Gezondheidsenquête Zaanstreek-Waterland 2005



Vergelijkbare documenten
Lokale en Nationale Monitor Gezondheid. Door uniform onderzoek gerichter gezondheidsbeleid

Protocol Gezondheidsmonitor Noord-Holland Noord

Gezondheidsmonitor volwassenen en ouderen 2016 Samenvatting gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude

Gezondheidsenquête Methode en respons

Hoe gezond zijn de inwoners van Staphorst? Gezondheidsmonitor volwassenen en ouderen

Gezondheidsmonitor volwassenen en ouderen 2016 Samenvatting gemeente Haarlemmermeer

Samenvatting Jong; dus gezond!?

De leden van de gemeenteraad van Haarlemmermeer Postbus AG Hoofddorp

Leidenincijfers Beleidsonderzoek draagt bij aan de kwaliteit van beleid en besluitvorming

GGD Zaanstreek-Waterland juni Tabellenboek gemeente Waterland Enquête 0 t/m 11 jarigen 2007 Zaanstreek-Waterland

Tabellenboek gemeente Edam-Volendam Enquête 0 t/m 11 jarigen 2007 Zaanstreek-Waterland

GGD Zaanstreek-Waterland juni Tabellenboek gemeente Purmerend Enquête 0 t/m 11 jarigen 2007 Zaanstreek-Waterland

GGD Zaanstreek-Waterland juni Tabellenboek gemeente Zaanstad Enquête 0 t/m 11 jarigen 2007 Zaanstreek-Waterland

V O LW A S S E N E N

IJsselland. Wijkgezondheidsprofiel Voorstad Deventer

ONDERZOEKSOPZET, RESPONS EN ACHTERGRONDKENMERKEN

Hoe gezond zijn de inwoners van Ommen? Gezondheidsmonitor volwassenen en ouderen

Afstemming monitoractiviteiten. Carolien van den Brink

Hoe gezond zijn de inwoners van Steenwijkerland? Gezondheidsmonitor volwassenen en ouderen

De Kindmonitor: Het GGD-Gezondheidsonderzoek onder de ouders van kinderen van 0 tot 12 jaar

Hoe gezond zijn de inwoners van Hardenberg? Gezondheidsmonitor volwassenen en ouderen

Hoe gezond zijn de inwoners van Zwolle? Gezondheidsmonitor volwassenen en ouderen

Kerncijfers leefstijlmonitor seksuele gezondheid 2015

Hoe gezond zijn de inwoners van Zwartewaterland? Gezondheidsmonitor volwassenen en ouderen

Gezondheidsmonitor volwassenen en ouderen 2016

Voorlopig tabellenboek Volwassenen- en seniorenenquête 2012 Flevoland

Hoe gezond zijn de inwoners van Zwolle? Gezondheidsmonitor volwassenen en ouderen

Hoe gezond zijn de inwoners van Steenwijkerland? Gezondheidsmonitor volwassenen en ouderen

Gezondheidsmonitor volwassenen en ouderen 2016

Hoe gezond zijn de inwoners van Staphorst? Gezondheidsmonitor volwassenen en ouderen

Hoe gezond zijn de inwoners van Deventer? Gezondheidsmonitor volwassenen en ouderen

Gezondheid en sterfte naar onderwijsniveau

Geestelijke Gezondheid (65 94 jaar)

Bouwstenen nota volksgezondheid Renate Martens en Ivanka van der Veeken. Gemeente Drimmelen GGD West-Brabant:

30 Gezondheid van volwassenen en ouderen in de regio Noord- en Oost-Gelderland

Kerncijfers leefstijlmonitor seksuele gezondheid 2017

Seksuele oriëntatie uitgesplitst per sekse, bevolking 18 jaar en ouder, 2016/2017 (in gewogen percentages)

IJsselland. Wijkgezondheidsprofiel Borgele en Platvoet Deventer

OInleiding1c Psychische ongezondheid Psychische problemen Ervaren gezondheid Eenzaamheid

Kernboodschappen Gezondheid Enschede

Rapportage cliëntervaringsonderzoek WMO Gemeente Aalburg

De Lokale en Nationale Monitor Gezondheid Door uniform onderzoek gerichter gezondheidsbeleid

48% jr jr jr jr 65+ Hoe gezond is Barendrecht? 20% 94% 93% Gezondheid en ziekte % % %

52% jr jr jr jr 65+ Hoe gezond is Albrandswaard? 92% 91% Gezondheid en ziekte % % %

Cijfers gezondheidssituatie gemeente Leeuwarderadeel

Participatie en gezondheid. Resultaten uit de Gezondheidsenquête 2016

3 De WMO in zicht in de regio Gelre-IJssel

Ouderenmonitor Gezondheidsonderzoek 65-plussers regio Nijmegen. Gezondheidsonderzoek kinderen 0-12 jaar regio Nijmegen

Onderwerp: Verlengen nota Lokaal gezondheidsbeleid Wijk bij Duurstede

Fit en Gezond in Overijssel 2016

Kerncijfers leefstijlmonitor seksuele gezondheid 2016

Gezondheidsenquête: Volwassenen en Senioren 2009 Uitgave: Mei 2010

Kernboodschappen Gezondheid Almelo

Kernboodschappen Gezondheid Wierden

Kernboodschappen Gezondheid Borne

Geestelijke Gezondheid (19 64 jaar)

Wijkgericht werken: doel of middel?

RESPONS Er zijn panelleden benaderd. Van hen hebben er de vragenlijst ingevuld. Dit resulteert in een respons van 64%.

Kinderen in Nederland - Bijlage B Respons, representativiteit en weging

IJsselland. Wijkgezondheidsprofiel Rivierenwijk en Bergweide Deventer

Depressie in Zeeland

Regionale VTV Levensverwachting en sterftecijfers. Referent: Drs. M.J.J.C. Poos, R.I.V.M.

Armoede en gezondheid. Resultaten uit de Gezondheidsenquête 2016

Overgewicht 4-19 jaar

Door Cliënten Bekeken voor Gezondheidscentra Gezondheidscentrum Twekkelerveld

Kernboodschappen Gezondheid Haaksbergen

1 2 JUNI Raadsinformatie. Aan: CC: Onderwerp: Bijlagen:

Positieve trends in (gezonde) levensverwachting

PSYCHOSOCIALE GEZONDHEID

Inleiding. Johan Van der Heyden

In de volgende werkblad(en) staan tabellen behorend bij een bepaald thema. De tabellen zijn toegespitst op de door u opgevraagde leeftijdscategorie.

In de volgende werkblad(en) staan tabellen behorend bij een bepaald thema. De tabellen zijn toegespitst op de door u opgevraagde leeftijdscategorie.

Kernboodschappen Gezondheid Oldenzaal

Volwassenen & Ouderenmonitor 2017

Opvoeden in Nederland 2010 Onderzoeksverantwoording. Sociaal en Cultureel Planbureau

In de volgende werkblad(en) staan tabellen behorend bij een bepaald thema. De tabellen zijn toegespitst op de door u opgevraagde leeftijdscategorie.

Gezondheidsenquête, Leefstijlmonitor en Gezondheidsmonitor. 12 april 2018 Christianne Hupkens

Gemeente rapportage Nederweert Gezondheidsmonitor Volwassenen en Ouderen 2016

Gezondheid en welzijn van volwassenen en senioren in Zuid-Holland West. Sociale activiteiten Mantelzorg. Gezondheidsonderzoek. Eenzaamheid Steunpunten

Raadsvergadering, 29 januari Voorstel aan de Raad

Bewegen en overgewicht in Purmerend

Gezondheidsmonitor gemeente Neder-Betuwe

De toekomst: iedereen doet mee!? Carolien Plevier - GGD regio Utrecht Hanneke Schreurs - Gemeente Utrecht Volksgezondheid

Kernboodschappen Gezondheid Rijssen-Holten

Kerncijfers leefstijlmonitor seksuele gezondheid 2014

Kernboodschappen Gezondheid Dinkelland & Tubbergen

E-MOVO 2010: gezondheid, welzijn en leefstijl. Een scholierenonderzoek onder tweede- en vierdeklassers van het voortgezet onderwijs

GEZONDHEIDSENQUETE 2013

Bestuursopdracht Raad

Gezondheidsenquête 2008

Gezondheid, welzijn en leefstijl van jongeren in Zeevang Het E-MOVO scholierenonderzoek onder tweede- en vierdeklassers van het voortgezet onderwijs.

