H E L E N P A R A D IJ S. Duintoponiemen in Zuid-Kennemerland. Frits David Zeiler Bergen NH



Vergelijkbare documenten
Nieuwsbrief 1 maart 2012

Leggerzones Zandige kust (duinen) Leggerzones Dijk in Duin (Noordwijk)

Texel Landschappelijke ontwikkelingen

Het plaatwerk aan de Spaarndamsche sluizen.

Het territorium Urk; van Almere naar Zuiderzee. Een reconstructie van het gebied tussen 800 en (Anne Post versie )

DAGELIJKS WERKBOEK DEEL #1

Beknopte geschiedenis van Reeuwijk en Driebruggen

Meer en Stadzigt Ligging van een oude buitenplaats bij Naarden

Instructie invoer x Fotoburo De Boer: logboeken

Inventaris van luchtfoto's van het Oost- en Westfront van de Vesting Holland, ca

Kerkpad aan de Tweehuizerweg 6 te Spijk (gem. Delfzijl) Een Cultuurhistorisch Bureauonderzoek

LANDAANWINNING EN BEDIJKING

Ommetje Groot-Leyduin

HARINGBUYS AERDENHOUT. Jose Vorstermans & Marian de Vries

Holland 1000 jaar geleden. Meer weten? Klik hier

Leggerzones Zandige kust (duinen) Leggerzones Dijk in Duin (Noordwijk)

Jachtpaal Koning Willem I

Naam: VAN WILLIBRORD tot Statenbijbel

Urk Urk op de kaart. Urk 1722

Leggerzones Zandige kust (duinen) Leggerzones Dijk in Duin (Noordwijk)

Vind de mooiste fietsroutes op Fietsroute Badhoevedorp, Spaarndam en Haarlem

Hendriksbosch. Het Hendriksbosch is bezit van de gemeente Nunspeet. Het dennenbos ligt op een steenworp afstand van het station.

Omschrijving. Bezienswaardigheden. Naar buiten in 's-graveland / wandelroute (17 km)

Erfdienstbaarhedenonderzoek Op verzoek van de gemeente Westvoorne heeft het kadaster in eerste instantie

Archeologische Quickscan

Archeologie West-Friesland, Nieuwe Steen 1, 1625 HV Hoorn, Postbus 603, 1620 AR Hoorn

B i j l a g e 5. A r c h e o l o g i s c h e q u i c k s c a n

Het territorium Urk; van Almere naar Zuiderzee. Een reconstructie van het gebied tussen 800 en (Anne Post versie )

Oud-archief van de landgoederen Ter Horst, Raaphorst en Eikenhorst gelegen in de gemeenten Voorschoten en Wassenaar

Aandachtsgebied 85: Kennemerland

Langs de Alkmaarseweg in Beverwijk kan een passant met een oplettend oog er nog vier van

CODE : LIJST VAN DE KAARTEN & PLATTEGRONDEN. Vincent van der Sman

De weg terug. Voorstel voor herstel van een Geneneindse kerkepad in Bakel

Ridder Hendrik van Norch en familie.

Leggerzones Zandige kust (duinen) Voor de zandige kust gelden ander criteria betreffende de Kernzone, Beschermingszone en de Buitenbeschermingszone:

Regionale verscheidenheid in bevolkingsconcentraties

GEWIJZIGDE ADVERTENTIESLUITTIJDEN EN UITGAVEN ROND DE FEESTDAGEN HUIS-AAN-HUISKRANTEN HOLLAND COMBINATIE

Duinaangroei na 1990 voor de kust van Noord- en Zuid-Holland

Buro de Brug Rapporten Quickscan Archeologie Kabeltracé Waarderpolder - Vijfhuizen B09-38

met historische gegevens. Nog meer gegevens kunt u vinden op: en dan klikken op Drenthe 3 t/m 7

Werkdocument Co. (te hanteren in het Statistisch Overzicht voor Flevoland) door. ir. A. G. van Ommeren

BOERMARKEN IN DRENTHE

Zuidnederlandse boekdrukkers en boekverkopers in de Republiek der Verenigde Nederlanden omstreeks

Motivaties in het beheer van de duinen

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation

De Relle en het Boerenlaantje Een speurtocht door oud Aerdenhout. Arnold Pieterse

SAMENVATTING GEOLOGIE / BODEM - BODEMKWALITEIT

Een Archeologisch Bureauonderzoek voor het bestemmingsplan De Grift 3 in Nieuwleusen (gemeente Dalfsen, Overijssel). Figuur 1.

Enkele opmerkingen naar aanleiding van een bijschrift over kasteel Crayenstein.

NIEUWE HONDSBOSSCHE DUINEN

Fysische geografie van Nederland Landschappelijk Nederland de fysisch-geografische regio s

BEREIKCIJFERS REGIONALE DAGBLADEN

PREMATURE ONTWIKKELINGEN LANDELIJK GEBIED

Vikingen in Domburg. opgraving van de vroeg-middeleeuwse ringwalburg, de Duinburg

HUIS-AAN-HUISKRANTEN. TARIEFKAART 2016 De gegevens op deze tariefkaart gelden t/m 31 december 2016, wijzigingen voorbehouden.

Plangebied naast Warfhuisterweg 12 te Wehe-Den Hoorn (gemeente De Marne) Een Archeologisch Bureauonderzoek

Cultuurhistorische inventarisatiescan nieuwe scoutingterrein Broekpolder

Concept voorstel tot tweede wijziging van de Gemeenschappelijke Regeling GGD Hollands Noorden

For Sale. Duinlustweg AB Overveen k.k.

Verkenning RV Rijnland van mogelijke vaarverbindingen Vlietland Rotte

Urbanisatie en de-urbanisatie in Nederland

Middenbeemster, Korenmolen De Nachtegaal

Buro Maerlant. Boxtel Halderheiweg tussen nummer 3 en 5. Historische verkenning en waardering vijver

Natuurvriendelijke oevers. Droge voeten, schoon water

Administratie Diamant Politie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Archeologische Quickscan

Tastbare Tijd, Bilthoven

REDENGEVENDE OMSCHRIJVING RIOOL ONDER HET GLOP EN DE BOTERHAL

Van Dijks kaart van Rottum (1861)

Rapportage vondstmelding Oostende, Wellingtonrenbaan

De Burg te Wassenaar.

Pagina 1 van 7 Archeologie West-Friesland, Nieuwe Steen 1, 1625 HV Hoorn, Postbus 603, 1620 AR Hoorn

KNAG-excursie Aardkundige monumenten in Noord-Holland

Leggerzones Zandige kust (duinen) Leggerzones Dijk in Duin (Noordwijk)

mijmer en focus een koepel voor landgoed de Overplaats in Heemstede

B1 Hoofddorp pagina 1

Landschappen van Maas en Peel; geschiedenis, kenmerken en waarden van het cultuurlandschap van Noord- en Midden- Limburg

Quick scan archeologie Vaartstraat Loonsevaert (perceel 2954), Kaatsheuvel gemeente Loon op Zand

Informatie over de versterking van de Noord-Hollandse kust Voor je spreekbeurt of werkstuk

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation

Hoofdweg 39 te Slochteren (gemeente Slochteren) Een Archeologisch Bureauonderzoek

Historisch-geografisch landschap van de Groote Waard voor 1421

Bijlage bij deze welstandsnota: BIJLAGE 1: GERAADPLEEGDE BRONNEN BIJLAGE 2: RECLAMETEKENS

inventaris van een huisarchief (2015)

TOP 10 KNELPUNTEN OP DE HOOFDFIETSROUTES PER REGIO IN NOORD-HOLLAND. 6 februari 2008 op verzoek van de provincie Noord-Holland

Archeologische Quickscan

Zaandam (dam van de bewoners van de Zaan), Purmerend (plaats die aan. het einde van het meer de Purmer ligt) of Almere (genoemd naar een meer

Voor deze reconstructie is gebruik gemaakt van de kaarten uit de publicaties van: J S Veenenbos uit 1950: De bodemgesteldheid van het gebied tussen

Postcode Gem.CODE Gemeentenaam Cor.CODE Coropgebied Prov.CODE Provincie Regio geb.code Leegwaardegebied Amsterdam 23 Groot-Amsterdam 27

VOORADVIES BESTEMMINGSPLANPROCEDURE

Dagboek Sebastiaan Matte

Wat en waar zijn de wadden? Les met werkblad - topografie

Dag van het Kasteel 2012

De top 100 van de familienamen in Nederland Leendert Brouwer

HEULE MAKELAARDIJ RESTAURANT KRAANTJE LEK DUINLUSTWEG 22 - OVERVEEN

Nummer Toegang: 511 Inventaris van de collectie d.p. oosterbaan,

Heemschut Zuid-Holland 19 objecten in Boskoop.

