Tijdschrift van de FFF nummer 2 Jaargang 24 december 2014

Vergelijkbare documenten
De opmars van de Grote zilverreiger (Casmerodius albus) in Fryslân in de afgelopen negen jaar aan de hand van slaapplaatstellingen

Drie jaar lang macronachtvlinders inventariseren in het Leeuwarder Bos: wat levert het op?

Tijdschrift van de FFF nummer 2 Jaargang 24 december 2014

Slapende Blauwe Kiekendieven tijdens de winter 2003/2004

Watervogels in een deel van de uiterwaard langs de Boven-Rijn (Gld) in winter 2008/09

TREK VAN AALSCHOLVERS OVER TELPOST DE HORDE

Landelijke klapekstertelling winter 2008/2009 Eindresultaten

Vlinders van de Habitatrichtlijn,

VERSLAG MIDWINTER ROOFVOGELTELLING 2014

Documentnummer AMMD ( )

GROTE EN KLEINE ZILVERREIGERS IN UTRECHT, EEN VERGELIJKING

BROEDGEVALLEN VAN DE RAAF IN DE PROVINCIE UTRECHT IN 2009 EN 2010

Vogelrichtlijn Bijlage I (inwerkingtreding 1981). Voor Natura 2000 relevant als broedvogel én als niet-broedvogel.

Nieuwsbrief Landelijk Meetnet Nachtvlinders 2017

VERSLAG VAN DE MIDWINTER ROOFVOGELTELLING 2011

Blauwe Kiekendieven Circus cyaneus op Friese slaapplaatsen in de muizenrijke winter van 2014/15

Contrastrijke ontwikkelingen bij overwinterende ganzen in Nederland in de afgelopen 10 jaar

Vogeltrektellen in het Leeuwarder Bos

Grote Zilverreigers en hun slaapplaatsen

Resultaten telling slaapplaats grutto en andere vogelsoorten 't Broek, Waardenburg

Wat feitjes rond de duizendste Eempoldertelling

Gouwebos. midmaandwintertellingen van vogels trends samengesteld door Cok Scheewe. Foto (Huig Bouter)

Bepalen van populatieniveaus van enkele doortrekkende en overwinterende watervogels ten behoeve van S-IHD Schorren en polders van de Benedenschelde

Koloniebroeders in 2017 in Zuid-Holland Noord

Kleine wintervlinders (Operophtera brumata) in de koplamp 2014 Hans Hollander

Kort verslag kleurringen van Nijlganzen en Grote Canadese Ganzen

Onderzoek steltlopers op slaapplaatsen in Noord-Holland Eerste resultaten

OPKOMST VAN DE HALSBANDPARKIET IN NEDERLAND EN UTRECHT André van Kleunen

Beheerplan bijzondere natuurwaarden Broekvelden, Vettenbroek & Polder Stein Samenvatting

We zagen in de 30 getelde gebieden vogels verdeeld over 87 soorten. De meest getelde was zoals gewoonlijk de smient met exemplaren.

Bureauonderzoek natuurwaarden wijzigingsplan Boekenrode

Buijtenland van Rhoon

Hierbij de nieuwsbrief over de telling van 13 en 14 oktober 2007.

Bijzondere Vogels Strabrechtse Heide 2011

Veranderend weer en klimaatverandering

PONTISCHE MEEUWEN EN GEELPOOTMEEUWEN IN UTRECHT; EEN VERGELIJKING

N a d e r o n d e r z o e k s t e e n u i l D e G o r s e n E l s h o u t

Broedvogels van de begraafplaats Soerenseweg in Apeldoorn 2015

8.5 Zilvermeeuw (Larus argentatus)

Ornithologisch jaarverslag Texel 2009

Aantal gevonden legsels in 2008

Notitie flora en fauna

Nieuwsbrief Landelijk Meetnet Nachtvlinders

Watervogels in Fryslân

Watervogeltellingen in Fryslân

2013 wordt het jaar van de Patrijs.

DAGVLINDERS WOUDSE BOS 2013 VLINDERMONITOR

De Heikikker De Heikikker

KAVEL 2 EN 3 FLORA- EN FAUNADOSSIER. Opdrachtgever: O.G.A. periode : versie: : 16 mei Auteur : M. Kuiper

Natura 2000 gebied 10 Oudegaasterbrekken, Fluessen en omgeving

Onderzoek naar het voorkomen van muizen en spitsmuizen in de terreinen van Golf & Country Club Noord-Nederland in 2016

Aantalsreeksen van Reuzensterns in Nederland, samengesteld uit slaapplaatstellingen en losse waarnemingen

Notitie. Inleiding. Methodiek. J. de Waard (Trivire Wonen) aan. van A. de Baerdemaeker. betreft Vleermuis- en vogelonderzoek Patersweg Dordrecht

Nachtvlinders. Glasvleugelpijlstaart. De sint-jansvlinder is een dagactieve nachtvlinder

Broedvogelinventarisatierapport. Heseveld, Nijmegen. Marc de Bont Nijmegen, september 2010

Gebiedsbeschrijving. Werkwijze BROEDVOGELS VAN WOONWIJK `HET LAAKSE VELD` IN door Henk Jan Hof

Verslag integrale telling roofvogels 16 en 17 december 2006.

De broedvogels van de Feddema s Plas in 2007

VLEERMUIZEN ONDERZOEK HELLEVOETSLUIS 2008

HAK-AL 2009 nr. 5: IJsvogels tussen Lek en Linge in 2008 door Marcel Kok

Resultaten van het kleurringen van Nijlganzen en Grote Canadese Ganzen Frank Majoor & Berend Voslamber

MUIZENINVENTARISATIE KAPPERSBULTEN. Guido Lek & Harold Steendam november 2009

Vogeltrektelling 30 oktober 2016

Bosuilen 34 jaar geteld in Noord-Kennemerland

Aanvullend natuuronderzoek TATA. tbv tijdelijke natuur

5.2 Wilde eend (Anas platyrhynchos)

Ontheffing Knobbelzwaan

Actuele verspreiding, trends en broedsucces van Steenuilen in Nederland

afbeelding 1 afbeelding 2

Monitoren van klein zeegras, Oosterschelde, 7-14 juni 2013

STICHTING IT EIBERTSHIEM

Watervogels in Fryslân

Monitoring van Steenuilen in : een succes!

3. Inventarisatie. Organisatie. Figuur 1: Grafiek met het aantal retour gezonden inventarisatieformulieren per organisatie.

Emmer Erfscheidenveen Meetnet 2015

Veenweiden steeds belangrijker voor Zwarte sterns in Zuid-Holland. Verslag van monitoring van aantallen en broedsucces in 2013

Notitie Quickscan flora en fauna

TOETSING MILITAIRE VLIEGACTIVITEITEN OUDELAND VAN STRIJEN (110)

Algemene weetjes over de Slechtvalk

Aantalsontwikkeling van vogels langs het Pannerdensch kanaal in

Friese Natuur Enquête Wat is de mening van de Friese bevolking over de natuur in Fryslân en haar toekomst?

Resultaten onderzoek steenuil en kerkuil Hoge Wei te Oosterhout. Kader

overvliegende vogels gezien, wat wijst op aankomst van vogels van elders. Het hoogste aantal bedroeg 5 ex >zw op 30 oktober.

Inventarisatie grote bosmuis Ruiten Aa, Groningen 2011

Hoe ver zijn we met het inventariseren van de Nederlandse nachtvlinders?

Watervogels en kustbroedvogels tussen Breskens en Braakmanhaven

d rm Neder wa e landopg

Inventarisatie van ecologische waarden van het agrarisch natuurbeheer in Zeeland juni 2014

Verslag Midwinter Roofvogeltelling 2016, Vogelwacht Utrecht (Wim van de Vegte, Ype Hoekstra)

Inventarisatie Stadsganzen 2016 in vier gemeenten in de Provincie Utrecht

Een gedeeld puntdiagram tenslotte voor de blauwe kiekendief en de zeearend

Nematodenproef bestrijding dennenprocessierups Thaumetopoea pityocampa

Bescherming Weidevogels Zuid-Holland Versterken, ondersteunen en stimuleren van vrijwilligerswerk in het groen

5 december Beste wintervogel-tellers en -telsters

Watervogels in Fryslân

Ongewervelden. Locaties. Methode BIODIVERSITEIT 2010 ONGEWERVELDE SOORTEN GEKEND IN 2010

KNNV Zoogdierenwerkgroep Voorne

Onderzoeksvraag zoals geformuleerd door SZW

Vrijwilligers voor flora en fauna inventarisaties: een gouden combinatie

Monitoring op natuurboerenerven. Uitleg over de systematiek van het monitoren

Transcriptie:

Tijdschrift van de FFF nummer 2 Jaargang 24 december 2014 Grote zilverreiger Nachtvlinders Zwavelzwam Slechtvalk Spinozapremie Exoten Visarend Schijnaardbei

