Augustus geel Chemie Vraag 1

Vergelijkbare documenten
Bij het mengen van welke van volgende waterige zoutoplossingen ontstaat zeker GEEN neerslag?

Wat is de verhouding tussen de aantallen atomen van de elementen Mg, P en O in magnesiumfosfaat?

Wat is de verhouding tussen de aantallen atomen van de elementen Mg, P en O in magnesiumfosfaat?

Gegeven is volgende niet-uitgebalanceerde reactievergelijking waarin X de formule van een verbinding voorstelt:

Kaliumaluminiumsulfaat is een dubbelzout met drie ionsoorten, twee positieve monoatomische en één negatief polyatomisch.

Kaliumaluminiumsulfaat is een dubbelzout met drie ionsoorten, twee positieve monoatomische en één negatief polyatomisch.

Voorbereiding toelatingsexamen arts/tandarts

Wat is de formule van het metaalchloride waarin M het symbool van het metaal voorstelt?

Wat is de formule van het metaalchloride waarin M het symbool van het metaal voorstelt?

Voorbereiding toelatingsexamen arts/tandarts


Een neutraal atoom van een element bezit 2 elektronen in de K-schil, 8 elektronen in de L-schil en 8 elektronen in de M-schil.

Een neutraal atoom van een element bezit 2 elektronen in de K-schil, 8 elektronen in de L-schil en 8 elektronen in de M-schil.

In de natuur komen voor Cu en Cl respectievelijk de isotopen 63 Cu, 65 Cu en 35 Cl, 37 Cl voor.

Scheikunde Vraag 1. Vraag 1: <A> <B> <C> <D>

1. Elementaire chemie en chemisch rekenen

UITWERKING CCVS-TENTAMEN 26 mei 2015

UITWERKING CCVS-TENTAMEN 15 april 2019

1. Elementaire chemie en chemisch rekenen

ßCalciumChloride oplossing

27 ste Vlaamse Chemie Olympiade

1. Elementaire chemie en chemisch rekenen

36ste Vlaamse Chemieolympiade

Een reactie blijkt bij verdubbeling van alle concentraties 8 maal zo snel te verlopen. Van welke orde zou deze reactie zijn?

OEFENOPGAVEN VWO EVENWICHTEN

Hans Vanhoe Katrien Strubbe Universiteit Gent SLO Chemie

universele gasconstante: R = 8,314 J K -1 mol -1 Avogadroconstante: N A = 6,022 x mol -1 normomstandigheden:

1. Elementaire chemie en chemisch rekenen

Opgave 1. n = m / M. e 500 mg soda (Na 2CO 3) = 0,00472 mol. Opgave 2. m = n x M

SCHEIKUNDEOLYMPIADE 2018

Deze Informatie is gratis en mag op geen enkele wijze tegen betaling aangeboden worden

5 Water, het begrip ph

vrijdag 15 juni :26:05 Midden-Europese zomertijd H6 Zuren en basen 4havo voorjaar 2012

TF5 Scheikunde 4 VWO H 8 en H 9 16 juni 2011

38 e Nationale Scheikundeolympiade

Hoofdstuk 8. Redoxreacties. Chemie 6 (2u)

Frank Povel. a1. De twee factoren zijn: 1. er moeten geladen deeltjes zijn; 2. de geladen deeltjes moeten zich kunnen verplaatsen.

28 ste Vlaamse Chemie Olympiade

Chemisch rekenen, zo doe je dat!

32 ste Vlaamse Chemie Olympiade

Opgaven zuurgraad (ph) berekenen. ph = -log [H + ] poh = -log [OH - ] [H + ] = 10 -ph [OH - ] = 10 -poh. ph = 14 poh poh = 14 ph ph + poh = 14

PbSO 4(s) d NH 4Cl + KOH KCl + H 2O + NH 3(g) NH 4. + OH - NH 3(g) + H 2O e 2 NaOH + CuCl 2 Cu(OH) 2(s) + 2 NaCl