Hoofdstuk 7. Overig landbezit

Een andere mogelijke betekenis is dat het zou gaan over een verheffing naast de Zenne

Transcriptie:

H E L E N P A R A D IJ S Duintoponiemen in Zuid-Kennemerland Frits David Zeiler Bergen NH In opdracht van PWN Waterleidingbedrijf Noord-Holland, Velserbroek 2008

Er is geen gedeelte van onzen Vaderlandschen grond, dat minder bezocht, minder bekend is dan Hollands Duinen; zij worden door het gros der natie beschouwd als eene woestijn, die enkel uit hooge en rauwe Zandbergen bestaat. Jan Kops, 1798 De omgeving van onze woonstad Haarlem [...] bood gelegenheid te over voor fraaie wandelingen. Als regel waren de duinen het doelwit, want mijn ouders waren voor alles duinminnaars en mijn vader meende dat het Hollandse duingebied behoorde tot de fraaiste landschappen van de wereld. Jan P. Strijbos, 197

Inleiding en verantwoording Dit rapport is een vervolg op Nollen Krochten Blinken, een inventarisatie van duintoponiemen in Noord-Kennemerland uit 1995. i Het is evenals zijn voorganger geschreven in opdracht van het PWN Waterleidingbedrijf Noord-Holland, één van de beheerders van het Nationaal Park Zuid-Kennemerland. Oogmerk is ook nu weer om uit de aard, herkomst en verspreiding van de geografische namen gegevens af te leiden over het vroegere gebruik en beheer van het duingebied in zijn ruimste zin. Daarbij is het begrip 'naamgeving' opnieuw ruim genomen, zowel in tijd als qua geografische verspreiding. Ook randgebieden zoals soortnamen en functionele locatie-aanduidingen zijn in het onderzoek betrokken, voorzover ze consequenties zouden kunnen hebben voor het ontstaan van toponiemen ii. Het verzamelen van het basismateriaal is in de eerste plaats geschied aan de hand van historische en recente kaarten. Om de aldus ontstane lijsten in een kader te plaatsen is ook gekeken naar geologie, geomorfologie, historische geografie, waterstaat en nederzettingsgeschiedenis. Daarvoor zijn algemene overzichtswerken gebruikt en is, zo nodig, gericht gezocht in locaalhistorische literatuur. Dit laatste moest echter op grond van de projectomschrijving en de beschikbare tijd beperkt blijven tot een aantal specifieke gevallen. Het is dus heel goed mogelijk, dat bepaalde namen, maar zeker ook bepaalde verklaringen, door de samensteller zijn gemist. De lezer en gebruiker van dit rapport diene dat steeds voor ogen te houden! Niettemin wordt in deze inleiding een poging gedaan tot een inhoudelijke en methodische verantwoording, in de hoop dat deze inventarisatie een goed beeld geeft van de betekenis van de naamgeving in verleden en heden in en rond het boeiende en bijzondere natuurgebied van Zuid-Kennemerland. Het begrip Kennemerland Zoals de meeste geografische begrippen heeft ook de aanduiding 'Kennemerland' in de loop van de geschiedenis een wisselende betekenis c.q. reikwijdte gehad. In zijn grootste uitgestrektheid, als afzonderlijk bestuurlijk-juridisch district van het laatmiddeleeuwse graafschap Holland met een eigen Landrecht, besloeg Kennemerland het westelijke deel van de huidige provincie Noord-Holland vanaf de lijn Zandvoort-Petten tot ongeveer 20 kilometer landinwaarts. Mede door de ontwikkeling tot afzonderlijke regio's van West-Friesland binnen de Omringdijk, de grote droogmakerijen, de Zaanstreek en de 'ommelanden' van de stad Amsterdam tussen 1600 en 1800 is de naam sindsdien vooral van toepassing gebleven op de duin- en kuststreek tussen Vogelenzang en Petten. Het gebied van Vogelenzang tot Santpoort wordt daarbij tot Zuid-Kennemerland gerekend, Velsen (met IJmuiden), Beverwijk en Heemskerk gelden als Midden-Kennemerland, en alles vanaf Castricum heet Noord-Kennemerland. In dit rapport wordt om practische redenen slechts een tweedeling in 'Noord' en 'Zuid' gemaakt. Dit mede omdat in Nollen Krochten Blinken het duin- en kustgebied benoorden Wijk aan Zee al is

behandeld, en het nu gaat om het gebied ten zuiden daarvan, te weten de gemeenten Velsen, Bloemendaal en Zandvoort. 'Zuid- Kennemerland' heeft dus enerzijds een iets ruimere betekenis gekregen dan gewoonlijk, maar anderzijds is de afgrenzing aan de landzijde strakker. Schoten, Haarlem en Heemstede vallen buiten het toponymisch onderzoeksgebied. De redenen daarvoor worden in een volgende paragraaf uiteengezet. De voorgeschiedenis van de naam Kennemerland is al even gecompliceerd als de toepassing ervan. De oudste, zij het indirecte, vermelding (719-739) luidt Kinheim, te vertalen als 'woonplaats, woongebied aan de Kinne', waarbij het als pagus (gouw, district) wordt aangeduid. iii Het ging daarbij om de nederzetting Adrichem, het latere Beverwijk, gelegen tussen het riviertje de Velisena (Velsen) en de zee. Karel Martel, hofmeier van het Frankische rijk en feitelijke machthebber, schonk het betreffende bezit in zijn geheel aan Willibrord, de missie-bisschop van Utrecht. Ongetwijfeld was dit koningsgoed afkomstig van de inheemse 'Friese' machthebbers, die in 719 door deze Karel (de grootvader van Karel de Grote) waren overwonnen. De naar het watertje genoemde nederzetting Velsen vormde in diezelfde tijd het uitgangspunt van de Christelijke missie in 'het gebied van de heidenen', zoals de levensbeschrijving van Willibrord's collega Bonifatius vermeldt. Enkele recente publicaties hebben het vroege belang van dit gedeelte van Kennemerland onderstreept. Zo is de in de 11de-eeuwse bronnen plotseling verschijnende 'Velserburg' geïdentificeerd met een ringwalburg die bij het dorp moet hebben gelegen. Deze past in de rij van 9de-eeuwse verdedigingswerken langs de Noordzeekust, die bij Souburg en Middelburg op Walcheren begint en die bij Den Burg op Texel eindigt. iv Een andere recente hypothese is de herkomst van de ontginners van Assendelft (waar al vóór het jaar 1000 een van de eerste kerkjes in het veen heeft gestaan) van de hof Aske onder Wijk en Heemskerk v. De streek die Kinheim werd genoemd lag dus volgens de oudste bronnen in elk geval langs het latere Wijkermeer, maar waar liep dan het riviertje de Kinne waaraan het zijn naam ontleende? In één bron wordt een watertje van die naam als grens aangegeven (922), in een andere wordt gesproken van bezittingen te Kinloson, 'de monding van de Kinne' (855), welke goederen overigens wel binnen de gouw Kinhem blijken te liggen. Voeg daarbij de iets later (985) voorkomende aanduiding Chinnelosara gemarchi, 'het grensgebied van de bewoners van de monding van de Kinne', en het wordt duidelijk dat er nog een ander kerngebied was dat zijn benaming heeft ontleend aan een riviertje van die naam. Sommige onderzoekers identificeren deze Kinne met de latere Rekere tussen de Zijpe en Alkmaar, waarbij het oorspronkelijke verloop westelijk om Alkmaar heen moet worden gezocht, via het Maalwater tussen Egmond Binnen en Heiloo. Misschien moeten we daarop voortredenerend er wel van uitgaan dat het bindend element tussen Velsen en Petten in de vroege middeleeuwen een stelsel van watertjes is geweest dat op zeker moment over de gehele lengte met 'Kinne' werd aangeduid. Dat Noord-Kennemerland voor de inheemse bevolking van eminent belang is geweest wegens zijn talloze religieuze plaatsen (Heiloo, Hargen en een reeks heilige bronnen) staat overigens als een paal boven water; niet voor niets werd hier in de achtste eeuw door Adalbert en vermoedelijk ook door Willibrord persoonlijk gemissioneerd. Omdat dit rapport over Zuid-Kenne-

