GEMEENTE BREDA Experiment Omgevingsplan in het kader van de Crisis- en Herstelwet Projectvoorstel Hans Koning 12-9-2013 In dit projectvoorstel wordt de aanpak voor deelname aan het experiment in het kader van de 8e tranche van de Crisis- en Herstelwet (CHW).
Inhoud 1. Inleiding... 3 2. Omgevingsplan... 3 3. Plangebied... 3 4. Beheersaspecten... 4 Organisatie... 4 Informatie en Communicatie... 5 Tijdsplanning... 5 Uren en geld... 5 Afbreukrisico... 6 2
1. Inleiding In het kader van de Crisis- en Herstelwet (CHW) wordt door het ministerie van Infrastructuur en Milieu de mogelijkheid geboden voor experimenten. Halfjaarlijks kan men zich aanmelden voor een zogeheten tranche. Recentelijk is de 7 e gesloten. Deze 7 e tranche biedt gemeenten de mogelijkheid om een omgevingsplan op te stellen voor één gebied binnen hun gemeente. Het ministerie en de deelnemende gemeenten kunnen zo ervaring opdoen met het instrument omgevingsplan, zoals men dit wil gaan opnemen in de Omgevingswet, die als conceptwetsvoorstel is aangeboden aan de Raad van State. Tot 1 oktober 2013 kunnen gemeenten zich aanmelden voor de 8 e tranche. Het ministerie van Infrastructuur en Milieu is in dit kader op zoek naar gemeenten, die een omgevingsplan willen maken voor het gehele grondgebied van de gemeente of een deel daarvan, mits het in het laatstgenoemde geval gaat om een groeimodel met als einddoel één omgevingsplan voor de gehele gemeente. Het experiment gaat naar verwachting na de zomer van 2014 van start. 2. Omgevingsplan Het omgevingsplan is één van de 6 instrumenten, welke naar verwachting zal worden opgenomen in de Omgevingswet. Het verschil met een bestemmingsplan is, dat in het omgevingsplan meer regels kunnen worden opgenomen dan alleen over de bestemming en het gebruik van gronden. Ook bepalingen uit verordeningen, zoals de APV en de kapverordening, en afspraken over bijvoorbeeld natuur, milieu en erfgoed worden erin opgenomen. Gemeenten kunnen het plan zo 'breed' maken als zij willen. In plaats van het criterium "een goede ruimtelijke ordening" dient het criterium "een goede fysieke leefomgeving" als uitgangspunt te worden gehanteerd. 3. Plangebied Gelet op de uitnodiging van het ministerie, is in overleg met de portefeuillehouder Ruimtelijke Ordening bezien of de gemeente Breda aan de 8 e tranche kan meedoen en zo ja, welk gebied zich leent voor een dergelijk experiment, zonder dat dit extra kosten met zich meebrengt voor de organisatie. Door gebieden te kiezen waarvoor in de periode 2014/2015 een actualisatie van het bestemmingsplan gepland staat, kunnen extra kosten voorkomen worden. De uren die normaliter worden besteed aan het opstellen van een bestemmingsplan en het doorlopen van de planologische procedure, kunnen organisatiebreed worden ingezet voor het opstellen van een omgevingsplan voor het totale gebied. In de meerjarenplanning van de bestemmingsplannen is het aantal bestemmingsplannen verder teruggebracht van circa 50 naar 35 bestemmingsplannen. Als bijlage bij deze projectdefinitie is de meerjarenplanning 2014 t/m 2023 gevoegd. Al kijkend naar de planning 2014-2015 is de meest logische keuze om de plangebieden: 1. Boeimeer (onherroepelijk per 25-4-2006); 2. Heuvel (onherroepelijk per 11-6-2009); 3. Ruiterbos (onherroepelijk 6-1-2009); en 4. Dr. Batenburg e.o. (onherroepelijk 5-12-2007); samen te voegen en voor dit gebied een omgevingsplan op te stellen. Gelet op de datum van 25 april 2006 waarop het bestemmingsplan Boeimeer onherroepelijk is geworden en de actualiseringplicht van 10 