INFORMATIE VERWIJSINDEX RISICOJONGEREN Dit memo bevat inhoudelijke informatie. De procesaanpak wordt toegelicht in de presentatie ACHTERGRONDINFORMATIE COMMISSIE SOCIALE INFRASTRUCTUUR 15 MEI 2008
1. Inleiding In het Uitvoeringsprogramma Jeugdzorg 2008 staat dat het College afspraken met gemeenten wil maken over de aanschaf en implementatie van één verwijsindex voor risicojongeren in Noord-Holland. Op 15 mei 2008 wordt de Statencommissie Sociale Infrastructuur in een presentatie nader geïnformeerd over de invoering van de verwijsindex in Noord-Holland. In dit memo is ter voorbereiding van deze presentatie de belangrijkste achtergrondinformatie over de verwijsindex kort samengevat. 2. Problematiek De meeste jongeren 1 in Nederland groeien relatief gelukkig op zonder grote persoonlijke of maatschappelijke problemen. Met een deel van de jongeren gaat het echter minder goed. Deze risicojongeren hebben complexe problemen die hun persoonlijke ontplooiing en maatschappelijke ontwikkeling belemmeren. In de jeugdketen proberen veel verschillende instellingen de risicojongeren hierbij ondersteuning te bieden. Uit de rapporten van de inspectie Jeugdzorg blijkt echter dat de instanties onvoldoende samenwerken en de beschikbare informatie niet altijd uitwisselen. De belangrijkste knelpunten zijn: 1. Risicojongeren hebben vaak met verschillende instellingen te maken, zoals onderwijs, CWI, justitie, jeugdzorg en maatschappelijk werk. Sommige instellingen werken lokaal, andere zijn regionaal georganiseerd. Vaak weten deze instanties niet van elkaar welke problemen er spelen en op welke manier hulp wordt geboden. 2. De organisaties in de jeugdketen hebben allemaal hun eigen doelstellingen, financieringsstromen, indicatiecriteria en registratiesystemen. Multidisciplinaire afstemming komt hierdoor moeizaam tot stand. 3. (Risico)jongeren leven niet in een statische omgeving. Hun leefwereld is niet gebonden aan gemeentegrenzen. Ze veranderen van instelling of van woonplaats. Informatie die lokaal bij een gemeente of instelling bekend is, wordt regionaal of landelijk nog maar zeer beperkt uitgewisseld. De privacywetgeving stelt strenge eisen aan de manier waarop cliëntinformatie wordt geregistreerd en uitgewisseld. Het gevolg is dat de hulpverlening voor deze jongeren niet optimaal is afgestemd, sommige jongeren door de mazen van het net vallen en de kosten voor professionele jeugdzorg sterk stijgen. 3. Verwijsindex Provincies, gemeenten en de organisaties in de jeugdketen willen daarom de risicosignalering, informatie-uitwisseling en ketenhulpverlening verbeteren. Dit is mogelijk met behulp een risicosignaleringssysteem of verwijsindex. Een verwijsindex voor risicojongeren is een systeem dat risicomeldingen van jongeren tot 23 jaar registreert als ze in contact komen met één van de organisaties in de jeugdketen. Het systeem meldt alleen dat iemand is aangemeld door een bepaalde organisatie, maar geeft in verband met de privacy verder geen inhoudelijke dossierinformatie. Als er over een jongere twee of meer meldingen zijn, dan is er sprake van een match. 1 Jongeren: leeftijdscategorie 0 tot 23 jaar. 2
