Master in het Sociaal werk



Vergelijkbare documenten
Het referentiekader van de visitatiecommissie Informatica-Toegepaste Informatica-Computerwetenschappen 2009

Informatievergadering. Hervisitatie Specifieke lerarenopleiding

Master in de Verpleegkunde en Vroedkunde

De onderwijsvisitatie Filmstudies en Visuele Cultuur

Doelstellingen Onderwerp niet behandeld tijdens de verkorte procedure na tijdelijke erkenning.

De onderwijsvisitatie Diergeneeskunde en Laboratory Animal Science

HET REFERENTIEKADER VAN DE VISITATIECOMMISSIE MATERIAALKUNDE CHEMISCHE TECHNOLOGIE INLEIDING

De onderwijsvisitatie Onderwijswetenschappen

De onderwijsvisitatie Geschiedenis. Een evaluatie van de kwaliteit van de opleidingen in het domein Geschiedenis aan de Vlaamse universiteiten

De onderwijsvisitatie Kunstwetenschappen en Archeologie

De onderwijsvisitatie Moraalwetenschappen

Nieuw accreditatiestelsel: de opleidingsbeoordeling

De onderwijsvisitatie Politieke Wetenschappen

De onderwijsvisitatie Pedagogische Wetenschappen - Sociale en Culturele Agogiek

De onderwijsvisitatie Biochemie / Biotechnologie

De onderwijsvisitatie master na master Geneeskunde

De onderwijsvisitatie Verkeerskunde. Een evaluatie van de kwaliteit van de academische opleidingen Verkeerskunde aan de Universiteit Hasselt

De onderwijsvisitatie Flanders Business School

Handreiking bij het beoordelingskader voor het bijzonder kenmerk Kleinschalig en intensief onderwijs

Doelstellingen van de opleiding Onderwerp niet behandeld tijdens de verkorte procedure na tijdelijke erkenning.

VISITATIE TOEGEPASTE TAALKUNDE

Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs [hbo-bachelor]: uitwerking voor Associate degree-programma s tijdens de pilotfase

Visitatieprotocol. specifieke lerarenopleidingen november 2009

Brussel, 10 december _Advies_accreditatieverdrag. Advies. Accreditatieverdrag met Nederland

De onderwijsvisitatie Bouwkunde/ Bachelor Ingenieurswetenschappen

De onderwijsvisitatie Vergelijkende Cultuurwetenschappen

De onderwijsvisitatie Manama s Economische wetenschappen Toegepaste economische wetenschappen Handelsingenieur

De onderwijsvisitatie Technology for Integrated Water Management

Politieonderwijs & externe kwaliteitszorg op weg naar accreditatie

Samenvattende bevindingen en overwegingen De NVAO steunt haar inhoudelijke besluitvorming op de onderstaande elementen uit het visitatierapport.

Het domeinspecifieke referentiekader professioneel gerichte bacheloropleiding Biomedische laboratoriumtechnologie

Reglement opleidingsraden zoals goedgekeurd door de Raad van Bestuur op 24 april Opleidingsraden. reglement

De onderwijsvisitatie Lichamelijke Opvoeding en Bewegingswetenschappen

Toerisme. Vlaamse Interuniversitaire Raad Vlaamse Hogescholenraad ONDERWIJSVISITATIE

BESLUIT: HOOFDSTUK I. ALGEMENE BEPALINGEN

De onderwijsvisitatie Kerkelijk Recht

De onderwijsvisitatie Godgeleerdheid en godsdienstwetenschappen

De onderwijsvisitatie Medisch-Sociale Wetenschappen en Gerontologie

De onderwijsvisitatie Oost-Europese talen en culturen

Opleidingsspecifieke deel OER, Opleiding / programma: BA Liberal Arts and Sciences

De onderwijsvisitatie Oosterse Studies

Kwaliteitscode - Vlaanderen

ERKENNING NIEUWE OPLEIDING VLAANDEREN SJABLOON AANVRAAGDOSSIER AMBTSHALVE GEREGISTREERDE INSTELLINGEN MACRODOELMATIGHEIDSTOETS TOETS NIEUWE OPLEIDING

Samenvattende bevindingen en overwegingen De NVAO steunt haar inhoudelijke besluitvorming op de onderstaande elementen uit het visitatierapport.

2. Selectie van studenten geschiedt op basis van een oordeel over de volgende kerncompetenties van belangstellenden:

Concept Beoordelingskader voor het bijzondere kenmerk residentieel onderwijs

SAMENWERKINGSOVEREENKOMST

Reglement opleidingsraden zoals goedgekeurd door de Raad van Bestuur d.d. 1 april Opleidingsraden. reglement

Gedragscode Onderwijstaal Universiteit Antwerpen UITGANGSPUNTEN

Indeling hoger onderwijs

Opleiding / programma: BA Liberal Arts and Sciences. Artikel Tekst 2.3 Colloquium doctum

Omvorming naar de masteropleidingen

Het domeinspecifieke referentiekader masteropleiding Monumenten- en landschapszorg

De onderwijsvisitatie Sociale en Culturele Antropologie

Kwaliteitszorg en accreditatie

De onderwijsvisitatie Psychologie. Een evaluatie van de kwaliteit van de academische opleidingen Psychologie aan de Vlaamse universiteiten

Besluit. Voozieningen (facet 4.1 )

Commissie Hoger Onderwijs Vlaanderen

Besluit. Oordeel en samenvattend advies van de visitatiecommissie De beoordeling betreft een verkorte procedure na tijdelijke erkenning.

De onderwijsvisitatie Afrikaanse Talen en Culturen

H a n d l e i d i n g O n d e r w i j s v i s i t a t i e s v l i r v l h o r a 125

Visitaties in de hogescholen en universiteiten. VEP 7 december 2012

in de vergelijkende en internationale politiek (master) van de Katholieke Universiteit Leuven

Besluit strekkende tot een positieve beoordeling van een aanvraag Toets nieuwe opleiding hbo-bachelor Game Architecture and Design van de NHTV

De onderwijsvisitatie Politieke Wetenschappen

Samenvattende bevindingen en overwegingen De NVAO steunt haar inhoudelijke besluitvorming op de onderstaande elementen uit het visitatierapport.

De onderwijsvisitatie Materiaalkunde Chemische Technologie

De hervorming van het hoger onderwijs in Vlaanderen.

Commissie Hoger Onderwijs Vlaanderen

Besluit. Oordeel en samenvattend advies van de visitatiecommissie. Doelstellingen. Programma

Onderwijsvisitaties van de eerste academiserende opleidingen van de hogescholen afgerond

10 Masteropleiding Filosofie & Maatschappij

27 oktober Terugkomavond SLO-alumni

in de politieke wetenschappen (master) van de Vrije Universiteit Brussel

De doelstellingen van directie en personeel worden expliciet omschreven in een beleidsplan en worden jaarlijks beoordeeld door de directie.

Commissie Hoger Onderwijs Vlaanderen

Besluit. Aan het Bestuur van de Leidse Onderwijsinstellingen (LOI) Postbus CA LEIDERDORP

De onderwijsvisitatie Sociologie

Opleiding Master in de industriële wetenschappen: bouwkunde. Competenties en gedragsindicatoren

Omvorming naar de masteropleidingen

Teamscan op accreditatiewaardigheid

Standpunt van de VLIR betreffende de visitatie van het onderwijs aan de universitaire instellingen in Vlaanderen

Opleidingsspecifiek deel bij de OER Bacheloropleiding Natuurwetenschap en Innovatiemanagement Undergraduate School Geosciences

Naar transparanter hoger onderwijs. Het Nederlandse Nationale Kwalificatieraamwerk

GERONTOLOOG WORDEN MASTER OF SCIENCE

Nota. Generieke leerresultaten van FIIW. 1 Genese van het document

ZER Informatica. Programma-evaluatie. Resultaten programma-evaluatie. 5 enquêtes:

Rapport 834 Oud, W., & Emmelot, Y. (2010). De visitatieprocedure cultuurprofielscholen. Amsterdam: Kohnstamm Instituut.

