Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergelijkbare documenten
Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Centraal Informatiepunt

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

EUROPESE UNIE HET EUROPEES PARLEMENT PE-CONS 3659/1/01 REV 1

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

De tekst van dit document is identiek aan die van de voorgaande versie.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Datum 11 mei 2017 Betreft Kamervragen van het lid Wiersma (VVD) overover kinderbijslag in het buitenland

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Samenstelling van het Europees Parlement met het oog op de verkiezingen van 2014

Tweede Kamer der Staten-Generaal

TRACTATENBLAD VAN HET

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 2004 Nr. 180

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 2015 Nr. 70

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

AEG deel 3 Naam:. Klas:.

2014D30216 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten Generaal

BESLUIT VAN DE COMMISSIE

TRACTATENBLAD VAN HET

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Stemmen Verkiezingen Europees Parlement 2019

Q 1101: EAEC Raad: De Statuten van het Voorzieningsagentschap van Euratom (PB 27 van , blz. 534), gewijzigd bij:

TRACTATENBLAD VAN HET

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

BIJLAGE. bij. Voorstel voor een besluit van de Raad

EUROPESE UNIE HET EUROPEES PARLEMENT

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Transcriptie:

Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1995 1996 21 501 09 Transportraad Nr. 54 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG Vastgesteld 8 februari 1996 De vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat 1 heeft op 17 januari 1996 overleg gevoerd met Minister Jorritsma-Lebbink van Verkeer en Waterstaat over het verslag van de EU-Transportraad van 7 en 8 december 1995. Van het gevoerde overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit. Vragen en opmerkingen uit de commissie 1 Samenstelling: Leden: Blaauw (VVD), ondervoorzitter, Van den Berg (SGP), Lilipaly (PvdA), Biesheuvel (CDA), voorzitter, Reitsma (CDA), Versnel-Schmitz (D66), Van Gijzel (PvdA), Leers (CDA), Van Heemst (PvdA), Verbugt (VVD), Van Rooy (CDA), Poppe (SP), Van t Riet (D66), Duivesteijn (PvdA), H.G.J. Kamp (VVD), Stellingwerf (RPF), Crone (PvdA), Roethof (D66), M. B. Vos (GroenLinks), Verkerk (AOV), Van Zuijlen (PvdA), Van Waning (D66), Keur (VVD), Hofstra (VVD) en Assen (CDA). Plv. leden: Blauw (VVD), Schutte (GPV), Van Gelder (PvdA), Soutendijk-van Appeldoorn (CDA), Dankers (CDA), Jeekel (D66), Terpstra (CDA), Huys (PvdA), Korthals (VVD), Esselink (CDA), Hillen (CDA), H. Vos (PvdA), Remkes (VVD), Leerkes (Unie 55+), Witteveen-Hevinga (PvdA), Augusteijn-Esser (D66), Rosenmöller (GroenLinks), Boogaard (groep-nijpels), Valk (PvdA), Hoekema (D66), Klein Molekamp (VVD), Te Veldhuis (VVD) en Van der Linden (CDA). De heer Valk (PvdA) kreeg uit het verslag de indruk dat de binnenscheepvaart nog steeds niet de aandacht krijgt die zij verdient. Worden er nog andere activiteiten ondernomen dan in het verslag worden omschreven? Acht de minister het zinvol om vooruitlopend op het Nederlandse voorzitterschap waar mogelijk en wenselijk de diverse bilaterale contacten te intensiveren? Ook vroeg de heer Valk naar de gevolgen van de scheiding tussen liberalisering en sloop. Op grond van het Verdrag van Maastricht claimt de Commissie de luchtvaartonderhandelingen met derde landen, maar de Raad kan zich daar niet in vinden. Welke positie neemt de minister in dezen in? Is zij bereid in een notitie nader op deze kwestie in te gaan zodat de Kamer er in breder verband over kan spreken? Welke boten vallen onder de Europese richtlijn met betrekking tot de veiligheid van passagiersveerboten en voldoen alle Nederlandse boten daaraan? Ten slotte vroeg de heer Valk wanneer het groenboek van commissaris Kinnock over de (doorberekening) van de externe kosten van het goederenvervoer aan de orde zal worden gesteld. De heer Blaauw (VVD) ging allereerst in op de afhandelingsdiensten op luchthavens en constateerde dat Griekenland is toegestaan het vliegveld van Athene en de vliegvelden op de eilanden in één pakket op te nemen. Dat houdt in dat de bovengrens van 3 miljoen passagiers vrij gemakkelijk zal worden gepasseerd. Hij achtte het gewenst toch een zekere druk op Griekenland te blijven uitoefenen, want dit land wil overal en altijd een uitzonderingspositie. 6K0583 ISSN 0921-7371 Sdu Uitgevers s-gravenhage 1996 Tweede Kamer, vergaderjaar 1995 1996, 21 501 09, nr. 54 1