3 COLOFON ISN 1381-7558 December 2014 Periodiek verschijnend tijdschrift voor natuurstudie, natuurbescherming, natuurvoorlichting en natuurbeleid in Fryslân. Uitgave van de Fryske Feriening foar Fjildbiology (FFF). Platform voor alle meldingen met betrekking tot natuur in Fryslân. Redactie Twirre: Klaas Koopman (hoofdredacteur en redacteur vogels), Merel Zweemer (adjunct-hoofdredacteur, beeldredactie, redacteur ongewervelden en redacteur van Wad tot Woud), Henk Jansen (redacteur flora, landschapsecologie en redacteur exoten), Teddy Dolstra (redacteur gewervelden, excl. vogels), Klaas Ybema (eindredacteur) Hoofdredactie en redactieadres: Diligencelaan 11, 9351 PR Leek klaas.tilly.koopman@hetnet.nl Samenstelling bestuur FFF: Voorzitter: Nico Minnema info@successienatuurzaken.nl Secretaris: Foppe Hoff f.hoff1@chello.nl Penningmeester: Mark Hilboezen h.m.hilboezen@ hotmail.com Overige bestuursleden: Jaap Feddema, Jakob Hanenburg en Meino Zondervan Vormgeving: MangerEco, Assen Papier en druk: Scholma, Bedum Twirre wordt gedrukt op FSC papier Richtlijnen voor auteurs: Aangeboden artikelen per e-mail in Microsoft Word waarbij grafieken (inclusief waarden) apart in Microsoft Excel, digitale foto s, voorzien van bijschrift, apart in JPG, TIFF of Bitmap met een minimale afmeting van 3000 x 2000 en een resolutie van 300 dpi. Overname artikelen alleen in overleg met auteurs. Verschijningsdata en aanleveren kopij: Twirre verschijnt rond 1 juni en 1 december. Kopij tenminste twee maanden daarvoor naar: klaas.tilly.koopman@hetnet.nl. Sponsoren: Twirre neemt geen advertenties meer op. Bedrijven kunnen echter wel sponsor worden met vermelding daarvan met logo in het colofon. U kunt hierover contact opnemen met de penningmeester of de hoofdredacteur. Abonnement: Een lidmaatschap van de FFF kost 17,50 per jaar. Een abonnement op Twirre kost 20,00 per jaar. Foto omslag: Grote zilverreigers en Lepelaars op de slaapplaats, Piaamer Geul 25 juli 2014 (foto Eus de Groot). Van de redactie Beste lezer, De Leeuwarder Courant heeft afgelopen voorjaar zijn lezers in een enquête gevraagd hun vijf meest en minst favoriete dieren aan te geven. Dat bij de voorzitter van de Friese vogelwachten de Kievit hoog scoort is begrijpelijk, maar dat de Noordse woelmuis bij hem in het rijtje minst favoriete dieren is terechtgekomen wekt verbazing en onbegrip. De ondersoort arenicola komt alleen in Nederland voor in enkele van elkaar geïsoleerde gebieden. Doordat deze ondersoort achteruitgaat, staat de Noordse woelmuis als kwetsbaar op de Nederlandse Rode Lijst. In de einduitslag kwam de Noordse woelmuis niet voor, waarschijnlijk als gevolg van de onbekendheid met de soort bij veel lezers van de Leeuwarder Courant. Onbekendheid schijnt overigens een negatief begrip te zijn bleek me. In Noordoost- Friesland ligt een prachtig natuurgebied, de Mieden. Tot zijn grote schrik ontdekte Staatsbosbeheer dat dit gebied onbekend was bij het grote publiek. Ze spraken van een geheim natuurgebied. Hun medewerkers kregen opdracht om ook voor dit gebied plannen te maken voor ontsluiting met fiets- en wandelpaden, ruiteren mountainbikeroutes, parkeerterreinen, picknickplaatsen en uitkijkpunten. Weg rust, weg kwetsbare soorten, maar Staatsbosbeheer heeft weer bewezen dat de natuur ondergeschikt is aan de mens. Uiteindelijk zijn in het versnipperde en verparkte Nederlandse landschap alleen nog de overhoekjes voor de natuur zelf. De rest van de natuurlijke elementen is voor gebruikers die vaak weinig op hebben met de natuur, maar die alleen gebruiken voor hun vaak met de natuur conflicterende bezigheden. Dat Staatsbosbeheer zich hieraan schuldig maakt, is met het door staatssecretaris Bleeker ingezette beleid wellicht nog enigszins begrijpelijk, maar It Fryske Gea doet ook van harte mee aan deze hype. Er moeten vaak, met subsidies, zoveel mogelijk functies in een gebied worden geperst. Dat alles ten koste van elkaar gaat, is niet van belang. Zou het niet weer eens tijd worden dat natuurbeschermingsorganisaties zich weer richten op hun primaire taak: het beschermen en beheren van natuurgebieden en dat mensen daar alleen in beperkte mate worden toegelaten als dat niet ten koste gaat van de natuur? Wegens te drukke werkzaamheden heeft Peter de Boer de redactie noodgedwongen moeten verlaten. Hartelijk dank voor alle inspanningen en bijdragen aan het redactiewerk. Merel Zweemer zal binnen de redactie de rubriek van Wad tot Woud voor haar rekening nemen. De redactie zal zich nog beraden hoe de overige taken van Peter ingevuld gaan worden. In dit nummer van Twirre zijn vogels met een drietal bijdragen ruim vertegenwoordigd: Grote zilverreiger door Romke Kleefstra, Slechtvalk door Jelmer Groen en Visarend door Ruurd Jelle van der Leij. Maar ook de Zwavelzwam door Gosse Haga en de Schijnaarbei door Henk Jansen krijgen de nodige aandacht. Jeroen Breidenbach en Merel Zweemer nemen ons mee in de duistere wereld van nachtvlinders. Een achtergrondartikel over exoten van Henk Jansen en Gertie Papenburg, aandacht voor de aan Teunis Piersma toegekende Spinozapremie door Merel Zweemer en de rubriek van Wad tot Woud completeren deze Twirre. Namens de redactie wens ik u veel leesplezier en roep ik onderzoekers en waarnemers wederom op ook verslag te doen van hun onderzoeken in en waarnemingen uit de Friese natuur. Klaas Koopman De opmars van de Grote zilverreiger (Casmerodius albus) in Fryslân in de afgelopen negen jaar aan de hand van slaapplaatstellingen Romke Kleefstra Al sinds haar oprichting in 1976 organiseert de FFF slaapplaatstellingen in Fryslân. Sinds eind jaren negentig is dit in handen van de FFF-Slaapplaatsentelgroep Fryslân, die vanaf de winter van 2005/06 slaapplaatstellingen van Grote zilverreigers initieert. Daarmee worden de ontwikkelingen van deze relatieve nieuwkomer in de Friese natuur op de voet gevolgd. Inleiding De Grote zilverreiger is in Europa bezig met een imposante opmars. De afgelopen dertig jaar namen de aantallen toe en het verspreidingsgebied breidde zich uit. Berekende Hudson (1975) de Europese broedpopulatie begin jaren zeventig op 150-200 paren (excl. de Balkan en Rusland), begin jaren negentig ging het reeds om 3.500 paren (excl. Turkije en Rusland; Munteanu & Ranner 1997). Gedurende de jaren negentig namen aantallen verder toe tot 5.400-8.600 paren en na de millenniumwisseling tot 7.600-14.200 (excl. Turkije en Rusland; Ławicki 2014), waarbij de soort in steeds meer landen in het westelijke en noordelijke deel van Europa tot broeden komt, tot in de uithoeken van het continent (Nederland, Groot-Brittannië, Zweden). Daarvoor beperkte de soort zich als broedvogel in Europa vooral tot het zuidoosten: Slowakije en het oosten van Oostenrijk, zuidwaarts naar Albanië, voormalig Joegoslavië, Bulgarije en Roemenië en oostwaarts naar Oekraïne (Voisin 1991). De ontwikkelingen van het aantal overwinteraars in Europa is wellicht nog spectaculairder. Tot de jaren tachtig beperkten de winterkwartieren van de Grote zilverreiger zich met name tot Noord-Afrika en het Middellandse Zeegebied. In Midden- en Noordwest- Europa was de soort schaars. Voor Midden-Europa gaat het tegenwoordig al om 2.000-6.500 overwinteraars (Ławicki 2014), terwijl in een Noordwest-Europees land als Nederland het tegenwoordig alleen al richting de 4.000 gaat (bron: Sovon). Provinciaal is het niet anders. Eind jaren tachtig werden in Fryslân gedurende een heel jaar hooguit vijf Grote zilverreigers gezien (Versluys et al. 2002), maar in de winter van 2007/2008 werden verspreid over tien slaapplaatsen maar liefst 402 Grote zilverreigers vastgesteld die op hetzelfde moment in Fryslân aanwezig waren (Kleefstra 2008). Inmiddels zijn we zes winters met slaapplaatstellingen verder, tijd voor een update. Materiaal en methode In de winter van 2003/2004 begonnen enkele vogelaars in de provincie Utrecht met slaapplaatstellingen van Grote zilverreigers. Dit initiatief breidde zich snel uit naar andere regio s, waarmee het een landelijk karakter kreeg, inclusief de deelname van de FFF-Slaapplaatsentelgroep Fryslân. De eerste provinciedekkende slaapplaatstellingen van Grote zilverreigers in Fryslân vonden plaats in de winter van 2005/06 met maandelijkse tellingen van september tot en met februari. Het seizoen erna werden in Fryslân geen tellingen georganiseerd. Vanaf het seizoen 2007/08 kwam de landelijke organisatie in handen van Sovon, waarmee het aantal tellingen per winterseizoen teruggebracht werd tot drie. De FFF- Slaapplaatsentelgroep sloot zich hier aanvankelijk bij aan, maar toen in de winter van 2013/14 het aantal landelijke tellingen gereduceerd werd tot slechts twee per seizoen besloot de Friese telgroep weer maandelijkse tellingen te organiseren in de periode oktober-maart (tabel 1). Slaapplaatstellingen vinden plaats rond zonsondergang, wanneer Grote zilverreigers zich verzamelen op gezamenlijke slaapplaatsen. Waarnemers nemen ongeveer een uur voor zonsondergang hun telpost in met uitzicht op de slaapplaats en de aanvliegende reigers en blijven tellen totdat het te donker is om Tabel 1. Overzicht van telseizoenen van Grote zilverreigers met maanden waarin geteld werd en aantal slaapplaatsen. Seizoen 2006/07 ontbreekt, omdat er toen geen slaapplaatstellingen in Fryslân zijn uitgevoerd. seizoen maanden N slaapplaatsen bron 2005/2006 9, 10, 11, 12, 1, 2 16 Kleefstra 2006 2007/2008 11, 1, 3 12 Kleefstra 2008 2008/2009 10, 12, 2 20 Kleefstra 2010 2009/2010 11, 1, 3 24 dit artikel 2010/2011 10, 12, 2 20 dit artikel 2011/2012 10, 12, 2 21 dit artikel 2012/2013 10, 12, 2 30 dit artikel 2013/2014 10, 11, 12, 1, 2, 3 38 dit artikel Twirre natuur in Fryslân Jaargang 24, 2014, nummer 2

