WOONARK Rikus Koops 2003
Hij woonde aan, of eerder op of in het water; maar hij zag de rivier nooit. Alle ramen in de woonboot die uitkeken over de rivier, had hij dichtgespijkerd met grote platen hout. In de woonkamer was slechts het raam open dat een uitzicht bood over de uitwaarden. In hun slaapkamer had hij dicht vitrage opgehangen maar dit had de spelingen van het licht, weerspiegeld door de rivier, niet tegengehouden. Daarom was hij maar in de logeerkamer gaan slapen. Zijn vrouw had hem jaren geleden overtuigd om de woonboot te kopen. Ze was meteen verkocht geweest. Haar arkje noemde ze het al voordat ze het gekocht hadden. Het lag midden in de uitwaarden, in een zandgroeve van een oude steenfabriek. Aan de ene zijde bood het een fantastisch uitzicht over de rivier en de stad aan de overkant, aan de andere zijde lagen de uitwaarden die langzaam aan de horizon overgingen in de Veluwe. Gaandeweg was haar liefde voor de rivier op hem overgegaan. Ze hadden hier de seizoenen voorbij zien gaan, het stijgen en dalen van het water. Ze hadden de schepen langzaam zien ploeteren tegen de stroming. En nu was ze dood. Al vijf jaar. Hij had nog in bed gelegen, die ochtend, terwijl zij al druk rondscharrelde op de boot. Half in slaap meende hij wat te horen en richtte zich op om beter te luisteren. Dat gebeurde wel vaker. Dan had hij wat gehoord en bedacht meteen de ergste ongelukken. Altijd was er niets aan de 2
hand. Met deze gedachte ging hij weer liggen, maar de gedachte bleef knagen. Hij bleef aandachtig luisteren. Het was opmerkelijk stil en na tien minuten won zijn ongerustheid het van zijn kalmerende gedachten. Snel schoot hij zijn badjas aan en liep naar de veranda. Door de grote glazen deuren zag hij haar been. Het stak nog boven water uit, leunend op de kabel waarmee de boot aan de wal vastzat. Hij rende de veranda over, viel op zijn knieën en trok zijn vrouw uit het water. Voorzichtig legde hij haar op de vloer. Hij zag het natte haar dat op haar voorhoofd plakte. Kleine straaltjes water liepen over het betimmerde terras, terug naar de rivier. Ze lag daar roerloos. Haar koude hand deed in niets meer denken aan die hand die, enige minuten hiervoor, met een zachte streling had laten blijken dat zij uit bed ging maar dat hij nog best even mocht blijven liggen. Volgens de dokter had haar hoofd iets geraakt tijdens de val en had ze daardoor haar bewustzijn verloren. Je had niets kunnen doen, ook al was je meteen uit bed gesprongen. Maar daar geloofde hij niets van. Je bent niet meteen verdronken. Zo snel gaat dat niet. Was hij sneller uit bed gekomen dan had hij nog wat kunnen doen, daar was hij van overtuigd. Je bent niet meteen verdronken. Die zin spookte dagelijks door zijn hoofd. Elke dag als hij het water voorbij zag stromen, dacht hij aan die woorden. Dacht hij aan het zuurstof dat dit water had tegengehouden. Aan het leven dat de rivier had afgenomen. Hij kon het water niet meer zien en spijkerde de ramen dicht. Een grote plaat timmerde hij voor de 3
dubbele deuren naar de veranda. Hij kon er niet meer komen. De plantjes verdroogden en stonden bruin en dor in hun donkerbruine potten. Maar de boot kon hij niet verkopen. Dat was toch haar arkje. Hij bleef er wonen. Deed zijn kleine ding, las veel en probeerde niet al te veel na te denken. Zo ook die dag in het voorjaar. Hij had zijn boek even aan de kant gelegd en zijn pijp gestopt. Net toen hij de eerste rookwolkjes uitblies hoorde hij een scherpe tik. Hij wist meteen wat het was. Toen hij verleden jaar onder de vloer had gekeken, had hij grote roestplekken in de bodem van de woonboot gezien. Enkel lasnaden waren ook niet al te best meer en een opknapbeurt was hoog nodig. Hij was in gedachten verzonken, zijn pijp zweefde halverwege, voor zijn mond. Hoe hoog stond het water? Hoeveel speling zat er op de kabels? Hij stak zijn pijp tussen zijn lippen, ging staan en liep naar de slaapkamer. Daar schoof hij, voor het eerst in jaren, de vitrage opzij, ging op het bed zitten en keek uit over het stromende water. Het verbaasde hem hoe snel het water steeg. Al snel voelde hij het koude water langs zijn benen. Even later bolde het dekbed vochtig op en deinde mee. Buiten trok een bewegelijke streep over het raam. Erboven was de heldere lucht, eronder het troebele groen. Hij meende zelfs een vis te zien, maar toen hij zijn ogen er goed op richtte, was hij verdwenen. Even verloor hij zijn kalme ademhaling toen het koude water zijn buik omsloot. Zijn 4
lichaam reageerde met een paniekerige reflex, maar al snel had hij zijn trage ademhaling hervonden. Traag steeg de horizon, totdat er nog slechts een klein streepje lucht te zien was. En water, groen, stromend water. Hij blies en zag het wolkje rook omhoog kringelen. Het danste boven het water, vlak voor zijn ogen. Nog eenmaal zoog hij lucht naar binnen en liet zich toen langzaam achterovervallen in hun bed. De boot zonk door totdat de kabels strakgetrokken waren. Alleen het pijpje van de verwarming stak boven het water uit en blies z n laatste restje rook de lucht in. 5
Rikus Koops Geschreven: 2003 Versie 060514 www.rikuskoops.nl www.rikuskoops@gmail.com Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand en/of openbaar gemaakt in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of op enige andere manier zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteur. 6