De onderwijsvisitatie Psychologie. Een evaluatie van de kwaliteit van de academische opleidingen Psychologie aan de Vlaamse universiteiten

Vrijstelling op grond van praktijkervaring binnen de bacheloropleiding Psychologie

Beoordelingskader Pilot Bijzonder Kenmerk Ondernemen

Concept Academisering Concrete vereisten Evolutie naar academisch: quid? Academisering. Anton Schuurmans. 8 oktober 2009

De onderwijsvisitatie Revalidatiewetenschappen en Kinesitherapie

Besluit strekkende tot een positieve beoordeling van een aanvraag om accreditatie van de opleiding hbo-bachelor Chemie van de Hogeschool Drenthe

Curriculumevaluatie BA Filosofie

Arteveldehogeschool. Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs. (professioneel gerichte bachelor)

Curriculumevaluatie BA Wijsbegeerte

EQF Level 5 in Vlaanderen. dr. ir. Toon Martens, algemeen directeur University College Leuven-Limburg Voorzitter HBO5-platform Vlaanderen

Handreiking aanvraag Toets Nieuwe Opleiding Nederland

FACULTEIT DER NATUURWETENSCHAPPEN, WISKUNDE EN INFORMATICA. ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING Masterschool Life and Earth Sciences studiejaar

Transcriptie:

Onderwijsvisitatie Master in het Sociaal werk Een evaluatie van de kwaliteit van de opleiding Master in het Sociaal werk

De onderwijsvisitatie Master in het Sociaal werk Een gedrukte versie van dit rapport kan tegen betaling bekomen worden op volgende adressen: VLIR-secretariaat, Ravensteingalerij 27, 1000 Brussel T +32 (0)2 792 55 00 F +32 (0)2 211 41 99 administratie@vlir.be VLHORA-secretariaat, Ravensteingalerij 27/3, 1000 Brussel T +32 (0)2 211 41 90 F +32 (0)2 211 41 99 info@vlhora.be Het rapport is elektronisch beschikbaar op http://www.vlir.be http://www.vlhora.be Wettelijk depot: D/2008/2939/5

Voorwoord van de voorzitters van de VLIR en de VLHORA De visitatiecommissie brengt met dit rapport verslag uit over haar evaluatie van de Master in het sociaal werk en de daaraan ten grondslag liggende motivering, conclusies en aanbevelingen die resulteren uit het kwaliteitsonderzoek dat zij heeft verricht naar de desbetreffende opleiding. In Vlaanderen worden drie opleidingen Master in het sociaal werk georganiseerd. Die opleidingen zijn opgezet in het kader van een samenwerkingsovereenkomst tussen verschillende hoger onderwijsinstellingen van eenzelfde associatie, waarbij de universiteit instaat voor de coördinatie. Zoals bepaald in artikel 93 van het Structuurdecreet van 4 april 2003 betreffende de herstructurering van het hoger onderwijs, is deze visitatie gezamenlijk georganiseerd door de VLIR en de VLHORA. De praktische coördinatie was in handen van de Cel Kwaliteitszorg van de VLIR. De visitatiecommissie verrichtte haar onderzoek en bezocht de betrokken opleidingen in het voorjaar 2008. Zij volgde daarbij de visitatieprocedure zoals vastgelegd in de Handleiding Onderwijsvisitaties VLIR/VLHORA (Brussel, februari 2005). Naast belangrijke suggesties en aanbevelingen voor continue verbetering van het academisch onderwijs, heeft de commissie een oordeel geformuleerd over de kwaliteit van de opleiding. Tevens heeft zij een evaluatiescore gegeven aan de zes onderwerpen en de onderliggende facetten van het accreditatiekader van de Nederlands-Vlaamse Accreditatie Organisatie (NVAO). Samen met de kwalitatieve oordelen vormen die scores in de opleidingsrapporten een belangrijk element in het vastleggen van de accreditatiebesluiten door de NVAO. Het visitatierapport is in de eerste plaats bedoeld voor de betrokken opleidingen en is vooral gericht op kwaliteitshandhaving en -verbetering. Daarnaast wil het rapport alle belanghebbenden in de samenleving objectief inlichten over de kwaliteit van de geëvalueerde opleidingen. Daarom is het visitatierapport op de webstekken van de VLIR en de VLHORA publiek gemaakt. De lezer moet er echter rekening mee houden dat het visitatierapport een momentopname is. Bovendien vertegenwoordigt het slechts één fase in het proces van blijvende zorg voor onderwijskwaliteit. Immers, al na korte tijd kunnen de opleidingen grondig zijn gewijzigd en verbeterd, mede als antwoord op de resultaten van interne onderwijsevaluaties die de betrokken universiteiten en hogescholen zelf uitvoeren, of als reactie op de aanbevelingen van de visitatiecommissie. Graag danken wij, namens de VLIR en de VLHORA, op de eerste plaats de voorzitter en de leden van de visitatiecommissie voor de bestede tijd alsook voor de deskundigheid waarmee zij hun opdracht hebben uitgevoerd. De visitatie was enkel mogelijk dankzij de inzet van velen die binnen de universiteiten en hogescholen betrokken waren bij de voorbereiding en uitvoering ervan. Ook hen willen wij daarvoor oprecht danken. Hopelijk ervaren zij in de positieve opmerkingen van de visitatiecommissie een bevestiging voor hun inspanningen en vinden zij in de aanbevelingen tevens een bijkomende stimulans om de kwaliteit van het academisch onderwijs aan hun instelling verder te verbeteren. Marc Vervenne voorzitter VLIR Bert Hoogewijs voorzitter VLHORA Voorwoord voorzitters VLIR en VLHORA 3

Woord vooraf van de voorzitter van de visitatiecommissie Master in het Sociaal werk De visitatie van de Master in het Sociaal Werk was een intense klus waar de commissie veel van heeft geleerd. Belangrijker is natuurlijk of dit ook geldt voor de bezochte instellingen, en dan met name of zij profijt zullen hebben van de bevindingen zoals deze in dit rapport zijn opgeschreven. Wij zijn er in ieder geval, zonder enige reserve, van overtuigd geraakt dat zich drie waardevolle masteropleidingen Sociaal werk in Vlaanderen hebben ontwikkeld. Visitaties stellen de instellingen letterlijk op de proef, een situatie die voor betrokkenen die deskundigheid, ziel en zaligheid in opleidingen hebben gelegd niet gemakkelijk is. Ik wil de opleidingen die we hebben gevisiteerd dan ook bedanken voor hun medewerking en de opbouwende sfeer waarin de gesprekken zijn verlopen. Bij de visitatie van Vlaamse universiteiten en hogescholen zal de visitatiecommissie veelal, gezien de randvoorwaarden die door het gebruik van de taal in het hoger onderwijs zijn opgelegd, bestaan uit Belgen en Nederlanders. Ook in het geval van de visitatie van de gloednieuwe opleiding Master in het Sociaal werk was deze wetmatigheid van toepassing. Het was een eer als Nederlander voorzitter te mogen zijn van een commissie die in meerderheid uit Belgische deskundigen bestond. (Dit laat onverlet dat het aspect internationalisering, ook vanuit de regering, extra aandacht verdient, en dat nog eens in positieve zin nagedacht wordt over de mate waarin met name de Engelse taal in het onderwijs zal worden gebruikt.) Mijn Nederlandse en Belgische collegae van de visitatiecommissie dank ik voor hun grote inzet tijdens onze bezoeken, onze indringende onderlinge gesprekken en hun zeer constructieve bijdrage aan het eindresultaat. Een bijzonder woord van dank geldt voor de twee secretarissen die de commissie successievelijk hebben ondersteund: Magalie van Lishout en Patrick Van den Bosch. Beiden hebben er zorg voor gedragen dat het gehele proces gestroomlijnd is verlopen. Bovendien zijn de verslagen van de bezoeken en de voorbereiding van de rapporten op zeer adequate wijze ter hand genomen. Veel dank hiervoor. Jan Willem Duyvendak Voorzitter visitatiecommissie Master in het Sociaal werk Voorwoord voorzitter visitatiecommissie 5