merland handelt, laten we die kwestie nu verder rusten. De aanduiding 'Kennemerland' voor het gehele latere kustgebied tussen de bossen bij Vogelenzang en de Zijpemond bij Petten is in ieder geval pas na het jaar 1000 in de bronnen waarneembaar. We vinden dan de vormen terra (land) Kenemare (1021), Kinnemerlande (1105-19), Kinnemaria (1180) en Kinemere (ca 1200), waarbij moet worden aangetekend dat de overlevering van sommige van deze teksten niet geheel en al betrouwbaar is. De juridisch-bestuurlijke en de kerkrechtelijke begrenzing van Kennemerland heeft in ieder geval wel in de loop van de 12de eeuw zijn beslag gekregen. vi Vroege gegevens over Zuid-Kennemerland Al met al ziet het ernaar uit, dat de bewoonde wereld van Zuid- Kennemerland vooral aan de landzijde was gelegen, langs een reeks riviertjes die de loop volgden van het grotendeels verlande Oer-IJ. Velsen en Adrichem vormden daarvan de kern, terwijl ook iets meer naar het zuiden werd gewoond, in en bij het huidige Haarlem. vii Een goede indicatie daarvoor vormt de zogenaamde Goederenlijst van de bezittingen van de Utrechtse Domkerk, opgemaakt kort na de terugkeer van de bisschop uit zijn ballingsoord Deventer in 920. viii In deze lange lijst van bezittingen, naar men aanneemt vooral schenkingen van Karel Martel en zijn opvolgers tot en met Lodewijk de Vrome, wordt zoveel mogelijk een geografische volgorde aangehouden. Na een grote hoeveelheid goederen in en rond de monden van de Maas en de Oude Rijn volgt een groepje in Zuid-Kennemerland, waarna Texel, Huisduinen en Noord-Kennemerland aan de beurt komen. In het laatste geval worden veel plaatsen genoemd, zoals Hargen, Schoorl, Bergen, Camp en Vronen, wat behalve op veel bezit ook op een intensieve bewoning duidt. Een probleem bij het interpreteren van deze lijst is, dat aan- of afwezigheid van bepaalde nederzettingsnamen niet betekent dat ze nog niet bestonden, maar alleen dat de Domkerk er geen bezit had. Zo komt de 'villa' Adrichem er niet in voor; die was weliswaar uit koningsgoed aan Willibrord geschonken, maar werd vervolgens door hem beschouwd als privé-bezit dat hij naliet aan 'zijn' klooster te Echternach. Een ander probleem is het feit dat veel namen - globaal de helft - niet of slechts gissenderwijs zijn te identificeren. Sommige daarvan behoorden wellicht aan later opgegeven nederzettingen, zogenaamde Wüstungen, die zijn overstoven of door kustafslag in zee verdwenen. Maar ook vervanging van oude door nieuwe namen is een mogelijkheid. Die is van alle tijden: Aelbrechtsberg moest wijken voor Bloemendaal en Tetterode werd Overveen, om maar enkele latere voorbeelden te noemen uit ons onderzoeksgebied. In beginsel zouden de plaatsen die in de Goederenlijst worden genoemd tussen Northgo (Noordwijk) en Tlex (Texel) in Zuid-Kennemerland kunnen worden gezocht. Het zijn er zeven, maar slechts twee daarvan zijn zonder meer te duiden: Haralem als Haarlem en Uelesan als Velsen. Lethem zou verband kunnen houden met Leijduin, Axmeriscota zou iets met Ask of Assendelft te maken kunnen hebben (dan wel met Schoten), en Uennepan zou in de richting van De Vennep kunnen worden gezocht, later niet meer dan een minuscuul eilandje in de Haarlemmermeer. Bij Suattingabvrim ('de huisjes van de mensen

van Suatto') en Scranaholt (een 'hout' of bosgebied) hebben we geen enkel aanknopingspunt. In het laatste geval zouden we wel heel erg gaan speculeren als we een verband zochten met de nogal raadselachtige naam Kraan- of Kraansvlak in het huidige Nationaal Park. Die is immers voorzover nu bekend pas voor het eerst genoteerd door Jac.P. Thijsse op zijn manuscriptkaart uit 190, en een tijdsverschil van duizend jaar tussen twee vermeldingen is wel heel groot. Toch blijven we nog even bij dit 'holt'. Volgens de vrij algemeen geaccepteerde opvatting is de naam van het gewest Holland afgeleid van het 'Holtland' dat rond de monding van de Oude Rijn heeft gelegen. De concentratie van oude en nu nog bestaande, met dit element samengestelde namen is opvallend, of we nu denken aan de Haagse Hout met de Lange en Korte Voorhout en het Benoorden- en Bezuidenhout, aan Voorhout en Noordwijkerhout in Rijnland of aan de Haarlemmerhout en de 'Andere Hout' (Aerdenhout) in Zuid-Kennemerland. ix Daarnaast moet er getuige de Grote en Kleine Houtweg tussen Beverwijk en Velsen ook een 'Velser Hout' zijn geweest. Het is echter opvallend, dat de toponiemen op -holt of -hout niet verder reiken dan Zuid-Kennemerland, terwijl de aanduiding van bosgebied in Noord-Kennemerland bij voorkeur die op -lo lijkt te zijn. x Nu hebben beide benamingen een andere nuance. xi Met 'lo' wordt een vrij open bos bedoeld, dat intensief wordt gebruikt, met name voor beweiding; 'bosweide' is misschien wel de meest juiste vertaling. Met 'holt' wordt een bos aangeduid waaruit men zijn hout haalt, met name zijn timmer- en brandhout; het wordt dus extensiever gebruikt en is qua begroeiing dichter, meer in de staat van 'oerbos'. Een derde type bosnaam, die op - hage, duidt op de meest gecultiveerde staat van de drie, namelijk een (al dan niet met hagen) afgepaald jachtterrein. Het dergelijk domein van de graaf vormde de basis voor de residentie 's-gravenhage, maar ergens in Zuid-Kennemerland heeft ook een Suithardeshaghe gelegen, het jachtterrein dat toebehoorde aan een verder onbekende Suithard. Het wordt omstreeks 900 tweemaal als grens genoemd, eerst van bezit dat zich benoorden de Oude Rijn uitstrekte, en vervolgens van bezit dat vanaf het riviertje de Kinne (en een tweelingwater Fortrapa) zuidwaarts liep. Op grond daarvan wordt de betreffende 'haghe' ergens in het grensgebied tussen Kennemerland en Rijnland gezocht, ofwel tussen het huidige Noord- en Zuid- Holland. Verder kunnen we bij deze identicatiepoging niet komen. Bewoond en onbewoond gebied Het onderzoek van Jelgersma c.s. in het gebied van de Amsterdamse Waterleidingduinen heeft de aanwezigheid van een vroegmiddeleeuws bosgebied op de oude duinen aangetoond. De recente ontdekking van een nederzetting uit dezelfde periode in Groot Olmen heeft echter bewezen, dat er ook in deze bossen al vroeg is gewoond. Dergelijke cultuurenclaves zullen wel van een betrekkelijk geringe omvang zijn geweest, te vergelijken met de kleine, nog in het landschap als ronde of ovale structuren herkenbare lo-nederzettingen op de Veluwe. De grootscheepse ontginning van de bossen in de vorm van de 'rodes' (Brederode, Tetterode, Allardsrode/Rollant, Berkenrode xii en misschien Boe-

