Toespraak Nino Rodrigues Pereira uitgesproken bij de Yad Vashem plechtigheid ter ere van Nino Kotting in de wintersynagoge van de Esnoga, de Portugese synagoge in Amsterdam. 12 december 2006. Dames en heren, Mijn naam is Nino, Nino Rodrigues Pereira. Dat is geen toeval: ik ben genoemd naar Nino Kotting. Door mij Nino te noemen wilden mijn ouders Nino Kotting eren, voor iedereen duidelijk, en tegelijkertijd ook een permanente band leggen tussen de families Rodrigues Pereira en Kotting. Het is voor mij dan ook een hele eer om, meer dan 60 jaar later, als een van de eersten iets te mogen zeggen op deze plechtige uitreiking van Israël's hoogste onderscheiding, de titel rechtvaardige onder de volkeren, aan Nino Kotting. Deze onderscheiding is uniek in de wereld. De meeste medailles worden toegekend voor goede diensten verleend aan de eigen staat, meestal aan notabelen op het politieke of militaire vlak die goed hun best deden, op de juiste tijd en op de juiste plaats. Deze onderscheiding is heel anders: hij gaat naar mensen, niet joden, die in de Nazi tijd andere mensen, joden, hebben beschermd met gevaar voor hun eigen leven, niet omdat het hun taak was, of voor gewin, maar gedreven door hun eigen gevoel van gerechtigheid. Iedereen die zoiets deed is waarlijk een 'rechtvaardige onder de volkeren'. Dat Nino Kotting bij die 'rechtvaardigen' hoorde was allang overduidelijk aan iedereen die wist wat hij allemaal gedaan had. Maar hij stond niet officieel als rechtvaardige te boek, in het boek der rechtvaardigen, bij Yad Vashem in Jeruzalem. Zijn jongere medewerker, Jaap van Proosdij, staat er wèl in. Wat hij gedaan heeft staat ook in dat boek, in het kort, en natuurlijk staat Nino Kotting, onze oom Nino, daar heel expliciet bij. Van Proosdij's formele erkenning als 'rechtvaardige' bij Yad Vashem was voornamelijk aangezwengeld door mijn moeder. Zij wilde het ook graag doen voor oom Nino, die in 1972 overleed. Maar zij deed dat niet, omdat tante Renee Kotting Menko, Nino s echtgenote, een postuum eerbewijs niet passend vond. Voor ons, de tweede generatie Rodrigues Pereira, bleef dat toch onbevredigend. De tweede generatie heeft, nadat de laatste direct betrokkenen, tante Renee en mijn vader, kort na elkaar overleden, alsnog Nino's dossier opgestuurd naar Yad Vashem, met volle instemming van de zoons Kotting. De toekenning van deze onderscheiding maakt dat Nino en Jaap, die toch alles in volstrekte samenwerking hebben gedaan, nu allebei als rechtvaardigen onder de volkeren geboekstaafd zijn.
Gelukkig waren zij bepaald niet de enige rechtvaardigen. Bijna 5000 Nederlanders zijn officieel als rechtvaardigen erkend. Een paar van die moedige mensen waren bij het werk van Jaap en Nino betrokken. Eén ervan is mevrouw Aerts de Vries, die hier in de zaal zit. Zij en haar overleden man hebben in juni 2006 de Yad Vashemonderscheiding gekregen. Mr. Jaap van Proosdij, woont in Zuid Afrika en kan niet hier zijn vanwege zijn leeftijd. U hoort later wat hij wil zeggen. De boeken van Herzberg en Presser over de jodenvervolging, en De Jong, wijden een paar pagina s aan wat oom Nino en Jaap tijdens de bezetting deden. Hun verslag komt grotendeels overeen met wat wij, de tweede generatie, ons herinneren van wat onze ouders af en toe vertelden. Achteraf gezien hadden we hun verhalen moeten opschrijven, maar dat is nooit gebeurd. Heel begrijpelijk overigens: na de bevrijding lag het allemaal te gevoelig, het leven moest weer worden opgevat. Een nadere evaluatie van de oorlogstijd is pas echt op gang gekomen vanaf de jaren 1970, voor oom Nino te laat. Maar uit onze familieverhalen is overduidelijk dat Nino Kottingde de naam rechtvaardige ten volle verdient. Er zijn twee geschreven getuigenissen, en daar staat niet alles in. Eén getuigenis is van mijn moeder, Herinneringen uit Westerbork, opgeschreven in 1994, ik vermoed in verband met het Yad Vashem dossier voor Jaap van Proosdij. Mijn vader schreef een getuigenis voor de aanvraag ten behoeve van oom Nino. Deze twee documenten hebben alleen betrekking op wat Nino en Jaap voor onze familie hebben gedaan. Wij weten dat zij nog veel meer gedaan hebben, voor een heleboel anderen. Van sommigen weten wij de namen, van de meesten niet. Voor deze bijeenkomst is het al genoeg, ruim