Lijst van gebruikte afkortingen AAP ATP AP AUGent AUHA BAP CIKO CLB DOWA DUO/ICTO ECTS EVC EVK FTE FPPW K.U.Leuven NVAO OER POC PSW SID-in SES SP STIP UGent UA VBJK Academisch Assisterend Personeel Administratief en Technisch Personeel Academisch Personeel Associatie universiteit Gent Associatie universiteit en hogescholen Antwerpen Bijzonder Academisch Personeel Cel voor Innovatie en Kwaliteitszorg in het Onderwijs Centrum voor Leerlingenbegeleiding Directie Onderwijsaangelegenheden Dienst Universitair Onderwijs/Informatie en Communicatie Technologie in het Onderwijs European Credit Transfer System Elders Verworven Competenties Eerder Verworven Kwalificaties Full-Time equivalent faculteit Psychologie en Pedagogische wetenschappen Katholieke Universiteit Leuven Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie Onderwijs- en examenreglement Permanente Onderwijscommissie faculteit Politieke en Sociale wetenschappen Studieinformatiedagen semesterexamensysteem studiepunten Studenten Informatie Punt Universiteit Gent Universiteit Antwerpen Vormingscentrum voor de Begeleiding van het Jonge Kind Gebruikte afkortingen 7

VLHORA VLIR VTE ZAP Vlaamse hogescholenraad Vlaamse Voltijds Equivalent Zelfstandig Academisch Personeel

Inhoud p 3 p 5 p 7 p 11 p 13 p 19 p 27 p 31 p 43 p 47 p 49 p 73 p 93 p 117 Voorwoord van de voorzitter van de VLIR Voorwoord van de voorzitter van de visitatiecommissie Lijst met afkortingen Deel 1 Algemeen deel I. De onderwijsvisitatie Master in het Sociaal werk II. Het referentiekader III. Algemene beschouwing IV. De opleidingen in vergelijkend perspectief V. Tabellen met scores, onderwerpen en facetten Deel 2 Opleidingsrapporten Master in het Sociaal werk Universiteit Gent, Arteveldehogeschool, Hogeschool Gent, Hogeschool West-Vlaanderen Universiteit Antwerpen, Hogeschool Antwerpen en de Karel de Grote-Hogeschool Katholieke Universiteit Leuven, Europese Hogeschool Brussel, Katholieke Hogeschool Kempen, Katholieke Hogeschool Leuven, Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen Bijlagen Bijlage 1: Personalia van de leden van de visitatiecommissie Bijlage 2: Bezoekschema s Inhoud 9

Deel 1 Algemeen deel

I. De onderwijsvisitatie Master in het Sociaal werk Inleiding In dit rapport brengt de visitatiecommissie Sociaal werk verslag uit van haar bevindingen over de masteropleiding Sociaal Werk die zij in het voorjaar 2008, in opdracht van de Vlaamse (VLIR) en de Vlaamse Hogescholenraad (VLHORA) heeft bezocht. Dit initiatief kadert in de werkzaamheden van de VLIR en de VLHORA op het vlak van de externe kwaliteitszorg, waarmee de Vlaamse universiteiten en hogescholen gevolg geven aan de decretale verplichtingen ter zake. 1 De betrokken opleidingen Ingevolge haar opdracht heeft de visitatiecommissie bezocht: - op 11 en 12 maart 2008: De Master in het Sociaal werk aan de Universiteit Gent (penvoerende instelling) i.s.m. Arteveldehogeschool, Hogeschool Gent, Hogeschool West-Vlaanderen - op 18 en 19 maart 2008: De Master in het Sociaal werk aan de Universiteit Antwerpen (penvoerende instelling) i.s.m. Hogeschool Antwerpen, Karel de Grote-Hogeschool - op 16 en 17 april 2008: De Master in het Sociaal werk aan de Katholieke Universiteit Leuven (penvoerende instelling) i.s.m. de Europese Hogeschool Brussel, de Katholieke Hogeschool Kempen, de Katholieke Hogeschool Leuven, de Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen De onderwijsvisitatie Master in het Sociaal werk 13

2 De visitatiecommissie 2.1 Samenstelling De samenstelling van de visitatiecommissie Sociaal Werk werd op 17 januari 2008, 4 februari 2008 en 7 maart 2008 bekrachtigd door de Erkenningscommissie Hoger Onderwijs. De visitatiecommissie werd vervolgens door de VLIR en de VLHORA ingesteld bij besluit van 21 januari 2008 en 1 februari 2008. De commissie had de volgende samenstelling: Voorzitter: - Prof. dr. Jan Willem Duyvendak, hoogleraar algemene sociologie aan de Universiteit van Amsterdam Vakdeskundige leden: - Prof dr. Jan Steyaert, Lector sociale infrastructuur en technologie aan de Fontys Hogeschool Sociale Studies en Bijzonder Hoogleraar Technology and Social Quality aan de University of Southampton, U.K. - Prof. dr. Pierre Reman, directeur Faculté ouverte de politique économique et sociale, Université Catholique de Louvain - Mevr. Ann Demeulemeester, algemeen secretaris ACW en voorzitter van de Vlaamse Onderwijsraad (VLOR) Onderwijskundig lid: - Prof. dr. Wynand Wijnen, hoogleraar Ontwikkeling en Onderzoek van Hoger Onderwijs, Universiteit Maastricht Student-leden: - Mevr. Nele Beel, student Master Sociaal werk, Katholieke Universiteit Leuven - Mevr. Katrien D Hose, student Master Sociaal werk, Universiteit Gent Mevr. Magalie Van Lishout, stafmedewerker kwaliteitszorg verbonden aan het VLIR-secretariaat, trad op als projectleider en secretaris van de commissie. Vanaf 1 juli 2008 werd deze taak overgenomen door dhr. Patrick Van den Bosch. Mevrouw Ann Demeulemeester heeft, gezien haar lidmaatschap van de Raad van Bestuur van de Katholieke Universiteit Leuven, niet deelgenomen aan het bezoek en de beoordeling van de betreffende opleiding. De voorzitter en andere leden van de visitatiecommissie hebben er tijdens het bezoek aan en de beoordeling van de opleiding aan de K.U.Leuven over gewaakt dat aan die elementen die te maken hebben met de specifieke expertise van mevr. Demeulemeester aandacht is besteed. De studentleden hebben niet deelgenomen aan het bezoek en de beoordeling van de eigen opleiding. Mevr. Nele Beel nam deel aan de bezoeken en de beoordeling van de opleiding van de Universiteit Antwerpen en de Universiteit Gent. Mevr. Katrien D Hose nam deel aan het bezoek en de beoordeling van de opleiding van de Katholieke Universiteit Leuven. Prof. dr. Jan Steyaert heeft, gezien zijn verbondenheid aan de opleiding Sociaal Werk van de Universiteit Antwerpen vanaf 1 oktober 2008, niet deelgenomen aan de beoordeling van de betreffende opleiding. Op het ogenblik dat de opleiding te Antwerpen werd bezocht, was prof dr. Jan Steyaert op geen enkele manier verbonden aan de opleiding. Voor een kort curriculum vitae van de commissieleden wordt verwezen naar bijlage 1. 14 De onderwijsvisitatie Master in het Sociaal werk