Module 2 Chemische berekeningen Antwoorden

Eindexamen scheikunde havo 2004-I

Oplossingen oefeningenreeks 1

UITWERKING CCVS-TENTAMEN 27 november OPGAVE 1 zeven stoffen. Frank Povel

6 VWO SK Extra (reken)opgaven Buffers.

Voorkennis chemie voor 1 Ba Geografie

31 ste Vlaamse Chemie Olympiade


EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 5 OPGAVEN

PRACTICUM CHEMIE KLEUREN

Hoofdstuk 3: Water, zuren en basen

Verbetering Chemie 1997 juli

Oefenopgaven ENERGIE, REACTIESNELHEID en EVENWICHT

SCHEIKUNDEOLYMPIADE 2019

BUFFEROPLOSSINGEN. Inleiding

De oorspronkelijke versie van deze opgave is na het correctievoorschrift opgenomen.

25 ste Vlaamse Chemie-Olympiade 2008

29ste VLAAMSE CHEMIE OLYMPIADE EERSTE RONDE

Het is echter waarschijnlijker dat rood kwik bestaat uit Hg 2+ ionen en het biantimonaation met de formule Sb2O7 4.

Je kunt de ph van een oplossing meten met een ph-meter, met universeelindicatorpapier of met behulp van zuur-base-indicatoren.

Deel 2. Basiskennis chemie

Hoofdstuk 6: Zure en base oplossingen / ph

Hoofdstuk 5 Reac/esnelheid en evenwichten

De waterconstante en de ph

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 8 OPGAVEN

5 VWO. H8 zuren en basen

NATIONALE SCHEIKUNDEOLYMPIADE

Eindexamen scheikunde havo 2006-I

NATIONALE SCHEIKUNDEOLYMPIADE

26ste Vlaamse Chemie Olympiade

Hoofdstuk 3: Zuren en basen

OEFENTOETS Zuren en basen 5 VWO

SCHEIKUNDEOLYMPIADE 2017

SCHEIKUNDEOLYMPIADE 2017

OEFENOPGAVEN MOLBEREKENINGEN

PROEFVERSIE HOCUS POCUS... BOEM DE CHEMISCHE REACTIE. WEZO4_1u_ChemischeReacties.indd 3

Toets02 Algemene en Anorganische Chemie. 30 oktober :00-15:30 uur Holiday Inn Hotel, Leiden

SEPTEMBERCURSUS CHEMIE HOOFDSTUK 3: STOICHIOMETRIE

Oefenopgaven REDOXREACTIES vwo Reactievergelijkingen en halfreacties

Uitwerkingen van de opgaven uit: BASISCHEMIE voor het MLO ISBN , 3 e druk, Uitgeverij Syntax Media Hoofdstuk 18 Oxidimetrie bladzijde 1

Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 20 vragen

Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 1 en 2

31 ste Vlaamse Chemie Olympiade

Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 9, 10, 11 Zuren/Basen, Evenwichtsconstanten

ZUIVERE STOF één stof, gekenmerkt door welbepaalde fysische constanten zoals kooktemperatuur, massadichtheid,.

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN Dit examen bestaat uit twintig vragen

Fosfor kan met waterstof reageren. d Geef de vergelijking van de reactie van fosfor met waterstof.

Exo-energetische reactie: Een chemische reactie waarbij energie vrijgegeven wordt.

NATIONALE SCHEIKUNDEOLYMPIADE

Mens erger je niet: chemistry edition

scheikunde vwo 2017-II

Frank Povel. a. Fe + 2H + Fe 2+ + H 2 Er zullen gasbelletjes te zien zijn en de oplossing zal licht groen worden.

Periodiek Systeem en Nuttige gegevens zie achteraan in deze bundel.

Ar(C) = 12,0 u / 1 u = 12,0 Voor berekeningen ronden we de atoommassa s meestal eerst af tot op 1 decimaal. Voorbeelden. H 1,0 u 1,0.