Gezondheid in beeld:

23 65-plussers in de regio Gelre-IJssel. Resultaten van de ouderenmonitor 2010

Ouderenonderzoek Kennemerland

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 8 december 2014 Betreft: nieuwe opzet Leefstijlmonitoring

Gezondheid in beeld:

Transcriptie:

GEZONDHEIDSENQUÊTE ZAANSTREEK-WATERLAND 2005

Gezondheidsenquête Zaanstreek-Waterland 2005 Een onderzoek naar de gezondheidssituatie van de volwassen bevolking in de regio Zaanstreek-Waterland. Carolien Plevier Martine Mulder GGD Zaanstreek-Waterland November 2006

VOORWOORD Hierbij bied ik u het rapport Gezondheidsenquête Zaanstreek-Waterland 2005 aan. Dit project is onderdeel van de Gezondheidsmonitor Zaanstreek-Waterland. In het kader van dit overkoepelende project, dat voortvloeit uit de Wet collectieve preventie volksgezondheid (Wcpv), wordt de gezondheidssituatie van de bevolking periodiek in kaart gebracht. Het regelmatig herhalen van een dergelijk onderzoek stelt ons in staat trends te volgen en uitgevoerd beleid te evalueren. Het voorliggende onderzoek is het derde vragenlijstonderzoek onder de volwassen bevolking in onze regio. Regionaal onderzoek is van belang omdat de gezondheidssituatie van de regio kan verschillen van het landelijke beeld. Daarnaast zijn er binnen de regio verschillen in de gezondheidssituatie. Daarom zijn in dit onderzoek gemeenten en soms zelfs wijken vergeleken. Voor het goed uitvoeren van preventieprogramma s is inzicht in risicogroepen van belang. Binnen dit onderzoek is de gezondheidssituatie tussen verschillende groepen (leeftijd, geslacht, etniciteit en opleidingsniveau) vergeleken. Het rapport is in eerste instantie bedoeld voor beleidsmakers en politici die uitspraken kunnen staven met gedegen epidemiologisch onderzoek en het verkregen inzicht in de gezondheidssituatie kunnen gebruiken ter onderbouwing en ontwikkeling van het (gemeentelijke) gezondheidsbeleid. Naast deze uitgebreide rapportage verschijnen ook een vijftal factsheets waarin de resultaten op een beknopte manier worden gepresenteerd. Onze dank gaat uit naar de respondenten die zo bereidwillig de lange en persoonlijke vragenlijst hebben ingevuld. Verder wil ik op deze plaats iedereen bedanken die meegewerkt heeft aan de totstandkoming van dit rapport. De vragenlijst is samengesteld in nauwe samenwerking met de gemeenten in de regio om zo echt aan de informatiebehoefte bij de gemeente te kunnen voldoen, zodat onderzoeksresultaten vertaald zullen worden naar gemeentelijk beleid. Het ministerie voor VWS heeft in de nieuwe preventienota Kiezen voor gezond leven duidelijk richting gegeven aan het inzetten op gezond leven. Getuige de onderzoeksresultaten is er ook in deze regio zeker nog gezondheidswinst te behalen, zowel op de speerpunten van de landelijke nota als op andere thema s. Het kan dan ook niet anders dan dat het rapport zal bijdragen aan de totstandkoming van een gedegen gezondheidsbeleid in de regio. Tevens hoop ik dat met behulp van dit rapport betrokken instanties nog meer gemotiveerd worden tot een effectievere samenwerking op het gebied van de openbare gezondheidszorg: Samen werken aan een gezonde regio!! Drs. J.P. Detering, directeur GGD Zaanstreek-Waterland 2

INHOUD Inhoudsopgave 1 Inleiding 1 1.1 Gemeentelijk volksgezondheidsbeleid 1 1.2 Gezondheidsmonitor Zaanstreek-Waterland 1 1.3 Gezondheidsenquête Zaanstreek-Waterland 2005 3 1.4 Opzet rapportage 3 2 Onderzoeksopzet 4 2.1 Schaalgrootte gezondheidsenquête 4 2.2 Onderzoekspopulatie, steekproef en onderzoeksopzet 4 2.2.1 Onderzoekspopulatie 4 2.2.2 Steekproef 5 2.2.3 Onderzoeksopzet 5 2.3 De vragenlijst 6 2.4 Gegevensverwerking en analyse 11 2.4.1 Statistisch toetsen 11 2.4.1.1 Toetsen voor verschillen in prevalenties 12 2.4.1.2 Determinantenanalyse 12 3 Respons 13 3.1 Respons 13 3.2 Representativiteit 14 3.3 Weging 15 3.4 Achtergrondkenmerken 16 3.4.1 Opleidingsniveau 16 3.4.2 Inkomen en bezuinigen 16 3.4.3 Etniciteit en bevolkingsgroep 18 3.4.4 Burgerlijke staat 18 3.4.5 Samenstelling huishouden 19 3.5 Non-respondenten 19 3.5.1 Opzet non-responsonderzoek 19 3.5.2 Respons op het non-responsonderzoek 20 3.5.3 Achtergrondkenmerken non-responsonderzoek 21 3.5.4 Resultaten non-responsonderzoek 23 3.5.5 Conclusie non-responsonderzoek 24 4 Resultaten 25 4.1 Gezondheid 25 4.1.1 Ervaren gezondheid 25 4.1.2 Lichamelijke gezondheid 26 4.1.2.1 Aandoeningen 26 4.1.2.2 Letsel, blessure of vergiftiging 30 4.1.2.3 Seksueel overdraagbare aandoeningen (SOA) 31 4.1.3 Psychische gezondheid 31 4.1.3.1 Een psychische aandoening 31 4.1.3.2 Angst en depressie 32 4.1.3.3 Psychisch onwelbevinden 32 4.1.3.4 Zelfmoordgedachten en zelfmoordpogingen 33 4.1.4 Sociale omgeving 33 3

INHOUD 4.1.4.1 Eenzaamheid 34 4.1.4.2 Sociale relaties 36 4.1.4.3 Problemen met kinderen en behoefte aan opvoedingsproblematiek 37 4.1.4.4 Ingrijpende gebeurtenissen 37 4.1.4.5 Gevoelens van (on)veiligheid 38 4.2 Leefstijl 39 4.2.1 Verslavingsgedrag 39 4.2.1.1 Roken 39 4.2.1.2 Alcohol 41 4.2.1.4 Drugs 43 4.2.1.5 Gokken 45 4.2.2 Overgewicht, bewegen en voedingsgewoonten 46 4.2.2.1 Overgewicht 46 4.2.2.2 Bewegen 48 4.2.2.3 Voedingsgewoonten 50 4.3 Milieu 55 4.3.1 Wonen en overlast 55 4.3.2 Binnenmilieu 56 4.3.3 Bodemvervuiling 59 4.4. Zorg 61 4.4.1 Zorggebruik 61 4.4.2 Mantelzorg 65 4.4.3 Medicijngebruik 68 4.4.4 Toegankelijkheid van zorg 69 5 Samenvatting, discussie en aanbevelingen 71 5.1 Belangrijkste onderzoeksresultaten 71 5.2 Discussie 73 5.3 Conclusie 74 5.4 Aanbevelingen naar aanleiding van de onderzoeksresultaten 74 5.4.1 Preventienota Kiezen voor gezond leven 74 5.4.2 Lokaal gezondheidsbeleid 75 5.4.3 Bevorderen van gezond gedrag 75 5.4.4 Speerpunten GGD Zaanstreek-Waterland 75 6 Literatuur 77 7 Afkortingen 79 8 Definities 80 Bijlagen 81 1 Brieven en antwoordkaartje 81 2 Aanmeldingsformulier RIVM 85 3a Vragenlijst Zaanstreek-Waterland 87 3b Vragenlijst Edam-Volendam 101 4 Herkomst vragen 103 5 Vragenlijst non-responsonderzoek 106 6 Tabellen naar gemeente 108 7 Risicofactoren van ziekten 134 4