genoeg, dat Nino Kotting tijdens de bezetting voor onze eigen familie van cruciaal belang is geweest. Zonder hem zou ik hier niet staan, mijn broer Rob en zus Suzanne zouden niet in de zaal zitten, en de zeven leden van de derde generatie en de twee van de vierde generatie zouden er ook niet zijn. Alles dankzij oom Nino en zijn medewerkers. Nino Kotting was één van de voornaamste partners in een poging om de Portugese joden te beschermen, als groep, door de Duitse rassenwetten quasiwetenschappelijk in verwarring te brengen. De Portugese joden in Nederland zouden meer Portugees dan joods zijn, en daarom niet onder de anti Joodse rassenwetgeving vallen. Die reddingspoging resulteerde in de zogenaamde Portugezenlijst, die een aantal mensen twee jaar uitstel van executie gaf. In die twee jaar konden sommigen zich redden door bijvoorbeeld een onderduikadres te vinden, maar de meesten niet: in Februari 1944 zijn de Portugezen als groep ook opgepakt. Ironisch is het wel: de Portugese joden kwamen door godsdienstvervolging naar Nederland, waar ze na 350 jaar vrede weer vervolgd werden, vooral wegens hun ras. Door mijn achternaam, Rodrigues Pereira, is mijn Portugees joodse afkomst overduidelijk. Oom Nino's werk ten behoeve van de Portugees joodse gemeenschap is belangrijk, maar dat is niet de voornaamste reden dat ik hier sta. Mijn grootouders hadden zich weliswaar in het begin van de oorlog laten registreren als
Portugees joods, voornamelijk uit een gevoel van solidariteit, maar ze waren allang niet meer lid van de gemeente. Het is veel persoonlijker: hij heeft letterlijk mijn ouders gered, aan beide kanten. Aan mijn vaderskant heeft hij ervoor gezorgd dat de familie Rodrigues Pereira de oorlog min of meer ongeschonden heeft overleefd. Dat is een mooi verhaal. Het speelde in het begin van de bezetting. Mijn grootouders woonden in de Deurloostraat, naast de Kottings. Mijn grootmoeder was van Frans joodse afkomst, een Levy, en dus wat naam betreft duidelijk joods. Maar in Nederland was ze niet als joods geregistreerd. Mijn grootmoeder was een heel mooie vrouw. Naar verluid heeft oom Nino een foto van haar laten zien aan Calmeyer, de Duitse ambtenaar die dit soort afstammingszaken afhandelde. Zo'n mooie vrouw kan toch onmogelijk joods zijn, zou oom Nino gezegd hebben. Calmeyer zei dat ook in te zien, en daarmee was haar arisering een feit. Dat had een domino effect: omdat mijn grootmoeder nu geen ster meer had was mijn grootvader zomaar ineens gemengd gehuwd, en haar ongetrouwd kind, mijn vader, was officieel half joods. Zijn zuster Agnes had toen al kinderen in haar huwelijk met een niet jood, en was daardoor al min of meer veilig. Zij hielp onderduikers, onder andere een oudere en nu beroemde collega van mij, Eddie Cohen. Hij had veel aan tante Agnes, maar hij was eigenlijk ondergedoken bij de familie Raven, die tegenover hun woonde. Maar, voor onze familie is het nog veel belangrijker dat Nino Kotting ervoor gezorgd heeft dat mijn moeder, Elsa Jessurun d'oliveira, terugkwam uit het Nederlandse doorgangskamp Westerbork, net voordat ze naar 'het Oosten' zou worden afgevoerd. In de zaak van mijn moeder hebben Nino Kottingen Jaap van Proosdij hoog spel gespeeld. Zij hadden met een overvloed aan papieren aannemelijk gemaakt dat mijn moeder een 'onecht kind' zou zijn, een bastaard van een jodin en een ariër. Die papieren waren zo overtuigend dat zelfs mijn moeder zich serieus heeft afgevraagd of dat wel waar kon zijn. Hierbij maakten Nino en Jaap goed gebruik van de in die tijd zeldzame omstandigheid, dat mijn grootouders gescheiden waren. Mijn grootmoeder zou dus best overspel gepleegd kunnen hebben, met een niet joodse man natuurlijk, anders had het geen zin. Zo was mijn moeder eigenlijk half joods. Die conclusie werd gesteund door een bloedgroepenonderzoek, echt ondertekend door een beroemd expert op dat gebied. In het dossier werden de problemen in de familie d'oliveira breed uitgesponnen, met vele getuigenverklaringen van mensen die de familie goed kenden. Die ruzies waren echt, maar de rest van het dossier was niet waar. De papieren waren echt, de handtekeningen ook, maar wat in die papieren stond was allemaal verzonnen. Nino Kotting en Jaap van Proosdij hadden dat al heel vaak gedaan, zo'n afstammingszaak.