Verder vroeg de heer Blaauw waarom Italië zich zo nadrukkelijk manifesteert in het binnenvaartdossier. Hij zei niet de indruk te hebben dat Italië over een omvangrijke binnenvaart beschikt. Ingaande op de transportonderhandelingen met derde landen vroeg hij zich af of het voornemen van Oostenrijk om de transitotarieven fors te verhogen wordt verdisconteerd in de bepaling van de contingenten. De heer Blaauw merkte vervolgens op tevergeefs getracht te hebben de korte verklaringen voor de notulen van Spaans en Duitse zijde over de ontwerpresolutie met betrekking tot de kustvaart boven tafel te krijgen. Kan de minister deze alsnog toezenden of vertellen wat erin staat? Hij zei de indruk te hebben dat ook op dit punt weer uitzonderingsposities zijn toegekend aan deze landen. Gaat het bij de maritieme cabotage om een puur Deens probleem? Heeft België niet zijn tweede register in Luxemburg staan? Zijn er andere lidstaten met vergelijkbare constructies die wel of niet onder de cabotage vallen? Ook Griekenland dient zich te conformeren aan de hogere veiligheidsnormen met betrekking tot passagiersveerboten, al was het maar omdat veel Nederlandse toeristen gebruik maken van deze boten. Ten slotte wees de heer Blaauw erop dat veel chauffeurs het derde remlicht een onding vinden. Zijn er rapporten die het tegendeel bewijzen? De heer Van Waning (D66) sloot zich aan bij de vragen van de heer Valk over de binnenvaart. Het EP heeft aangegeven dat de door de Commissie beoogde intensievere inschakeling van de kustvaart slechts kan worden bereikt als de kustvaart qua prijs en duur van het transport met het wegvervoer kan concurreren. In de eerste plaats dienen daartoe de feitelijke (en dus hogere) kosten van het wegvervoer te worden doorberekend en in de tweede plaats dienen de hoge kosten voor de kustvaart van dubbele overslag in de havens te worden teruggebracht. Het EP constateert echter dat de Commissie niet met suggesties komt die ertoe leiden dat de kustvaart een meer concurrerende positie krijgt. Kan de minister enig inzicht verschaffen in de Europese en nationale ontwikkelingen ter zake? Verder vroeg de heer Van Waning naar het verslag van de conferentie over de veiligheid van roro-passagiersveerboten. Hij zei in het algemeen het gevoel te hebben op dit punt enige informatie-achterstand te hebben. Vindt er binnenkort in Stockholm een conferentie over hetzelfde onderwerp plaats? De minister wilde nu reeds opmerken dat er geen verslag voorhanden is van de door de heer Van Waning bedoelde conferentie. De heer Kinnock heeft slechts mondelinge informatie verstrekt. Mevrouw Van t Riet (D66) zei blij te zijn dat er een compromis is bereikt over de liberalisering van de afhandelingsdiensten op luchthavens. Moeten Duitsland en Oostenrijk zich neerleggen bij het meerderheidsstandpunt? Welke positie heeft de minister ingenomen bij de vaststelling van het mandaat voor de onderhandelingen over een transitocontingent voor Hongarije, Bulgarije en Roemenië? Verder vroeg mevrouw Van t Riet of de minister de besluitvorming met betrekking tot de verlaging van de geluidsnormen voor motorfietsen kan toelichten. Ten slotte vroeg zij of het resultaat van de studie naar de liberalisering van het luchtverkeer in relatie tot de verplaatsing van bepaalde activiteiten te zijner tijd beschikbaar kan worden gesteld. De heer Reitsma (CDA) wees naar aanleiding van de uitspraak in het verslag dat de liberalisering van de afhandelingsdiensten op luchthavens Tweede Kamer, vergaderjaar 1995 1996, 21 501 09, nr. 54 2