INLEIDING 1 Inleiding 1.1 Gemeentelijk volksgezondheidsbeleid In de Wet collectieve preventie volksgezondheid (Wcpv) is opgenomen dat de gemeenteraad sinds 1 juli 2003 een nota gemeentelijk gezondheidsbeleid dient vast te stellen. Deze nota dient daaropvolgend iedere vier jaar te worden herzien. Het is de bedoeling dat deze nota gestoeld is op inzicht in de gezondheidssituatie van de bevolking. De wet schrijft daartoe voor dat eenmaal per vier jaar voorafgaande aan de opstelling van de nota door middel van epidemiologische analyse inzicht in de gezondheidssituatie van de bevolking moeten worden verworven. Recentelijk is hieraan toegevoegd dat dit op gestandaardiseerde wijze dient te gebeuren. 1 Het basismotief van het gezondheidsbeleid is het bevorderen en beschermen van de gezondheid van de bevolking. Op gemeentelijk niveau gebeurt dit veelal door het interveniëren op de determinanten van gezondheid, zoals leefstijl, omgevingsfactoren en zorg. Het beoogde doel van de Wcpv, namelijk het behalen van gezondheidswinst, kan tot stand komen door dit samenspel tussen beleid en onderzoek. Inmiddels hebben de negen gemeenten in de regio Zaanstreek-Waterland in het kader van het project Gezondheid staat bovenaan een basisnota 2003-2007 geschreven met daaraan toegevoegd een hoofdstuk toegespitst op de lokale situatie. Zij hebben hierbij veelvuldig gebruik gemaakt van de resultaten van de gezondheidsenquête 2001. Langzaam maar zeker bereiden de gemeenten zich voor op het schrijven van de nota voor de periode 2008 2011. Actuele cijfers zijn daarbij onmisbaar. De gezondheidsenquête 2005 voorziet hierin. 1.2 Gezondheidsmonitor Zaanstreek-Waterland Het verwerven van inzicht in de gezondheidstoestand is door de gemeenten gedelegeerd aan de GGD Zaanstreek-Waterland. De GGD Zaanstreek-Waterland heeft het verzamelen van informatie over de gezondheidstoestand van de inwoners uit haar regio ondergebracht onder een overkoepelend project Gezondheidsmonitor Zaanstreek-Waterland. Aangezien er in de verschillende leeftijdsgroepen (0-11, 12-18, 18-70 jarigen en 70-plussers) verschillende problematiek speelt en er dus voor een goed inzicht in de gezondheidstoestand andere informatie dient te worden verzameld, is de GGD voornemens in een vierjaarlijkse cyclus voor iedere leeftijdsgroep een aparte gezondheidsenquête uit te zetten. Een monitor tracht op een gestructureerde wijze inzicht te verkrijgen in de gezondheidssituatie van de regiobevolking alsmede in de determinanten, die de gezondheid mede bepalen. Kenmerken van een monitor zijn: 1. De informatieverzameling is periodiek en systematisch. 2. De verzamelde informatie is actueel. 3. De gebruikte indicatoren zijn steeds per item hetzelfde. 4. De verzamelde informatie is beleidsrelevant. 5. De monitor kent een ijkpunt. De functies van een gezondheidsmonitor zijn heel divers: signaleren, controleren, waarschuwen, overtuigen, debatgenereren, evalueren van beleid en genereren van interventieprojecten. De gezondheidsmonitor bestaat uit een set kernvariabelen. Dit zijn variabelen, die structureel zullen worden meegenomen ten behoeve van de gezondheidsmonitor. De kernvariabelen kunnen worden onderscheiden in twee gedeelten: een gezondheidsdeel en een determinantendeel. Het gezondheidsdeel omvat sterfte, ziekte, functionele beperkingen en ervaren gezondheid. 1

INLEIDING De determinanten die in het kader van de gezondheidsmonitor worden verzameld zijn gegroepeerd op basis van het Basismodel van het RIVM (zie figuur 1.1). Een determinant is een factor die de gezondheid beïnvloedt. Fysieke omgeving Sociale omgeving Leefstijl Biologische factoren Gezondheid Lokaal beleid Gezondheidszorg Demografische factoren en woonplaats Figuur 1.1 Basismodel In het model worden vier groepen determinanten onderscheiden: Omgevingsfactoren, zowel fysieke als sociale Leefstijl Biologische/genetische factoren Gezondheidszorg Het verwerven van inzicht in de gezondheidssituatie kan op veel verschillende manieren worden verkregen. Zo kan gebruik gemaakt worden van bestaande registraties, zoals de sterfteregistratie van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Recentelijk heeft de GGD Zaanstreek-Waterland met de Noord-Hollandse GGD en en de GGD Flevoland een provinciaal sterfteproject uitgevoerd. 2 Bestaande registraties bevatten over het algemeen objectieve gegevens. Echter, de meer subjectieve gegevens over aspecten van gezondheid (kwaliteit van leven, klachten, leefstijlgedrag et cetera) kunnen niet via de bestaande registraties verkregen worden. Deze informatie moet bij de bevolking zelf worden ingewonnen, bijvoorbeeld door middel van vragenlijstenonderzoek. Door het herhaaldelijk uitvoeren van een dergelijke gezondheidsmeting kunnen veranderingen in de gezondheidssituatie en effecten van interventies/beleid waargenomen worden. Actuele informatie over de omvang van de gezondheidsproblemen of over de blootstelling aan risicofactoren is onontbeerlijk bij het formuleren van nieuw beleid. Het monitorproject is dan ook een continu project. Gegevens op gemeenteniveau geven de lokale overheid handvatten voor gezondheidsbeleid. Echter, gemeenten van grotere omvang zullen gegevens op wijkniveau nodig hebben om het 2

INLEIDING lokale gezondheidsbeleid goed vorm te kunnen geven. Zeker omdat in de grotere gemeenten substantiële verschillen in gezondheidstoestand tussen wijken kunnen bestaan. De Gezondheidsmonitor Zaanstreek-Waterland wordt beïnvloed door nationale en lokale ontwikkelingen. Zo zijn er twee landelijke projecten gestart met als doel standaardisatie van vraagstellingen: de Lokale en Nationale Monitor Jeugdgezondheid en de Lokale en Nationale Monitor Volksgezondheid. Binnen deze twee projecten wordt door GGD Nederland samengewerkt met respectievelijk TNO/LVT-Nederland en het RIVM. De aanleiding voor deze projecten was dat er bij GGD en en thuiszorginstellingen al heel lang gegevens werden verzameld, maar dat er dringend behoefte was aan landelijke spiegelinformatie om de gegevens tegen af te kunnen zetten. Het doel van beide projecten is het opzetten van een landelijk systeem van verzameling en beheer van lokaal verzamelde gegevens, over de jeugd en volwassenen, zodat spiegelinformatie beschikbaar komt voor de regio s. Zij doet dit door standaarden te ontwikkelen voor een beperkte groep van onderwerpen. Deze standaarden kunnen vragenlijsten zijn die dan bijvoorbeeld in gezondheidsenquêtes worden meegenomen, maar ook een instructie voor het stellen van vragen in de PGO-setting. In principe hebben alle GGD en en thuiszorgorganisaties in Nederland zich gecommiteerd aan de standaarden. Indien er in deze rapportage gesproken wordt over een standaard worden de standaarden voortkomend uit dit project bedoeld. 1.3 Gezondheidsenquête Zaanstreek-Waterland 2005 De gezondheidsenquête Zaanstreek-Waterland 2005 borduurt voor een deel voort op het vragenlijstonderzoek dat in 2001 heeft plaatsgevonden. 3 Het doel van het onderzoek is het verkrijgen van inzicht in de omvang en trends van de gezondheidsproblemen in de regio, evenals in factoren die van invloed zijn op het vóórkomen van gezondheidsproblemen. Zo wordt gekeken of er verschillen tussen gemeenten en wijken zijn, maar ook of er verschillen waar te nemen zijn naar geslacht, leeftijd, etniciteit en opleidingsniveau. Vanzelfsprekend is het ook van belang te bekijken in hoeverre de cijfers uit de regio Zaanstreek-Waterland afwijken van landelijke cijfers. 1.4 Opzet rapportage De rapportage die voor u ligt is de uitgebreide rapportage van de gezondheidsenquête Zaanstreek-Waterland 2005. Deze rapportage presenteert het vóórkomen van gezondheidsproblemen en factoren die de gezondheid beïnvloeden in de hele regio, alsmede in deelgebieden (gemeenten en zelfs bepaalde wijken) van de regio. Ook zijn de prevalenties weergegeven naar leeftijd, geslacht, etniciteit en opleiding. Al eerder zijn naar aanleiding van de gezondheidsenquête 2005 een tweetal andere rapportages uitgegeven. 4,5 Naast deze uitgebreide rapportage, verschijnen een viertal factsheets met ieder een apart thema: - Gezondheid - Leefstijl - Milieu - Zorg Ten slotte verschijnt er een factsheet Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) met informatie, die voor gemeenten van belang is, voor de inrichting van deze nieuwe wet (met onderwerpen als: opvoedingsondersteuning, aandoeningen, mantelzorg en informatieloket gemeente). In hoofdstuk 2 wordt de onderzoeksopzet beschreven. De respons en wijze van weging staan in hoofdstuk 3. Hoofdstuk 4 presenteert de resultaten van het onderzoek. In hoofdstuk 5 worden dwarsverbanden tussen de resultaten gelegd en worden factoren die de uitkomsten van het onderzoek kunnen hebben beïnvloed besproken. Ten slotte beschrijft dit hoofdstuk de belangrijkste conclusies en implicaties voor beleid. 3