2.2 Taakomschrijving De opdracht van de visitatiecommissie, die in het instellingsbesluit is omschreven, luidde als volgt: a. een gemotiveerd en onderbouwd oordeel geven over de zes onderwerpen en bijhorende facetten uit het accreditatiekader en in voorkomend geval over de bijzondere kwaliteitskenmerken; b. een integraal oordeel geven over de opleiding waarop de NVAO zich zal baseren bij de accreditatie; c. aanbevelingen formuleren om waar mogelijk te komen tot kwaliteitsverbetering. 2.3 Werkwijze 2.3.1 Voorbereiding Ter voorbereiding van de visitatie werd aan de opleidingen gevraagd een uitgebreid zelfevaluatierapport op te stellen. De voor de praktische organisatie van de visitatie instaande Cel Kwaliteitszorg van de VLIR heeft hiervoor een visitatieprotocol 1 ter beschikking gesteld, waarin de verwachtingen t.o.v. de inhoud van het zelfevaluatierapport uitgebreid beschreven zijn. Het zelfevaluatierapport volgt het accreditatiekader. Naast feitelijke beschrijvingen per onderwerp en per facet van het accreditatiekader wordt aan de opleiding ook gevraagd haar toekomstperspectieven kenbaar te maken en een kritische sterkte-zwakte analyse op te nemen in het zelfevaluatierapport. Daarnaast wordt een aantal verplichte bijlagen opgenomen, zoals een beschrijving van het programma, studenten- en personeelstabellen, cursusbeschrijvingen, examenvragen, enz. De commissie ontvangt het zelfevaluatierapport een aantal maanden voor het eigenlijke bezoek, waardoor zij voldoende gelegenheid krijgt deze documenten zorgvuldig te bestuderen en het eigenlijke bezoek grondig voor te bereiden. De vakdeskundige commissieleden worden bovendien verzocht een tweetal eindverhandelingen/masterproeven te selecteren uit een lijst van recente eindverhandelingen/masterproeven. De geselecteerde eindverhandelingen/ masterproeven worden eveneens een aantal weken voor het eigenlijke bezoek door de organiserende Cel Kwaliteitszorg van de VLIR aan de commissieleden bezorgd. Elk commissielid heeft bijgevolg twee eindverhandelingen grondig gelezen vooraleer het bezoek aan de opleiding plaatsvindt. De visitatiecommissie hield haar installatievergadering op 8 februari 2008. Op dit moment hadden de commissieleden het visitatieprotocol en de zelfevaluatierapporten reeds een aantal maanden in hun bezit. Tijdens deze vergadering werden de commissieleden verder ingelicht over het visitatieproces en hebben zij zich concreet voorbereid op de af te leggen bezoeken. Verder heeft de commissie op deze vergadering een referentiekader geformuleerd (zie hoofdstuk II). Daarnaast werd het programma voor de bezoeken opgesteld (zie bijlage 2) en werd een eerste bespreking gehouden van de zelfevaluatierapporten. 2.3.2 Bezoek aan de instelling De tweede bron van informatie wordt gevormd door de gesprekken die de commissie tijdens haar bezoek aan de betreffende instellingen heeft gevoerd met alle geledingen die zijn betrokken bij het onderwijs. Ook wordt aan de opleidingen gevraagd als een derde bron van informatie om een veelheid aan documenten ter inzage te leggen ten behoeve van de commissie. Tijdens de bezoeken is voldoende tijd uitgetrokken om de commissie de gelegenheid te geven deze documenten grondig te bestuderen. De documenten die ter inzage van de commissie worden gelegd zijn: het leermateriaal (cursussen, handboeken, syllabi), verslagen van de belangrijke beleidsvormende of beleidsopvolgende organen (faculteitsraad, opleidingscommissies, departementsraden), documenten die betrekking hebben op 1 Handleiding Onderwijsvisitaties VLIR/VLHORA. Brussel, februari 2005. (www.vlir.be) De onderwijsvisitatie Master in het Sociaal werk 15

de interne kwaliteitszorg (enquêteformulieren, niet-persoonsgebonden evaluatie van het onderwijs), documenten aangaande de procedures van curriculumherzieningen, c.q. de omvorming naar de bachelor-master (bama)structuur, voorbeelden van informatieverstrekking aan kandidaat-studenten, enz. Bovendien worden nog enkele tientallen eindverhandelingen ter inzage gelegd. Het programma voorziet naast gesprekken met de opleidingsverantwoordelijken, de studenten, de assistenten, de docenten en de facultaire en opleidingsgebonden beleidsmedewerkers steeds in een bezoek aan de faciliteiten (inclusief bibliotheek, practicalokalen, computerfaciliteiten), een gesprek met de afgestudeerden van de opleiding en een spreekuur waarop de commissie bijkomend leden van de opleiding kan uitnodigen of waarop individuen op een vertrouwelijke wijze door de commissie kunnen worden gehoord. De gesprekken zijn erg verhelderend geweest en waren een goede aanvulling bij de lectuur van het zelfevaluatierapport. Aan het einde van het bezoek werden, na intern beraad van de visitatiecommissie, de voorlopige bevindingen mondeling aan de gevisiteerde opleiding medegedeeld aan de hand van een presentatie door de voorzitter. 2.3.3 Rapportering Als laatste stap in het visitatieproces heeft de commissie haar bevindingen, conclusies en aanbevelingen in voorliggend rapport vastgelegd. Bovendien heeft zij, overeenkomstig de bepalingen voor de visitaties in het kader van de NVAO accreditatie van de opleidingen, een beoordeling voldoende/onvoldoende toegekend aan de zes onderwerpen van het accreditatiekader, en een beoordeling excellent/goed/voldoende/onvoldoende toegekend aan de samenstellende en onderliggende facetten van elk onderwerp. De opleiding werd hierbij in de gelegenheid gesteld om op het concept deelrapport te reageren en heeft dit ook gedaan. De commissie heeft deze reacties voor zover zij zich er in kon vinden in het rapport verwerkt. 3 Een korte terugblik op de visitatie De commissie heeft de haar toegekende opdracht met zeer grote belangstelling uitgevoerd. De visitatie heeft de leden van de commissie de kans geboden een master die in een nieuw kader georganiseerd wordt van naderbij te bekijken. Tevens was deze visitatie een unieke gelegenheid om onder vakgenoten te reflecteren en te debatteren over de aard, de kwaliteit en de toekomst van het hoger onderwijs. De commissie wil daarom ook alle bestuurders, medewerkers, studenten en afgestudeerden van de opleiding bedanken voor de geleverde inspanningen. De commissie heeft zich niet altijd aan de indruk kunnen onttrekken dat in de gesprekken met enige omzichtigheid werd gesproken, ook al omdat de opleidingen bevreesd leken voor een te grote openhartigheid nu visitatie en accreditatie aan elkaar zijn gekoppeld. Hoewel de commissie begrip heeft voor deze opstelling van enkele gespreksgenoten, betreurt zij deze toch, vooral omdat wij hierdoor wellicht met minder nuttige bevindingen en aanbevelingen kunnen komen dan in een situatie van volledige openhartigheid en transparantie. Gelet op dit effect van verminderde openhartigheid, stelt de commissie met enige nadruk vast dat de schaduw van de accreditatie het lerende vermogen van de visitatie dreigt te ondermijnen. 16 De onderwijsvisitatie Master in het Sociaal werk

4 Opzet en indeling van het rapport Het voorliggend rapport bestaat uit twee delen. In het eerste deel van het rapport beschrijft de visitatiecommissie in hoofdstuk II het referentiekader van waaruit zij de gevisiteerde opleiding heeft beoordeeld. In hoofdstuk III geeft de commissie een algemene beschouwing aangaande de Master in het sociaal werk in Vlaanderen. In hoofdstuk IV worden de gevisiteerde opleidingen in vergelijkend perspectief geplaatst en in hoofdstuk V worden de toegekende scores in tabelvorm samengevat. De visitatiecommissie benadrukt dat de tabellen niet los van de rapporten kunnen geïnterpreteerd worden. In het tweede deel van het rapport brengt de visitatiecommissie verslag uit over de verschillende opleidingen die zij heeft gevisiteerd. De aanbevelingen die de commissie doet ten aanzien van de afzonderlijke opleidingen worden in deze deelrapporten achteraan opgenomen. De deelrapporten werden geordend in chronologische volgorde van de bezoeken. De onderwijsvisitatie Master in het Sociaal werk 17