in ieder geval per 1 januari 2003 zal zijn gerealiseerd op de standpunten van de diverse lidstaten en de mogelijkerwijs daaruit voortvloeiende complicaties. In dit verband valt ook te denken aan het onderscheid tussen grote en kleine vliegvelden. Hoe is gereageerd op het verzoek om bij de algehele herziening van de steunverordening voor het vervoer per regio, weg en binnenvaart ook het stimuleren van het gecombineerd vervoer te betrekken? Ten slotte vroeg de heer Reitsma of de Raad voor de verkeersveiligheid een advies heeft gegeven over het invoeren van het derde remlicht. Zal de eventuele verplichting tot zo n remlicht alleen betrekking hebben op nieuwe auto s? Het antwoord van de minister De minister zei dat het bereikte compromis over de afhandelingsdiensten op luchthavens in ieder geval zal leiden tot een liberalisering op termijn. Het is jammer dat Duitsland en Oostenrijk, die in het algemeen toch wel de vrije-marktgedachte ondersteunen, zich tegen het compromis hebben verzet. Beide landen hebben zich overigens neer te leggen bij de meerderheidsbeslissing. Griekenland heeft inderdaad een uitzonderingspositie maar het is niet de bedoeling dat de passagiers van alle vliegvelden in dat land bij elkaar worden opgeteld. Het maximum per luchthaven blijft 3 miljoen passagiers. Er is natuurlijk wel iets te zeggen voor een onderscheid tussen kleine en grote vliegvelden, maar Nederland was voorstander van een lagere grens voor kleine vliegvelden. Het is begrijpelijk dat landen die problemen hebben met liberalisering proberen die grens zo hoog mogelijk te krijgen. De minister verwachtte overigens niet dat de datum van 1 januari 2003 nog in gevaar zal komen. Gezien de opstelling van de Commissie mag zelfs verwacht worden dat de liberalisering eerder gestalte zal krijgen. De Commissie heeft positief gereageerd op de suggestie om bij de herziening van de steunverordening vervoer aandacht te besteden aan het stimuleren van het gecombineerd vervoer. Zij heeft tot nu toe altijd positief gereageerd op bijvoorbeeld het afdekken van de aanloopverliezen bij treinshuttles. Het kan natuurlijk niet de bedoeling zijn dat er eindeloos wordt gesubsidieerd. Er worden ten aanzien van de binnenvaart inderdaad meer activiteiten ondernomen dan waarvan in het verslag melding wordt gemaakt. De minister sprak de hoop uit dat nog voor het Nederlandse voorzitterschap overeenstemming over het binnenvaartdossier zal kunnen worden bereikt. Er zijn echter landen, bijvoorbeeld Italië, die bedenkingen hebben tegen communautaire financiering omdat ze er zelf niet van profiteren. Bovendien denkt Italië een relatie te kunnen leggen met subsidiëring van het nationaal vrachtvervoer. Die optie is echter volstrekt niet aan de orde. De scheiding tussen liberalisering en sloop heeft in die zin geen enkel gevolg. Alleen Frankrijk, België, Duitsland en Nederland kunnen van de regeling profiteren. Duitsland heeft het toerbeurtsysteem al afgeschaft, maar zal wel profiteren van de sloopregeling. Dit land neemt het principiële standpunt aan dat niet zal worden geparticipeerd in welke financiële regeling dan ook. Dat betekent dat er sprake is van een fors probleem. Als het niet op Europees niveau kan worden geregeld, zal het probleem nationaal moeten worden opgelost, maar men moet zich realiseren dat het hierbij om forse bedragen gaat. De minister zegde toe met een notitie te zullen komen over het mandaat voor luchtvaartonderhandelingen met derde landen. Zij zei in dit verband nogal pragmatisch te opereren en van mening te zijn dat de Commissie best mag onderhandelen zolang het maar gaat over werkelijk liberale verdragen. Als de Commissie gaat onderhandelen met als resultaat dat er vervolgens capaciteit moet worden verdeeld, moet zij die onderhande- Tweede Kamer, vergaderjaar 1995 1996, 21 501 09, nr. 54 3