Dankzij de melding van de match kunnen de betrokken instellingen vervolgens hun hulpverlening afstemmen. De verwijsindex is op zich dus alleen een meldingssysteem, 2 dat meldingen doorgeeft aan de aangesloten organisaties. Om de hulpverlening vervolgens aan te laten sluiten, maken alle betrokken organisaties onderling aanvullende afspraken over de uitwisseling van gegevens, regievoering en de afstemming van die hulpverlening. Dit vindt plaats op basis van protocollen en convenanten. De basis van het systeem is de landelijke verwijsindex risicojongeren (VIR). Als gemeenten en ketenpartners in de jeugdhulpverlening op de VIR zijn aangesloten, kunnen meldingen van risicojongeren op lokaal, regionaal en landelijk niveau onderling door de instellingen uitgewisseld worden. 4. Gemeentelijke verantwoordelijkheid In 2009 moeten alle gemeenten met een lokaal, regionaal of provinciaal risicosignaleringssysteem zijn aangesloten op de landelijke verwijsindex. De verwijsindex ondersteunt de uitvoering van het gemeentelijk jeugdbeleid, waarvoor gemeenten in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) verantwoordelijk zijn. De verwijsindex wordt ook als een belangrijk onderdeel van de Centra voor Jeugd en Gezin (CJG) beschouwd. Hoe gemeenten in samenwerking met de ketenpartners een verwijsindex vormgeven is afhankelijk van een aantal factoren, zoals: Bestuurlijke ambities op het terrein van integraal jeugd beleid; Samenwerking tussen gemeenten en lokale/ regionale uitvoerende organisaties; Samenwerkingsafspraken met de partners in de jeugdketen; Functionaliteit van het systeem (ICT). 5. Betrokken organisaties De kracht van de verwijsindex is de koppeling van de vier belangrijkste ketens: zorg, onderwijs, justitie en werk & inkomen. Het is daarom cruciaal dat de belangrijkste ketenpartners in die vier ketens bij het systeem zijn betrokken. De jeugdketen bestaat uit de volgende ketenpartners: Zorg: bureau Jeugdzorg (JZ), jeugd-ggz, GGD-Jeugdgezondheidszorg (JGZ), Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK), huisarts, kinderarts, spoedeisende hulp, verslavingszorg en consultatiebureaus; Onderwijs: scholen, Regionale Meld- en Coördinatiepunten (RMC) leerplichtambtenaar, en kinderopvang; Justitie: politie, openbaar ministerie (OM), bureau Halt, reclassering en de Raad voor de Kinderbescherming; Werk en inkomen: Centrum voor Werk en Inkomen (CWI), Sociale Dienst en gemeentelijke kredietbank. 2 In de praktijk worden de begrippen verwijsindex, risicosignaleringssysteem en Wmo-systeem door elkaar gebruikt, omdat het in essentie drie soortgelijke systemen zijn. Theoretisch zijn er wel verschillen. Een verwijsindex is het meest basale systeem, waarin geen informatie wordt vastgelegd, behalve de melding dat een cliënt bekend is. Een risicosignaleringssysteem (RSS) geeft bij de melding meestal ook een beperkte set aan proces- en inhoudelijke informatie. Een Wmo-systeem richt zich hierbij met name op ondersteuning van de prestatievelden 2 en 5. 3
6. Overzicht systemen Voordat de landelijke verwijsindex (VIR) in 2007 tot stand kwam, hebben een aantal gemeenten lokale of stadsregionale signaleringssystemen ontwikkeld. In 2006 is een onderzoek 3 uitgevoerd naar de vier belangrijkste initiatieven. In onderstaand schema zijn de belangrijkste kenmerken van de systemen uitgewerkt: Gemeente Naam Kenmerken Rotterdam SISA: Stedelijk Instrument Sluitende Aanpak Alle vier jeugdketens van 0 23 jaar Signaleringssysteem zonder cliëntdossier Vervangt veel casusoverleggen Leeuwarden ZiZeo: Zicht op Zorg en Onderwijs Met name keten onderwijs en zorg van 0 23 jaar Signaleringssysteem met cliëntdossier Sterk gericht op vroegsignalering Helmond ZVJ: Zorg voor Jeugd Alle vier jeugdketens van 0 23 jaar Signaleringssysteem met urgentiecode en berichten Coördinatie