II. Referentiekader van de visitatiecommissie Sociaal Werk ten behoeve van de academische masteropleidingen Sociaal Werk in Vlaanderen Inleiding Voor het beoordelen van het onderwijs in de masteropleidingen sociaal werk gaat de visitatiecommissie uit van een referentiekader. Dit kader is gebaseerd op de doelstellingen, eindtermen en kwaliteitseisen waarover volgens haar consensus bestaat. Naar haar oordeel dienen academische masteropleidingen in sociaal werk aan dit referentiekader te voldoen. Het expliciet formuleren van dit referentiekader is noodzakelijk opdat de commissie aangeeft waarop haar oordelen zijn gebaseerd. Bij het opstellen van het referentiekader heeft de commissie zich gebaseerd op het onderwijskundige referentiekader zoals in Vlaanderen gehanteerd door de Cel Kwaliteitszorg van de VLIR, het Vlaamse Structuurdecreet (2003) en het toetsingskader van het Nederlands-Vlaams Accreditatie Orgaan (NVAO) waarin een aantal minimumeisen voor academische opleidingen worden vooropgesteld die zijn gebaseerd op de internationaal aanvaarde Dublin-descriptoren, alsook op veelgenoemde kenmerken van academische opleidingen in sociaal werk 1. Tevens zijn de in de zelfstudies weergegeven referentiekaders van de te visiteren opleidingen gebruikt, voor zover ze aansluiten bij de hiervoor vermelde documenten. Het referentiekader beschrijft aan welke disciplinespecifieke minimumeisen de masteropleidingen dienen te voldoen, wat de vereiste kwalificaties voor een afgestudeerde in het vakgebied zijn en hoe moet worden gezorgd voor een adequate aansluiting op de arbeidsmarkt. Tevens biedt het referentiekader algemeen onderwijskundige maatstaven waaraan academische opleidingen moeten voldoen. Daarnaast worden algemene eisen gesteld op vlak van de onderwijsorganisatie, het personeelsbeleid, het onderwijzend personeel en de interne kwaliteitszorg. Het referentiekader wordt vóór de eigenlijke visitatie, maar na het inleveren van de zelfevaluaties, voorgelegd aan de opleidingen. Tijdens het bezoek van de visitatiecommissie wordt de gelegenheid geboden om het referentiekader met de opleiding te bediscussiëren. Bij de visitatie en beoordeling van de opleidingen, zal de visitatiecommissie de richtlijnen van het VLIR/VLHORA-visitatieprotocol volgen. 1 De Global Standards for the Education and Training of the Social Work Profession van de International Federation of Social Workers (zie www.ifsw.org) en de International Association of Schools of Social Work (zie www.iassw-aiets.org/). Referentiekader 19

Met alle respect voor de doelstellingen die elke opleiding zichzelf stelt, mag worden verwacht dat deze alleszins een aantal gemeenschappelijke kernelementen weerspiegelen op het vlak van kennis en inzicht en de toepassing daarvan, oordeelsvorming, communicatie, leervaardigheden. Deze kernelementen vindt men terug in de Dublin-descriptoren en komen hieronder aan bod. 1 Algemeen Het artikel 58 van het Structuurdecreet, dat is opgesteld in de geest van de Dublin-descriptoren, verwacht dat de instelling een onderwijs aanbiedt dat studenten bij de voltooiing van hun opleiding brengt tot (i) het beheersen van algemene competenties; (ii) het beheersen van algemene wetenschappelijke competenties; (iii) het begrijpen en inzicht hebben in de wetenschappelijk-disciplinaire kennis en (iv) het beheersen van algemene en specifieke beroepsgerichte competenties. Meer concreet houdt dit voor afgestudeerde Master-studenten het volgende in: i Het beheersen van algemene competenties op een gevorderd niveau zoals het vermogen om op een wetenschappelijke wijze te denken en te handelen, het om kunnen gaan met complexe problemen, het kunnen reflecteren op het eigen denken en werken en het kunnen vertalen van de reflectie naar de ontwikkeling van adequate oplossingen, het vermogen tot communiceren van het eigen onderzoek en probleemoplossingen met vakgenoten en leken, en het vermogen tot oordeelsvorming in een onzekere context. ii Het beheersen van algemene wetenschappelijke competenties op een gevorderd niveau als het kunnen gebruiken van methoden en technieken in onderzoek, het kunnen ontwerpen van onderzoek, het kunnen toepassen van paradigma s in het domein van de wetenschappen en het kunnen aanduiden van de grenzen van paradigma s, het vermogen tot originaliteit en creativiteit met het oog op het continu uitbreiden van de kennis en inzichten, en het samen kunnen werken in een multidisciplinaire omgeving. iii Het begrijpen van en hebben van inzicht in de wetenschappelijk-disciplinaire kennis eigen aan een bepaald domein van de wetenschappen, inzicht hebben in de nieuwste kennis in het vakgebied of delen ervan, in staat zijn om in een of enkele delen van het vakgebied een originele bijdrage aan kennis te leveren en het bezitten van een specifieke bij het vakgebied horende vaardigheden als ontwerpen, onderzoeken, analyseren en diagnosticeren. iv Het beheersen van de algemene en beroepsgerichte competenties nodig voor de zelfstandige aanwending van wetenschappelijke kennis op het niveau van een beginnende beroepsbeoefenaar. Van de afgestudeerde wordt verwacht dat hij/zij de resultaten van het wetenschappelijk onderzoek kritisch kan beoordelen en dat hij/zij toepassingsgericht onderzoek kan opzetten (incl. het vertalen van vraagstukken uit de hulpverlening naar onderzoek). Hij/zij kan ook resultaten van onderzoek omzetten naar verbeterd professioneel handelen. De brugfunctie tussen wetenschap en hulpverlenen (in beide richtingen) is essentieel in de masteropleiding sociaal werk. 20 Referentiekader

2 Domeinspecifieke uitgangspunten Het domein van het hedendaagse sociaal werk omvat in brede zin sociaal-cultureel werk, maatschappelijk werk en maatschappelijk advies. Het is multidisciplinair van opzet daar verschillende disciplines kunnen bijdragen aan de analyse van en het oplossingsgericht denken over sociale problemen. Dit impliceert ook dat sociaal werk verweven is met sociaal beleid. Beroepshalve bevordert sociaal werk sociale verandering, probleemoplossing in menselijke relaties en empowerment, die op hun beurt bijdragen aan welzijnsvergroting. Sociaal werk maakt gebruik van theorieën van menselijk gedrag en sociale systemen, alsook van evidence-based knowledge afgeleid uit onderzoek en praktijkevaluatie, met inbegrip van lokale, contextspecifieke kennis (practice-based evidence). Van de afgestudeerden kan meer specifiek worden verwacht dat hij/zij: - de complexiteit van interactie tussen mens en omgeving onderkent alsook de mogelijkheid tot beïnvloeden en beïnvloed worden door omgevingsfactoren; - op de hoogte is van de maatschappelijke ontwikkelingen in brede zin (onder andere met betrekking tot multien interculturaliteit, sociale uitsluiting en ongelijkheid, en duurzame ontwikkeling); - op de hoogte is van beroepsgebonden ontwikkelingen; - verdiepende kennis heeft van relevante sociaal-wetenschappelijke theorieën; - in staat is om toepassingsgericht wetenschappelijk onderzoek te doen naar bepaalde sociale problemen en/of fenomenen en hierbij, afhankelijk van het onderwerp van onderzoek, verschillende analysekaders en methoden kan hanteren; - kennis en inzicht heeft in beleidsinstrumenten en -netwerken op sociaal terrein; - leiding en vorming kan geven aan een multidisciplinair team; - bij kan dragen aan de professionalisering van het sociaal werk. Via de kwaliteiten van de afgestudeerden draagt de masteropleiding bij tot de verbetering van de kwaliteit van het denken over en het beoefenen van sociaal werk. 3 Onderwijskundige uitgangspunten De visitatiecommissie hanteert, naast de inhoudelijke domeinspecifieke eisen, onderstaande criteria met betrekking tot onderwijskundige en onderwijsorganisatorische aspecten als nastrevenswaardige doelen voor de opleidingen. De opleiding kan daarbij betrekking hebben op de opleiding in strikte zin, de opleiding binnen de context van een faculteit (bv. m.b.t. het voeren van een alumnibeleid) en de opleiding binnen de context van de universiteit (bv. m.b.t. het uitwerken van een geëxpliciteerde visie op internationalisering). De commissie zal, voor zover relevant, aandacht geven aan onderstaande opsommingen in het vormen van haar oordeel. 3.1 Doelstellingen en eindtermen - De doelstellingen en eindtermen van de opleiding zijn mede gebaseerd op de wettelijke regelingen, de ontwikkelingen in het wetenschaps- en vakgebied, de arbeidsmarkt voor de afgestudeerden, de kennis omtrent leren en onderwijzen en relevante maatschappelijke ontwikkelingen. - De keuzes die daarbij door de opleiding zijn gemaakt zijn helder en expliciet vastgelegd in het onderwijskundig referentiekader van de opleiding. - De doelstellingen en eindtermen zijn helder en concreet. De eindtermen zijn beschreven aan de hand van bij de student waarneembare en toetsbare leerresultaten (inzake kennis, vaardigheden en attitudes). Referentiekader 21

