Wereldwijd komt een schrikbarend aantal kinderen in aanraking met kindermishandeling, in de vorm van lichamelijke mishandeling of seksueel misbruik, verwaarlozing, of gebrek aan toezicht. Soms zijn kinderen getuige van geweld tussen hun ouders, wat eveneens een vorm van kindermishandeling is. Het antwoord op de vraag hoe vaak kinderen het slachtoffer zijn van kindermishandeling varieert sterk tussen studies. Dat kindermishandeling sporen nalaat tot in de volwassenheid komt wel uit veel studies naar voren. Angststoornissen, depressie, symptomen van posttraumatische stress, agressie en andere vormen van externaliserend probleemgedrag, problemen met alcohol en drugs en suïcide zijn allemaal in verband gebracht met ervaringen van kindermishandeling. Veel minder is bekend over het mechanisme dat verantwoordelijk is voor het verband tussen kindermishandeling en latere symptomen van psychopathologie. Deze studie probeert daarop licht te werpen, door de volgende vragen te beantwoorden: 1 Wat is the prevalentie van de verschillende vormen van kindermishandeling zoals gerapporteerd door studenten in Kenia, Zambia en Nederland? 2 Is het percentage studenten dat dergelijke ervaringen in de jeugd heeft opgedaan vergelijkbaar in de drie verschillende landen? Wijken de percentages af van wat tot nu toe gevonden is voor de prevalentie van kindermishandeling wereldwijd? 3 Zijn specifieke vormen van kindermishandeling gerelateerd aan specifieke vormen van psychopathologie in de jongvolwassenheid, zoals antisociaal of crimineel gedrag, geweld binnen de partnerrelatie, depressie, of symptomen van borderline persoonlijkheidsstoornis? 4 Is het verband tussen specifieke vormen van kindermishandeling en latere psychopathologie verschillend voor de drie in deze studie betrokken landen? 5 Wordt het verband tussen kindermishandeling en latere psychopathologie gemedieerd door symptomen van posttraumatische stress? Om deze vragen te beantwoorden hebben we gegevens verzameld over kindermishandeling en symptomen van psychopathologie zoals gerapporteerd door in totaal 862 studenten, uit Kenia (n = 375), Zambia (n = 182) en Nederland (n = 305). Dat gaf ons allereerst informatie over de prevalentie van kindermishandeling in deze drie groepen. Vervolgens keken we hoe kindermishandeling samenhangt met symptomen van psychopathologie in de drie landen, en we toetsten of het verband tussen kindermishandeling en latere negatieve uitkomsten gemedieerd werd door symptomen van posttraumatische stress. Daarvoor gebruikten we de procedure die beschreven is door Baron en Kenny (1986). We vergeleken de samenhang tussen verschillende vormen van kindermishandeling en achtergrondvariabelen van de studenten in de drie landen, en onderzochten (door gebruik te maken van kruisvalidatie) of het patroon van relaties tussen kindermishandeling en latere negatieve uitkomsten in de drie landen vergelijkbaar was. 169
Kindermishandeling: Prevalentie Verwaarlozing was de vaakst voorkomende vorm van kindermishandeling in onze studie, in elk van de drie landen. Meer dan 50% van de studenten in Kenia and Zambia rapporteerde verwaarlozing te hebben meegemaakt, en in Nederland gold dat voor 41% van de studenten. Lichamelijke mishandeling werd gemeld door 31% van de respondenten in Kenia en door 40% van de respondenten in Zambia. In Nederland daarentegen rapporteerde maar 3% van de participanten met lichamelijke mishandeling te maken te hebben gehad. Ook aan seksueel misbruik stonden meer respondenten in Kenia en Zambia bloot: ruim 30% van hen maakte melding van seksueel misbruik, tegenover 13% van de Nederlandse respondenten. In Kenia en Zambia was 20% respectievelijk 29% van de respondenten getuige van geweld tussen de ouders; in Nederland gold dat voor slechts 6%. Wanneer we de drie groepen met elkaar vergelijken, is duidelijk dat minder Nederlandse dan Keniase en Zambiaanse studenten aangeven kindermishandeling te hebben meegemaakt. Elk van de vormen van kindermishandeling kwam minder vaak voor in Nederland dan in