hulpverlening op basis van convenant Hengelo/ Enschede VIS2: Vangnet Informatie Systeem Alle vier jeugdketens van 0-23 jaar Vangnetoverleg staat centraal, signalering volgt Ook signalering bij melding door 1 instantie Uit het overzicht blijkt dat alle gemeenten werken met een risicosignaleringssysteem, maar dat de werkwijze en functionaliteit van de systemen verschillen. Rotterdam heeft een signaleringssysteem zonder cliëntinformatie voor alle vier jeugdketens. De Rotterdamse aanpak heeft het aantal casusoverleggen (waarin jongeren besproken worden) sterk verminderd. Leeuwarden richt zich in de eerste plaats op de ketens onderwijs en zorg. Pas op termijn worden de ketens rond justitie en werk & inkomen geïntegreerd. In Hengelo en Enschede staan de bestaande casus of vangnet overlegstructuren centraal. Het overleg vindt dus niet plaats als er een registratie is, maar het overleg is juist de reden voor registratie. In Helmond is niet alleen sprake van signalering, maar de hulpverlenende instanties kunnen ook urgentiecodes en berichten aan de meldingen koppelen (meer signaalinformatie, maar geen cliëntdossier). 7. Provinciale rol In 2009 moeten alle gemeenten met een eigen lokaal of regionaal risicosignaleringssysteem zijn aangesloten op de VIR. Hoewel de invoering van deze systemen in de eerste plaats een gemeentelijke verantwoordelijkheid is, heeft de provincie vanuit haar taak in de jeugdzorg een direct belang bij de invoering, selectie en implementatie van de verwijsindex. Dit belang is in de eerste plaats gebaseerd op de provinciale doelstelling om de wachtlijsten in de jeugdzorg te verminderen, de ketenhulpverlening te verbeteren en de preventie te versterken. De verwijsindex kan hier een bijdrage aan leveren. Verder is de provincie bij de invoering van de verwijsindex betrokken, omdat Bureau Jeugdzorg en de jeugdzorginstellingen op het systeem (of systemen) aangesloten moeten worden. Hierbij streeft de provincie naar provinciale of regionale afspraken over systeemkeuze en samenwerkingsafspraken om de efficiency te vergroten en versnippering te voorkomen. 3 Signaleringssystemen Landelijke Infrastructuur: een vooronderzoek leidend tot kernfunctionaliteit, uitgevoerd door SDGI en ICTU (februari 2006). 4
Tot slot past de provinciale betrokkenheid bij de invoering van de verwijsindex bij de ondersteunende rol die provincies in het kader van de Wmo kunnen bieden. 8. Inzet provincies Veel gemeenten vragen provincies om ondersteuning te bieden bij de selectie en implementatie van risicosignaleringssystemen. Noord-Brabant, Friesland, Drenthe, Flevoland en Overijssel hebben als eerste het initiatief genomen om de invoering van deze systemen provinciaal te ondersteunen. Deze provincies willen samen met gemeenten de succesvolle systemen en methodieken, die ontwikkeld zijn in voorbeeldgemeenten, uitrollen naar andere gemeenten. Ze ondersteunen deze uitrol door: Het uitvoeren van een provinciale aanbesteding 4 van één systeem voor alle gemeenten; Het bieden van ondersteuning bij de implementatie van het systeem (zowel technisch als samenwerkingsafspraken: convenant/ protocol); Het beschikbaar stellen van kennis en advies; De aansturing van bureau Jeugdzorg (afstemming rond verwijsindex, CJG s en beleidsinformatie). Titel:Nota PS-cie. SI, agendapunt 3. (Presentatie verwijsindex risicojongeren) Datum:15-05-2008 Nummer:3 4 Sommige provincies verzorgen zelf geen aanbesteding, maar geven hiervoor subsidie aan gemeenten. 5