- In de doelstellingen en eindtermen komt de wetenschappelijke oriëntatie van de opleiding concreet tot uitdrukking. - De doelstellingen en eindtermen zijn richtinggevend voor de inhoud en de vormgeving van het onderwijsaanbod. - Doelstellingen en eindtermen zijn zowel geformuleerd op het niveau van de opleiding als op het niveau van de opleidingsonderdelen. - Elk opleidingsonderdeel draagt op een eigen wijze bij aan de doelstellingen van de opleiding als geheel. 3.2 Programma Aansluiting programma op academische en professionele eisen De opleiding stelt zich garant voor de wetenschappelijke, maatschappelijke en beroepsvoorbereidende relevantie van het onderwijs, de doelmatigheid en doeltreffendheid van het opleidingsprogramma. Daartoe moet de opleiding: - voldoen aan standaarden bepaald door de ontwikkelingen in het vak- en wetenschapsgebied en rekening houdend met verwachtingen die de arbeidsmarkt stelt; - op de hoogte zijn van de beschikbare wetenschappelijke kennis over leren en onderwijzen nodig voor het ontwerpen, uitvoeren en evalueren van het onderwijs; - zo veel als mogelijk rekening houden met relevante maatschappelijke ontwikkelingen. Wetenschaps- en vakgebied De opleiding is op de hoogte van de (meest recente) theorievorming en van de ontwikkelingen in het vakgebied. Deze zijn terug te vinden in de inhoud en de opbouw van het onderwijsprogramma. Werkveld - De opleiding zit in relevante netwerken met het werkveld. - De kennis van en ervaring met het werkveld wordt daar waar mogelijk en zinvol vertaald naar het onderwijsaanbod, bv. via stages. - De vragen waarmee het werkveld worstelt zijn één van de inspiratiebronnen voor het wetenschappelijk onderzoek dat aan de master verbonden is. - De opleiding voert een actief alumnibeleid. Wetenschappelijke kennis omtrent leren en onderwijzen - De opleiding heeft een expliciete visie op leren en onderwijzen (neergeschreven in het onderwijskundige referentiekader) die refereert aan wetenschappelijk aanvaarde onderwijskundige inzichten. - Het onderwijskundig referentiekader is mede uitgangspunt voor de inrichting van het programma. Relevante maatschappelijke ontwikkelingen De opleiding is op de hoogte van het belang/de betekenis van de informatietechnologie op het vak- en wetenschapsgebied en houdt hiermee rekening in het onderwijsprogramma. De opleiding heeft een duidelijke en geëxpliciteerde visie op de internationalisering van de opleiding. Studeerbaarheid Studeerbaarheid - De programmaorganisatie van de opleiding dient de studeerbaarheid te bevorderen. - Het programma dient door de gemiddelde student te kunnen worden afgerond in de ervoor gestelde tijd. 22 Referentiekader

Studierendement/Studietijd - De opleiding bewaakt systematisch de studietijd. - De opleiding houdt cijfermatige gegevens bij aangaande studievoortgang en studieloopbaan. - De opleiding stemt het programma af op de diverse doelgroepen ten behoeve van de bevordering van de in-, door- en uitstroom. Instroom/Toelatingsvoorwaarden De opleiding geeft duidelijk aan welk beginniveau van de studenten wordt vereist en hoe dat niveau te bereiken. Aanwezigheid studiebevorderende/studiebelemmerende factoren - Studiebelemmerende factoren worden in kaart gebracht. Een remediëring wordt uitgewerkt. - Studiebevorderende maatregelen worden genomen, opgevolgd en bijgestuurd waar dit nodig blijkt. Didactiek van het onderwijsleerproces - De visie op leren en onderwijzen is concreet vertaald naar door de opleiding noodzakelijk geachte werkvormen en didactiek. - Het leerproces van de student staat centraal en is vertrekpunt voor de invulling en vormgeving van het onderwijsprogramma. - Het leerproces wordt ondersteund door een adequate didactische uitrusting en door goed aansluitende onderwijs- en leermiddelen die in voldoende mate voor de studenten beschikbaar zijn. - Er is een gevarieerd gebruik van aangepaste didactische werkvormen en een efficiënte begeleiding ervan met relevante technologieën (bv. elektronisch leerplatform). - De invulling van de werkvormen is stimulerend en activerend. Beoordeling en toetsing - De visie op leren en onderwijzen is concreet vertaald naar de vorm en inhoud van de evaluatie. - Er wordt gestreefd naar een zo gunstig mogelijke planning van de evaluatieactiviteiten tijdens de examenperiodes. - De exameneisen en -vormen zijn vooraf aan de studenten duidelijk bekend gemaakt. - De beoordeling vindt plaats op basis van van te voren vastgelegde beoordelingscriteria. - De opleiding voorziet in feedback over de toetsresultaten aan de studenten. Kwaliteitseisen met betrekking tot de masterproef - De masterproef is een individuele 2 proeve van bekwaamheid en vormt het sluitstuk van de opleiding. - De opleiding is zo ingericht dat de student zich op een adequate manier kan voorbereiden op het volbrengen van de masterproef, bijvoorbeeld door de mogelijke organisatie van stages. - Met de masterproef tonen de studenten aan dat ze een onderzoeksprobleem op een creatieve en wetenschappelijk verantwoorde manier kunnen analyseren, aanpakken en uitvoeren, en de resultaten ervan helder kunnen rapporteren, schriftelijk en eventueel mondeling. - De masterproef heeft een omvang van ten minste één vijfde van het totale aantal studiepunten met een minimum van 15 en een maximum van 30 studiepunten. - De beoordelingscriteria zijn helder en expliciet vastgelegd en bekendgemaakt. 2 Dit sluit niet uit dat de masterproef in groep kan worden voorbereid. Een individuele beoordeling moet evenwel mogelijk zijn. Referentiekader 23

Internationalisering - De opleiding heeft structurele contacten met andere (buitenlandse) universiteiten. - De opleiding moedigt internationalisering en mobiliteit binnen het hoger onderwijs aan zowel binnen als buiten Europa. - Er worden initiatieven genomen om de internationale dimensie ook voor hen die niet naar het buitenland vertrekken in het onderwijs in te bouwen. - De kwaliteit van het in het buitenland gevolgd onderwijs wordt opgevolgd. - De curriculumstructuur en organisatorische randvoorwaarden van de opleiding houden in de mate van het mogelijke rekening met de mobiliteit van studenten. 3.3 Inzet van Personeel Kwaliteitseisen onderwijzende staf - De kwaliteitseisen van de onderwijzende staf hebben vooral betrekking op:! de wetenschappelijke deskundigheid! de onderwijsdeskundigheid! de vertrouwdheid en de ervaring met het werkveld - Er wordt steeds gestreefd naar een duidelijke koppeling van onderzoek en onderwijs van de staf bij de toekenning van de onderwijsopdracht. - De internationale gerichtheid van de opleiding veronderstelt van de staf de uitbouw van internationale contacten met een terugkoppeling naar het onderwijs en/of onderzoek door middel van participatie aan internationale netwerken en samenwerkingsverbanden. - De staf beschikt over een wetenschappelijk curriculum en neemt actief deel aan het wetenschappelijk onderzoek. Personeelsbeleid (vanuit een onderwijsperspectief) - De procedure aangaande aanwervingen en benoemingen van personeel is helder omschreven en voor iedereen raadpleegbaar. - Selectie en bevordering van personeel gebeurt mede op basis van de onderwijskwaliteit van de betrokkene. - De opleiding heeft een geëxpliciteerd professionaliseringsbeleid. - Het personeel is aanspreekbaar en bereikbaar. - Er wordt gezorgd voor voldoende evenwicht tussen de omvang van het personeelsbestand en de specifieke kwaliteit die wordt vereist van het personeel in functie van de opleiding/afstudeerrichtingen. - Er wordt een actieve politiek gevoerd inzake gelijkekansenbeleid. 3.4 Voorzieningen/onderwijsorganisatie Materiële voorzieningen/faciliteiten - De staf kan beschikken over voldoende materiële voorzieningen (kwantiteit en kwaliteit) en over adequate accommodatie ter ondersteuning van het onderwijsproces. - De studenten kunnen beschikken over voldoende middelen (kwantiteit en kwaliteit) en adequate accommodatie ter ondersteuning van het onderwijs- en leerproces. Studie-informatie en -begeleiding - Er wordt adequate informatie beschikbaar gesteld voor (potentiële) studenten. - Het onderwijs- en examenreglement, inclusief de klachtenprocedure in het geval van betwisting, zijn vooraf bekend gemaakt. 24 Referentiekader

