Informatie ministerie OCW over lwoo en pro Op 5 april jl. heeft staatssecretaris Dekker een brief naar de Tweede Kamer gestuurd over de toekomst van leerwegondersteunend onderwijs (lwoo) en praktijkonderwijs (pro). Vanaf 1/8/2014, als de Wet passend onderwijs ingaat, wordt de extra ondersteuning aan leerlingen dichter bij het kind in de klas georganiseerd. Regionale samenwerkingsverbanden van scholen krijgen dan de regie en zeggenschap over de aan passend onderwijs verbonden budgetten. Mede op advies van de Raad van State, de Onderwijsraad en de commissie Passend onderwijs worden, met ingang van schooljaar 2015-2016, lwoo en pro geïntegreerd in de systematiek van passend onderwijs. De ondersteuning wordt door de integratie slimmer en efficiënter, waardoor bespaard kan worden op bureaucratie. Bij de invulling van de in het regeerakkoord aangekondigde efficiencykorting van 50 miljoen vanaf 2016 worden de leerlingen zoveel mogelijk ontzien. De integratie van lwoo en pro in passend onderwijs zal plaatsvinden in schooljaar 2015-2016. Vanaf dat moment zijn er twee belangrijke veranderingen voor uw school en uw samenwerkingsverband: 1. De indicatie van lwoo en pro zal verzorgd worden door het samenwerkingsverband. De 16 regionale verwijzingscommissies (RVC s) zullen worden opgeheven. 2. Het ondersteuningsbudget van lwoo en het ondersteuningsbudget van pro gaan onder de verantwoordelijkheid van het samenwerkingsverband passend onderwijs vallen. Vanaf 1-1-2014 zijn de ondersteuningsbudgetten van lwoo en pro bovendien landelijk gebudgetteerd. Dat is om stijging van de landelijke kosten door weglek van vso naar lwoo en pro tegen te gaan. Voorkomen moet worden dat de kosten van lwoo en pro stijgen doordat leerlingen uit het vso naar lwoo en pro worden gestuurd. Vanaf schooljaar 2015-2016, als lwoo en pro zijn ondergebracht in passend onderwijs, komt er een budgettering op samenwerkingsverbandniveau. De regionale samenwerkingsverbanden zijn dan verantwoordelijk voor het gemaximeerde ondersteuningsbudget per regio. Veelgestelde vragen 1. Wat is het verschil tussen de basisbekostiging en het ondersteuningsbudget? Per 1-1-2014 wordt het bedrag dat scholen ontvangen voor lwoo- en pro-leerlingen opgesplitst in een budget voor basisbekostiging en een budget voor ondersteuningsbekostiging. De basisbekostiging is gelijk aan de bekostiging van een gemiddelde vmbo-leerling. De rest bestaat uit het ondersteuningsbudget. 2. Waarom maken we onderscheid tussen basisbekostiging en ondersteuningsbekostiging? Het ondersteuningsbudget wordt gemaximeerd (zie de volgende vraag). De basisbekostiging (het bedrag dat een school voor elke leerling ontvangt) wordt niet gemaximeerd. Daarom maken we vanaf 1-1-2014 onderscheid tussen deze twee bedragen.
3. De bedragen voor lwoo en pro zijn gemaximeerd, wat betekent dat voor mijn school de komende jaren? Er zijn twee soorten budgettering voor lwoo en pro. Deze volgen elkaar op in de tijd. 1. De landelijke budgettering Met ingang van kalenderjaar 2014 is het ondersteuningsbudget voor lwoo en pro gebudgetteerd. Voor u betekent dat dat u per leerling altijd de vastgestelde basisbekostiging ontvangt. Daarnaast ontvangt u voor uw lwoo- of pro-leerling de ondersteuningsbekostiging. Die kan naar beneden worden bijgesteld als het leerlingaantal van lwoo en pro op landelijk niveau gestegen is ten opzichte van 1-10-2011. Een stijging van 1 à 2% van het landelijke aantal leerlingen zal een daling van enkele tientjes per leerling tot gevolg hebben. Het bevoegd gezag ontvangt eind 2013 een overzicht van het basis- en ondersteuningsbudget voor het kalenderjaar 2014. 2. De budgettering op het niveau van het samenwerkingsverband Als lwoo en pro in schooljaar 2015/2016 zijn ondergebracht in passend onderwijs verandert de wijze van budgettering. Voor uw school betekent dat dat u voor uw leerling én een vaste basisbekostiging ontvangt én een vastgestelde ondersteuningsbekostiging. Als er binnen het samenwerkingsverband meer leerlingen worden geïndiceerd dan het samenwerkingsverband middelen heeft, gaat dat dus niet ten koste van het ondersteuningsbudget per leerling. De overschrijding van het ondersteuningsbudget wordt verhaald op de lumpsum van alle besturen die zijn aangesloten bij uw samenwerkingsverband. 4. Wat is lichte ondersteuning en wat is zware ondersteuning? In passend onderwijs maken we onderscheid tussen verschillende soorten ondersteuning. Onder zware ondersteuning valt ondersteuning aan leerlingen in het vso en aan zogenaamde rugzakleerlingen. Onder lichte ondersteuning valt ondersteuning op bijvoorbeeld een Orthopedagogisch en didactisch centrum (OPDC), en op scholen die lwoo en/of pro aanbieden. Vanaf 2015-2016 zijn de samenwerkingsverbanden verantwoordelijk voor de budgeten van drie vormen van lichte ondersteuning: Ondersteuningsbudget van lwoo Ondersteuningsbudget van pro Het budget van de overige lichte ondersteuning (het regionaal zorgbudget, Rebound, Herstart en Op de Rails). Met passend onderwijs gaan al deze budgetten onder verantwoordelijkheid van het samenwerkingsverband vallen. De basisbekostiging wordt, net als voorheen, rechtstreeks aan het bevoegd gezag overgemaakt.