ONDERZOEKSOPZET 2 Onderzoeksopzet 2.1 Schaalgrootte gezondheidsenquête Gegevens op gemeenteniveau geven de lokale overheid handvatten voor gezondheidsbeleid. Echter, gemeenten van grotere omvang kunnen gegevens op kleiner geografisch niveau nodig hebben om het lokale gezondheidsbeleid goed vorm te kunnen geven. In samenspraak met elke gemeente afzonderlijk is bepaald op welk niveau de enquêtegegevens gepresenteerd worden (zie figuur 2.1 voor een overzicht van de regio). Hoe gedetailleerder het uitsprakenniveau, hoe groter de steekproef uit de betreffende gemeente moet zijn. Alle gemeenten verzochten om uitspraken op gemeenteniveau. Binnen de gemeente Edam- Volendam werd daarnaast om uitspraken voor de kernen Edam en Volendam gevraagd. De gemeente Zaanstad selecteerde zes aandachtswijken: Zaandam Zuid, Poelenburg, Peldersen Hoornseveld, Rosmolenwijk, Kogerveldwijk en Assendelft (de wijken Assendelft Zuid en Assendelft Noord samen). BEEMSTER ZEEVANG WORMERLAND PURMEREND EDAM-VOLENDAM ZAANSTAD OOSTZAAN WATERLAND LANDSMEER Figuur 2.1 Regio Zaanstreek-Waterland In de analyses is gekeken of de prevalenties op gemeenteniveau significant verschillen van de prevalenties op het niveau van de gehele regio Zaanstreek-Waterland. Daarnaast zijn de prevalenties in de subregio s binnen een gemeente, vergeleken met de prevalentie van de desbetreffende gemeente (bijvoorbeeld de prevalentie in Edam is vergeleken met de prevalentie in de gemeente Edam-Volendam en de prevalentie in de wijk Poelenburg met de prevalentie in de gemeente Zaanstad). 2.2 Onderzoekspopulatie, steekproef en onderzoeksopzet 2.2.1 Onderzoekspopulatie Alle inwoners van de regio Zaanstreek-Waterland, die op 01-01-2005 in de leeftijd van 18 tot 70 jaar waren, kwamen in aanmerking voor deelname aan het onderzoek. Om problemen met het invullen van de vragenlijst door een taalbarrière zoveel mogelijk te voorkomen zijn uitsluitend mensen met de Nederlandse nationaliteit zijn geselecteerd. Personen die zijn opgenomen in een verpleegtehuis of instelling voor psychiatrische patiënten of verstandelijk gehandicapten vielen buiten het onderzoek. 4

ONDERZOEKSOPZET 2.2.2 Steekproef Afhankelijk van het kleinste geografisch niveau waarop door de gemeenten uitspraken werden gevraagd is de steekproefgrootte samengesteld. Bij de enquête in 2001 was de respons 54,1. Er is daarom voor een steekproefgrootte van 600 personen per analysegebied gekozen, zodat bij een respons van 50 nog uitspraken op gebiedsniveau mogelijk waren. Voor de gemeente Edam-Volendam betekende dit een steekproef van 1200 personen (600 personen uit Edam en 600 personen uit Volendam). Ten slotte is uit Zaanstad per geselecteerde wijk een steekproef van 600 personen getrokken, met daarnaast nog een kleine steekproef uit het resterende gedeelte van Zaanstad, zodat ook uitspraken op gemeenteniveau konden worden gegenereerd. Met inachtneming van de inclusiecriteria (Nederlandse nationaliteit, niet-geïnstitutionaliseerd en leeftijd) en de benodigde aantallen per postcodegebied is een aselecte steekproef getrokken van A-nummers uit het epidemiologiebestand (18+ jaar) dat jaarlijks wordt aangeleverd door de gemeenten t.b.v. epidemiologisch onderzoek. Om de NAW-gegevens te verkrijgen zijn de adresgegevens van de A-nummers in eerste instantie geprobeerd op te halen uit een adressenbestand van de GGD, waarin de bestanden van JGZ en het BMHK-onderzoek zijn opgeslagen. Vervolgens zijn voor de A-nummers waarvoor geen adres kon worden gevonden in dit bestand de adresgegevens uit de gemeentelijke basisadministratie opgehaald. In totaal zijn 9350 personen geselecteerd voor deelname aan de gezondheidsenquête. De respons en representativiteit van de onderzoekspopulatie worden besproken in hoofdstuk 3. 2.2.3 Onderzoeksopzet In september 2005 zijn de gezondheidsenquêtes met retourenveloppe, begeleidende brief en antwoordkaartje verstuurd (zie bijlage 1 voor begeleidende brief, herinneringsbrieven en antwoordkaartje). Door middel van het terugsturen van een ingevuld antwoordkaartje kon de respondent meedingen naar een fiets of allerlei fietsaccessoires. Op het antwoordkaartje konden naam, adres en telefoonnummer worden ingevuld. In de brief stond vermeld dat het kaartje onafhankelijk van de vragenlijst kon worden teruggestuurd, om de anonimiteit te waarborgen. Bij binnenkomst van het antwoordkaartje werd de persoon opgezocht in het adressenbestand en werd met een code aangegeven dat de enquête ontvangen was. Tevens zijn in dit adressenbestand de loss to follow-up (zoals bijvoorbeeld verhuizingen) en de weigeraars (mensen die telefonisch of door het retourneren van de vragenlijst te kennen gaven niet te willen deelnemen aan het onderzoek) geregistreerd met een specifieke code. De personen die een code hadden gekregen, werd geen herinneringsbrief gestuurd. De overige personen ontvingen na twee weken een herinneringsbrief (zie bijlage 1). Indien in de vier weken nadien geen antwoordkaartje was ontvangen, werd het hele pakket nogmaals opgestuurd (zie bijlage 1). De vragenlijsten zijn bij binnenkomst voorzien van een nummer, dat bij het opschonen van de data gebruikt kon worden om de vragenlijst op te sporen. Ook hebben 2674 mensen naast de vragenlijst een aanmeldingsformulier ontvangen voor een lichamelijk onderzoek op de GGD (zie bijlage 2). De GGD Zaanstreek-Waterland voert dit onderzoek uit in samenwerking met het Rijksinstituut voor volksgezondheid en milieu (RIVM). Het lichamelijk onderzoek bestond uit het meten van lengte, gewicht, de middelen heupomtrek en de bloeddruk. Ook werd er bloed afgenomen voor de bepaling van cholesterol- en suikergehalte. De gegevens van de ingevulde enquête zijn gekoppeld aan de uitslagen van het lichamelijk onderzoek. Dit onderzoek geeft inzicht in het voorkomen van hoge bloeddruk en diabetes in de regio. Bovendien kan onderzocht worden of bepaalde combinaties van risicofactoren (bijvoorbeeld hoge bloeddruk en roken) al dan niet voorkomen. De resultaten van dit onderzoek zullen in 2007 verschijnen. 5