- De opleiding voert een beleid gericht op het detecteren van veranderingen in de instroom. - In het onderwijs zijn mogelijkheden ingebouwd om de deficiënties in voorkennis en vaardigheden weg te werken en/of hiervoor door te verwijzen naar andere instanties. - De opleiding voorziet in een systeem van studie- en studentenbegeleiding en neemt gericht maatregelen om de resultaten en de studievoortgang van de studenten te bevorderen. 3.5 Interne kwaliteitszorg - De opleiding beschikt over een duidelijk omschreven kwaliteitszorgsysteem met betrekking tot onderwijs. - Het kwaliteitsbeleid en systeem is zowel preventie als controlegericht. - Er is duidelijk vastgelegd wie welke bevoegdheid heeft in het kader van het kwaliteitszorgsysteem. - Er is een duidelijke structuur aanwezig ter ondersteuning van het kwaliteitszorgproces. - De kwaliteitsbewaking is afgestemd op het onderwijskundig referentiekader van de opleiding. - De opleiding werkt zo veel mogelijk met streefnormen voor het beoordelen voor de beoordeling van de mate waarin de gewenste kwaliteit wordt gerealiseerd. - De opleiding betrekt medewerkers, studenten, alumni en vertegenwoordigers van het werkveld in haar kwaliteitszorgsysteem. 3.6 Resultaten De opleiding waakt over de realisatie van haar doelstellingen en heeft oog voor haar onderwijsrendement. Daarbij kunnen de volgende elementen een rol spelen: - Het eindniveau van de afgestudeerden (onder meer het niveau van de masterproef, het niveau van de stage en het niveau van de examens). - De structurele contacten met het werkveld en de aandacht voor de behoeften van het werkveld. - Een actief alumnibeleid. - Het onderwijsrendement:! Studiebelemmerende factoren worden in kaart gebracht. Een remediering wordt uitgewerkt. Studiebevorderende maatregelen worden genomen, opgevolgd en bijgestuurd waar dit nodig blijkt.! Cijfermatige gegevens worden bijgehouden door de opleiding en opgevolgd door het opleidingsbestuur.! Het onderwijsrendement, inclusief dat van verschillende kansengroepen, wordt gestimuleerd in het licht van het nieuwe financieringsmodel (cf. financiering uit het aanmoedigingsfonds). Referentiekader 25

III. Algemene beschouwing In dit globaal overzicht wordt stil gestaan bij een aantal algemene vaststellingen die de visitatiecommissie deed naar aanleiding van de visitatie van de opleidingen Master in het Sociaal werk in Vlaanderen. Deels hebben zij betrekking op de formeel geëvalueerde aspecten, maar voor een ander deel ook op meer algemene beschouwingen van de commissie. De commissie hoopt dat haar waarnemingen/vaststellingen kunnen dienen als basis voor het op gang brengen van een bredere constructieve discussie over de toekomstperspectieven van de opleiding. De commissie wenst te benadrukken dat de aanbevelingen die ze in dit hoofdstuk maakt geen afbreuk doen aan het feit dat alle drie opleidingen Master in het Sociaal werk in Vlaanderen zeer degelijke opleidingen zijn. De commissie onderkent dat de Masters in het Sociaal werk in Vlaanderen, gelet op hun recente karakter in een ontwikkelingsproces verkeren, waarin door de drie opleidingen reeds veel bereikt is. Met deze aanbevelingen wil de commissie haar steentje aan de verdere ontwikkeling bijdragen. Hoewel de Master in het Sociaal werk uitdrukkelijk geen voortgezette professionele master is, is deze academische master niettemin ook professioneel van aard. Dit uit zich idealiter in een nauwe samenwerking met de hogescholen en het werkveld. Sociaal werk is immers een toepassingsgebied waarop zowel afgestudeerden van hogescholen als zij die de Master Sociaal werk succesvol hebben afgerond, actief zijn. (In die zin is de term Master Sociaal werk voorbarig als ware Sociaal werk reeds een volgroeide academische discipline, hetgeen zij, althans tot op heden, (nog) niet is). Profilering Studenten hebben in Vlaanderen de keuze tussen drie instellingen waar de Master in het Sociaal werk wordt ingericht. De commissie stelde vast dat iedere opleiding een duidelijk eigen inhoudelijk profiel heeft. De eigenheid van het profiel wordt echter niet duidelijk gecommuniceerd naar potentiële studenten. Daarnaast vernam de commissie uit de gesprekken met de studenten dat deze vooral om pragmatische redenen hun opleiding aan een bepaalde instelling volgen. Argumenten voor de keuze waren onder meer de bereikbaarheid van de instelling en de vooropleiding die werd gevolgd binnen een hogeschool van de associatie waarbinnen de masteropleiding wordt georganiseerd. De commissie is van mening dat de opleidingen hun profilering duidelijk(er) in de verf moeten zetten en communiceren naar potentiële studenten zodat deze de nodige informatie hebben om een opleiding te kiezen op basis van haar specifieke accenten. De commissie meent dat de doorstroom naar de masteropleiding niet louter een associatiegebeuren mag zijn zoals nu vaak het geval is. Algemene beschouwing 27

De commissie heeft ook vastgesteld dat het werkveld onvoldoende bekend is met de competenties van de afgestudeerde Master in het Sociaal werk. De opleidingen dienen de inhoud en de waarde van het diploma duidelijk te maken. De afgestudeerden van de Master in het Sociaal werk zijn immers een nieuwe beroepscategorie, die voorheen in Vlaanderen niet bekend was. Het is volgens de commissie nodig om de inhoud en de waarde van het diploma duidelijk te maken aan potentiële werkgevers, zodat de plaats van de afgestudeerden op de arbeidsmarkt duidelijker wordt. Dit neemt niet weg dat de profilering van de verschillende Vlaamse masteropleidingen Sociaal werk in de verf kan worden gezet: potentiële werkstudenten en doorstroomstudenten, zijnde studenten die rechtstreeks doorstromen uit de professionele en academische bacheloropleiding, moeten een keuze kunnen maken uit de verschillende accenten die de masteropleidingen in het Sociaal werk in de drie instellingen leggen. Om bovenstaande redenen beveelt de commissie concreet aan om de handen in elkaar te slaan. Universiteit en Hogescholen De opleiding Master in het Sociaal werk is een van de drie vooruitgeschoven masteropleidingen in het Structuurdecreet (04/04/2003) 1, naast de Master in het Toerisme en de Master in de Verpleegkunde en Vroedkunde. Het zijn de eerste masteropleidingen die in associatieverband worden georganiseerd. Een intensieve samenwerking tussen de universiteit en de participerende hogescholen zou dan ook een evidentie moeten zijn. De commissie heeft echter vastgesteld dat de afstand tussen de universiteit en de hogescholen soms groot (geworden) is. De facto treden de hogescholen niet altijd meer mee op als partner in de organisatie van deze master. De kwaliteit van de master, en dan met name de relevantie ervan voor het werkveld, is niet alleen de verantwoordelijkheid van de universiteiten maar een gedeelde verantwoordelijkheid. Waarom zou de Master in het Sociaal werk niet in een inniger samenwerking tussen hogescholen en universiteit georganiseerd kunnen worden? Na een gezamenlijke start, dienen de opleidingen nu te zoeken naar nieuwe samenwerkingsvormen. De commissie ziet hier een centrale rol weggelegd voor de associaties. Relatie master versus werkveld De commissie stelde een zekere spanning vast tussen het karakter van de master en de behoeften vanuit het werkveld, te weten de verwachting dat de masters ook direct relevant zijn voor allerlei aspecten van de beroepsuitoefening. Deze spanning is niet bij elke opleiding even groot of even manifest aanwezig. Aangezien het bestaan van de master mede wordt gelegitimeerd door de vraag vanuit werkveld, is het oplossen of overbruggen van de spanning een belangrijke uitdaging voor de drie masteropleidingen. De vraag vanuit het werkveld waarnaar tijdens de door de commissie gevoerde gesprekken veelvuldig is verwezen als belangrijke legitimatie van het bestaan van de masteropleiding wordt evenwel nergens op een systematische wijze duidelijk geëxpliciteerd, en bereikte de commissie tijdens haar visitatiewerk ook slechts op een fragmentarische manier. Signalen zijn niet altijd eenduidig interpreteerbaar en spreken elkaar soms tegen. De visitatiecommissie meent dat het de sociale sector zou sieren als alle betrokkenen een gezamenlijk standpunt uitwerken over de rol en gewenste inhoud van de Master in het Sociaal werk in Vlaanderen. Dat zou de opleidingen op hun beurt meer handvatten geven om daar adequaat op in te spelen. 1 Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap. Decreet betreffende de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen (04/04/2003) 28 Algemene beschouwing