kenrode) in de 12de eeuw leidde mede tot een sterke verstuiving en uiteindelijk tot het ontstaan van de laat- en postmiddeleeuwse binnenduinrand. De oudere ondergrond van Zuid-Kennemerland bestaat uit een reeks dicht op elkaar gelegen, deels parallel en deels ook met elkaar verstrengelde strandwallen. Het zijn er méér dan in Noord-Kennemerland en dat maakt de geografische structuur al direct een stuk ingewikkelder. Afgezien van de oudste en kleinste strandwal waarop het dorp Spaarnwoude ligt, vormt de brede strook waarop Heemstede, Haarlem en Schoten zijn ontstaan de ruggegraat van het gebied. Deze strandwal zet zich vanaf een splitsing bij de zuidgrens van Kennemerland bij Bennebroek, voort vanuit de (nu door afzanding verdwenen) wal van Hillegom en Lisse. Een westelijk deel zet zich vanaf genoemde splitsing voort via het Leijduin naar Aerdenhout en Elswout, verdwijnt bij Overveen onder de jonge duinvoet, om er bij Bloemendaal weer onderuit te komen. Via het Schapen- en Molenduin loopt deze oude duinrug naar Santpoort, vanwaar hij eindigt onder Velsen in de Smalle Geest. Tussen beide strandwalsystemen bevindt zich de strandvlakte die aanvankelijk met veen gevuld is geweest (vgl de naam Overveen), en die later door middel van de Houtvaart en de Delft is ontwaterd. Dat dit twee gescheiden afwateringssystemen zijn geweest, bewijst de Zijlweg tussen Haarlem en Overveen. Deze heeft onzes inziens niets te maken met een zijl of sluis, maar moet een zijdelweg of zijdwendige dijk zijn geweest. Hieronder verstaat men een dwarsdijk die gemeenschap tussen twee afwateringseenheden moet voorkomen, een methode die vooral in de Nederlandse veenontginningen zeer veel is toegepast. xiii De oudste gedocumenteerde dijk in Kennemerland, de Limmer Zanddijk (ca 1130) heeft een soortgelijke functie. Ten westen van de strandwal Leijduin-Aerdenhout-Santpoort is eveneens een strandvlakte waarneembaar. Het zuidelijk deel is in het landschap (en op de historische kaarten) te volgen vanuit de Hooge Veenen onder Noordwijkerhout tot aan de 16deeeuwse ontginning Mariënbosch. De afwatering geschiedde via de Vogelenzangse wetering in zuidelijke richting. Bij Bloemendaal komt deze smalle strandvlakte weer met de strandwal onder de jonge duinvoet uit (bij het huidige Duin en Daal). Het is de smalle, natte strook waarin de burgers van Haarlem in de 16de eeuw hun blekerijen en wasserijen aanlegden, en die noordwaarts afwaterde langs het Huis Brederode en de Schiebroeken benoorden Santpoort in de richting van het IJ. Misschien moeten we ook het Volmeer, een zeer natte duinvallei ten zuiden van Kraantje Lek, die eveneens is gebruikt voor de aanleg van een blekerij, wel als een deel van deze verder overstoven strandvlakte beschouwen. Een laatste, zeer smalle strandwal is die waarop het Huis Vogelenzang is gebouwd. Ook deze begint al in Zuid-Holland, loopt langs De Zilk, gaat over in het Kijfduin, vormt als gezegd de ondergrond van het grafelijk huis en het naastgelegen Teijlingerbosch en is, deels overstoven door de jonge duinen, min of meer te volgen tot bij Marienbosch. Ook ten westen van deze (bezuiden het Huis Vogelenzang grotendeels verdwenen) strandwal is een strandvlakte waarneembaar, met sprekende namen als Stockweyden, Plackweyden en Sudse (zie deel 1 van het rapport). Daarna verliest de oorspronkelijke structuur zich onder de rand van de hoge, jonge duinen. Het naar binnen stuiven van het jonge duinzand bij Overveen is nog duidelijk

waarneembaar op de huidige Reliëfkaart. Hoe het proces precies is verlopen laat zich uit historische gegevens niet reconstrueren, maar dat het juist bij Overveen en Bloemendaal nog tot in de 18de eeuw hevig heeft gestoven is wel duidelijk. xiv Er moet hier een niet te stuiten zandaanvoer zijn geweest, die maar ternauwernood door bos- en helmaanplant kon worden bedwongen. Mogelijk is de 'Andere Hout' (Aerdenhout) zelfs bewust aangelegd als buffer tegen de verstuiving, zoals bijvoorbeeld ook het Heerebosch onder Bergen. Raadselachtig is dan ook de plotselinge versmalling van de jonge duinen even ten noorden van het huis Brederode. De scherpe westwaartse bocht van de binnenduinrand bij Velsen wijst op een landschappelijk obstakel dat het verder noordnoordoostwaarts stuiven heeft tegengehouden. Uit de geologie is het verschijnsel niet zonder meer verklaarbaar; weliswaar buigt hier het Oer-IJ even scherp om in noordelijke richting, maar de strandwallen waarop de Smalle Geest (vanaf Santpoort) en de Hoge Geest (vanaf Driehuis) liggen lopen nog een eindweegs in noord-noordoostelijke richting door. Op de uiterste punt van de laatste ligt het dorp Velsen. Onze veronderstelling is, dat het 'oerbos' dat we als Velser Hout zouden willen betitelen hier tussen het begin van de grote verstuiving omstreeks 1200 en het einde ervan in de 16de eeuw het stuifzand effectief heeft tegengehouden. xv We leiden het bestaan van dit bos af van de Grote en de Kleine Houtweg tussen Noorddorp en Velsen. De Grote Houtweg neemt zijn loop via Beverwijk, de Kleine Houtweg gaat westelijker langs Wijk aan Duin en komt even ten noorden van het dorp Velsen weer op de hoofdroute uit. Interessant is dat dit laatste stukje ook Koningsweg wordt genoemd, wat evenals andere wegen van die naam in Kennemerland een herkomst uit de tijd van rooms-koning Willem II suggereert. Onze hypothese is, dat de kern van de veronderstelde Hout heeft gelegen tussen de Hoge Geest van Velsen en de (nu verdwenen) Breesaaper Duinen, die eveneens moeten worden beschouwd als oude duingrond. Probleem is overigens wel, dat de ondergrond van een Velser Hout op deze plaats anders dan bij andere Houten geen hoge strandwal meer kan zijn geweest, maar voorzover bekend bestond uit laagelegen klei, zand en veengrond. De latere, 17de-eeuwse 'natte' toponiemen in dit gebied, zoals Waterighe Wegh, Zeewegh (zee = uitzijging), Merkies en Laegies spreken wat dat betreft boekdelen, evenals trouwens de aanwezigheid van forse duinrellen (Velser- of Engelmundusbeek, Laddersbeek, Scheibeek). Een andere mogelijkheid zou zijn, dat de veronderstelde Hout ook verder naar het noorden heeft gelegen, op het deels wèl overstoven gebied bij Wijk aan Duin, en dat de naam van de 17de-eeuwse buitenplaats Westerhout bij Beverwijk werkelijk een reminicensie is aan een verdwenen oerbos. Misschien moeten we het wel letterlijk in het midden laten en ervan uitgaan, dat vanaf het gerooide bos Brederode tot aan Noorddorp een min of meer doorgaand bosgebied heeft gelegen. Het zou tevens een verklaring kunnen zijn voor het feit, dat het doorgaande stelsel van Herewegen (waarvan de Houtwegen c.q. Koningsweg een onderdeel zijn) tussen Noorddorp en Santpoort noch langs de veronderstelde oude, noch langs de nieuwe binnenduinrand loopt. Opzet van het toponymisch onderzoek