ONDERZOEKSOPZET 2.3 De vragenlijst De gezondheidsenquête bestaat uit twee gedeelten (zie bijlage 3a en 3b). Het eerste gedeelte betreft de gezondheidsvragenlijst en is naar alle respondenten gestuurd. Het tweede gedeelte betreft een los inlegvel met vragen over de Volendamramp, opgesteld door de GGD Zaanstreek-Waterland in samenspraak met het Nivel en in afstemming met de gemeente Edam-Volendam. Dit inlegvel is alleen gestuurd naar inwoners van de gemeente Edam-Volendam (zie bijlage 3b). Bij het samenstellen van de vragenlijst is gebruik gemaakt van de thema s uit de gezondheidsenquête 2001. 3 De onderwerpen uit de enquête van 2001 zijn onderdeel van de variabelenlijst behorende bij de eerder genoemde gezondheidsmonitor. Deze lijst bevat variabelen, zogeheten kernvariabelen, die een vast onderdeel van de monitor vormen en daarom periodiek verzameld zullen worden, teneinde trends te kunnen vaststellen. De kernvariabelen zijn in overleg met de gemeenten geselecteerd. Een deel van de kernvariabelen is te vinden in bestaande databronnen. De variabelen die niet via bestaande databronnen te verzamelen zijn, zijn in de gezondheidsenquête opgenomen. Naast de thema s uit de enquête van 2001 zijn binnen de GGD onderwerpen geïnventariseerd. Dit heeft geresulteerd in een tweetal thema s die binnen de gezondheidsenquête 2005 extra aandacht hebben gekregen: Huiselijk geweld en Milieu. Het thema Huiselijk geweld is geselecteerd met het oog op de ingebruikneming van het Advies- en Steunpunt Huiselijk Geweld (ASHG) per 1 januari 2006. De gezondheidsenquête 2005 fungeert als een nulmeting voor dit thema. Het thema Milieu is in de huidige enquête wat uitgebreider opgenomen dan in de enquête van 2001, omdat het een thema is dat steeds meer politieke en maatschappelijke interesse geniet. Bovendien wordt de GGD in toenemende mate benaderd door burgers met zorgen en vragen over milieugerelateerde onderwerpen. Inzicht dat op basis van deze enquête verkregen wordt, zal gebruikt worden om de Medische Milieukunde binnen de GGD Zaanstreek-Waterland verder vorm te geven en de informatievoorziening betreffende medisch milieukundig gerelateerde onderwerpen te verbeteren. In overleg met de gemeenten zijn, in het kader van de Wmo, de thema s Mantelzorg en Behoefte aan een informatieloket, toegevoegd. De vragenlijst is uiteindelijk vastgesteld in het regionale ambtenarenoverleg. De gezondheidsenquête is opgebouwd in de lijn van het Basismodel van het RIVM (zie figuur 1.1). Zoals in hoofdstuk 1 werd geïllustreerd wordt in dit model gezondheid gezien als een functie van biologische en genetische factoren, leefstijl, omgeving (fysiek en sociaal) en zorg. De gezondheidsenquête bevat de volgende elementen: Achtergrondvariabelen, zoals gemeente- of wijkcode, geboortejaar, geslacht, vragen om etniciteit vast te stellen, opleiding, samenstelling huishouden. Gezondheid (lichamelijke aandoeningen, psychische aandoeningen, beperkingen, kwaliteit van leven, psychisch functioneren, angst en depressie, suïcidegedachten/ -pogingen, eenzaamheid). Leefstijl (roken, alcoholgebruik, drugsgebruik, gokken, lichaamsbeweging, voeding, overgewicht). Fysieke omgeving (woonsituatie, binnenmilieu, ventilatiegedrag, gevoelens van onveiligheid, buurtoverlast). Zorg (zorggebruik, medicijngebruik, mantelzorg, toegankelijkheid en tevredenheid van zorg). 6

ONDERZOEKSOPZET Om zoveel mogelijk referentiegegevens te hebben is bij het samenstellen van de gezondheidsenquête uitgegaan van de gezondheidsenquête uit 2001, de standaarden behorende bij de Lokale en Nationale Monitor Volksgezondheid van GGD Nederland, gezondheidsenquêtes van andere GGD-regio s en gevalideerde vragenlijsten (zie bijlage 4 voor de bronvermelding bij de enquêtevragen). Toch zullen niet voor alle onderwerpen referentiegegevens voorhanden zijn. Achtergrondvariabelen Gemeente- of wijkcode: De toewijzing naar een gemeente of wijk heeft plaatsgevonden op basis van de zes-cijferige postcode. Leeftijd: De leeftijd is vastgesteld op basis van de standaard Leeftijd van de Lokale en Nationale Monitor Volksgezondheid. In deze standaard wordt gevraagd naar het geboortejaar. Leeftijd wordt dan berekend door het geboortejaar van het onderzoeksjaar af te trekken. Leeftijd is in de analyses gesplitst in vier groepen: 18-24 jaar 25-39 jaar 40-54 jaar 55-69 jaar Etniciteit: Etniciteit is vastgesteld op basis van de standaard Etniciteit. Het gaat uit van het geboorteland van de respondent en zijn/haar ouders. Als tenminste 1 ouder niet in Nederland is geboren, is de respondent als allochtoon gecategoriseerd. In het rapport worden alleen de niet-westerse allochtonen als allochtoon gerekend. Opleiding: De opleiding is bevraagd middels de standaard Opleiding van de Lokale en Nationale Monitor Volksgezondheid. Het opleidingsniveau is in de analyses gesplitst in vier groepen: Laag: geen opleiding en lager onderwijs Middelbaar 1: LAVO, MAVO, LBO (midden 1) Middelbaar 2: VWO, HAVO, MBO (midden 2) Hoog: HBO en universiteit Huishoudsamenstelling: De standaard Huishoudsamenstelling van de Lokale en Nationale Monitor Volksgezondheid is gebruikt om de huishoudsamenstelling na te vragen. Gezondheid Gezondheid is in dit onderzoek gemeten door middel van ervaren gezondheid, lichamelijke gezondheid en psychische gezondheid. Ervaren gezondheid De ervaren gezondheid is bekeken met behulp van een vraag naar hoe men zelf de eigen gezondheid ervaart en het rapportcijfer dat men de eigen gezondheid geeft. De vraag betreffende ervaren gezondheid is afkomstig uit de SF-12. 6,7 In de analyses worden de categorieën uitstekend, zeer goed en goed afgezet tegen de categorieën matig en slecht. De vraag naar het rapportcijfer is afkomstig uit de gezondheidsenquête uit 2001. 3 In de analyses is deze vraag omgevormd tot een variabele die weergeeft of iemand zijn gezondheid met een voldoende of een onvoldoende beoordeelt (een cijfer onder de 6 is als onvoldoende gerekend). Lichamelijke gezondheid Het lichamelijk functioneren is beoordeeld aan de hand van de standaard Chronische aandoeningen. Aan de hand van de standaard Chronische aandoeningen is bij dit onderzoek gekeken naar het percentage volwassenen, dat in de afgelopen 12 maanden last heeft gehad van achttien (door de arts) vastgestelde aandoeningen en in welke mate zij hierdoor belemmerd is geweest. 7