Voor Nino en Jaap was een van moeilijkste aspecten van de afstammingszaken de wispelturigheid van Calmeyer, de Duitser die over dit soort dossiers moest beslissen. Na de oorlog vertelde Calmeyer dat dit kwam omdat zijn positie ook heel moeilijk was, en dat hijzelf ook onder grote spanning stond omdat hij zijn eigen spel moest spelen tegen fanatieke Duitse Nazi's en sommige nog fanatiekere Nederlandse SS ers. YadVashem heeft Dr. Calmeyer in 1992 erkend als rechtvaardige, postuum. Zijn relaas, waar de naam van Jaap van Proosdij wel maar die van Nino Kotting niet in voorkomt, heeft bij Yad Vashem een prominente plaats. Nino Kotting's opinie over Calmeyer was tijdens de oorlog heel anders. Het is waar, een fanatieke Duitse Nazi in Calmeyer's plaats zou de Duitse wetten heel wat strenger kunnen interpreteren, en vervalste papieren heel wat vaker hebben afgewezen dan een Duitse anti Nazi zoals Calmeyer. En natuurlijk was de relatie met Calmeyer haast onmogelijk, over zaken van levensbelang moest worden beslist zonder expliciete communicatiemogelijkheden. Na de oorlog heeft Nino Kotting zich er dan ook niet tegen verzet dat Calmeyer uit de Nederlandse gevangenis werd vrijgelaten. Maar, over mijn moeder heeft Calmeyer de beslissing niet genomen, dat hebben Jaap en Nino zelf gedaan. Pas na de oorlog heeft Nino verteld hoe hij mijn moeder's dossier langs Calmeyer heeft geschoven. Bij een van zijn regelmatige bezoeken aan Calmeyer's kantoor had Nino Kotting drie soortgelijke afstammingszaken in zijn tas. Hij heeft daar mijn moeder's dossier stilletjes bijgedaan, met een beslissing voorzien van een vervalste handtekening van Calmeyer. Die drie andere zaken waren zeer overtuigend en goed gedocumenteerd, en inderdaad getekend door Calmeyer zelf. Nino gaf toen die vier dossiers samen aan de secretaresse en zei: ze zijn allemaal goedgekeurd, u kunt ze afwerken. Dus was niet alleen de inhoud van de documenten onwaar, ook Calmeyer's handtekening was vals. Wat een rottijd, zoals mijn moeder altijd zei. Overigens was het beduvelen van de zaak aan twee kanten nog veel gevaarlijker dan Nino moet hebben geweten. Hoe gevaarlijk hoort u straks, van Jaap van Proosdij zelf. De dag dat mijn moeder vrijkwam, 1 april, bleef tot het eind van hun leven heel speciaal voor mijn ouders. Ze trouwden formeel pas een paar maanden na mijn geboorte, op een willekeurige datum in mei 1945 zodra het kon na de bevrijding. Maar de echte huwelijksdag was in onze familie op 1 april. En elk jaar, op of omstreeks 1 april, kwamen Nino en Renee bij ons thuis voor een intiem dinertje. Wij, de kinderen, hoorden daar niet bij. Na het overlijden van Nino, in 1972, stuurde mijn moeder elk jaar een bos bloemen naar tante Renee, en na het overlijden van mijn moeder heeft mijn zuster Suzanne die traditie voortgezet totdat ook Renee overleed. In het dossier over Nino Kotting aan Yad Vashem hadden wij graag veel meer willen zeggen: er moeten honderden mensen rondlopen die door toedoen van hem en van Jaap van Proosdij via de Calmeyer lijsten zijn gered. Wij weten daar niet genoeg van,
en het is eigenlijk ook niet nodig. Wat Nino Kotting gedaan heeft voor mijn familie, en speciaal voor mijn moeder, was meer dan genoeg voor mijn ouders om mij nog tijdens zijn leven Nino te noemen, en voor Yad Vashem om hem, postuum, te erkennen als rechtvaardige onder de volkeren