De opzet van het plaatsnaamkundig onderzoek is in beginsel dezelfde geweest als bij Nollen Krochten Blinken. Er is zoveel mogelijk met authentieke kaarten gewerkt; de daarop vermelde namen vormden het basismateriaal. Dit is aangevuld met een aantal namen uit bronnenpublicaties en locaal- en regionaalhistorische literatuur. Anders dan in Noord-Kennemerland is nu niet gewerkt met een tweedeling in 'duin' en 'binnenduinrand', maar met een scheiding in twee perioden. Dit is ingegeven door twee overwegingen: de geografische gesteldheid enerzijds en de ingrijpende veranderingen sinds het midden van de 19de eeuw anderzijds. Met die laatste wordt uiteraard met name de aanleg van het Noordzeekanaal bedoeld, gevolgd door het ontstaan van IJmuiden en de bouw van de Hoogovens; maar het betreft ook de drastische veranderingen in het duin door de drinkwaterwinning vanaf de oprichting van de Amsterdamsche Waterleiding Mij. in 1851. Wat de geografische gesteldheid betreft stelde het duin onder Velsen ook vóór het midden van de 19de eeuw natuurlijk veel minder voor dan dat onder Bloemendaal en Zandvoort. Niet alleen zijn de jonge duinen in beide zuidelijke gemeenten veel hoger en breder, maar ook is het oude duin hier zelfs nu nog op een aantal plaatsen waarneembaar. Als geografisch criterium voor het verzamelen van toponiemen is de situatie omstreeks 1800 genomen, toen vele oude duinen nog onontgonnen dan wel onbebouwd waren. xvi Deze lagen grotendeels op het grondgebied van beide kustgemeenten en dat is mede de reden, dat Haarlem met Heemstede en Schoten niet in de inventarisatie zijn meegenomen. Een andere reden is, dat het verwerken van de complete stadsgeschiedenis van Haarlem wel een erg grote uitbreiding van de thematiek zou geven. Uiteraard is de grote invloed van de stad op duin en binnenduinrand wel bij het onderzoek betrokken. Overigens is er nog een andere beperking opgelegd voor het aantal namen van de binnenduinrand, en die betreft de landhuizen. In beginsel zijn alleen die huizen opgenomen, die middeleeuwse wortels hebben, dan wel vóór het midden van de 17de eeuw bestonden. Enkele uitzonderingen zijn gemaakt voor die landgoederen die een essentiële invloed hebben uitgeoefend op de verdere vorming van het landschap, zoals Elswout en Duin en Kruidberg. Deze keuze heeft een element van willekeur in zich, maar is mede ingegeven door de wens om de inventarisatie niet al te zeer te laten uitdijen en de nadruk te blijven leggen op het duin in eigenlijke zin. De tweedeling in tijd heeft als grens 1850. Een gelukkige bijkomstigheid bij de keuze voor deze caesuur is, dat de oudste Topografische Kaarten van Zuid-Kennemerland juist uit de jaren 189 en 1850 stammen, zodat ze nog juist voor het gehele gebied konden worden meegenomen. Verder zijn uiteraard de waterschapskaarten van Rijnland en Uitwaterende Sluizen van eminent belang voor het verkrijgen van een betrouwbaar overzicht van de topografie en toponymie van het gebied. De gemeenten waartoe het onderzoek zich heeft beperkt vallen samen met de oude ambachtsheerlijkheden langs de kust, te weten Velsen, Aelbrechtsberg (Bloemendaal, Aerdenhout en Vogelenzang) en Zandvoort. Er is uitgegaan van de 19de-eeuwse grenzen, hetgeen inhoudt dat de grenswijziging van 1927 tussen Haarlem en Bloemendaal buiten beschouwing is gelaten; alles ten westen van de oude grens langs de Houtvaart en de Delft is bij de inventarisatie meegenomen. De periode na 1850 concentreert zich als gezegd op het

jonge duingebied, zoals dat nu grotendeels onder de natuurbeschermingsorganisaties valt. Daarbij zijn de Amsterdamse Waterleidingduinen, voorzover gelegen in de provincie Noord- Holland, in hun algemeenheid meegenomen, maar mede gezien de wens van de opdrachtgever is de nadruk gelegd op het gebied tussen de Zandvoortseweg en IJmuiden, dat tegenwoordig het Nationaal Park Zuid-Kennemerland vormt. Ondanks deze geografische inperking levert het duin hier een onvermoede schat op aan toponymisch materiaal. Beide perioden vormen een afzonderlijk deel van het rapport. Het eerste deel bevat een lijst van toponiemen per gemeente, terwijl het tweede deel één lijst voor het gehele beschreven duingebied omvat. Van elke naam worden in een vaste volgorde de eerste en/of belangrijkste vermeldingen gegeven, een omschrijving van de geografische ligging, een verklaring en nadere bijzonderheden, dan wel een verwijzing naar andere lemma's of naar literatuur. Enkele voorlopige resultaten De oudere toponiemen in het jonge duingebied, zoals ze onder meer voorkomen op de kaarten van de hoogheemraadschappen, zijn opvallend vaak samengesteld met -veld. Dit zou kunnen wijzen op een gebruik als weidegrond, iets waarvan we alleen nog iets gewaarworden dankzij de gegevens over de 18de-eeuwse schapenhouderij achter Mariënbosch. xvii In sommige gevallen wordt het element 'veld' later vervangen door 'vlak', wat zou kunnen wijzen op het in onbruik of vergetelheid raken van de weidefunctie. xviii Geomorfologisch gezien is er tussen beide begrippen niet of nauwelijks verschil. Het specificerende eerste woord in deze samengestelde namen geeft meestal een kwalificatie van het terrein weer. Het gaat om de kleur of aard van de bodem (Rumpelveld, Zwarteveld), om de vorm (Naaldeveld, Drieveld), om de begroeiing (Palmveld, Bentveld) of om het vóórkomen van water (Pettenveld, Sprenkelveld). Veel minder vaak is er een verwijzing naar een eigenaar (Gijssenveld, Oeltgens veld) of naar een voorkomen van vogels of ander wild. In dit laatste geval hebben we alleen de naam Hazeveld gevonden, naast enkele andere samenstellingen zoals Kieftendel en Eendenplas. Pas in de recente naamgeving, dus die van na 1850 of zelfs van na circa 1920 toen de natuurbescherming opkwam, gaat de fauna een sterker rol spelen. Opvallend is tenslotte dat namen op -pan in Zuid-Kennemerland vrijwel ontbreken xix, en dat ook die op -del betrekkelijk zeldzaam zijn. De toppen hebben in deze periode vrijwel nooit afzonderlijke namen, noch in de jonge duinen noch in de oude; zelfs blinkers en klingen troffen we weinig aan. Laatstgenoemd begrip lijkt de plaatselijke variant te zijn van het in Noord-Kennemerland zeer gangbare nollen, dat rond Velsen en Bloemendaal volkomen onbekend schijnt te zijn geweest. De kaarten van vóór 1850 geven ons betrekkelijk weinig details over de kern van het huidige Nationaal Park, en met name dat direct achter de zeereep - globaal het gebied ten noorden en zuiden van Bloemendaal aan Zee. Juist hier bevindt zich echter een reeksje intrigerende namen, die weliswaar pas op recente kaarten voorkomen, maar die een veel oudere herkomst zouden kunnen hebben. We noemen dan Groot en Klein Olmen, Schelpengat, Schuitegat, Houtglop, Lattendel, Langerak, Rijp en