4 5 aantal Grote zilverreigers 800 700 600 500 400 300 200 100 watervogeltellingen slaapplaatstellingen is, blijven aantallen ongeveer op eenzelfde niveau (2008/09) of pieken aantallen hartje winter (2007/08, 2011/12, 2013/14; tabel 2). De best bezette slaapplaatsen zijn te vinden in de grotere, waterrijke gebieden van Fryslân. Slaapplaatsen waar soms meer dan honderd individuen aanwezig waren, zijn Lauwersmeer, Alde Feanen, De Deelen, Snitsermar, Brandemeer en Rottige Meente. Daarbuiten kunnen aantallen op slaapplaatsen ook flink oplopen, zoals tabel 3 weergeeft voor o.a. Geastmermar (Dokkum), Wide Mar (Stiens), Makkumer Súdwaard, De Staten (Uitwellingerga) en de eendenkooi van Bakhuizen. 1-5 6-20 21-40 41-75 76-112 0 05/06 06/07 07/08 08/09 09/10 10/11 11/12 12/13 13/14 seizoen Figuur 1. Seizoensmaxima van Grote zilverreigers op slaapplaatsen in Fryslân in vergelijking met aantallen die overdag geteld werden tijdens maandelijkse watervogeltellingen. In 2006/07 zijn geen slaapplaatstellingen in Fryslân uitgevoerd. de aanvliegende vogels nog te zien. Daar waar slaapplaatsen en aanvliegroutes van reigers door opgaande bosschages niet te overzien zijn, wordt s ochtends geteld, wanneer de vogels rond zonsopgang de slaapplaats verlaten. Waarnemers houden dan vanaf een uur voor zonsopkomst bij hoeveel Grote zilverreigers opvliegen van de slaapplaats totdat de slaapplaats leeg is. Zie voor een uitgebreidere beschrijving Kleefstra (2010). In dit artikel worden de resultaten van de slaapplaatstellingen naast die van de maandelijkse watervogeltellingen gehouden. Deze tellingen worden georganiseerd door Sovon, waarbij in Fryslân alle kusten, meren en waterrijke moerassen op alle soorten watervogels geteld worden in de maanden september tot en met april. Buiten de watervogelgebieden wordt driekwart van de provincie op pleisterende zwanen en ganzen geteld, waarbij de waarnemers op initiatief van de FFF ook een aantal extra soorten tellen, waaronder de Grote zilverreiger (Kleefstra 2010). Resultaten Het eerste telseizoen 2005/06 leverde een seizoensmaximum van 92 Grote zilverreigers op in oktober, verdeeld over tien bezette slaapplaatsen. Daarvan vormde De Deelen met 54 individuen veruit de grootste slaapplaats (tabel 2; Kleefstra 2006). In het tweede telseizoen (2007/08) kwam het seizoensmaximum al op 402 individuen op tien bezette slaapplaatsen in januari 2008. Het totaal zal toen hoger hebben gelegen, omdat niet alle slaapplaatsen werden onderzocht (Kleefstra 2008). In de vijf winterseizoenen erna nam het aantal slaapplaatsen toe (tabel 1), maar bleven seizoensmaxima ongeveer gelijk met 459 Grote zilverreigers in oktober 2012 als grootste aantal (tabel 2, figuur 1). Een opmerkelijke toename deed zich voor in 2013/14. Niet alleen het aantal slaapplaatsen lag hoger dan ooit tevoren, het seizoensmaximum van 756 Grote zilverreigers in januari 2014 oversteeg alle verwachtingen, waarbij overigens bedacht moet worden dat die telling niet helemaal volledig was (figuur 2, tabel 3). Figuur 3 laat zien dat de maandelijkse gemiddelden een licht dipje in het midden van de winter laten zien, wat puur een wintereffect is als gevolg van enkele telmaanden met winterse omstandigheden (januari 2010, december 2010, in mindere mate december 2012; tabel 2). In seizoenen waarin dat niet het geval Tabel 2. Getelde aantallen Grote zilverreigers tijdens slaapplaatstellingen (S) en maandelijkse watervogeltellingen (W) overdag in de periode 2005/06-2013/14 (- = geen slaapplaatstellingen). In 2006/07 zijn geen slaapplaatstellingen in Fryslân uitgevoerd. soort sep okt nov dec jan feb mrt seizoen S W S W S W S W S W S W S W 2005/2006 44 44 92 91 80 59 37 39 10 11 54 36-33 2006/2007-53 - 104-97 - 57-59 - 70-27 2007/2008-48 - 83 308 122-107 402 105-216 276 66 2008/2009-63 343 127-119 335 95-38 342 87-61 2009/2010-79 - 120 380 205-90 18 7-8 203 71 2010/2011-93 424 218-153 11 26-65 351 225-76 2011/2012-118 385 121-84 449 100-142 314 35-75 2012/2013-176 459 312-245 224 163-176 354 212-154 2013/2014-172 467 412 480 376 595 289 756 555 671 321 322 199 Discussie Nadat de Grote zilverreiger snel in aantal toenam in de eerste vijf jaren van het nieuwe millennium, lagen de seizoensmaxima op de Friese slaapplaatsen gedurende de seizoenen 2007/08-2012/13 telkens tussen 350 en 460 individuen (figuur 1). Dat betrof destijds gemiddeld een kwart van de in Nederland overwinterende Grote zilverreigers (Kleefstra 2010). Het seizoen 2013/14 leverde recordaantallen op met een maximum van 756 in januari 2014 (figuur 1, tabel 3), wat doet vermoeden dat er in die maand bijna 800 Grote zilverreigers in Fryslân zaten. Landelijk ging het toen om circa 4.000 individuen (bron: Sovon), waarmee Fryslân dus nog steeds een substantieel deel (20%) van de in Nederland overwinterende Grote zilverreigers in huis heeft. Met dit soort aantallen is de soort in een groot deel van het land en de provincie inmiddels een gewone verschijning geworden. De Grote zilverreiger heeft zich ook als broedvogel definitief gesetteld. Landelijk lag het aantal broedparen in 2012 al op 174-184, waarvan er 167 in de Oostvaardersplassen werden geteld (Boele et al. 2014). In Fryslân ging het in de periode 2000-2010 telkens om solitaire, broedverdachte paren in broedkleed (tabel 4). In 2013 en 2014 leidden vliegtuigtellingen van watervogels op het IJsselmeer tot de ontdekking van broedende Grote zilverreigers op de Makkumer Noardwaard (bron: Rijkswaterstaat, Mervyn Roos & Mennobart van Eerden); de eerste heuse broedkolonie van Grote zilverreigers in Fryslân. Tabel 2 en figuur 1 illustreren dat de aantallen tijdens de maandelijkse watervogel- en ganzenen zwanentellingen achterblijven bij die van de slaapplaatstellingen. Grote zilverreigers verspreiden zich overdag over een uitgestrekt gebied, laten zich lang niet altijd even gemakkelijk zien en dat leidt tot een onderschatting. Uitgaande van de aantallen in figuur 1 bedroegen de seizoensmaxima op basis van watervogeltellingen 32-73% van de seizoensmaxima die met slaapplaatstellingen werden vastgesteld. Dat is ook de reden waarom aantallen Grote zilverreigers met slaapplaatstellingen het beste in kaart zijn te brengen. De watervogeltellingen laten overigens evenals de slaapplaatstellingen een toename zien door de jaren heen en ook het seizoenspatroon komt overeen met dat vastgesteld met slaapplaatstellingen. km 0 5 10 Figuur 2. Ligging van slaapplaatsen van Grote zilverreigers in Fryslân, weergegeven met het maximum aantal dat op de betreffende slaapplaats is geteld in het seizoen 2013/14. Al eerder werd in Twirre beschreven hoe Grote zilverreigers kunnen profiteren van een goed aanbod van Veldmuizen (Microtus arvalis) (Kleefstra 2008, 2010). De vogels worden veelvuldig foeragerend in graslanden waargenomen op plekken waar het kan wemelen van Veldmuizen en wat dan ook andere muizeneters als Blauwe reiger (Ardea cinerea), Ooievaar (Ciconia ciconia), Torenvalk (Falco tinnunculus), Buizerd (Buteo buteo), Blauwe kiekendief (Circus cyaneus) en Velduil (Asio flammeus) aantrekt, zoals is beschreven voor het Zuidwest-Friese merengebied in de winter van 2004/05 (Bakker 2005), It Eilân bij Goëngahuizen in de winter van 2006/07 (Kleefstra & Spijkstra- Scholten 2008) en polder Mastenbroek nabij Kampen in Overijssel in de winter van 2007/08 (Gerritsen & van Dijk 2008). Ook de grote aantallen Grote zilverreigers in de winter van 2013/14 kunnen niet los van Veldmuizen gezien worden. Zienderogen groeide het aanbod Veldmuizen gedurende deze winter, met name op de kleigronden en klei-op-veen. Droge plekken in weilanden en polderdijken waren tot gatenkaas verworden, wat muizeneters aantrok, waaronder groepsgewijs foeragerende Grote zilverreigers. De aantallen piekten in januari en februari, waarbij de extreem zachte weersomstandigheden de soort tevens in de kaart speelden. Met in De Bilt een gemiddelde temperatuur van 6,0 C tegen 3,4 C normaal, behoort de winter van 2013/14 tot de drie zachtste winters sinds 1706, waarbij het aantal nachten met (lichte) vorst op één hand te tellen was. Leeuwarden kwam op een gemiddelde van 5,3 C; alleen de winters van 2007 en 1989 waren daar iets zachter. Er werden daar slechts negen dagen met nachtelijke vorst gemeld (normaal circa 40). Zuidwaarts uitwijken vanwege een naderende Elfstedentocht was dus volstrekt niet aan de orde. In Kleefstra (2008) werd beschreven wat voor lange voedselvluchten Grote zilverreigers in Fryslân maakten tussen slaapplaats en foerageergebied, zoals tussen de Wite en Swarte Brekken en de