Internationalisering De Master in het Sociaal werk is een éénjarige opleiding. Dit belemmert op verschillende vlakken de mogelijkheid een sterke internationalisering in de opleiding in te brengen. Het is bijvoorbeeld niet evident om op uitwisseling naar het buitenland te gaan. Daarnaast vormen de wettelijke beperkingen op het taalgebruik in het onderwijs in Vlaanderen een belangrijke remmende factor die naar oordeel van de commissie moeten weggenomen worden. Dit mag echter geen reden zijn om niet verder te zoeken naar andere vormen van internationalisering. Sleutelfiguren Het profiel van de Master in het Sociaal werk wordt aan alle instellingen sterk gedragen door een beperkt aantal sleutelfiguren. Dat maakt het profiel kwetsbaar en geeft het soms ook een aura van een pragmatische keuze. Bovendien doet zich in een aantal gevallen de situatie voor dat deze sleutelfiguren aan het einde van hun loopbaan staan, en dat dus de overdracht van hun rol en de borging van de master geregeld moet worden. De commissie beveelt de opleidingen aan van deze situatie gebruik te maken om de opleiding zoveel als mogelijk in handen van docenten met een hoofdtaak in het Sociaal werk te brengen. Studentenbeleid De Master in het Sociaal werk richt zich op dit ogenblik bijna uitsluitend op studenten die in het bezit zijn van een bachelor in het Sociaal werk of een diploma maatschappelijk assistent in de oude benaming. De visitatiecommissie adviseert de opleidingen na te denken om de instroom vanuit andere opleidingen te vergroten. Daarnaast dient ook bewuster te worden omgegaan met de instroom vanuit diverse doelgroepen (allochtone studenten, kansarme studenten) en moet er aandacht zijn voor een groter evenwicht op het vlak van gender. Onder de studentenpopulatie van de Master in het Sociaal werk zitten heel wat werkstudenten. De commissie beveelt de opleidingen aan om, gezien het hoge percentage werkstudenten, de contacturen meer te centreren opdat deze studenten de colleges in grotere mate zouden kunnen volgen. Dat sommige opleidingsonderdelen niet over een echte cursus beschikken, maar slides als cursusmateriaal gebruiken, is een belemmerende factor voor werkstudenten om de leerstof efficiënt te verwerken indien zij de hoorcolleges niet kunnen bijwonen. Werkstudenten die de colleges zelf niet kunnen bijwonen moeten gebruik kunnen maken van goede alternatieve onderwijsvormen. De afgestudeerden met een masterdiploma Sociaal werk worden nog te weinig betrokken bij de opleidingen aan de verschillende instellingen. Zij kunnen belangrijke input leveren voor de kwaliteitsverbetering van de opleiding en kunnen als actievelingen in het werkveld hun expertise meegeven aan de huidige studenten. Algemene beschouwing 29

Onderzoeksoutput Hoewel het niet strictu sensu tot de taak van de commissie behoort aanbevelingen te geven omtrent het onderzoeksbeleid verbonden aan de betrokken opleidingen, wenst de commissie een waarneming aangaande de onderzoeksoutput te maken. Het valt de commissie immers op dat de onderzoeksoutput van de bij de drie masters betrokken wetenschappelijk medewerkers relatief slecht toegankelijk is, en alleen via de commerciële uitgevers en tijdschriften ontsloten is. Deze werkwijze is niet in lijn met de internationale ontwikkeling naar open access van wetenschappelijke publicaties en de oprichting van institutional repositories. 2 Er wordt wel melding gemaakt van voorzichtige initiatieven op dit terrein maar er is voor gebruikers concreet nog weinig van te merken. De vulling van de repositories vanuit de sector Sociaal werk blijft enigszins achter. Werkveld, beleid en (toekomstige) studenten moeten het voorlopig nog stellen met een academische bibliografie met verwijzingen, zonder directe toegang tot de publicaties. 2 De Belgische universiteiten en hogescholen hebben die ontwikkeling omarmt, bv. door de ondertekening van de Berlin Declaration on Open Access to Knowledge in the Sciences and Humanities in februari 2007. 30 Algemene beschouwing

IV. De opleidingen Master in het Sociaal werk in vergelijkend perspectief Woord vooraf In dit hoofdstuk geeft de commissie in vergelijkend perspectief een overzicht van haar bevindingen over de Master in het Sociaal werk. Zij besteedt hierbij voornamelijk aandacht aan elementen die haar het meest in het oog zijn gesprongen of die zij belangrijk acht en aan opvallende overeenkomsten dan wel verschillen tussen de instellingen. De commissie realiseert zich dat onderstaande vergelijkende alinea s al snel (kunnen) worden gelezen als (dis)kwalificaties. De commissie hecht er dan ook uitdrukkelijk aan om op te merken dat de overeenkomsten tussen de opleidingen de verschillen verre overtreffen. Bovendien doen de verschillen zich voor op de (smalle) bandbreedte van voldoende respectievelijk goed. Per onderwerp geeft de visitatiecommissie haar bevindingen weer en verwijst hierbij naar de toestand binnen de verschillende opleidingen. De wijze van voorstellen geeft de opleidingen de mogelijkheid zich, althans voor wat betreft de aangehaalde punten, ten opzichte van elkaar te positioneren. Het is geenszins de bedoeling van de commissie om de individuele deelrapporten van de opleidingen aan de verschillende instellingen in detail te herhalen, al zullen bepaalde delen uit dit rapport wel terug komen in de deelrapporten. Voor een volledige onderbouwing van de oordelen van de commissie, verwijst de commissie naar de deelrapporten. De opleidingen Master in het Sociaal werk zijn ieder opgezet in het kader van een samenwerkingsovereenkomst tussen verschillende hoger onderwijsinstellingen van eenzelfde associatie: (1) de Universiteit Gent (UGent) in samenwerking met de Hogeschool Gent, de Hogeschool West-Vlaanderen en de Arteveldehogeschool, (2) de Universiteit Antwerpen (UA) in samenwerking met de Hogeschool Antwerpen en de Karel de Grote-Hogeschool, (3) de Katholieke Universiteit Leuven (K.U.Leuven) in samenwerking met de Europese Hoge school Brussel, de Katholieke Hogeschool Kempen, de Katholieke Hogeschool Leuven en de Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen. Bij elk van deze opleidingen is het de universiteit die instaat voor de coördinatie. Aan de UGent wordt de opleiding georganiseerd door de Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen, aan de UA door de Faculteit Politieke en Sociale Wetenschappen, aan de K.U.Leuven door de Faculteit Sociale Wetenschappen. Deze organisatorische context heeft, samen met de specifieke lokale situatie en geschiedenis, gevolgen met betrekking tot de visie van waaruit de opleiding vertrekt en de inhoudelijke zwaartepunten van de masters. De opleidingen Master in het Sociaal werk in vergelijkend perspectief 31