Zijp. xx Het namenpaar van de twee valleien waarin vroegmiddeleeuwse bewoning is aangetroffen is niet op een bevredigende manier te verklaren. Welke reminiscentie die 'Olmen' bevatten valt dus vooralsnog niet uit te maken. Een schuitegat is vrijwel altijd de (soort)naam van een slufter, waarin kleine schepen bij stormweer beschutting konden zoeken. Ook onder Hargen, in de Schoorlse Duinen, kennen we een duinpan van die naam, die eveneens vlak achter de zeereep is gelegen. Houtglop en Lattendel zijn benamingen voor plekken waar jutters het gevonden hout borgen. Het moeten in ieder geval plekken zijn geweest die van het strand gemakkelijk bereikbaar waren; het (West)Friese glop is de benaming van een smalle doorgang (vgl de Glopstukken onder Castricum). De naam Langerak is voor meerderlei uitleg vatbaar; het hoeft geen vaarwater te zijn, maar kan ook eenvoudig zijn gebruikt voor een lange, rechte duinvallei. Met een rijp en een zijp in ons namenbestand zijn we echter weer dichter bij mogelijke slufters; de laatste wijst op een uitwatering, in dit geval zeker in zeewaartse richting. xxi Het (West)Friese woord rijp betekent 'oever' en is, behalve in de naam van het bekende 'beste dorp' van Noord- Holland, De Rijp, in talloze toponiemen verwerkt, tot in Denemarken aan toe. xxii Het voorkomen van deze veldnaam vlakbij Zandvoort is intrigerend, aangezien ook deze dorpsnaam duidt op een opening in de zeereep; het moet ooit een 'doorwaadbare plaats in het zand' hebben aangeduid. Het beeld dat Rentenaar heeft geschetst van de vroegmiddeleeuwse kustlijn, die zo heel weinig leek op de strakke duinvoet langs een doorlopend strand zoals we die nu kennen, lijkt hiermee bevestigd. xxiii Overigens kende Zuid-Kennemerland tot de aanleg van het Noordzeekanaal nog één zo'n natuurlijke bres in de zeeduinen, te weten het Watergat of Velsergat, waardoor de natte duinvallei de Breesaap naar zee afwaterde. Een opmerkelijk fenomeen naast de 'natte' toponiemen in het jonge duin is dat van de duinpolders. Onder duinpolder wordt verstaan 'een duinvallei, waarvan de waterstand kunstmatig kan worden beheerst'. xxiv In Noord-Kennemerland troffen we er één aan, de Hoepvallei, waar in de 19de eeuw zelfs een molen-tje heeft gestaan. In Zuid-Kennemerland zijn het er drie of vier, al naar gelang men de criteria wat enger of ruimer stelt. Het meest uitgesproken is uiteraard de Breesaap ('brede, natte vlakte'), die is voorzien van een Ringsloot en twee afwateringen, één naar zee in de vorm van het Velser Gat of Watergat, één naar het Wijkermeer via de daar aanwezige duinrellen. Maar ook de Soersaap ('zurige, natte vlakte') in de Herenduinen achter Velserbeek fungeert kort na 1800 als een duinpolder, al is de wateronttrekking daar zo sterk geweest dat de vallei is verdroogd en vervolgens volledig overstoven raakte. Het Sekveld, ook als Zegveld aangeduid en nu onderdeel van de Amsterdamse Waterleidingduinen, had al in de 17de eeuw een afwatering in de richting van de Rijnlandse weteringen onder Noordwijkerhout. Tenslotte is ook het Kuytegat bij Aerdenhout te beschouwen als een ontwatering van een natte duinvallei, en wel die waarin vermoedelijk in de 16de eeuw Bentveld is ontstaan. De namen Zegveld ('veld waar zegge groeit') en Bentveld ('veld waar buntgras groeit') lijken evenals de Breesaap en de Soersaap op een bij elkaar behorende onderneming, maar nadere gegevens daarover ontbreken. De dynamiek is in de 18de en 19de eeuw nog volop in het

duin aanwezig. Het rapport van Kops uit 1798 vermeldt voor Zuid-Kennemerland, net als voor andere delen van de Hollandse duinen, grote verschillen in de onderhoudstoestand als gevolg van het door de diverse eigenaren gevoerde beheer. De zeeduinen onder Bloemendaal en Zandvoort liggen er dankzij het beleid van het Hoogheemraadschap van Rijnland goed bij; die onder Velsen ogen volstrekt chaotisch. Meer naar binnen toe zijn er beboste of ten minste 'bekorste' (met een vegetatie overdekte) duinen, maar ook stuivende gedeelten waarvan zelfs de eigendomsgrenzen niet meer te vinden zijn. De geïmproviseerde grensafbakeningen met runder- of paardenschedels vinden hun echo in de verschillende paardekop-toponiemen in het huidige duin. Er komen trouwens ook verschillende met schei of steen (= grenssteen) samengestelde namen voor. Dat het stuiven lang is voortgegaan valt aan de hand van de kaarten vast te stellen. Zo bestond het Zwarteveld ten zuidoosten van Zandvoort in 167 uit een 'Groot' en een 'Klein' gedeelte, maar was daar in 1823 een derde vallei van die naam bijgekomen. Ten westen daarvan zijn in diezelfde periode het Groot en Klein Sekteveld alsmede het Rozenwater uitgestoven; het verplaatste zand heeft een nieuwe, hoge duinrug gevormd tegen Groot Bentveld aan. In de Heerenduinen blijkt de door Gevers in 1823 in kaart gebrachte Soersaap in 189 volledig verdwenen te zijn door de sterk stuivende blinkert aan de zuidwestzijde. Deze duinpolder kan dus gelden als een mislukte duinontginning. Duinontginningen zijn er natuurlijk altijd geweest. Net als in Noord-Kennemerland werden daar aanvankelijk vlakke, vochtige duinvalleien voor gebruikt, waarvan sommige wellicht vanouds extensief gebruikte cultuurgrond zijn geweest. Grooten Klein-Bentveld stammen getuige het kaartboek van Ockersz (1599) uit de 16de eeuw. Middenduin is een initiatief uit de 18de eeuw, waarschijnlijk vanuit eenzelfde filosofie ondernomen als de Brabantsche Landbouw bij Castricum. Veel thans voorkomende toponiemen duiden op kleine ontginningen of gebruik als weidegrond, zoals die in de 19de eeuw in toenemende mate hebben plaatsgevonden. In de Woestijn, Kostverloren en Het Paradijs bij Zandvoort, die ook als zodanig op te kaarten staan aangegeven, duiden op het beperkte succes van echte duinboerderijen. Gebruik voor landbouw (met name aardappelteelt) en weiden van runderen of schapen ligt ten grondslag van namen als Aardbeienvlak, Duinpieperpad, Ezelwei, Grote Schapenkamp, Haverland, Koebocht en De Lakens. Aan de jacht herinneren namen als In den Argus, Jagtduin en het tweemaal voorkomende Lichtbakkeet. Het militair gebruik, ook bekend in Noord-Kennemerland (b.v. het Fort benoorden Bergen aan Zee) heeft de verschillende Excerceervelden langs de Bloemendaalse Zeeweg hun naam gegeven. Oudere bedrijvigheid, zoals de schelpenvisserij, het visvervoer, de vogelvangst en de zanderij hebben een beperkt aantal namen achtergelaten: enkele Schulpwegen, een tweetal Vis(sers)paden, eveneens twee Vinkenbanen en wat zandvaarten in de strandvlakte bij Bloemendaal en Overveen. In de 19de eeuw wordt de benoeming van plekken in het duin intensiever door het toenemen van het gebruik. Behalve aan de binnenduinrand, waar een beperkt aantal toppen al vóór 1800 een naam had, zijn de bergen, duinen, blinkers en kopjes vooral na die tijd ontstaan. De laatste, de kopjes dus, moeten onder invloed van het Zuidafrikaans hun aanduiding hebben gekregen, waarschijnlijk ten tijde van de Boerenoorlogen. Een curieuze