UITWERKING CCVS-TENTAMEN 18 april 2017

Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 20 vragen

Chemie (ph) bij het inkuilen Scheikunde klas V41a en V41b door Erik Held

Hoofdstuk 12 Zuren en basen

Transcriptie:

Chemie Vraag 1 Men beschikt over een oplossing van ijzer(ii)nitraat met c = 3,00 mol/l en heeft voor een experiment 0,600 mol nitraationen nodig. Hoeveel ml van de oplossing dient men te gebruiken? <A> 15,0 ml <B> 100 ml <C> 150 ml <D> 200 ml Chemie: vraag 1

Chemie Vraag 2 Van neon komen in de natuur drie isotopen voor: 20 Ne, 21 Ne en 22 Ne. In onderstaande figuren geven de bolletjes de kerndeeltjes van een atoom weer. Welke figuur komt overeen met de kern van de meest voorkomende isotoop van neon? <A> <B> <C> <D> Chemie: vraag 2

Chemie Vraag 3 In welke rij zijn de stoffen van links naar rechts gerangschikt volgens stijgend kookpunt bij normale atmosferische druk? <A> CH 3 CHO (CH 3 ) 2 O CH 3 COOH C 2 H 5 OH <B> (CH 3 ) 2 O CH 3 CHO C 2 H 5 OH CH 3 COOH <C> CH 3 CHO C 2 H 5 OH (CH 3 ) 2 O CH 3 COOH <D> C 2 H 5 OH CH 3 CHO CH 3 COOH (CH 3 ) 2 O Chemie: vraag 3

Chemie Vraag 4 Voor volgende chemische reactie Cr 2 O 7 2 (opl) + 9 I (opl) + 14 H + (opl) 2 Cr 3+ (opl) + 3 I 3 (opl) + 7 H 2 O (vl) worden bij verschillende beginconcentraties de gegeven reactiesnelheden gemeten. H + is telkens in grote overmaat aanwezig en de temperatuur is steeds dezelfde. experiment [Cr 2 O 7 2 ] 0 (mol/l) [I ] 0 (mol/l) v 0 (mol.l -1.min -1 ) 1 0,0040 0,010 0,50 10 4 2 0,0080 0,010 0,10 10 3 3 0,0120 0,020 0,60 10 3 Als reactiesnelheidsvergelijking geldt voor deze reactie v = k [Cr 2 O 7 2 ] x [I ] y [H + ] z. Wat volgt uit deze experimenten voor de respectievelijke waarden van x en y? <A> 2 en 2 <B> 2 en 1 <C> 1 en 2 <D> 1 en 1 Chemie: vraag 4

Chemie Vraag 5 Wat is de brutoformule van het kleinste alkeen dat een asymmetrisch koolstofatoom bevat? <A> C 7 H 14 <B> C 6 H 12 <C> C 5 H 10 <D> C 4 H 8 Chemie: vraag 5

Chemie Vraag 6 Oxalonitril (C 2 N 2 ) is een kleurloos, ontvlambaar en giftig gas. Het is irriterend voor de ogen en de luchtwegen, en kan leiden tot hoofdpijn, duizeligheid, ademhalingsstoornissen en bewusteloosheid. In een molecule C 2 N 2 bezit geen enkel atoom een formele lading. Welke van onderstaande lewisformules is hiermee in overeenstemming? <A> <B> <C> <D> Chemie: vraag 6

Chemie Vraag 7 Jan vermoedt dat een hoeveelheid KCl verontreinigd is met K 2 SO 4 en wil dit onderzoeken door een klein gedeelte van dit eventueel verontreinigd KCl op te lossen in water en een oplossing van een andere stof toe te voegen. Van welke stof moet Jan een geschikte oplossing maken om dit te onderzoeken? <A> HCl <B> NaOH <C> AgNO 3 <D> Ba(NO 3 ) 2 Oplosbaarheidstabel Chemie: vraag 7

Chemie Vraag 8 Een fysiologische zoutoplossing bevat 0,90 massa-volume % natriumchloride. Met een infuus wordt een halve liter van deze oplossing toegediend. Hoeveel gram chloride-ionen worden dan in het bloed gebracht? <A> 4,5 g <B> 2,7 g <C> 1,8 g <D> 0,45 g Chemie: vraag 8