Kenia of Zambia. Psychopathologie Alle vormen van kindermishandeling hingen samen met negatieve uitkomsten in de jongvolwassenheid, maar de uitkomsten waren niet helemaal hetzelfde in de drie groepen. Van alle typen kindermishandeling bleek verwaarlozing samen te hangen met de meeste vormen van psychopathologie. Dat gold in elk van de drie landen. In Kenia lieten ervaringen van verwaarlozing een verband zien met alle negatieve uitkomstmaten behalve het gebruik van geweld in de partnerrelatie. Lichamelijke mishandeling hing samen met hogere scores op criminaliteit, terwijl seksueel misbruik verbanden liet zien met crimineel gedrag en geweld in de partnerrelatie. Participanten die getuige waren geweest van geweld tussen hun ouders scoorden hoger op maten voor antisociaal en crimineel gedrag. In Zambia scoorden studenten die als kind verwaarloosd waren vooral hoger op antisociaal gedrag en ze hadden meer depressieve en borderline symptomen. Lichamelijke mishandeling hing, net als in Kenia, samen met hogere scores op criminaliteit. In de Nederlandse groep hing alleen verwaarlozing significant samen met meer symptomen van psychopathologie in de jongvolwassenheid, met name criminaliteit en depressieve en borderline symptomen. Hoewel in termen van significantie de resultaten tussen de landen dus niet helemaal hetzelfde waren, liet kruisvalidatie zien dat de patronen van samenhang tussen vormen van kindermishandeling en negatieve uitkomsten in de jongvolwassenheid vergelijkbaar waren in de drie groepen. 170
PTSS als mediator tussen kindermishandeling en symptomen van psychopathologie Symptomen van post-traumatische stress (PTSS) bleken in de Keniase en in de Nederlandse groep veel van de verbanden tussen kindermishandeling en latere negatieve uitkomsten te mediëren; maar dat was minder het geval in de Zambiaanse groep. In Zambia werden alleen de effecten van seksueel misbruik gemedieerd door PTSS. Voor respondenten uit Kenia speelde PTSS een mediërende rol voor het verband tussen seksueel misbruik en alle latere symptomen van psychopathologie; voor de Nederlandse groep was PTSS mediërend in de relatie tussen seksueel misbruik en criminaliteit, geweld in de partnerrelatie, depressie, borderline gedrag, en internaliserende en externaliserende problemen. Bovendien was in de groepen in Kenia en Nederland PTSS een significante mediator in het verband tussen lichamelijke mishandeling en latere negatieve uitkomsten, en tussen het getuige zijn van geweld tussen de ouders en latere symptomen van psychopathologie. Opvallend was dat PTSS noch in Kenia, noch in Zambia een mediërende rol speelde in het verband tussen verwaarlozing in de jeugd en latere symptomen van psychopathologie, terwijl het dat wel deed voor vrijwel alle negatieve uitkomsten in de groep van Nederlandse studenten. Beperkingen van deze studie en aanbevelingen voor verder onderzoek Onze studie is niet zonder tekortkomingen, en daarmee moet rekening worden gehouden bij het interpreteren van de resultaten. Allereerst ontleenden we de gegevens aan studenten in Kenia, Zambia, en Nederland, en zij vormen geen afspiegeling van de totale populaties van elk van de drie landen. Ten tweede was het design van de studie cross-sectioneel, en we kunnen dus geen conclusies trekken over de richting van een effect, over causale relaties tussen mishandeling in de kindertijd, PTSS, en symptomen van psychopathologie in de jongvolwassenheid. Bovendien waren de metingen van kindermishandeling retrospectief en -evenals de meting van het latere functioneren- gebaseerd op zelfrapportage. De gerapporteerde ervaringen van kindermishandeling konden in deze studie niet worden geverifieerd. Onze aanbevelingen zijn daarom dat toekomstig onderzoek meer representatieve groepen in elk van de drie landen zou moeten betreffen, en dat onderzoekers op het Afrikaanse continent werk zouden moeten maken van prevalentiestudies van kindermishandeling waarbij geen zelfrapportage wordt gebruikt, maar observatiegegevens van professionals die door de aard van hun werk met kinderen in aanraking komen. Longitudinale studies kunnen meer zicht geven op causale verbanden tussen mishandeling in de jeugd en psychopathologie op latere leeftijd. Gezien de risico s op latere psychopathologie na ervaringen van kindermishandeling zouden interventieprogramma s moeten worden ontwikkeld om de schade aan slachtoffers in dit opzicht zo beperkt mogelijk te houden. 171