reeks vormen de aan inheemse 'volksnamen' ontleende veldnamen, zoals Palmveld, Spinnekoppenveld en Bruid van Haarlem. Wat hierbij de invloed van locale natuuronderzoekers en boswachters is geweest, valt vooralsnog niet te achterhalen. Sterke verhalen bij bepaalde namen en naamsverklaringen moeten niet worden uitgesloten. Naast visserslatijn bestaat er zeker ook een jagers- en jachtopzienerstaal, die zorgt voor anecdotische verklaringen van namen als Dronkendel, Kattendel en Oude Schoen. Maar daarnaast is er getuige de jongste kaart van het Nationaal Park nog altijd sprake van nieuwe namen, die laten zien dat de spontane naamgeving ook in het begin van de 21ste eeuw nog een bijdrage levert aan onze toponymische rijkdom en verscheidenheid. Tenslotte Een onderzoek doet men nooit alleen. Dat geldt ook voor deze toponymische en historisch-geografische verkenning van Zuid- Kennemerland. Veel dank derhalve aan Rolf Roos, die opnieuw de aandrager en aanjager van dit project was, aan Marieke Kuipers en Rienk Slings van de formele opdrachtgever het PWN, aan de kaartbeheerders Rob van Iterson (Hoogheemraadschap van Rijnland), Annelies Aerts (Provinciale Atlas Noord-Holland) en Frans Tames (Noordhollands Archief) - en last but not least aan Rob Rentenaar (Nivå, Denemarken). Als pionier van het onderzoek naar de geschiedenis van het duin heeft Rentenaar zijn rijke kennis en ervaring opnieuw met deze bescheiden inventarisator willen delen. Hopelijk stelt het resultaat hem en anderen niet al tezeer teleur. Bergen NH, december 2008 Frits David Zeiler Lijst van gebruikte kaarten

Anoniem (173) Kaart van de situatie der wegen en stuifduinen rond Elswout, 173. Manuscript. HHS van Rijnland, Leiden, kaartverz. A 0059. Anoniem (19de eeuw) Anoniem, Kaart van Haarlem en omstreken, begin 19de eeuw. Gekleurd manuscript, ws nagetekend van de kaart van Engelman; met lijst van buitenplaatsen. Noordhollands Archief, Haarlem, Provinciale Atlas 0631. Balthasarsz (1615) Floris Balthasarsz van Berckenrode, Kaartboek van Rijnland, 1615. Manuscript, HHS van Rijnland, Leiden, kaartverz. A 068. Ook verschenen als ingekleurde kopergravure, bestaande uit 20 kaartbladen 1:30.000 en 3 wapenbladen, die tot wandkaart konden worden samengevoegd, gepubliceerd in 1616. Beeldsnijder (1575) Joost Jansz Beeldsnijder, Kaart van Noord-Holland, 1575. Als reproductie uitgebracht. Coenraedtsz (1577) Jacob Coenraedtsz, Kaart van een perceel in de Brederodeduinen ten n van Huis Vogelenzang, 1577; copie uit ca. 186. Manuscript. HHS van Rijnland, Leiden, kaartverz. A 0055. Colon (1639) Jacob Aertsz Colon, Kaart van Holland, 1639. Reproductie door Canaletto, Alphen aan den Rijn 1979. NB Minder nauwkeurig dan de kaart van Dou. Dou (167) Jan Jansz Dou en Steven van Brouckhuysen, Kaart van het Hoogheemraadschap van Rijnland, 167. Eerste versie, ook als kaartboek uitgebracht. Druk. Aanwezig in HHS van Rijnland, Leiden. Dou (1661) Johannes Dou, Kaart van de voorzijde van de duinen tussen Vogelenzang en Velsen, 1661. Manuscript. HHS van Rijnland, Leiden, kaartverz. A 0058. Dou (1687) Johannes Dou en Zeeger Wolfsen, Kaart van het Hoogheemraadschap van Rijnland, 1687. Tweede, bijgewerkte versie. Druk. Aanwezig in HHS van Rijnland, Leiden. Dou (175) Johannes Dou, Kaart van het Hoogheemraadschap der Uitwaterende sluizen in Kennemerland en West-Friesland, 175 (5de druk). Heruitgave als Kaartboek, Alphen aan den Rijn 1970, 1980''. Duyndam (165) Hendrik Simonsz Duyndam, Kaart van de grens tussen de duinen van Brederode genaamd de Leyduinen en de duinen van de grafelijkheid, 165. Copie uit ca. 186. Manuscript. HHS van Rijnland, Leiden, kaartverz. A 0056.

Engelman (178) Daniel Engelman, Verdeeling van de Breesaap (...). Manuscript, 178, copie naar kaart door Pieter Soetelief, 1699/1700. Noordhollands Archief, Haarlem, Provinciale Atlas 221. Engelman (179) Daniel Engelman, Kaart van Haarlem en omgeving, 179. Gedrukt. HHS van Rijnland, Leiden, kaartverz. A 001. Ook aanwezig in Noordhollands Archief, Haarlem, Provinciale Atlas 0623, *062, *0627, 0628 en *0629 (de * gekleurd; enkele ex. herdruk uit 1806). Gevers (1823-3) en (1823-) D.T. Gevers, Kaart der afwatering van het Zegveld, en Kaart der afwatering van Soersaap, 1823. Gedrukt. Bijlagen bij de Verhandeling over het toegangbaar maken der Duinvalleijen. Noordhollands Archief, Haarlem, kaartverz. 803-3 en 803-. NB De nrs 1 en 2 betreffen de Waalsdorpsche Afwatering resp. Wassenaar en Katwijk, de nrs 5 en 6 de Hoepbeeksche Afwatering en Bergen. GPA (1988) Grote Provinciale Atlas 1:25.000 Noord-Holland. Groningen 1988, kaartbladen 78 (Zandvoort), 79 (Havendammen van IJmuiden), 80 (Velsen-Noord, IJmuiden, Santpoort-Noord), 88 (Santpoort-Zuid, Bloemendaal, Haarlem), 96-97 (Zandvoort-Vogelenzang), 98 (Haarlem, Heemstede, Bennebroek), naar kaarten uit 1982-1988. Nautz (1836) F.J. Nautz, Nieuwe kaart van Haarlems schoone omstreken, 1836. Gekleurde kopergravure. Noordhollands Archief, Haarlem, Provinciale Atlas 1812. Met lijst van buitenplaatsen; voortzetting van de kaart van Engelman (179, 1806). Ockersz (1599) Adriaen Ockersz, Kaartboek van de lage en hoge landen gelegen in Albertsberch, Overveen en Vogelenzang, 1599. Manuscript. Noordhollands Archief, Haarlem (Archief Kennemerland), Archief van het Ambachtsbestuur Tetterode, Aelbertsberg en Vogelenzang, 1596-1811 (181) nr 88. Overgetekend in 1965 door Ch. Lebeau op de kadastrale kaart 1:25.000 uit 195. Van der Paauw (1805) G. van der Paauw Az, Kaart van de omstreeken der stad Haarlem van de Beverwijk tot Hillegom. Manuscript, 1805. Noordhollands Archief, Haarlem, Provinciale Atlas 0613. NB Met lijst van buitenplaatsen en enkele andere bijzonderheden (121 nrs). Reliëfkaart Reliëf- en valleienkaart Nationaal Park Zuid-Kennemerland. Schaal 1:10.000. PWN 2000. Sluijter (1566) Pieter Sluijter, Kaart van het Haarlemmerambacht (incl. de ambachten Aelbertsberg c.a.), ca. 1566. HHS van Rijnland, kaartverzameling A 0323. NB Op linnen geschilderd en sterk verbleekt, waarbij de meeste namen onleesbaar zijn geworden.

