slot wordt gezet. Wij verzoeken u om via de door de provincie Noord-Holland ingestelde Task Force alsnog te onderzoeken of de ontwikkelingsruimte in de segmenten 2 en meldingsplichtige activiteiten kan worden verruimd. Het nemen van aanvullende herstelmaatregelen alsmede het screenen van de planning van de in segment 1 opgevoerde prioritaire projecten (worden alle prioritaire projecten uitgevoerd in de komende 6 jaar?) kan daarbij een hulpmiddel zijn. Wormer- en Jisperveld & Kalverpolder - Ilperveld, Varkensland, Oostzanerveld & Twiske - Eilandspolder In de gebiedsanalyses voor deze Natura 2000-gebieden worden systeemgerichte herstelmaatregelen voorgesteld voor het verbeteren van de waterkwaliteit, waaronder het verminderen van de effecten van bemesting. De onderbouwing van deze herstelmaatregelen, waarbij met betrekking tot de oorzaken van de hoge bemestingssituatie een duidelijke link wordt gelegd naar de landbouw, ontbreekt. Wij kunnen derhalve niet instemmen met herstelmaatregelen die ingrijpen in het bestaand gebruik van de bemestingswijze op de agrarische percelen. Naardermeer Het blijkt dat in de bufferzone rond het Natura 2000-gebied Naardermeer, verzuringsgevoelige habitats zijn aangegeven. De bufferzone is destijds aangelegd om de hydrologische situatie in het Naardermeer te consolideren. Daarbij is nadrukkelijk de afspraak gemaakt dat de bufferzone geen uitbreiding is van het Natura 2000-gebied en daarmee de ontwikkeling van de agrarische sector niet nadelig zou beïnvloeden. Wij verzoeken u deze afspraak te respecteren en in de bufferzone geen verzuringsgevoelige habitats op te nemen. Utrecht Kolland en Overlangbroek Specifiek voor het Natura 2000-gebied Kolland en Overlangbroek verzoeken wij u in overleg met relevante gebiedspartijen, waaronder LTO Noord, te onderzoeken welke locaties en maatregelen voor natuurontwikkeling en -herstel recht doen aan zowel ecologische als omgevingsfactoren, waaronder de huidige bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van agrarische bedrijven in de omgeving van dit gebied. In dit kader lijkt het doorvoeren van externe hydrologische maatregelen (i.c. het verhogen van de waterpeilen) een maatregel die pas in beeld kan zijn nadat eerst interne maatregelen onderzocht, toegepast en ontoereikend gebleken zijn. Beleid voor Staatsnatuurmonumenten (niet Natura 2000-gebied) Tevens verzoeken wij u de stikstofgevoeligheid van bepaalde beschermde Natuurmonumenten binnen de provincie Utrecht, gelijktijdig met de inwerkingtreding van de PAS, op te heffen, zodat deze gebieden niet beperkend(er) blijven voor de ontwikkelingsmogelijkheden van onder meer agrarische bedrijven. Zuid-Holland In Zuid-Holland is en wordt voor de meeste Natura 2000-gebieden al enkele jaren gewerkt aan een beheerplan. Desgevraagd heeft de provincie meerdere malen aangegeven dat er geen wezenlijke inhoudelijke verschillen bestaan tussen de meest actuele versies van (ontwerp)beheerplannen en de gebiedsanalyses. Wij benadrukken het belang van dit uitgangspunt en gaan ervan uit dat ook in de definitieve versies van de gebiedsanalyses geen wezenlijke inhoudelijke verschillen op zullen treden zonder dat wij hierover geraadpleegd worden en hieraan onze instemming verlenen. 4
Wij zijn graag bereid deze zienswijze mondeling toe te lichten. Hoogachtend, N.T.M. Verduin Voorzitter LTO Noord Noord-Holland A.P. Verhorst Voorzitter LTO Noord Zuid-Holland G.M. van Donselaar Voorzitter LTO Noord Utrecht A.F.M. Michielsen Voorzitter LTO Noord Flevoland Contactpersonen: Flevoland en Noord-Holland : A. (Ard) Mooij - amooij@ltonoord.nl / 06-22527852 Utrecht en Zuid-Holland : A.D. (Andries) Middag - amiddag@ltonoord.nl / 06-53728355 Bijlage: - Zienswijze LTO Nederland (Kenmerk AJM\2014\200215) In afschrift aan: - Het College van Gedeputeerde Staten van Flevoland - Het College van Gedeputeerde Staten van Noord-Holland - Het College van Gedeputeerde Staten van Utrecht - Het College van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland - Het College van Gedeputeerde Staten van Gelderland - Het College van Gedeputeerde Staten van Overijssel 5