6 7 gem. aantal Grote zilverreigers 400 350 300 250 200 150 100 50 0 maand Figuur 3. Seizoenspatroon van overwinterende Grote zilverreigers in Fryslân op basis van slaapplaats- en watervogeltellingen in de seizoenen 2005/06 en 2007/08-2013/14. Oudegaasterbrekken (9 km), tussen De Deelen en de Terkaplester Puollen (5,5 km), tussen De Deelen en Van Oordt s Mersken (7,5 km) en tussen de Alde Feanen en de omgeving Bokkumermar bij Akkrum (7,5 km). Die situatie is inmiddels veranderd. De toename in het aantal slaapplaatsen en het kortstondig gebruik van kleine slaapplaatsjes her en der heeft de vliegafstanden danig verkleind. Alleen al in de regio tussen Wite en Swarte Brekken en Oudegaasterbrekken zijn tegenwoordig drie slaapplaatsen te vinden (It Fliet, Hissemar, Skûtelpoel). Bij de Terkaplester Puollen is ook een slaapplaats ontstaan, evenals in Van Oordt s watervogeltellingen slaapplaatstellingen okt nov dec jan feb mrt Mersken in het Terwispeler Grootschar. Tussen de Bokkumermar en de Alde Feanen zijn de Botmar en It Eilân in gebruik genomen als slaapplaats. Grote zilverreigers hebben duidelijk meer geschikte plekken in Fryslân ontdekt om de nacht door te brengen, wat ze een hoop vliegtijd in de ochtend en namiddag bespaart, tijd die ze beter kunnen spenderen aan vissen en muizen vangen. Daarnaast zijn in of vlakbij gebieden met grote slaapplaatsen tweede, vaak kleinere slaapplaatsen ontstaan, zoals binnen het Lauwersmeergebied, de Alde Feanen en Rottige Meente en nabij De Deelen. Daarmee verspreidt de Tabel 3. Aantallen Grote zilverreigers per slaapplaats in het seizoen 2013/14 (- = geen telling). soort okt. nov. dec. jan. feb. mrt. Akkrum, Botmar 19 12 0 0 0 0 Aldeboarn, De Deelen 48 65 50 74 47 38 Aldeboarn, Slûshoeke (Lytse Deelen) 0 8 15 11 13 0 Bakhuizen, Eendenkooi 28 30 28 9 18 0 Berltsum, Wiersylsterrak 13 11-14 21 - Burgum, Burgumer Mar 1 4 0 0 - - Dokkum, Geastmer Mar - - - 40 - - Earnewâld, Alde Feanen 51 21 44 92 70 102 Elahuizen, It Swin 0 3-3 0 0 Goengahuizen, It Eilân 0 0 9 8 28 0 Greonterp, It Fliet 2 2 13 0 0 0 Hindeloopen, Stoenckherne - - - - 3 0 Kollumerpomp, Lauwersmeer 85 55 112 96 67 64 Lemmer, Grutte Brekken 10 12 18 18 12 32 Lemmer, Woudagemaal 1 0 0 0 0 0 Makkinga, Prikkedam 0 0 3 1 0 0 Makkumer Noardwaard 0 - - 11-0 Makkumer Súdwaard/Koaiwaard 18 34 17 38 62 1 Mirns, Mokkebank 0 0-11 3 0 Molkwerum, Bocht fan Molkwar 0 5 - - - - Nijetrijne, Rottige Meente 26 24 97 67 55 57 Oldelamer, Brandemeer 64 60 65 71 53 0 Oudega (ZWF), Skûtelpoel 0 2 0 0 0 0 Pikesyl, Pikemar 0 0 0 0 4 0 Rotstergaast, It Easterskar 9 7 29 7 16 1 Rottevalle, De Leijen 26 16 7 11 - - Ryptsjerk, Ottema-Wiersmareservaat 17 21 15 25 34 18 Stiens, Wide Mar 0 16 33 42 54 5 Terherne, Spekland 15 5 1 0 0 0 Terkaplester Puollen 2 8 4-31 - Terwispeler Grootschar - - - 4 3 0 Twijzel, Twijzelermieden - - 2 2 - - Uitwellingerga, De Staten & Oudhof 24 59 12 0 0 - Uitwellingerga, Graverij & Tsjebbepolder 1 0 21 101 53 0 Uitwellingerga, Jentsjemar 2 0 0 0 0 0 Warkumerbûtenwaard-Zuid 2 - - - 3 0 Warten, Fônejacht - - - - 18 4 Wolvega, Lendevallei 3-0 0 3 0 totaal 467 480 595 756 671 322 Figuur 4. Grote zilverreiger met Veldmuis (Microtus arvalis). Wynserpolder 7 september 2010 (foto Ruurd Jelle van der Leij). soort zich met slaapplaatsen ruimer over de provincie en kan optimaal geprofiteerd worden van lokaal gunstige omstandigheden. Of de Grote zilverreiger zijn opmars als overwinteraar verder voortzet, zullen slaapplaatstellingen moeten uitwijzen. De FFF-Slaapplaatsentelgroep blijft ze organiseren. Daarnaast is het afwachten wat voor verdere stappen de soort gaat zetten als broedvogel, nu een definitieve vestiging als zodanig in Fryslân een feit lijkt met de kleine kolonie op de Makkumer Noardwaard. Over een paar jaar maar weer eens een update in Twirre. Dankwoord De FFF-slaapplaatstellingen van Grote zilverreigers waren niet mogelijk geweest zonder de inzet van de volgende tellers: Jouke Albada, Tryntsje en Ype Albada, Lydia Barkema, Henk van der Berg, Peter de Boer, Thijs de Boer, Sieds Boersma, Eelco Brandenburg, Heine van Dijk, Jauko Dijkstra, Wiebe Elsinga, Herman Feenstra, Rinnert Foekema, Eus de Groot, Arjan de Haan, Jakob Hanenburg, Gerrit Hof, Dick Huitema, Jeffrey Huizenga, Tom Jager, Johan de Jong, Tjibbe de Jong, Jan Kleefstra, Romke Kleefstra, Jan en Rennie Kramer, Ronald Kuindersma, Freark Kunst, Tjerk Kunst, Yde Kuipers, Jappie van der Meer, Theo Meijer, Jouke van der Meulen, Epi Mulder, Arno