Snoek (1765) Adriaen Snoek, Kaart van een duinvlak achter Woestduin en van de voorgestelde omlegging der wegen aldaar. Manuscript, 1765. HHS van Rijnland, Leiden, kaartverz. A 0060. Thijsse (190) Jac.P. Thijsse, Zuidkennemerduinen in 190. Manuscriptkaart 1:10.000, in bezit van PWN. TK (189) en (1850) Topografische kaart der Nederlanden 1:50.000, bladen 2-I (189), 2-II (1850), 25-I (189), 25-III (189). Druk. Overeenkomstige bladen in de Grote Historische Atlas van Nederland 1:50.000, I West-Nederland 1839-1859, Groningen 1990: nrs 29, 28, 30 en 36. TK (1892) Topografische kaart 1:25.000, verkend in 1892, gedeeltelijk herzien 1899-1903, uitgegeven in 190 en 1905; herdrukt in Grote Historische Atlas Noord-Holland, Tilburg 2006, kaartbladen 327 (Groot Olmen), 328 (Spaarndam), 35 (Zandvoort), 36 (Haarlem). Vis (1790) Klaas Vis, Kaart behorende bij het octrooi tot het weiden van schapen in de duinen door de eigenaren van Marienbosch, 1790. Manuscript. HHS van Rijnland, Leiden, kaartverz. A 0061. Vgl ibid. A 0083 (copie) en A 0061 (copie van kaart van Jan Ruij uit 1773 door Jacob de Sauvage, met paden ingetekend door Klaas Vis). WKD (1975) Wandelkaart Het Nationale Park de Kennemerduinen 1:10.000. Overveen 1975. Omvat alleen het oorspronkelijke nationaal park. WZK (2006) Wandel- en fietskaart 1:20.000 Nationaal Park Zuid-Kennemerland. 's-graveland 2006. Gedrukte bronnen en literatuur Vd Aar Joke van der Aar en Siebe Rolle, Santpoort: twee dorpen in de

schaduw van Brederode. Bebouwingsgeschiedenis en monumentale waarden. Haarlem 1991. Albers L.H. Albers, Landgoederen van Zuid-Kennemerland. Inventarisatie en beschrijving van cultuurhistorische aspecten van de tuinen, parken en bossen. Amsterdam 198. Beekman Frans Beekman, De Kop van Schouwen onder het zand. Duizend jaar duinvorming en duingebruik op een Zeeuws eiland. Utrecht 2007. De Cock J.K. De Cock, Bijdrage tot de historische geografie van Kennemerland in de middeleeuwen op fysisch-geografische grondslag. Assen 1965, Arnhem 1980''. Dekker C. Dekker, De vorming van aartsdiakonaten in het diocees Utrecht in de tweede helft van de 11e en het eerste kwart van de 12e eeuw. Geografisch Tijdschrift NR XI (1977), 339-360. Duyve J. Duyve en G. Baeyens, Veldnamen in de Amsterdamse Waterleidingduinen. Hillegom 1992. Van Eeden F.W. van Eeden, Onkruid. Botanische wandelingen. Herdruk van de uitgave van 1886, Haarlem 197. Met inleidingen door E.C.M. Roderkerk en Jan P. Strijbos. Glossarium H.S. Danner, B.K. van Rijswijk, C. Streefkerk en F.D. Zeiler, Polderlands. Glossarium van waterstaatstermen. In druk. Goederenlijst Lijst van goederen en horigen van de St. Maartenskerk (Domkerk) te Utrecht, ca. 925-90. Tekst in: S. Muller Fz., Oorkondenboek van het Sticht Utrecht I, Utrecht 1920, nr 9. Gort met stroop Tj.W.R. de Haan (red.), Gort met stroop. Over geschiedenis en volksleven van Zandvoort aan Zee. Den Haag 1968. Groesbeek J.W. Groesbeek, Middeleeuwse kastelen van Noord-Holland: hun bewoners en bewogen geschiedenis. Rijswijk 1981. Heukels H. Heukels, Woordenboek der Nederlandsche volksnamen van planten (1907). Heruitgave door H.J.T.M. Brok en P. Smit, Utrecht 1987. Jacht-bedryff A.E.H. Swaan (red.), Jacht-bedryff. Heruitgave naar het handschrift in de Koninklijke Bibliotheek te 's-gravenhage. Leiden 198.

Jelgersma S. Jelgersma et al., The Coastal Dunes of the western Netherlands; geology, history and archaeology. Mededelingen Rijksgeologische Dienst NS 21 (1970), 93-167. Koene Bert Koene, Aske. De lokalisatie van een 9de-eeuws koningsgoed. Holland 0 (2008), 289-300. Kops J. Kops, I. Tegenwoordige staat der duinen van het voormalig gewest Holland. II. Ontwerp tot vruchtbaarmaaking der duinen. Leiden 1798, 1799. Kurtz G.H. Kurtz en J.J. Temminck, De straat waarin wij wonen. Alle Haarlemse straatnamen verklaard. Haarlem 1999''. Lexicon R.E. Künzel, D.P. Blok en J.M. Verhoeff, Lexicon van nederlandse toponiemen tot 1200. Amsterdam 1988. Molenaar Arjen Molenaar, De cultuurhistorische waarde van ontginningen en dennenbosaanplant in het Nationaal Park Zuid-Kennemerland. Velserbroek 2006''. Nollen - krochten - blinken F.D. Zeiler, Nollen - krochten - blinken. Duintoponiemen tussen Wijk aan Zee en Camperduin. Z.pl. [Bloemendaal] 1995. OHZ A.C.F. Koch, J.G. Kruisheer en E.C. Dijkhof, Oorkondenboek van Holland en Zeeland tot 1299, deel I-V. 's-gravenhage/maastricht/assen 1970, 1986, 1992, 1997, 2005. Rentenaar 1977 R. Rentenaar, De Nederlandse duinen in de middeleeuwse bronnen tot omstreeks 1300. Geografisch Tijdschrift NR XI (1977), 361-376. Rentenaar 198 R. Rentenaar, Vernoemingsnamen. Een onderzoek naar de rol van de vernoeming in de nederlandse toponymie. Amsterdam 198. Roderkerk E.C.M. Roderkerk, De Kennemerduinen. Haarlem 1975. Schönfeld M. Schönfeld, Veldnamen in Nederland. Amsterdam 1950, Arnhem 1980''. Sterck J.M. Sterck-Proot, Geschiedenis van Aerdenhout. Haarlem 1939. Strijbos Jan P. Strijbos, Vogelvrij. Mensen en tijden die ik gekend heb. Haarlem 1976.

Van Venetien J. van Venetien, Hart van Kennemerland. Album van leven en werken in Midden-Kennemerland door de eeuwen heen. IJmuiden 1968. Afkortingen aanv afb ald aanvankelijk afbeelding aldaar

bet bijl bv c a c q ca Du dwz e ed ev FN Fri GPA H HHS HN id ihb It itt ivm km ME mr n nav nl NN no NP nr nw o o a OHZ oorspr p PN pp PWN RK s v tek thv TK t o tpv ttv t w verm vgl vlg w WKD WN betekenis bijlage bijvoorbeeld cum annexis, met toebehoren casu quo, oftewel circa, omstreeks Duits dat wil zeggen eeuw editie en verder, en volgende familienaam Fries zie lijst van kaarten heilige hoogheemraadschap huisnaam idem, dezelfde in het bijzonder Italiaans in tegenstelling tot in verband met kilometer middeleeuwen meester noord, noordelijk naar aanleiding van; naar analogie van namelijk nederzettingsnaam noordoost, noordoostelijk Nationaal Park (Zuid-Kennemerland) nummer noordwest, noordwestelijk oost, oostelijk onder anderen zie literatuurlijst oorspronkelijk pagina persoonsnaam pagina's Provinciaal Waterbedrijf Noord-Holland Rooms-Katholiek sub voce, onder de naam straatnaam, wegnaam tekening ter hoogte van Topografische Kaart (zie lijst van kaarten) tegenover ter plaatse van ten tijde van te weten vermelding veldnaam vergelijk volgens west, westelijk zie lijst van kaarten waternaam