ONDERZOEKSOPZET Psychisch welbevinden Het psychisch welbevinden is gemeten met de MHI-5, de standaard voor Angst en depressie van de Lokale en Nationale Monitor Volksgezondheid en de standaard Suïcide van de Lokale en Nationale Monitor Jeugdgezondheid. Psychische klachten worden gemeten met behulp van de Mental Health Inventory (MHI-5), een 5-item subschaal van de SF-36. 8 Uit een Nederlands onderzoek door Van der Zee, Sanderman en Heyink uit 1993 blijkt de MHI-5 een betrouwbare (α =.85), valide en gevoelige maat voor de gezondheid te zijn. 9 De vragen hebben betrekking op de gemoedstoestand vier weken voorafgaand aan het moment dat de vragenlijst wordt ingevuld. De vragen hebben zes antwoordmogelijkheden: altijd, meestal, vaak, soms, zelden en nooit. Op basis van de vijf vragen wordt een somscore berekend met een waarde tussen de 0 en 100, waarbij een hogere score een betere geestelijke gezondheid weergeeft. In dit onderzoek is het afkappunt 60 gehanteerd om personen te classificeren als psychisch ongezond en gezond. 10 Voor het vaststellen van het risico op een angststoornis of een depressie is gebruik gemaakt van de Kessler Psychological Distress Scale (K10; dit is de landelijke standaard Angst en depressie). De K10 bestaat uit tien vragen over niet-specifiek psychisch welbevinden en gaat over het risico op een angststoornis of een depressie in de afgelopen maand. De vragen hebben vijf antwoordmogelijkheden: altijd, meestal, soms, af en toe en nooit. Op basis van de tien vragen kan een somscore berekend worden met een range van 0 en 50. De afkappunten voor de K10 zijn: een score tussen 10 en 15 is een laag of geen risico, een score tussen 16 en 29 is een matig risico en een score tussen 30 en 50 is een hoog risico op een angststoornis of een depressie. Bij dit onderzoek wordt een score van 10 tot en met 29 gerekend tot geen of een matig risico op een angststoornis of een depressie en een score van 30 tot en met 50 wordt gerekend tot een hoog risico op een angststoornis of een depressie. 11 Aan de lijst van chronische aandoeningen waaraan men in het afgelopen jaar geleden heeft, is evenals in 2001 het onderwerp aandoening, ziekte of handicap van geestelijke of psychische aard toegevoegd. De standaardvraagstelling Suïcide van de Lokale en Nationale Monitor Jeugdgezondheid dient ter vaststelling van het percentage mensen dat de laatste 12 maanden serieus heeft overwogen een einde aan het leven te maken en ter vaststelling van het percentage mensen dat hiertoe een poging heeft gedaan. In dit onderzoek worden de mensen die in het afgelopen jaar heel vaak en vaak serieus hebben gedacht een eind te maken aan hun leven vergeleken met de mensen die daar af en toe, een enkele keer of nooit serieus aan hebben gedacht. De mensen die dat wil ik niet zeggen hebben geantwoord zijn niet meegenomen in de analyses. Daarnaast is gekeken naar het percentage mensen dat in de laatste 12 maanden een poging heeft gedaan om een eind te maken aan zijn of haar leven. Ook bij deze analyse zijn de personen die dat wil ik niet zeggen hebben geantwoord niet meegenomen in de analyses. Sociaal welbevinden Het sociaal welbevinden is gemeten aan de hand van de kindschaal van de Groningse Vragenlijst over Sociaal gedrag, de standaard Eenzaamheid, belangrijke levensgebeurtenissen en de standaard Sociale onveiligheid. De Groningse Vragenlijst over Sociaal Gedrag (GVSG-45) meet het vermogen om optimaal sociaal te kunnen functioneren. De vragen hebben betrekking op de afgelopen vier weken. De vier antwoordmogelijkheden zijn: nooit, soms, vaak en altijd. De oorspronkelijke vragenlijst bestrijkt middels 45 vragen 9 schalen die weer kunnen worden samengevoegd tot 6 schalen te weten: relatie ouders, relatie partner, relatie kinderen, relatie vrienden, functioneren in het dagelijks leven en functioneren in de vrije tijd. In dit onderzoek is alleen 8

ONDERZOEKSOPZET de relatie met kinderen bevraagd. De handleiding van de GVSG beschrijft afkappunten voor de schaalscores, waarboven sprake is van een probleem in het interpersoonlijk functioneren. 12 In dit onderzoek zijn enkel de vragen over de relatie met kinderen beneden en kinderen boven de 15 jaar meegenomen, omdat deze vragen in het onderzoek van 2001 belangrijke verschillen lieten zien. 3 De standaard Eenzaamheid dient ter beschrijving van het vóórkomen van eenzaamheid in de afgelopen tijd. De standaard is afgeleid van de eenzaamheidsschaal van De Jong-Gierveld. De elf vragen zijn zowel positief als negatief gesteld. Er zijn drie antwoordmogelijkheden: ja, min of meer en nee. De volgende afkappunten van de eenzaamheidsscore worden gehanteerd: score 0 t/m 2 is gedefinieerd als geen eenzaamheid, score 3 t/m 8 als matige eenzaamheid, score 9 t/m 10 als sterke eenzaamheid en score 11 als zeer sterke eenzaamheid. In dit onderzoek is een score van 0 t/m 2 als niet eenzaam beoordeeld en een score van 3 t/m 11 als eenzaam. Aan de hand van een vraag, afkomstig is uit de gezondheidsenquête 2001, is bevraagd of men problemen heeft door eenzaamheid. Als mensen het afgelopen jaar enigszins, nogal of ernstige problemen hebben gehad omdat ze zich eenzaam voelden, werden ze bij dit onderzoek gezien als mensen met problemen door eenzaamheid. Voor de variabele sociale steun is gebruik gemaakt van twee vragen, afkomstig uit de gezondheidsenquête 2001. Mensen die niet regelmatig met buren omgaan en geen goede vrienden hebben, worden gezien als mensen zonder sociale steun. De Brugha is een vragenlijst die belangrijke levensgebeurtenissen in kaart brengt. 13,14 De referentieperiode is het afgelopen half jaar. De vragenlijst bestaat uit 12 belangrijke levensgebeurtenissen (zoals ziek of gewond zijn; overlijden naaste; scheiding; verlies baan, et cetera). Het is bekend uit de literatuur dat belangrijke levensgebeurtenissen van invloed zijn op het psychisch welbevinden en soms zelfs op het lichamelijk functioneren. In de analyses zijn de gebeurtenissen afzonderlijk geanalyseerd. Er wordt daarnaast in dit onderzoek onderscheid gemaakt tussen het wel of niet mee hebben gemaakt van één of meer belangrijke levensgebeurtenissen in de afgelopen zes maanden. Veiligheid is meer dan de afwezigheid van criminaliteit: het heeft ook te maken met het gevoel van veiligheid. Objectieve en subjectieve veiligheid hangen samen met de sociale kwaliteit in een buurt, bestaande uit formele en informele sociale contacten, gevoel van verantwoordelijkheid en gevoelens van gehechtheid. In deze enquête is de standaard Sociale Veiligheid meegenomen om te kunnen vaststellen welk percentage personen zich onveilig voelt. Leefstijl Alcohol- en drugsgebruik Voor het vaststellen van het excessief alcoholgebruik is gebruik gemaakt van de standaard Alcohol van de Lokale en Nationale Monitor Volksgezondheid. De grens voor excessief alcoholgebruik wordt gelegd bij het drinken van 6 of meer glazen per dag op 3 of meer dagen in de week. Er is daarnaast een indeling gemaakt in zwaar drinken volgens de definitie van het CBS (als er op één of meer dagen per week minstens 6 glazen alcohol worden gedronken). Het drugsgebruik is bevraagd met de standaard Drugsgebruik van de Lokale en Nationale en Monitor Volksgezondheid. In de analyses is onderscheid gemaakt tussen het ooit en nooit gebruiken van cannabis en het ooit en nooit gebruiken van harddrugs. Daarnaast is gekeken naar het drugsgebruik (cannabis en harddrugs) in de afgelopen vier weken. 9