5. Is het ondersteuningsbudget voor de zware ondersteuning gescheiden van de budgetten voor lichte ondersteuning? Ja. Een samenwerkingsverband is verantwoordelijk voor de middelen van de zware ondersteuning (vso en rugzak). Daarbij geldt dat daarop eerst de kosten van de verwijzingen naar (v)so in mindering worden gebracht. Het budget dat daarna overblijft is vrij te besteden door het samenwerkingsverband. In schooljaar 2015-2016 geldt voor het deel ambulante begeleiding van de rugzak dat deze nog herbesteed moet worden bij het vso als er geen afspraken zijn over personeel. Daarbij geldt dat als er een overschrijding in het zware ondersteuningsbudget is als gevolg van teveel vso-verwijzingen, het niet automatisch uit het lichte ondersteuningsbudget wordt betaald, maar met de lumpsum van de besturen die zijn aangesloten bij het samenwerkingsverband wordt verrekend. Hoe de lichte ondersteuningsbudgetten worden vormgegeven in het kader van de inpassing van lwoo en pro in passend onderwijs, wordt nog uitgewerkt. Na de zomer komt hierover duidelijkheid. 6. Wat gebeurt er als het samenwerkingsverband het budget van lwoo of het budget van pro overschrijdt? Als lwoo en pro in schooljaar 2015-2016 zijn ondergebracht in passend onderwijs heeft een samenwerkingsverband de verantwoordelijkheid over een budget voor lwoo en een budget voor pro. Het gaat dan alleen om de ondersteuningsbekostiging. De basisbekostiging wordt (net als voor de rest van de scholen) rechtstreeks naar het bevoegd gezag overgemaakt. Het ondersteuningsbudget voor lwoo en het ondersteuningsbudget voor pro worden vastgesteld op basis van de leerlingtelling van 1-10-2012. Bij overschrijding van deze budgetten hanteren we dezelfde systematiek als met het budget voor de zware ondersteuning: het wordt verhaald op de lumpsum van alle besturen die zijn aangesloten bij het samenwerkingsverband. Het is, vanaf 2015-2016, dus niet zo dat het bedrag per leerling lager wordt, of dat het samenwerkingsverband verplicht is om te stoppen met verwijzen van leerlingen naar lwoo of pro. 7. Is het inderdaad zo dat het samenwerkingsverband indiceert en dat DUO de financiële afwikkeling doet? Ja, vanaf het moment dat lwoo en pro worden ondergebracht in passend onderwijs (schooljaar 2015-2016) is dat het geval. Net als bij passend onderwijs is het samenwerkingsverband verantwoordelijk voor het ondersteuningsbudget lwoo en het ondersteuningsbudget pro. Indien een samenwerkingsverband bijvoorbeeld een pro-leerling heeft geïndiceerd en de leerling is ingeschreven op een school voor praktijkonderwijs, dan zal DUO automatisch de bijbehorende bekostiging overmaken naar uw pro-school. Het samenwerkingsverband zit daar niet tussen. Indien het samenwerkingsverband minder pro-leerlingen indiceert dan er middelen zijn, dan ontvangt het samenwerkingsverband die overige middelen. Indien het samenwerkingsverband meer pro-leerlingen indiceert dan er beschikbare middelen zijn, dan zullen alle besturen van het samenwerkingsverband door DUO gekort worden op hun lumpsum.