jaar, kan tot 25 april 2016 een omgevingsplan worden vastgesteld, zonder het risico te lopen dat geen leges geheven kan worden. Door het samenvoegen van deze gebieden ontstaat een gebied met diverse typologieën, hetgeen in het licht van het experiment een uitgelezen mogelijkheid biedt, om vooruitlopend op de Omgevingswet, waardevolle ervaringen op te doen met het omgevingsplan. Het doel is om door middel van een groeimodel uiteindelijk te komen tot een omgevingsplan. Voorgesteld wordt deze gebieden samen te voegen en hiervoor één omgevingsplan op te stellen. Door het samenvoegen van deze gebieden ontstaat een gebied met diverse typologieën, hetgeen in het licht van het experiment een uitgelezen mogelijkheid biedt, om vooruitlopend op de Omgevingswet, waardevolle ervaringen op te doen met het omgevingsplan. 3
Het doel is om door middel van een groeimodel uiteindelijk te komen tot één voor het gehele grondgebied van de gemeente Breda. De volgende fasering wordt voorgesteld: 2014-2016 Boeimeer, Heuvel, Ruitersbos, Dr. Batenburglaan e.o. (1 plangebied) Prinsenbeek Emer Hintelaken-Krogten Buitengebied Oost Buitengebied Noord-Oost 2016-2018 Doornbos Oost-Posthoorn Heilaar bedrijven Nieuw Wolfslaar na 2018 integratie bestemmingsplannen en omgevingsplannen in 1 gebiedsdekkend omgevingsplan op basis van de Omgevingswet. Uitvoering De gekozen fasering is gebaseerd op de meerjarenplanning van de actualisatie van bestemmingsplannen (zie bijlage). Voordat een bestemmingsplan 10 jaar oud is, dient deze geactualiseerd te zijn op grond van de Wro. Voorgesteld wordt om voor de hierboven genoemde plangebieden, een omgevingsplan op te stellen in plaats van te starten met een bestemmingsplan. We lopen daarmee dan vooruit op de Omgevingswet, die naar verwachting in 2018 van kracht wordt. Door deze aanpak zullen er vanaf medio 2014 geen nieuwe bestemmingsplannen meer worden opgesteld, tenzij dat noodzakelijk wordt geacht ten behoeve van de realisatie van een concreet ruimtelijk project. De meerjarenplanning actualisatie bestemmingsplannen periode 2014-2023 komt daarmee te vervallen. Om aan de actualiseringsplicht op grond van de Wro te voldoen, kan zonodig een verlengingsbesluit genomen worden of een beheerverordening worden opgesteld. Deelname aan het experiment verplicht de gemeente overigens nergens toe. Op elk moment kan worden besloten om in plaats van een omgevingsplan toch een bestemmingsplan op te stellen. Voorgesteld wordt na afronding van een omgevingsplan, af te wegen of het opstellen van een nieuw omgevingsplan voor een ander plangebied mogelijk is en een meerwaarde heeft ten opzichte van een bestemmingsplan. 4. Beheersaspecten Organisatie Bestuurlijk opdrachtgever: Wethouders Arbouw en Bergkamp Ambtelijk opdrachtgever: Gijsbert van Herk Opdrachtnemer: Kees Koffeman / Ingrid van der Muren Samenstelling projectgroep: Wonen en Samenleving; Mobiliteit en Milieu; Verkeer; Ruimte; Vastgoedontwikkeling; Economie, Cultuur en Onderwijs; Vergunningen en Voorzieningen; Wijkzaken; Vastgoedbeheer; Advies en beleid bedrijfsvoering; Regionale uitvoeringsdienst (RUD). Het maken van een omgevingsplan vergt ten opzichte van een bestemmingsplan meer tijd van meer disciplines binnen de organisatie. De totstandkoming is complexer en vraagt een goede samenwerking, die het best tot stand komt binnen een projectgroep. 4