ONDERZOEKSOPZET Roken Het rookgedrag is gemeten met behulp van de standaard Roken van de Lokale en Nationale Monitor Volksgezondheid. In de analyses is het percentage personen dat op dit moment rookt gepresenteerd. Daarnaast is het gemiddeld aantal sigaretten per roker weergegeven. Gokken Om het gokgedrag vast te stellen is gebruik gemaakt van een vraag uit de enquête uit 2001. Na het onderzoek uit 2001 bleek dat er ten behoeve van beleidsontwikkeling meer behoefte was aan informatie over problematisch gokgedrag. Daarom zijn twee vragen toegevoegd die in kaart brengen of een respondent vindt dat hij/zij teveel tijd of teveel geld aan het gokken besteedt. Overgewicht Gewicht en lengte zijn gevraagd om de Body Mass Index (standaard Overgewicht) te kunnen berekenen. De BMI wordt berekend op basis van lengte en gewicht (gewicht/lengte 2 ). De afkappunten voor de gewichtsindeling zijn 15 : Ondergewicht: BMI<18,5 Normaal gewicht: 18,5 BMI<25 Overgewicht: 25 BMI<30 Ernstig overgewicht: BMI 30 Voeding Door middel van de standaard Voeding van de Lokale en Nationale en Monitor Volksgezondheid is het eetgedrag nagevraagd. In de standaard wordt gevraagd naar ontbijten en groente- en fruitconsumptie. De criteria voor een gezond voedingspatroon zijn minimaal vijf keer per week ontbijten. De landelijke richtlijnen voor verantwoorde groenteen fruitconsumptie zijn dagelijks twee ons groente en twee keer fruit. 16 Bewegen De landelijke norm Bewegen is vastgesteld op iedere dag (7 dagen per week) een half uur matig tot intensief bewegen. Om meer licht te werpen op het beweeggedrag in de regio is daarnaast een ruimere definitie gehanteerd: minder dan 6 dagen per week een half uur matig tot intensief bewegen. Fysieke omgeving Binnenmilieu en ventilatiegedrag De kwaliteit van het binnenmilieu en het ventilatiegedrag is vastgesteld door middel van de standaard Binnenmilieu van de Lokale en Nationale Monitor Volksgezondheid. In de analyses is gekeken naar het percentage personen dat in het afgelopen jaar in de woning binnenmilieuklachten, zoals schimmel- en vochtplekken heeft waargenomen. Aangezien ventilatiegedrag van belang is voor de kwaliteit van het binnenmilieu is ook het ventilatiegedrag in ogenschouw genomen. Bovendien is gevraagd of er binnen gerookt wordt. Buitenmilieu De hinder door lawaai, vuil of stank in de directe woonomgeving is overgenomen uit de enquête uit 2001. Indien er lawaaioverlast had plaatsgevonden is ook gevraagd of het door buren, verkeer, bedrijven of overkomende vliegtuigen kwam. Bovendien is de vraag gesteld of men van mening is dat de nabije omgeving vervuild is. Mensen die op deze vraag weet ik niet hebben geantwoord zijn niet meegenomen in de analyse. 10

ONDERZOEKSOPZET Zorg Zorggebruik Onder zorg worden alle formele en informele activiteiten verstaan, die erop gericht zijn beperkingen in de gezondheidstoestand of zelfredzaamheid van individuen op te heffen, te reduceren, te compenseren en/of te voorkomen. 17 Om het zorggebruik in kaart te brengen is gebruik gemaakt van de standaard Zorggebruik van de Lokale en Nationale Monitor Volksgezondheid. Voor het analyseren van het zorggebruik zijn de zorgaanbieders afzonderlijk geanalyseerd. Medicijngebruik Ter beschrijving van het medicijngebruik op recept in de afgelopen 2 weken is gebruik gemaakt van de standaard Medicijngebruik van de Lokale en Nationale Monitor Volksgezondheid. Mantelzorg Mantelzorg is de zorg die gegeven of ontvangen wordt aan/van een bekende uit de omgeving, zoals partner, ouders, kind, buren of vrienden, wanneer deze persoon of de respondent zelf voor langere tijd ziek, hulpbehoevend of gehandicapt is. Deze zorg kan bestaan uit het huishouden doen, wassen en aankleden, gezelschap houden, vervoer, geldzaken regelen, enzovoorts. Mantelzorg wordt niet betaald. Een vrijwilliger van een vrijwilligerscentrale valt niet onder deze definitie. In de enquête wordt onderscheid gemaakt tussen het geven en het ontvangen van mantelzorg in het afgelopen jaar. Hiertoe is gebruik gemaakt van de standaard Mantelzorg geven en ontvangen van de Lokale en Nationale Monitor Volksgezondheid. Deze standaard peilt bovendien de mate waarin de mantelzorger belast is door het geven van mantelzorg. Toegankelijkheid zorg Om de toegankelijkheid van zorg te meten zijn de vragen naar toegankelijkheid van zorg (huisarts, tandarts, apotheek, fysiotherapeut en ziekenhuis) uit de enquête uit 2001 gebruikt. 2.4 Gegevensverwerking en analyse De vragenlijsten zijn gescand door een extern bedrijf. Dit bedrijf leverde zowel een analysebestand als een bestand dat gebruikt kon worden om vragenlijsten op te sporen gedurende het opschonen van de data. Tijdens het opschonen van de gegevens zijn de open vragen gecodeerd. Fouten of tegenstrijdigheden in beantwoording van de vragen zijn nagekeken en indien nodig aangepast. Analyses zijn gedaan met behulp van SPSS voor Windows versie 12.0. 2.4.1 Statistisch toetsen Statistische toetsen worden gebruikt om vast te stellen of er verschillen in uitkomsten bestaan tussen twee of meer groepen. De toets stelt vast of het gevonden verschil significant is. Significant betekent letterlijk veelbetekenend. In de statistiek wordt ermee bedoeld: (hoogstwaarschijnlijk) niet op toeval berustend. Er is een significantieniveau van 5 gehanteerd. Dit betekent dat als een uitkomst significant verschillend is, kan worden gezegd dat het verschil voor 95 niet aan het toeval kan worden toegeschreven. Als een resultaat statistisch significant is, hoeft dit niet automatisch in te houden dat het resultaat ook van praktisch belang is (het hoeft niet altijd direct implicaties voor beleid te betekenen). Aan de andere kant is het niet automatisch zo, dat als een resultaat niet statistisch significant is, er sowieso geen beleid op gemaakt behoeft te worden. Indien er in de tekst wordt geschreven dat er een verschil is, dan wordt altijd een significant verschil bedoeld. 11

ONDERZOEKSOPZET 2.4.1.1 Toetsen voor verschillen in prevalenties Om te kunnen beoordelen of verschillen in prevalentiecijfers echte verschillen zijn of berusten op toeval, is gebruik gemaakt van de Chi-kwadraat test. Indien een statistisch significant verschil gevonden werd tussen de prevalentie van een gemeente of subregio in vergelijking met de regio Zaanstreek-Waterland staat in de tabellen het tekentje. Een significant verschil tussen Edam of Volendam in vergelijking met de gemeente Edam- Volendam wordt aangegeven met. Indien de cijfers van de Zaanse wijken afwijken van de gemeente Zaanstad is een aan de tabel toegevoegd. Zoals in paragraaf 2.3 staat beschreven, zijn niet voor alle onderwerpen landelijke referentiegegevens voorhanden. Daarom worden voor onderwerpen zonder landelijke referentiedata vergelijkingen gemaakt met cijfers uit andere GGD-regio s. Er is gebruik gemaakt van resultaten van GGD-regio s die de afgelopen jaren onderzoek hebben gedaan. Bovendien moet de vraag overeenkomen en als zodanig gepresenteerd zijn. Indien we voldoende gegevens hebben aangetroffen in de rapportages van de onderzoeken waarmee vergeleken wordt, zijn verschillen tussen andere onderzoeken en het huidige onderzoek getoetst met de Chi-kwadraat toets. Om veranderingen in de tijd te kunnen waarnemen zijn, waar mogelijk, verschillen tussen de onderzoeken in 2001 en 1993 en het huidige onderzoek getoetst middels de Chi-kwadraat toets. In bijlage 6 staan de prevalenties naar regio voor de diverse onderwerpen. 2.4.1.2 Determinantenanalyse Om gericht beleid te kunnen maken, is het van belang niet alleen zicht te hebben op hoe vaak problematiek voorkomt, maar ook bij wie. In deze rapportage is een risicogroepanalyse gedaan op basis van vier indicatoren: leeftijd, geslacht, etniciteit en opleiding. Om de sociaal-economische status (SES) van een persoon te bepalen, kan gebruik gemaakt worden van een drietal indicatoren: hoogte van het inkomen, beroepsniveau en opleidingsniveau. Deze drie indicatoren blijken vaak geassocieerd te zijn met verschillen in gezondheid en wel zo, dat in het algemeen de frequentie van gezondheidsproblemen lager is naarmate het opleidingsniveau, het beroepsniveau of het inkomen hoger zijn. 18 Het beroepsniveau heeft als nadeel, dat bij vrouwen met een partner veelal het beroepsniveau van hun partner bepalend is voor hun gezondheidstoestand. Om goed gebruik te kunnen maken van de indicator inkomen dient het inkomen van het huishouden waartoe men behoort gewogen te worden naar de grootte van het huishouden. Het blijkt dat van deze drie indicatoren opleiding het gemakkelijkst te meten is en bovendien een goede voorspeller van gezondheid. Deze indicator is dan ook meegenomen in de determinantenanalyse. Etniciteit is vastgesteld op basis van het geboorteland van de respondent, het geboorteland van de vader en het geboorteland van de moeder. Indien tenminste één ouder niet in Nederland is geboren wordt de etniciteit van de persoon als allochtoon gecodeerd. Het is van belang zich te realiseren dat alle respondenten de Nederlandse nationaliteit bezitten, dus dat de allochtonen in de gezondheidsenquête een zeer selectieve groep betreft. In de analyses naar etniciteit zijn de niet-westerse allochtonen afgezet tegen de autochtonen. De determinantenanalyse (relatie tussen leeftijd, geslacht, etniciteit of SES en de gezondheidstoestand) is eerst univariaat (samenhang tussen één determinant en bijvoorbeeld ziekte) gedaan middels een Chi-kwadraat test. Indien er een significant resultaat werd gevonden, is een analyse uitgevoerd waarin gecorrigeerd is voor de variabelen die univariaat significant bleken te zijn (multivariate analyse). Dit betekent dat de samenhang van meerdere determinanten met een indicator van de gezondheidstoestand bekeken wordt. Logistische regressie is zo n multivariate analysemethode. 12