8. Het leerlingaantal in lwoo en pro groeit toch niet substantieel, waarom dan toch bezuinigen? De efficiencykorting heeft geen relatie met het aantal leerlingen in het lwoo en pro. Door lwoo en pro in passend onderwijs te integreren kan de ondersteuning doelmatiger worden. Daarom is het Kabinet van mening dat er gekort kan worden. De efficiencywinst bij de samenwerkingsverbanden zit bijvoorbeeld in: Het vereenvoudigen van de structuur van indicatie. Verschillende indicatieorganen hebben op dit moment eigen procedures, eigen personeel en eigen taken. De regionale verwijzingscommissie, de commissie voor indicatiestelling, maar bijvoorbeeld ook de permanente commissie voor leerlingzorg zijn hier voorbeelden van. Na de invoering van passend onderwijs inclusief lwoo en pro is het mogelijk om de toewijzing van ondersteuning in één hand te leggen. Synergievoordelen door de ondersteuning aan leerlingen gezamenlijk vorm te geven. Niet iedere school hoeft zelf een dekkend ondersteuningsaanbod te hebben, maar er kunnen in een samenwerkingsverband afspraken worden gemaakt over bijvoorbeeld het inrichten van gezamenlijke tussenvoorzieningen. Meer maatwerk. Samenwerkingsverbanden hebben de mogelijkheid om, beter dan nu, maatwerk te leveren aan leerlingen. Hierdoor kan de uitstroom naar de duurdere onderwijsvormen (zoals het vso) worden beperkt. Daarmee bespaart een samenwerkingsverband middelen die zij elders weer in kan zetten. 9. Wordt de beschikking dan net als nu ook weer onbeperkt in tijd gegeven (zolang de leerling vmbo of pro onderwijs volgt) of zit er een begrenzing op? Voorlopig krijgen lwoo- en pro-leerlingen nog een indicatie voor de duur van hun loopbaan in het voortgezet onderwijs. De staatssecretaris zet wel een onderzoek uit naar de landelijke indicatiecriteria en de duur van de indicatie. Medio 2014 komt daarvan de uitslag. Op basis daarvan besluit de staatssecretaris of de duur van de indicatie voor de loop van het voortgezet onderwijs blijft bestaan of dat de duur van de indicatie wordt ingekort of vrijgegeven. 10. Zijn we als samenwerkingsverband verplicht om vast te houden aan de landelijke indicatiecriteria voor lwoo en pro? Ja, tenzij alle besturen in het samenwerkingsverband akkoord zijn met het afwijken van de landelijke criteria. Dan mag een samenwerkingsverband vanaf schooljaar 2015/2016 afwijken van de landelijke criteria via een opting out-mogelijkheid. 11. Hoe zit het met de verevening van lwoo en pro? Er wordt niet verevend. Dat betekent dat het budget in het schooljaar 2015-2016 wordt gebaseerd op de leerlingtelling van 1 oktober 2012.
Het aandeel leerlingen dat naar lwoo en pro gaat, verschilt per samenwerkingsverband. De verdeling vanaf 2015/2016 wordt vastgesteld op basis van de teldatum van 1-10-2012. Voorlopig blijven de verschillen tussen samenwerkingsverbanden bestaan: we gaan nog niet verevenen. Na een onderzoek wordt in 2016 besloten of er verevend zal gaan worden. In passend onderwijs is er voor de zware ondersteuning wel besloten tot een verevening. Stapsgewijs wordt van 2015-2020 toegewerkt naar een situatie waarin elk samenwerkingsverband budget zal krijgen gebaseerd op het aantal leerlingen per samenwerkingsverband. 12. De verdeelsleutel voor lichte ondersteuning (regionaal zorgbudget, Rebound e.d.) wordt aangepast, is dat dan niet de verevening? Nee. Als we spreken over een verevening, dan gaat het om het bedrag dat per samenwerkingsverband beschikbaar is voor lwoo of pro. Een verevening betekent dat elk samenwerkingsverband naar rato van het aantal leerlingen in dat verband, evenveel leerlingen kan verwijzen. Voor de zware ondersteuning is daartoe al besloten, of dat voor lwoo en pro ook zal worden gedaan wordt in 2016 besloten. Er gaat wel iets gebeuren met de overige lichte ondersteuning. De budgetten van het regionaal zorgbudget, Rebound, Herstart en Op de Rails vormen straks samen één budget dat ter beschikking staat aan de samenwerkingsverbanden passend onderwijs. In dit budget gaan twee zaken veranderen: 1. Met ingang van passend onderwijs worden deze budgetten samengevoegd tot één budget, dat is eenvoudiger dan vier losse budgetten. 2. Dat nieuwe budget voor lichte ondersteuning wordt niet langer berekend wordt op basis van alle leerlingen in leerjaar 3 en 4 van het vmbo in een samenwerkingsverband, maar op basis van alle reguliere leerlingen in het verband. Dat kan wijzigingen in budget per samenwerkingsverband tot gevolg hebben. Bovenstaande wijzigingen moeten nog worden vastgelegd worden in regelgeving. Die regelgeving wordt na de zomervakantie naar de Tweede Kamer gestuurd. De hoogte van het budget wordt daarna opnieuw berekend.