lingen absoluut niet voeren. Probleem is dat er nog steeds landen zijn die in het geheel geen liberale verdragen willen. De minister merkte vervolgens op het niet verstandig te vinden in dit stadium al te expliciet te zijn over de inzet van de EU in haar transportonderhandelingen met derde landen. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen landen die problemen hebben met het transitovervoer en overige landen. Zij vond het mandaat overigens tamelijk beperkt en de kans is groot dat de commissaris terug zal moeten komen bij de Raad. Er is echter een begin gemaakt. De voorgenomen verhoging van de Brennerpastarieven is geen onderdeel van de onderhandelingen omdat deze voornemens van een latere datum zijn. Niet uitgesloten moet worden dat de EU op enigerlei manier toch druk zal uitoefenen op Oostenrijk als dit land bij zijn voornemens blijft. Het proces dat verhoging van de heffingen in het ene land leidt tot vervoersproblemen in een ander land moet worden gestopt. De minister zegde toe de verklaringen voor de notulen van Spanje en Duitsland aan de heer Blaauw te doen toekomen. Het groenboek over de externe kosten komt waarschijnlijk in de tweede helft van dit jaar op de agenda van de Transportraad. Zij wees er nog wel op dat als alle externe kosten bij alle transportmodaliteiten worden doorberekend, sommige modaliteiten bijvoorbeeld de spoorwegen geen bestaansrecht meer hebben. Het leek haar verstandig de bestaande situatie voorlopig te handhaven en er in de toekomst voor te waken dat alle modaliteiten over een kam worden geschoren. De discussie wordt overigens niet sectoraal bijvoorbeeld alleen ten aanzien van de kustvaart maar in brede zin gevoerd aan de hand van het groenboek. Tijdens het Nederlandse voorzitterschap zal worden getracht enige vaart te krijgen in die discussie. Desgevraagd verklaarde zij dat de kustvaartnotitie in grote lijnen overeenstemt met het EU-actieprogramma. Er wordt overigens al geïnvesteerd in overslagfaciliteiten die aantrekkelijk zijn voor de kustvaart. Ingaande op de maritieme cabotage merkte de minister op dat de discussie hierover is gevoerd op verzoek van de Denen die op dit punt problemen zagen. Enkele lidstaten toonden begrip voor het standpunt van Denemarken, maar een meerderheid kon zich er niet in vinden. Nationale veerboten vallen niet onder de EU-richtlijnen met betrekking tot de veiligheid van passagiersveerboten. De Nederlandse internationale veerboten voldoen aan de veiligheidseisen. Aan de Griekse verkeersminister is gemeld dat het Nederlandse parlement zich zorgen maakt over de gevaren waaraan Nederlandse toeristen worden blootgesteld als zij gebruik maken van Griekse veerboten. Hij scheen er niet erg van onder de indruk te zijn, maar het kan geen kwaad om af en toe dit punt aan de orde te stellen. Overigens kan natuurlijk nooit een absolute garantie worden gegeven dat er geen ongeluk zal plaatsvinden, al was het maar omdat er meestal menselijk handelen bij in het geding is. De Raad voor de verkeersveiligheid heeft indertijd een advies uitgebracht over het derde remlicht, terwijl een SWOV-onderzoek heeft uitgewezen dat zo n remlicht de autorijders alerter maakt. Het leek de minister in de rede liggen dat de nieuwe verplichting alleen betrekking zal hebben op nieuwe auto s en dat voor de al bestaande auto s een uiterste datum van installatie wordt bepaald. De door mevrouw Van t Riet bedoelde studie betreft in de eerste plaats activiteiten als administratie, wasserijen en dergelijke en niet zozeer samenwerkingsverbanden van luchtvaartmaatschappijen. De minister zegde toe haar de resultaten van die Franse studie te doen toekomen. Tweede Kamer, vergaderjaar 1995 1996, 21 501 09, nr. 54 4

Ten slotte zegde de minister toe schriftelijk te zullen reageren op de vraag naar de geluidsnormen voor motorfietsen. De voorzitter van de commissie, Biesheuvel De griffier van de commissie, Tielens-Tripels Tweede Kamer, vergaderjaar 1995 1996, 21 501 09, nr. 54 5