8 9 Tabel 4. Territoria van Grote zilverreigers in Fryslân in 2000-2014 (- = geen territoria). jaar gebied aantal waarneming 2000 Rottevalle, De Leijen 1 transport nestmateriaal 2001 Kollumerpomp, Lauwersmeer 1 plaatsgebonden paar in broedkleed 2002 Kollumerpomp, Lauwersmeer 1 voedselvluchten 2003 Kollumerpomp, Lauwersmeer 1 voedselvluchten 2004 Kollumerpomp, Lauwersmeer 1 voedselvluchten 2005-0 2006 Rotstergaast, It Easterskar 1 paar met net-vliegvlugge jongen 2007-0 2008 Kollumerpomp, Lauwersmeer 2 plaatsgebonden paren in broedkleed Rotstergaast, It Easterskar 1 plaatsgebonden paar in broedkleed 2009 Kollumerpomp, Lauwersmeer 1 plaatsgebonden paar in broedkleed Nijetrijne, Rottige Meente 1 plaatsgebonden paar in broedkleed 2010 Kollumerpomp, Lauwersmeer 1 plaatsgebonden paar in broedkleed 2011-0 2012-0 2013 Makkumer Noardwaard 2 nesten met jongen 2014 Makkumer Noardwaard 9 nesten met jongen Nijetrijne, Rottige Meente 1 Plaatsgebonden paar in broedkleed Paulus, Jelle Postma, Henk Ruiter, Ilja Sanders, Bauke Sienema, Dick Schut, Lolke Veenstra, Sip Veenstra, John Weel, Durk Weijma, Marten Wesselius, Sieger Witvoet en al hun medetellers. Eus de Groot en Ruurd Jelle van der Leij stelden foto s voor dit artikel beschikbaar waarvoor mijn hartelijke dank. Literatuur Bakker, S., 2005. Opmerkelijke aantallen Velduilen in Fryslân in de winter van 2004/2005. Twirre 16: 59-64. Boele, A., J. van Bruggen, F. Hustings, K. Koffijberg, J.W. Vergeer & C.L. Plate, 2014. Broedvogels in Nederland in 2012. Sovon-rapport 2014/13. Sovon Vogelonderzoek Nederland, Nijmegen. Gerritsen, G. & J. van Dijk, 2008. Grote aantallen veldmuispredatoren in de polder Mastenbroek in het seizoen 2007/2008. Vogels in Overijssel 7: 5-17. Hudson, R., 1975. Threatened Birds in Europe. Macmillan, Londen. Kleefstra, R., 2006. Grote zilverreigers op slaapplaatsen in Fryslân. Twirre 17 (3): 94-97. Kleefstra, R., 2008. Recordaantallen Grote Zilverreigers in Fryslân in de winter van 2007/2008. Twirre 19: 42-46. Kleefstra, R., 2010. Slaapplaatstellingen van Aalscholvers en Grote Zilverreigers in Fryslân in de winter van 2008/2009. Twirre 21: 37-39. Kleefstra, R. & W. Spijkstra-Scholten, 2008. Blauwe Kiekendieven Circus cyaneus en Velduilen Asio flammeus profiteren van tijdelijke Mid-Friese braaklegging. De Takkeling 16: 76-84. Ławicki, Ł., 2014. The Great White Egret in Europe: population increase and range expansion since 1980. British Birds 107: 8-25. Munteanu, D. & A. Ranner, 1997. Great White Egret Egretta alba. In: Hagemeijer E.J.M. & M.J. Blair (eds.) 1997. The EBCC Atlas of European Breeding Birds: their distribution and abundance. Poyser, Londen. Versluys, M., D. Schut & J-N. IJnsen, 2002. Schaarse vogels in Fryslân. Sovon Vogelonderzoek Nederland, district 2 (Fryslân), Akkrum & Fryske Feriening foar Fjildbiology, Heerenveen. Voisin, C., 1991. The herons of Europe. T & AD Poyser, Londen. Romke Kleefstra FFF Slaapplaatsentelgroep Fryslân Ulesprong 6 8406 AH De Ulesprong romke.kleefstra@sovon.nl Drie jaar lang macronachtvlinders inventariseren in het Leeuwarder Bos: wat levert het op? Jeroen Breidenbach & Merel Zweemer Nachtvlinders zijn intrigerende dieren. Ze vallen niet erg op, doordat ze over het algemeen pas actief worden wanneer de mens naar bed gaat. De laatste jaren beginnen steeds meer mensen hobbymatig met nachtvlinderen. Ook worden nachtvlinders steeds intensiever onderzocht. In Fryslân wordt ook genachtvlinderd, maar vaak niet op systematische wijze. Door meerdere jaren op dezelfde locatie met dezelfde systematiek nachtvlinders te vangen, valt een schat aan informatie te verkrijgen. Beide auteurs zijn in 2012 begonnen met het systematisch verzamelen van nachtvlindergegevens in het Leeuwarder Bos. Dit artikel geeft de waarde aan van het verzamelen van gegevens over nachtvlinders aan de hand van drie jaar onderzoek. Inleiding In Nederland leven volgens Vlindernet.nl (2012) zo n 2400 soorten nachtvlinders, tegenover ongeveer 50 soorten dagvlinders. Er bestaan enkele dagactieve soorten, maar verreweg de meeste nachtvlinders komen pas vanaf zonsondergang tevoorschijn. Net als dagvlinders drinken nachtvlinders nectar; sommige bloemen hebben zich zelfs gespecialiseerd op nachtelijke bezoekers, zoals kamperfoelie (Lonicera). Nachtvlinders maken gebruik van zogenaamde waardplanten, planten waar ze van afhankelijk zijn voor hun overleving. Welke planten dit zijn, verschilt per soort. De rupsen eten het blad, de stengel of wortel van een bepaalde waardplant. Sommige soorten zijn erg kieskeurig en gebruiken slechts één waardplant (monofaag), terwijl andere soorten kunnen overleven op meerdere waardplanten (polyfaag). Nachtvlinders zijn te verdelen in twee groepen: macro s (ook wel grote soorten) en micro s (kleinere soorten). Beide groepen zijn opgedeeld in verschillende families. De grootste families bij de macro s zijn de uilen (Noctuidae) en de spanners (Geometridae). In 2007 is er een macronachtvlindergids uitgebracht, waardoor het gemakkelijker werd om deze vlinders Figuur 2. Vangopstelling voor nachtvlindervangst op camping Taniaburg, Leeuwarder Bos 28 augustus 2014 (foto: Jeroen Breidenbach). Figuur 1. Kaart van het Leeuwarder Bos met locatie nachtvlindervangopstelling op camping Taniaburg. te determineren (Waring & Townsend 2007). Als gekeken wordt naar het aantal waarnemingen van nachtvlinders op het digitale invoerportaal Waarneming.nl, dan lijkt dit aantal sinds het uitkomen van de gids sterk te zijn toegenomen. Dit heeft veel nieuwe gegevens opgeleverd. Hoewel de verspreiding van nachtvlinders in de zin van aan- of afwezigheid van soorten steeds beter bekend wordt, is het aantal vlinders per soort per locatie minder goed in kaart gebracht. Door meerdere nachten per jaar per soort de aantallen bij te houden, kan onder andere de vliegtijd worden bepaald. Ook kan worden bepaald of een soort in een gebied algemeen voorkomt of dat het om een kleinere populatie of zwervende vlinders gaat. De aan- of afwezigheid van nachtvlinders kan worden herleid naar de waardplanten. Sommige nachtvlindersoorten gaan erg achteruit (Ellis et al. 2013) en het is daarom belangrijk om niet alleen te bepalen waar, maar ook in welke aantallen ze voorkomen. Hierdoor kan de achteruitgang in een vroeg stadium worden opgemerkt. Mocht er mede dankzij deze gegevens duidelijk worden dat een soort bedreigd wordt in zijn voortbestaan, dan kan ervoor gekozen worden om dit op te nemen in het beheerplan van een gebied of in de wetgeving.