Ook extern zal de samenwerking worden gezocht met onder meer de provincie Noord-Brabant en het waterschap Brabantse Delta. Digitalisering Het omgevingsplan moet net als het bestemmingsplan digitaal beschikbaar worden gesteld. Aangezien in deze pilot vooruitgelopen wordt op de Omgevingswet en de software (uiteraard) nog niet is afgestemd op de komst van de omgevingswet, zal het omgevingsplan als bestemmingplan (BP) digitaal worden aangemaakt en beschikbaar worden gesteld. Hierbij zullen er ongetwijfeld issues opduiken, waardoor de digitalisering meer tijd zal vergen dan bij een bestemmingsplan. Informatie en Communicatie Een omgevingsplan heeft dezelfde procedure als een bestemmingsplan, de uitgebreide openbare procedure, zoals vastgelegd in de Awb. Verplichte stappen in deze procedure zijn het vooroverleg met de wettelijke adviseurs, het opstellen van een ontwerpplan, en de terizagelegging daarvan gedurende 6 weken, waarbinnen een ieder zienswijzen kunnen indienen, de zienswijzebehandeling en tot slot de vaststelling door de gemeenteraad. Het omgevingsplan bevat naast de elementen uit het huidige bestemmingsplan ook elementen uit de APV, de kapverordening en mogelijk nog andere gemeentelijke verordeningen. Tegen verordeningen kan men echter niet beroep gaan, aangezien het algemeen verbindende voorschriften betreft. Het opnemen van deze verordeningen in een omgevingsplan heeft derhalve tot gevolg dat tegen het verordende deel van het omgevingsplan geen beroep kan worden ingesteld. Tegen die delen die thans behoren tot het bestemmingsplan kunnen belanghebbenden in beroep gaan bij de Raad van State. Tijdsplanning Om mee te kunnen doen aan de 8 e tranche van de CHW, dient een gemeente zich voor 1 oktober 2013 te hebben aangemeld bij het ministerie van Infrastructuur en Milieu (hierna het ministerie). Conform het door het ministerie verstrekte format, dient tevens informatie te worden verschaft over wat het experiment in Breda omvat en welke instrumenten de gemeente Breda graag ten opzichte van de instrumenten uit de 7 e tranche extra zou willen gebruiken om het experiment te doen slagen. Indien het verzoek tot deelname wordt gehonoreerd door het ministerie, zal door hen de Algemene Maatregel van Bestuur (hierna AMvB) voor de 8 e tranche worden opgesteld. Het ministerie verwacht dat medio 2014 de AMvB in werking zal treden, waarna gestart kan worden met het experiment en een omgevingsplan kan worden opgesteld. De procedure die vervolgens gevolgd dient te worden, komt, zoals hiervoor vermeld, overeen met de procedure van het bestemmingsplan. Uren en geld De afdeling ruimte heeft jaarlijks een bedrag voor het actualiseren van bestemmingssplannen. Dit bedrag bestaat uit twee componenten: 1. uren die intern worden gemaakt voor het opstellen en begeleiden van een bestemmingsplan; 2. een geldbedrag voor het inhuren van expertise op het gebied van onder meer merprocedures, cultureel-erfgoed en (andere) onderzoeksverplichtingen. De uren die in 2014 en 2015 voor het opstellen van de bestemmingsplannen Boeimeer, Heuvel, Ruiterbos en Dr. Batenburglaan e.o. zijn gepland, zouden ingezet kunnen worden voor het opstellen van één omgevingsplan voor deze gebieden. Het betreft dan circa 3.000 uren. Ook zou het geld voor de expertise en de onderzoeksverplichtingen op deze wijze gebundeld te kunnen worden, het gaat hierbij om een budget van in totaal circa 20.000,--. Door bundeling van de gebieden in één omgevingsplan en het feit dat slechts één procedure doorlopen hoeft te worden, kunnen enerzijds uren bespaard worden. Daar staat wel tegenover dat er vanwege de verbreding van "een goede ruimtelijke ordening" naar "een goede fysieke leefomgeving" er meer Uren van de buren nodig zijn. Dit wil zeggen dat binnen de gemeentelijke organisatie meer 5