Chemie Vraag 9 Bij een nikkel-cadmiumbatterij bevat de ene elektrode Ni 3+ -ionen en de andere elektrode Cd-atomen. Wanneer de batterij stroom levert, dan ontstaan Ni 2+ -ionen en Cd 2+ -ionen. Een uitgeputte batterij kan weer opgeladen worden. Onderstaande figuur stelt een oplaadapparaat voor waarbij en respectievelijk de positieve en de negatieve elektrode van het apparaat aangeven. Welke voorstelling geeft een nikkel-cadmiumbatterij weer nadat een uitgeputte batterij volledig werd herladen? <A> <B> <C> <D> Chemie: vraag 9

Chemie Vraag 10 Bij welke reactie verschuift het evenwicht naar rechts, zowel bij afkoelen als bij isotherm samendrukken van het evenwichtsmengsel? <A> N 2 O 4(g) + warmte 2 NO 2(g) <B> PCl 5(g) + warmte PCl 3(g) + Cl 2(g) <C> 2 SO 2(g) + O 2(g) 2 SO 3(g) + warmte <D> CO (g) + H 2 O (g) CO 2(g) + H 2(g) + warmte Chemie: vraag 10

Chemie Vraag 11 Welk atoom met alle elektronen in de grondtoestand bezit minstens één ongepaard elektron? <A> Ar <B> Cr <C> Mg <D> Zn Chemie: vraag 11

Chemie Vraag 12 Als aan butaan-2-ol water wordt onttrokken, dan ontstaat zowel CH 2 =CH-CH 2 -CH 3 als CH 3 -CH=CH-CH 3. Welke van de onderstaande producten I, II en III kunnen ontstaan als water wordt onttrokken aan 3-methylhexaan-3-ol? I II III <A> Zowel I als II als III <B> Uitsluitend I en II <C> Uitsluitend I en III <D> Uitsluitend II en III Chemie: vraag 12

Chemie Vraag 13 In een gesloten reactievat van 1,0 liter brengen we bij 100 C 1,0 mol NO 2 en 1,0 mol N 2 O 4. Volgend evenwicht in de gasfase stelt zich in bij constant volume: N 2 O 4(g) 2 NO 2(g) K c = 0,20 bij 100 C. Welke geldige bewering in verband met de evenwichtsconcentraties volgt uit deze gegevens? <A> [NO 2 ] e = 1,0 mol/l <B> [N 2 O 4 ] e < 1,0 mol/l <C> [N 2 O 4 ] e = 5 [NO 2 ] e <D> [NO 2 ] e + [N 2 O 4 ] e < 2,0 mol/l Chemie: vraag 13

Chemie Vraag 14 Maagsap is erg zuur door de aanwezigheid van waterstofchloride, dat daarom ook wel maagzuur wordt genoemd. Bij bepaalde klachten kan het aangewezen zijn om een maagzuurremmer te gebruiken, waardoor de ph van het maagsap zal stijgen. Een maagzuurremmer bevat als actieve bestanddelen CaCO 3 en MgCO 3. Aan 100 ml maagsap met een ph = 2,0 worden 0,225.10-3 mol CaCO 3 en 0,250.10-3 mol MgCO 3 toegevoegd. Er treedt een reactie met gasvorming op. Hoeveel bedraagt de ph na afloop van deze reactie? <A> 2,3 <B> 3,3 <C> 4,3 <D> 5,3 Chemie: vraag 14

Chemie Vraag 15 In een tabel met gegevens over indicatoren vinden we: indicator kleuromslag omslaggebied (ph) methylrood (MR) rood geel 4,4 6,2 fenolrood (FR) geel rood 6,4 8,2 Van een oplossing worden twee stalen genomen. Aan staal 1 voegt men enkele druppels MR toe, aan staal 2 enkele druppels FR. Welke waarneming kan NIET voorkomen? <A> MR kleurt geel en FR rood. <B> MR kleurt rood en FR geel. <C> Zowel MR als FR kleuren geel. <D> Zowel MR als FR kleuren rood. Chemie: vraag 15