10 11 Aantal sessies 4 3 2 1 0 1-3 2-3 3-3 4-3 1-4 2-4 In 2011 is een samenwerking tot stand gekomen tussen Hogeschool van Hall Larenstein en Natuurmuseum Fryslân om de biodiversiteit in het Leeuwarder Bos nader te onderzoeken. Het accent hierbij ligt vooral op de ontwikkeling van het bos op het gebied van flora en fauna, iets waar de beheerder en eigenaar (gemeente Leeuwarden) ook interesse in heeft. In 2012 is dit in de vorm van een nulmeting van start gegaan (Breidenbach 2014). In 2012 hebben beiden auteurs op vrijwillige basis het onderzoek met betrekking tot nachtvlinders opgezet en uitgevoerd. Studiegebied Ten noorden van de stad Leeuwarden ligt het Leeuwarder Bos. Het bos is twintig jaar oud en is aangeplant als CO2-compensatiebos met subsidie van Stichting Face. De waarden bosbouw, recreatie en natuur zijn volgens de gemeente Leeuwarden alle drie even belangrijk. Het Leeuwarder Bos ligt in zijn geheel op middelzware tot zware kleigrond en bestaat uit drie delen met verschillende bestemmingen. De westelijke zone is ongeveer 25 hectare groot en bedoeld als duurzaam natuurbos. De centrale zone bestaat uit grasland, water en rietlanden en beslaat een oppervlakte van ongeveer 30 hectare. Het oostelijke deel bestaat vrijwel geheel uit productiebos en is zo n 75 hectare groot. In het productiebos zijn de percelen met populier of wilg beplant. Daarnaast zijn sommige percelen in het bos omrand met een haag van verschillende soorten struiken. Hier staan vooral hazelaar (Corylus spec.), Sleedoorn (Prunus spinosa), sporkehout (Rhamnus spec.), meidoorn (Crataegus spec.) en Gewone vlier (Sambucus nigra). Het nachtvlinderonderzoek vindt plaats op camping Taniaburg, centraal gelegen in het gebied. De opstelling (zie hierna) is steeds op dezelfde locatie opgezet. De Rijksdriehoekcoördinaten voor deze locatie zijn X182.097 en Y581.464. Figuur 1 toont een 3-4 4-4 Datum Figuur 3. Aantal vangnachten per decade in het Leeuwarder Bos, 2012-2014.. 1-5 2-5 3-5 4-5 1-6 2-6 3-6 4-6 1-7 2-7 3-7 4-7 1-8 2-8 kaart met het studiegebied, waarbij de verschillende omliggende biotopen worden weergegeven. Direct naast de locatie waar de nachtvlinderopstelling wordt geplaatst, ligt een kruidenrijk veldje waar onder andere zuring (Rumex spec.), Riet (Phragmites australis), Haagwinde (Calystegia sepium), Heelblaadjes (Pulicaria dysenterica), Boerenwormkruid (Tanacetum vulgare), Koninginnekruid (Eupatorium cannabinum), Harig wilgenroosje (Epilobium hirsutum), Rode klaver (Trifolium pratense) en verschillende soorten grassen groeien. Ook staan er binnen een omtrek van twintig meter rondom de nachtvlinderlocatie enkele bomen en struiken, zoals wilg (Salix spec.), braam (Rubus spec.) en es (Fraxinus spec.). De locatie wordt omsloten door verschillende habitattypen. Tweehonderd meter ten westen ligt een gemengd bos met boomsoorten als eik (Quercus spec.), linde (Tilia spec.) en beuk (Fagus spec.). Vijftig meter naar het zuidwesten ligt een waterplas waar moerasplanten omheen groeien. Tweehonderd meter ten zuiden en zuidoosten ligt de Heemtuin de Kalkvaart, waarin een hoge diversiteit aan inheemse ingezaaide of aangeplante soorten aanwezig is. Tweehonderd meter ten noorden en oosten ligt het productiebos dat uit populier (Populus spec.) en wilg (Salix spec.) bestaat. Ten noorden en oosten bevindt zich tevens op een afstand van twintig tot tweehonderd meter een negen hectare groot kruidenrijk grasland dat begraasd wordt door Schotse hooglanders (Bos taurus). Materiaal en methode Nachtvlinders kunnen op verschillende manieren worden gelokt en waargenomen (Hill et al. 2005). Voor dit onderzoek is uitsluitend gebruik gemaakt van een lakenopstelling met één 250 Watt / 230 Volt Mixed Light lamp. Figuur 2 toont hoe de opstelling eruit ziet. Het onderzoek in het Leeuwarder Bos heeft zich gericht op macronachtvlinders. Micronachtvlinders zijn wel bekeken en gedetermineerd, maar niet gestandaardiseerd geteld en vallen daardoor buiten 3-8 4-8 1-9 2-9 3-9 4-9 Datum dit onderzoek. Eén of twee waarnemers waren steeds actief met het vangen van de vlinders met een vlindernet. Telkens als de waarnemer een nachtvlinder zag vliegen, werd getracht deze te vangen. Vervolgens werd de vlinder in een plastic bakje verzameld, gedetermineerd, geteld en indien nodig (bij zeldzame of nieuwe soorten) gefotografeerd. Na afloop van de vangnacht werden alle gevangen vlinders ter plaatse weer vrijgelaten. Tijdens het nachtvlinderen was er beschikking over vijfhonderd bakjes. De opstelling werd rond zonsondergang opgezet en de eindtijd werd mede bepaald door de weersomstandigheden en het aantal bakjes dat beschikbaar was. Tijdens de eerste twee jaren waren de bezoeknachten vooral gepland op basis van een hoge verwachting van de aantallen nachtvlinders. Hierbij werd de voorkeur gegeven aan een nacht met een droog, warm en windstil weertype. Over het algemeen is bekend dat warme, benauwde/bewolkte nachten waarbij onweer op komst is de beste kansen bieden Tabel 2. Vangnachten in 2012-2014 op de nachtvlinderlocatie in het Leeuwarder Bos waarbij per nacht de tijdsduur is aangegeven met het aantal gevangen soorten en individuen. De datum van de vangnacht is de datum waarop de lamp is aangezet. Datum Tijdstip Soorten Individuen 21-3-2012 19:00-21:15 1 3 9-5-2012 21:00-23:30 7 9 18-5-2012 22:00-0:15 7 14 20-5-2012 22:00-1:00 8 23 21-5-2012 22:30-1:00 11 28 23-5-2012 22:45-1:00 16 43 24-5-2012 22:45-1:15 9 28 30-5-2012 22:30-2:30 26 146 7-6-2012 23:00-2:30 35 127 28-6-2012 22:00-3:30 42 102 7-7-2012 22:45-1:30 36 97 23-7-2012 22:20-3:00 43 232 24-7-2012 22:20-2:20 44 179 27-7-2012 22:00-2:00 50 135 28-7-2012 22:10-3:10 54 173 13-8-2012 21:15-2:15 45 203 14-8-2012 21:15-1:30 51 186 15-6-2013 22:30-2:00 31 154 18-6-2013 22:40-3:10 39 202 5-7-2013 22:30-3:00 36 115 12-7-2013 22:30-3:00 67 311 21-7-2013 22:40-2:30 40 139 16-8-2013 22:30-4:30 61 477 30-8-2013 21:00-1:00 40 252 20-4-2014 20:45-1:30 12 20 28-6-2014 23:00-2:00 47 170 4-7-2014 22:30-3:40 70 348 14-7-2014 22:30-2:40 45 172 28-7-2014 22:10-3:40 53 307 1-8-2014 21:45-4:00 62 467 28-8-2014 20:15-0:30 45 135 Tabel 1. Aantal soorten en individuen van macronachtvlinders per jaar gevangen op de nachtvlinderlocatie in het Leeuwarder Bos met het aantal vangnachten per jaar.. Jaar Vangnachten Soorten Individuen 2012 17 156 1728 2013 7 144 1650 2014 7 131 1619 Totaal 31 202 4997 om een groot aantal nachtvlinders te vangen. Tevens is de aanwezigheid van een zichtbare maan bewezen negatief te zijn voor de aantallen vlinders die op de lamp afkomen (Peet & Groenendijk 2006). In het laatste jaar werden de bezoeknachten meer gericht op de weken waarin in de twee voorgaande jaren nog geen eerdere vangsten waren gedaan. Deze bezoeknachten hebben plaatsgevonden in de maanden maart tot en met augustus. Nachtvlindervangsten op andere locaties in het Leeuwarder Bos hebben wel plaatsgevonden, maar zijn niet meegenomen in dit onderzoek. Het onderzoek in het Leeuwarder Bos is gestart om te kunnen vaststellen welke nachtvlinders er voorkomen. De methode van onderzoek heeft op een gestructureerde manier plaatsgevonden en er zijn veel gegevens verzameld, waaronder de aantallen per nachtvlindersoort en de weersomstandigheden per vangnacht. Gedurende het onderzoek is een drietal vragen opgesteld, waar in dit artikel verder op ingegaan wordt: 1) Hoeveel nachtvlindersoorten kwamen voor op de vanglocatie in het Leeuwarder Bos tussen 2012 en 2014? 2) In hoeverre kan de intensiteit van de vliegtijd van een nachtvlindersoort in het Leeuwarder Bos herleid worden uit het vangen en tellen ervan? 3) In hoeverre hebben weersomstandigheden (verschillen binnen een jaar en tussen jaren) invloed op de soorten nachtvlinders op de vanglocatie in het Leeuwarder Bos? De eerste vraag wordt beantwoord met veldwerk waarbij het aantal vlindersoorten in de drie betreffende jaren is bijgehouden. Tevens wordt er aan de hand van de Chao-formule berekend hoeveel soorten er zouden voorkomen op de locatie (Hill et al. 2005). De gegevens die verzameld moeten worden om deze formule te kunnen gebruiken, zijn het totaal aantal gevangen soorten, het aantal soorten waarvan slechts één individu is gevangen en het aantal soorten waarvan slechts twee individuen zijn gevangen. De formule luidt: S1 = S obs + (F1 2 )/(2F2) waarbij: S1 = Potentieel aantal soorten op locatie S obs = Gevangen soorten F1 = Soorten die slechts eenmaal zijn gevangen F2 = Soorten die slechts tweemaal zijn gevangen