Conclusie Op basis van gegevens van Nederlandse, Keniase en Zambiaanse studenten moeten we concluderen dat de prevalentie van kindermishandeling in Kenia en Zambia beduidend hoger is dan in Nederland. Die hoge prevalentie in de twee Afrikaanse landen is naar alle waarschijnlijkheid terug te voeren op factoren die met armoede te maken hebben. Bovendien kunnen de daar geldende sociale normen, waarbij mannen een dominante positie innemen en vrouwen en kinderen een ondergeschikte rol spelen, geweld tussen ouders en jegens de kinderen in de kaart spelen. Alle vormen van kindermishandeling lieten relaties zien met symptomen van psychopathologie in de jongvolwassenheid. De grote rol die verwaarlozing daarbij speelt maakt duidelijk dat verwaarlozing weliswaar geen littekens op het lichaam van een kind achterlaat, maar onderhuids doorwerkt en daar minstens even ernstige sporen achterlaat als lichamelijke mishandeling of seksueel misbruik. PTSS medieert een fors aantal verbanden tussen ervaringen van kindermishandeling en latere negatieve uitkomsten. Tegen die achtergrond is juist opvallend dat PTSS geen mediërende rol spelt in het verband tussen ervaringen van verwaaarlozing en latere psychopathologische symptomen in Kenia en Zambia. Als ouders ten gevolge van armoede en zware levensomstandigheden niet in de noden van hun kinderen kunnen voorzien, is dat wellicht niet zo traumatisch voor de kinderen. Het ontbreken van adequate lichamelijke en emotionele zorg en voldoende toezicht is waarschijnlijk niet ongewoon in een context waarin ouders alle zeilen moeten bijzetten om elke dag genoeg op tafel te krijgen voor hun gezin, en dat ook geldt voor de andere gezinnen waarmee het kind in aanraking komt. Andere factoren dan PTSS moeten dan dus verantwoordelijk zijn voor het verband tussen ervaring van verwaarlozing en latere negatieve uitkomsten, een verband dat we ook in Kenia en Zambia vonden. Implicaties Elk van de drie landen, Kenia, Zambia en Nederland, heeft de Conventie van de Verenigde Naties voor de Rechten van het Kind (1989) geratificeerd. Ze hebben zich daarmee verplicht tot programma s ter ondersteuning van kinderen en opvoeders in hun land, om kinderen de kans te geven in een veilige omgeving op te groeien. Er is ook de verplichting om kennis en informatie te verspreiden om praktijken en mythen die kindermishandeling in de hand werken uit te bannen. Eén en ander moet leiden tot eerdere herkenning van kindermishandeling en bewustwording van de negatieve gevolgen ervan, en uiteindelijk tot voorkoming van kindermishandeling in elk van de landen. Om de negatieve gevolgen van kindermishandeling te verminderen en zo mogelijk te voorkomen moet therapeutische interventie worden aangeboden aan allen die het slachtoffer zijn geworden van kindermishandeling. Daarvoor is een sluitend systeem van organisaties voor jeugdzorg en kinderbescherming nodig. Het ontbreken van valide prevalentiecijfers voor kindermishandeling in Kenia en Zambia is een 172
ernstige lacune; de overheden van deze twee landen zouden alles in het werk moeten stellen om op een systematische manier gegevens te verzamelen via professionals die in scholen, instellingen, dorpen en steden met kinderen te maken hebben. Kinderrechten zijn mensenrechten, en de rechten van een kind zijn onvervreemdbaar. Kinderen zijn de kwetsbaarste leden van een samenleving en tegelijkertijd zijn ze de toekomst van een land. Voor overheden moet het dus een prioriteit zijn om de middelen die ze hebben, ook als die schaars zijn, in te zetten om de rechten van de kinderen in hun land en wereldwijd optimaal te beschermen. 173