disciplines bij het opstellen van omgevingsplan betrokken dienen te worden, moeten deelnemen aan werkgroepvergaderingen en onderzoeksrapporten dienen te beoordelen. Dit vergt ten opzichte van een (traditioneel) bestemmingsplan meer uren. Conclusie Het opstellen van het omgevingsplan is ten minste kostenneutraal, maar kan wellicht zelfs leiden tot een kleine besparing, doordat er minder procedures en losse onderzoeken hoeven te worden verricht. Grondexploitatie Vooralsnog wordt uitgegaan van een overwegend consoliderend omgevingsplan. Echter, het kan zijn dat zich initiatieven voordoen die zich in een dusdanig concreet stadium bevinden, dat ze opgenomen (dienen te) worden in het omgevingsplan. Indien dit zich voordoet, wordt gestreefd naar sluiten van een anterieure overeenkomst, waarin verrekening van de kosten is opgenomen. Naar verwachting hoeft voor het omgevingsplan dan ook geen exploitatieplan opgesteld te worden. Afbreukrisico Het afbreukrisico bij het opstellen van een omgevingsplan is tweeledig. Enerzijds gaat het om een nieuw instrument, waarmee nog geen ervaring is opgedaan. Dit betekent dat ten aanzien van een aantal zaken, die zich mogelijk gedurende de procedure voordoen, op enig moment een beslissing dient te worden genomen zonder dat met zekerheid kan worden gezegd of dit ook een juiste is. Anderzijds is door de eerder vernoemde verbreding de kans groter dat bij een bestuursrechtelijke procedure het omgevingsplan dan wel onderdelen daarvan, zullen worden vernietigd. Een exacte inschatting van de risico s is niet te geven. Verder moet nog opgemerkt worden dat het omgevingsplan net als het bestemmingsplan digitaal beschikbaar wordt gesteld. Aangezien in deze pilot vooruitgelopen wordt op de Omgevingswet en de software (uiteraard) nog niet is afgestemd op de komst van de Omgevingswet, is nog onduidelijk hoe een omgevingsplan straks digitaal te raadplegen is. Bovendien kan dit leiden tot een stuwmeer aan te digitaliseren omgevingsplannen, zodra op een bepaald moment wel de software beschikbaar is en op basis van de Omgevingswet alle omgevingsplannen digitaal beschikbaar moeten worden gesteld. Tegenover de hierboven genoemde risico s staat de kans om ervaring op te doen met een nieuw instrument, dat naar verwachting meer mogelijkheden tot flexibiliteit biedt dan het instrument bestemmingsplan en daarom (op termijn) kan helpen bij het oplossen van de opgaven waarvoor Breda zich in de toekomst gesteld ziet. 6
34 33 35 20 21 22 23 35 19 8 9 10 2 24 18 7 1 11 17 6 5 4 3 13 12 25 26 33 16 15 14 28 27 32 30 29 30 5 6 21 26 bestemmingsplannen start in 2014 1 BINNENSTAD 18 HEILAAR BEDRIJVEN 2 BRABANTPARK 19 PRINSENBEEK 15 16 19 35 3 CLAUDIUS PRINSENLAAN e.o. 20 HAAGSE BEEMDEN bestemmingsplannen start in 2015 4 5 ZANDBERG BOEIMEER 21 22 EMER HINTELAKEN-KROGTEN HOGE VUCHT 6 HEUVEL 23 TETERINGEN 10 18 28 7 TUINZIGT-WESTERPARK 24 HOOGEIND-MOLENEIND bestemmingsplannen start in 2016 8 9 STEENAKKER-EMER ZUID BELCRUM-LINIE-DOORNBOS 25 26 BAVELSE BERG BUITENGEBIED OOST 10 DOORNBOS OOST-POSTHOORN 27 BAVEL 11 HEUSDENHOUT 28 NIEUW WOLFSLAAR 12 LANDSCHAPPELIJK DRIEHOEK 29 ULVENHOUT 13 BLAUWE KEI - IJPELAAR 30 BUITENGEBIED ZUID 14 GINNEKEN-OVERAKKER 31 HAZELDONK 15 RUITERSBOS 32 EFFEN 16 DR. BATENBURGLAAN e.o. 33 BUITENGEBIED WEST 17 PRINCENHAGE 34 BUITENGEBIED NOORD 35 BUITENGEBIED NOORD-OOST 31 Meerjarenplanning actualisatie bestemmingsplannen Periode 2014 t/m 2016 datum 01-09-2013 gew. 00-00-0000 file name RO-OVZ-BES-0114.dgn