12 13 Tabel 3. Aantal gevangen soorten en aantal berekende aanwezige soorten met behulp van de Chao-formule voor de nachtvlinderfamilies spanners en uilen Familie Soorten Individuen F₁ F₂ Chao Geometridae (spanners) 66 901 14 5 86 Noctuidae (uilen) 94 3667 13 9 103 Door de formule toe te passen, kan worden berekend hoeveel soorten er voorkwamen in de tijdsduur van het onderzoek. Hierdoor is vervolgens af te leiden hoeveel soorten er niet zijn gevangen. Tevens wordt er gekeken naar de uitkomst van de Chao-formule van de families uilen en spanners. Met deze uitkomst is het percentage van het aantal gemiste soorten in deze families te berekenen en te vergelijken met elkaar. De Chao-formule is niet alleen bruikbaar voor nachtvlinders, maar kan overal worden toegepast waar middels een gestandaardiseerde methode data verzameld worden. De tweede vraag wordt beantwoord door de aantallen van één soort per vangnacht uit te zetten tegen de tijd. Deze uitkomst wordt vervolgens vergeleken met de landelijke gegevens van de Vlinderstichting. De derde vraag heeft betrekking op de weersomstandigheden in de jaren 2012, 2013 en 2014. Bij iedere vangnacht zijn de variabelen windrichting, windkracht, temperatuur, luchtvochtigheid, maanstand en aan- of afwezigheid van neerslag bijgehouden. Er wordt gekeken naar het effect binnen een jaar en een effect tussen de jaren. Resultaten Op de vanglocatie hebben in de onderzoeksperiode 31 vangnachten plaatsgevonden, verspreid over de maanden maart tot en met augustus (tabel 1 en tabel 2). Tijdens deze vangnachten werden in totaal 202 soorten macronachtvlinders aangetroffen verspreid over 4997 individuen. Deze zijn terug te vinden op het digitale invoerportaal Waarneming. nl. Ook is de volledige soortenlijst van de microen macrovlinders in het Leeuwarder Bos terug te vinden in het Biodiversiteitsrapport Leeuwarder Bos 2012/2013 (Breidenbach 2014), waarvan begin 2015 een nieuwe versie uitkomt. De verspreiding van de vangdagen in 2012 2014 is in figuur 3 gegeven. Top 10 De tien meest gevangen soorten nachtvlinders op de vanglocatie met het totale aantal gevangen individuen zijn: Haarbos (Ochropleura plecta, 594 ex.), Huismoeder (Noctua pronuba, 336 ex.), Zwartec-uil (Xestia c-nigrum, 255 ex.), Stompvleugelgrasuil (Mythymna impura, 251 ex.), Stro-uiltje (Rivula sericealis, 248 ex.), Gewone stofuil (Hoplodrina octogenaria, 151 ex.), Aardappelstengelboorder (Hydraecia micacea, 151 ex.), Gewone breedvleugeluil (Diarsia rubi, 147 ex.), Gamma-uil (Autographa gamma, 137 ex.) en Gewone worteluil (Agrotis exclamationis, 102 ex.). In figuur 4 zijn deze tien soorten nachtvlinders afgebeeld. blijkt dat er een groter percentage aan soorten uilen ontdekt is dan aan spanners, namelijk 90,0 procent van de voorkomende soorten uilen tegenover 70,3 procent van de voorkomende spanners (tabel 3). Vliegtijden Naast het aantal soorten macronachtvlinders is ook het aantal individuen per soort bijgehouden. Als deze aantallen tegenover de datum gezet worden, kan de intensiteit van de vliegtijd van de soort bepaald worden in het Leeuwarder Bos. Door deze vliegtijd te vergelijken met de landelijke vliegtijd, vastgesteld door de Vlinderstichting en de werkgroep Vlinderfaunistiek, is te zien of vliegtijden overeenkomen met het landelijk beeld. Hoe kleiner het aantal gevangen individuen van de betreffende soort, hoe groter de onnauwkeurigheid van de intensiteit van de vliegtijd. Met andere woorden, enkel de soorten met een groot aantal gevangen individuen zijn bruikbaar om verder te analyseren. Daarnaast is er gekeken naar de landelijke vliegtijd van de soorten waarvan meer dan honderd individuen zijn gevangen, of deze aansluit bij de verdeling van de vangnachten in die periode op de vanglocatie. Uit deze twee criteria komen vier soorten naar voren die geschikt zijn voor de analyse: Haarbos, Huismoeder, Stompvleugelgrasuil en Gewone breedvleugeluil (figuur 6). Deze vliegtijden komen geheel overeen met de landelijke vliegtijd volgens de Vlinderstichting en Werkgroep Vlinderfaunistiek, te zien op de website Vlindernet.nl. Weersomstandigheden Iedere nachtvlindersoort heeft zijn eigen vliegtijd en reageert niet hetzelfde op verschillende weersomstandigheden. Hierdoor is het niet correct om alle nachtvlindersoorten als één te rekenen, maar zal het Figuur 5. Esdoorndwergspanner, gevangen Leeuwarder Bos 21 juli 2013 (foto Jeroen Breidenbach). per soort bekeken moeten worden binnen zijn eigen vliegtijd. De vangnachten onderling zijn niet met elkaar te vergelijken als het gaat om het effect van het weer op de aantallen en soorten nachtvlinders, maar het effect door de jaren heen is wel te merken. In Nederland vindt momenteel klimaatverandering plaats. Volgens het Planbureau voor de Leefomgeving (2012) wordt het warmer, maar tegelijkertijd ook natter met grotere weersextremen. Dit kan een grote invloed, zowel positief als negatief, hebben op een aantal nachtvlinders. In 2013 werden er meer nachtvlindersoorten aangetroffen die een grote voorkeur hebben voor de zandgronden in Nederland (tabel 4). Het Leeuwarder Bos is gelegen op zware tot middelzware klei en voldoet totaal niet aan de eisen van deze vlinders. De grens met de zandgronden ligt circa acht kilometer ten oosten van het Leeuwarder Bos (figuur 8). Het weer vormt de vermoedelijke oorzaak voor het hogere aantal gevangen nachtvlinders van de zandgronden. Volgens het KNMI was de zomer van 2013 een droge en warme zomer. Het Leeuwarder Bos was in dat jaar ook kurkdroog vergeleken met 2012 (eigen waarneming). In 2014 was het bos ook vrij droog, Figuur 4. De tien meest gevangen nachtvlinders in het Leeuwarder Bos: 1. Haarbos, 2. Huismoeder, 3. Stompvleugelgrasuil, 4. Zwarte-c-uil, 5. Gewone stofuil, 6. Gewone breedvleugeluil, 7. Gamma-uil, 8. Aardappelstengelboorder, 9. Stro-uiltje en 10. Gewone worteluil (foto s: Jeroen Breidenbach en Merel Zweemer). In de jaren 2012-2014 zijn met de nachtvlindermeting ook twee nieuwe soorten voor Fryslân gevonden die nog niet eerder waren vastgesteld volgens de Vlinderstichting. Het gaat hier om de Witvlekbosrankspanner (Melanthia procellata) waarvan één exemplaar gevangen is op 13 augustus 2012 en de Esdoorndwergspanner (Eupithecia inturbata) (figuur 5) waarvan op 21 juli 2013 één exemplaar werd aangetroffen. Chao Na drie jaren is aan de hand van de Chao-formule een indicatie te geven van het aantal soorten macronachtvlinders dat voorkomt op de vanglocatie in de jaren 2012-2014. Er werden in totaal 202 soorten gevangen waaronder 37 soorten die maar eenmalig aangetroffen werden en 19 soorten waarvan maar twee exemplaren gevangen werden. Volgens de Chao-formule zouden 238 soorten potentieel kunnen voorkomen op de vanglocatie. Dit houdt in dat 82,2 procent van de voorkomende soorten daadwerkelijk aangetroffen is. Als er gekeken wordt naar de twee families die het meeste voorkomen in het Leeuwarder Bos, namelijk uilen en spanners, dan Tabel 4. Gevangen aantallen en soorten macronachtvlinders van de zandgronden in 2012 2014 in het Leeuwarder Bos. Soort 2012 2013 2014 Berken-orvlinder (Tetheella fluctuosa) 0 1 0 Wederikdwergspanner (Anticollix sparsata) 0 1 0 Marmerspanner (Ecliptopera silaceata) 0 1 0 Witvlakdwergspanner (Eupithecia succenturiata) 0 0 1 Gele agaatspanner (Gandaritis pyraliata) 0 8 2 Gerimpelde spanner (Macaria liturata) 2 1 0 Lindeknotsvlinder (Plagodis dolabraria) 0 1 0 Bruine groenuil (Anaplectoides prasina) 0 1 0 Bonte grasuil (Cerapteryx graminis) 0 1 0 Drielijnuil (Charanyca trigrammica) 0 1 0 Gewone silene-uil (Hadena bicruris) 1 1 0 Grijze grasuil (Mythimna pudorina) 0 1 0 Donkere grasuil (Tholera cespitis) 0 1 0 Zilveren groenuil (Pseudoips prasinana) 1 0 0 Aantal individuen 4 19 3 Aantal soorten 3 12 2 Aantal sessies 17 7 7 Aantal individuen per sessie 0,24 2,71 0,43