RESPONS 3 Respons Dit hoofdstuk beschrijft de respons op de enquête. Het hoofdstuk gaat in op de mate van selectieve respons en de methode van weging die in dat kader is toegepast. Bovendien worden de resultaten van het uitgevoerde non-responsonderzoek in dit hoofdstuk besproken. 3.1 Respons Op 6 september 2005 zijn 9350 vragenlijsten verstuurd naar de inwoners van Zaanstreek- Waterland. Uiteindelijk zijn 5284 ingevulde vragenlijsten retour ontvangen. De totale respons is 56,5. Dit percentage verschilt per gemeente. Uit tabel 3.1 blijkt dat de respons in Purmerend, Zeevang en Zaanstad iets lager is. Een lage respons in de gemeente Zeevang heeft te maken met het niet-sturen van herinneringsbrieven. De gemeente Zeevang heeft tijdens het onderzoek aangegeven de voorkeur te geven aan uitspraken op stads/ plattelandsniveau. De respons bleek uiteindelijk toch voldoende om op gemeenteniveau uitspraken te doen. Tabel 3.1 Respons op basis van teruggestuurde vragenlijsten Aantal aangeschreven personen Aantal respondenten Aantal Weigeraars Aantal loss to follow-up 2 Respons Percentage Zeevang 600 314 5 8 52,3 Landsmeer 600 338 21 9 56,3 Beemster 600 402 16 9 67,0 Edam-Volendam 1200 702 33 17 58,5 Waterland 600 389 8 9 64,8 Wormerland 600 356 14 14 59,3 Oostzaan 600 354 17 5 59,0 Zaanstad 3950 2035 118 110 51,5 Purmerend 600 292 20 18 48,6 Regio Z-W 9350 5284 1 252 199 56,5 1 De som in deze kolom is niet gelijk aan dit cijfer, gezien het feit dat niet alle personen tot op de gemeente terug te herleiden zijn (102 personen). 2 Redenen voor loss to follow up zijn onder andere verhuizing, overlijden, vakantie. Dit is bekend uit telefonische reacties of teruggekomen enquêtes. De totale respons (56,5) is hoger dan de respons op de gezondheidsenquête 2001 (51,8). De oorzaak voor een hogere respons, vergeleken met 2001, is waarschijnlijk de extra derde mailing die is uitgevoerd. Uit figuur 3.1 blijkt dat met deze mailing 1088 personen zijn bereikt. 13

RESPONS 6000 5000 4832 * aantal personen 4000 3000 2000 1000 3028 716 1088 0 Mailing 1 Mailing 2 Mailing 3 Totaal Figuur 3.1 Respons na eerste, tweede en derde mailing* In het non-responsonderzoek wordt verder ingegaan op de redenen van niet-responderen. Er is nog steeds een tendens dat mensen minder participeren in onderzoek. In dit onderzoek is naast deze algemene tendens een andere factor die de respons beïnvloed kan hebben. Bij de steekproeftrekking is namelijk, voor vrouwen ouder dan 30 jaar, gebruik gemaakt van een adressenbestand dat, zo bleek later, niet geheel bijgewerkt was. 3.2 Representativiteit In 2001 hebben vrouwen vaker gerespondeerd dan mannen. Bij de mannen bleek de jongste leeftijdsgroep, 18-25 jaar, minder te responderen. Ook in het huidig onderzoek, in 2005, is de respons onder vrouwen hoger dan onder mannen. In dit onderzoek is 54,6 vrouw en 45,4 man ten opzichte van 50,2 respectievelijk 49,8 in de regio Zaanstreek-Waterland (zie figuur 3.2). 60 50 40 30 20 Zaanstreek-Waterland Respondenten 10 0 mannen vrouwen Figuur 3.2 Percentage mannen en vrouwen in de regio Zaanstreek-Waterland en onder de respondenten van de enquête Daarnaast zijn er verschillen naar leeftijd waargenomen, zie figuur 3.3 en 3.4. * Deze respons is gebaseerd op de teruggestuurde antwoordkaartjes en komt niet overeen met het aantal teruggestuurde vragenlijsten (5284) 14

RESPONS Mannen 40 35 30 25 20 15 10 5 0 18 t/m 24 jaar 25 t/m 39 jaar 40 t/m 54 jaar 55 t/m 69 jaar Zaanstreek-Waterland Respondenten Figuur 3.3 Leeftijdsverdeling in de regio en onder de respondenten voor mannen Vrouwen 40 35 30 25 20 15 Zaanstreek-Waterland Respondenten 10 5 0 18 t/m 24 jaar 25 t/m 39 jaar 40 t/m 54 jaar 55 t/m 69 jaar Figuur 3.4 Leeftijdsverdeling in de regio en onder de respondenten voor vrouwen In figuur 3.3 valt op dat, met name bij de mannen, de leeftijdsgroepen 18 tot en met 24 jaar en 25 tot en met 39 jaar minder responderen. Inwoners van Zaanstreek-Waterland in de leeftijdsgroep van 55 tot en met 69 jaar responderen meer. Opvallend is dat vergeleken met 2001 een sterke daling zichtbaar is in de respons onder 25 tot en met 39 jarigen. 3 3.3 Weging Uit paragraaf 3.1 en 3.2 blijkt dat er een verschil in respons is tussen gemeenten maar ook naar leeftijd en geslacht. Deze selectieve respons versterkt de noodzaak tot weging. Weging betekent dat een categorie respondenten in de analyses meetelt naar de mate waarin deze categorie in de totale populatie is vertegenwoordigd. Er wordt hierbij gebruik gemaakt van een weegfactor. Sommige respondenten tellen zwaarder mee (weegfactor>1) dan anderen (weegfactor<1). Bijvoorbeeld: mannen in de leeftijd van 18 t/m 39 jaar zullen zwaarder meetellen omdat zij ondervertegenwoordigd zijn in de respondentengroep. Een andere belangrijke reden om te wegen is het feit dat de onderzoekspopulatie bij voorbaat niet representatief is voor de regio. Er zijn in elke gemeente of geografisch gebied 600 personen in de steekproef opgenomen, ongeacht de grootte van de gemeente. Dit betekent dat kleinere gemeenten oververtegenwoordigd zijn in de steekproef. Om van de regio een representatief beeld te geven worden de gegevens door middel van weging gecorrigeerd. 15