1 2 14 15 Haarbos Ochropleura plecta 50 Ochropleura plecta 45 40 35 30 25 20 15 10 5 0 Jan-2 Jan-2 Feb-1 Feb-2 Maa- Maa- Huismoeder Noctua pronuba 30 25 Apr-1 Apr-2 Mei-1 Mei-2 Jun-1 Jun-2 Jul-1 Jul-2 Aug-1 Aug-2 1 Sep-1 2 35 30 25 20 15 Noctua pronuba Sep-2 Okt-1 Okt-2 Nov-1 Nov-2 Dec-1 Dec-2 10 5 0 Jan-2 Jan-2 Feb-1 Gewone breedvleugeluil Diarsia rubi 20 15 10 5 0 Jan-2 Jan-2 Feb-1 Feb-2 Maa- Maa- Apr-1 Apr-2 Mei-1 Mei-2 Jun-1 Jun-2 1 Feb-2 Maa- Maa- 2 Stompvleugeluil Mythimna impura Mythimna impura 14 12 Apr-1 Apr-2 Mei-1 Mei-2 Jun-1 Jun-2 Jul-1 Jul-2 Aug-1 Aug-2 Sep-1 Sep-2 Okt-1 Okt-2 Nov-1 Nov-2 Dec-1 Dec-2 10 8 6 4 2 Jul-1 Jul-2 Aug-1 1 Aug-2 2 individuen/sessie Sep-1 Sep-2 Okt-1 Okt-2 Nov-1 Nov-2 Dec-1 Dec-2 maanden Figuur 6. Vliegtijden van de Haarbos, Huismoeder, Stompvleugeluil en Gewone breedvleugeluil in het Leeuwarder Bos, 2012-2014, per halve maand. 0 Jan-2 Jan-2 Feb-1 Feb-2 Maa- Maa- Apr-1 Apr-2 Mei-1 Mei-2 Jun-1 Jun-2 Jul-1 Jul-2 Aug-1 Aug-2 Sep-1 Sep-2 Okt-1 Okt-2 Nov-1 Nov-2 Dec-1 Dec-2 Figuur 7. Pauwoogpijlstaart (Smerinthus ocellata), Leeuwarder Bos 27 juni 2012 (foto Merel Zweemer). maar stond er meer wind dan gemiddeld en viel er ook meer neerslag. Buiten het hogere aantal soorten van de zandgronden in 2013 is ook opvallend dat er van veel van deze soorten maar één individu gevangen werd, wat duidt op zwervende exemplaren. Dit valt te verklaren doordat dit soorten betreft die hier normaal gesproken niet voorkomen. Van veel van deze soorten zijn in de nabijheid (straal van ongeveer twintig kilometer) geen waarnemingen bekend in de database van Werkgroep Vlinderfaunistiek. De soorten van de zandgronden lijken opvallend meer te gaan zwerven bij droog en warm weer. De Gele agaatspanner (Gandaritis pyraliata) is een opvallende verschijning in deze lijst. Van deze soort werden in twee vangnachten acht exemplaren gevangen waardoor het zeer aannemelijk is dat er in 2013 zelfs een populatie aanwezig was in het Leeuwarder Bos. Andersom kan er gekeken worden wat voor effect de droge en warme zomer van 2013 heeft gehad op de soorten die volgens de Vlinderstichting bekend zijn voor te komen op natte, moerasachtige plaatsen. Uit de gegevens is gebleken dat er geen opmerkelijk verschil bestaat tussen de jaren 2012, 2013 en 2014. In alle jaren zijn ongeveer evenveel soorten van natte, moerasachtige plaatsen gevangen. In 2014 is het wel opvallend dat er meer individuen gevangen zijn van de soorten die van nattere omstandigheden houden, voornamelijk meer Stro-uiltjes (Rivula sericealis) met 160 individuen tegenover 43 in 2012 en 45 in 2013. Discussie Het onderzoek dat verricht is, geeft een beeld van hoeveel en welke soorten nachtvlinders er voorkomen in het Leeuwarder Bos in de omgeving van camping Taniaburg. Toch zitten er haken en ogen aan de uitkomsten. Zoals eerder genoemd, heeft iedere nachtvlindersoort een andere voorkeur als het gaat om ideale weersomstandigheden om te vliegen en heeft iedere soort zijn eigen vliegtijd. Ook verschillen de vlinders in biotoopvoorkeur en waardplant(en) en komt de ene nachtvlindersoort gemakkelijker op licht af dan de andere soort (Merckx & Slade 2014). Hierdoor is het moeilijk om tussen soorten vergelijkingen te maken. Als dit al kan, zijn er strikte en langjarige tellingen vereist. Tevens is het niet mogelijk om het aantal soorten macronachtvlinders in een gebied puur te baseren op metingen waarbij de vlinders met licht zijn gelokt. Hiervoor zou ook smeer ingezet moeten worden, een methode om nectar na te bootsen en vlinders te lokken. Daarnaast zijn waarnemingen van rupsen erg waardevol om extra soorten vast te stellen die minder gevoelig zijn voor licht en smeer. Tenslotte is het determineren van nachtvlinders een punt waar fouten mee gemaakt kunnen zijn. De determinatie is gedaan door de auteurs, maar in gevallen van twijfel zijn foto s gemaakt en is hulp gevraagd aan externen. Net als bij vogels komen ook bij nachtvlinders soorten voor die migreren, zwerven of een invasief karakter hebben. Er staan daarom soorten op de lijst waarvan het Leeuwarder Bos geen populatie huisvest. Voorbeelden hiervan zijn Viervlakvlinder (Lithosia quadra), Bosbesbruintje (Macaria brunneata) en Eikenprocessierups (Thaumetopoea processionea). Voornamelijk de laatste soort is interessant, aangezien deze zich aan het uitbreiden is vanuit het zuiden van ons land. Mannetjes van deze soort vertonen zwerfgedrag en op de vanglocatie zijn tijdens metingen al twee volwassen mannetjes gevangen, één in 2012 en één in 2014. In Leeuwarden zijn in het verleden meerdere waarnemingen van nachtvlinders gedaan. Dit betrof losse waarnemingen. In Nederland wordt op diverse plaatsen actief genachtvlinderd, maar verreweg de meeste nachtvlinderaars houden zich enkel bezig met het vaststellen van aan- of afwezigheid van soorten en niet met het bijhouden van de aantallen per soort. Ook staan weinig personen meerdere jaren op dezelfde plek, wat het moeilijk maakt om iets te zeggen over ontwikkelingen van nachtvlinderpopulaties in gebieden. Vooraf is onze methodiek (het tellen van vlinders per vangnacht) bij een groot aantal nachtvlinderaars in twijfel getrokken. Volgens hen heeft het tellen van de aantallen geen nut, omdat het aantal gevangen vlinders geen goed beeld zou geven van het aantal aanwezige vlinders en de dichtheid van bepaalde soorten. Ook zouden er teveel variabelen zijn die er invloed op hebben om correcte gegevens te krijgen. Deze critici hebben naar ons idee ongelijk gekregen, doordat dit artikel aantoont dat je met een grote steekproef van één soort een correct beeld krijgt van de vliegtijd hiervan. Tevens biedt dit uiteindelijk basismateriaal voor het uitrekenen van populatiegroottes van soorten die op licht afkomen. Hierbij moet wel rekening gehouden worden met de lichtgevoeligheid van de soort (Merckx & Slade 2014). Daarnaast vormt dit soort gegevens de basis tot het berekenen van trends van soorten bij langjarig onderzoek. Ook hierbij is het van belang het te blijven herhalen op precies dezelfde locatie. Populatiegroottes kunnen vastgesteld worden aan de hand van de mark and recapture -methode van Petersen (Dilieu et al. 2007). In de toekomst gaat gekeken worden of deze techniek toepasbaar is bij de nachtvlinders in het Leeuwarder Bos. In het Leeuwarder Bos zijn per vangnacht de weersomstandigheden bijgehouden. Hiermee kon onder andere het hoge aantal soorten van de zandgronden in 2013 worden verklaard. Van de Gele agaatspanner zijn in 2012 waarschijnlijk eitjes afgezet nabij de vanglocatie. Deze soort is afhankelijk van walstro (Rubiaceae). Doordat de zomer van 2013 zo droog was, kon deze soort zich handhaven in het normaal natte biotoop met de hoge aantallen ten gevolg. In 2014 is deze soort minder gevangen dan in 2013. De nattere en koudere omstandigheden hebben er waarschijnlijk voor gezorgd dat de overlevingskansen van de rupsen verminderd waren, waardoor de populatie mogelijk weer verdwijnt. De natuurlijke waarden van gebieden wordt door beheerders vaak bepaald door vogels, dagvlinders, zoogdieren en planten, omdat deze relatief gemakkelijk te meten zijn. Aan deze soortgroepen is meer onderzoek gedaan waardoor ze beter te begrijpen en te analyseren zijn. Nachtvlinders Figuur 8. Grondsoortenkaart van Fryslân met de vanglocatie in het Leeuwarder Bos omcirkeld (bron: Alterra, Wageningen).