GEMEENTE DORDRECHT. VERORDENING WWV-vervangende maatregel. Begripsomschrijvingen Artikel l

Vergelijkbare documenten
UITKERINGSVERORDENING vrijwillig vervroegd uittreden.

========= ===== * Recht op suppletie 13:2 t/m 13:5. * Suppletie 13:6 t/m 13:11. * Betaling van de suppletie 13:12 en 13:13

Gelet op artikel 97, zevende lid, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement;

Verzekeringsvoorwaarden Ziektewet en Arbeidsongeschiktheidswet [ binnenland ]

(DEELTIJD)ONTSLAG CAO KUNSTEDUCATIE INFORMATIE OVER DE VAN TOEPASSING ZIJNDE REGELINGEN UIT DE CAO KUNSTEDUCATIE

11 UITKERINGSREGELING ONTSLAG

ARBEIDSVOORWAARDENREGELING GEMEENTE GRONINGEN. Gelet op de Algemene wet bestuursrecht, de Gemeentewet, de Ambtenarenwet;

GEMEENTEBLAD 2002 nr. 121

gelet op het resultaat van het overleg in de commissie van georganiseerd overleg (GO) van 22 november 2000;

Afstemmingsverordening WWB

overwegende dat het aanbeveling verdient om de bezoldigingsverordening te actualiseren;

Eerste Kamer der Staten-Generaal

provinciaal blad V A N D E P R O V I N C I E G R O N I N G E N

Reglement Aanvullingsfonds m.b.t. aanvullingen WAO

Ziektekostenstelsel ten behoeve van ambtenaren in de zin van het Ambtenarenreglement s-gravenhage.

Bezoldigingsverordening gemeente Leeuwarderadeel 2005.

3 Salaris per uur: 1/156 van het salaris bij een volledige werktijd.

BEZOLDIGINGSREGELING

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 28 november 1995, verzameling gedrukte stukken 1995, volgnummer 318, P&Onr.

Uitkeringsverordening raadsleden Zoetermeer 1994 Versie geldig van 12 april 1994 tot 25 december 2004

1. Op de werknemer met een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd die wordt ontslagen wegens:

REGLEMENT WGA-HIAATREGELING

Gemeente Nijkerk Deel C van Arbeidsvoorwaardenregeling gemeente Nijkerk per 1 november 2015

Wijziging van het Ambtenarenreglement 's-gravenhage en de Arbeidsovereenkomstenverordening inzake seniorenbeleid.

RECHTSPOSITIE GEMEENTE AMSTERDAM DEEL 1 zoals die gold op 31/

Bovenwettelijke uitkeringsregeling bij werkloosheid SVB 2015

MAATREGELENVERORDENING IOAW EN IOAZ 2010

CAR/UWO Alphen aan den Rijn 2016 (hfdst )

Bovenwettelijke Werkloosheidsregeling Universitair Medische Centra (BWUMC)

========= ===== * Betrokkene 10:1. * Lichamen 10:2. * Diensttijd 10:3. * Dienstbetrekking 10:4. * Bezoldiging 10:5. * Recht op wachtgeld 10:6

Stichting Pensioenfonds HAL. Pensioenreglement WIA -Excedentpensioen

RAADSBESLUIT. Maatregelenverordening IOAW en IOAZ Asten februari

REGLEMENT SENIORENREGELING GROOTHANDEL IN BLOEMBOLLEN 2019

Reglement Aanvullingsfonds m.b.t. aanvullingen WIA

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

ARBEIDSVOORWAARDENREGELING GEMEENTE PUTTEN

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 14 november 2008, voorstelnummer 180;

Verordening spaarloonregeling

PENSIOENREGLEMENT II STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR DE MEUBELINDUSTRIE EN MEUBILERINGSBEDRIJVEN. Juni 2015

Inhoudsopgave. Hoofdstuk 3 De overlijdensuitkering 8 Artikel 13 Overlijdensuitkering 8

Van werk naar werk-begeleiding bij boventalligheid

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Werkgever: Metro, en de door de directie aangewezen verbonden. ondernemingen, waarmee de stichting, onder goedkeuring van de

REGLEMENT. Toeslagregeling per

19. REGLEMENT SENIORENREGELING GROOTHANDEL IN BLOEMBOLLEN 2019

IKAP-Regeling rijkspersoneel

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 26 augustus 2013;

Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 1 van 2

Jeugdzorg Zie artikel 3.10 van de cao.

vast te stellen: de volgende Maatregelenverordening WWB, IOAW en IOAZ 2012-A gemeente Heerde.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Artikel 7: 610b B.W. Artikel 7: 628a B.W.

INVALIDITEITSPENSIOENREGELING STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR DE HOUTHANDEL

Wet verevening pensioenrechten bij scheiding

Reglement. Excedent Arbeidsongeschiktheidspensioen. Stichting Metro Pensioenfonds

Het college van burgemeester en wethouders van Alphen aan den Rijn;

Overgangsbepalingen. Was u in dienst voor 1 januari 2018? Dan gelden er voor u extra regels:

Nr. 62 Vermindering ouderdomspensioen bij eindigen deelneming door omzetting in partnerpensioen bij overlijden voor 65 jaar

Wet op de loonvorming Wet van 12 februari 1970, houdende regelen met betrekking tot de loonvorming

Maatregelenverordening WWB Dantumadiel 2009 e.v (*)

Afstemmingsverordening gemeente Arnhem 2015

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Verordening maatregelen Wet Werk en Bijstand 2005

WET VEREVENING PENSIOENRECHTEN BIJ SCHEIDING

BESLUIT BOVENWETTELIJKE UITKERINGEN BIJ WERKLOOSHEID VOOR DE SECTOR RIJK

Gelet op artikel 160, lid 1, onder c, Gemeentewet en artikel 125, lid 2, Ambtenarenwet;

Verordening afstemming Participatiewet, IOAW en IOAZ BMWE 2016

Tweede Kamer der Staten-Generaal

AFKONDIGINGSBLAD VAN SINT MAARTEN

vast te stellen de 6e wijziging van de Rechtspositieregeling Brandweer Brabant Noord als volgt:

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Uitvoeringsregels loonkostensubsidie PW 2017

Artikel 1. Begripsbepalingen

VERORDENING (re)integratie arbeidsgehandicapten

WGA-hiaatreglement. Inhoudsopgave

Afstemmingsverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d.

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Deurne houdende regels omtrent afstemming Participatiewet, IOAW en IOAZ gemeente Deurne 2018

Maatregelenverordening Wet werk en bijstand.

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Gouverneur van de Nederlandse Antillen personeel en organisatie. Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

rv 90 Bestuursdienst. nr. BZ Uitkeringsverordening raadsleden. Den Haag, 1 maart Aan de gemeenteraad.

Bijlage bij B&W-flap d.d. 16 december 2014 BD versie 2 december Aanpassing in het kader van de CAO

Wijzigingen: AB 1987 no. 28; AB 1995 no. 61; AB 1998 no. 50 ==================================================================== HOOFDSTUK 1

De wetteksten huidig en nieuw Afdeling 3 Boek 7 Burgerlijk Wetboek: Vakantie en Verlof

Tweede Kamer der Staten-Generaal

STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS WATERBOUW

Verordening regelende de bezoldiging van de ambtenaren in dienst van de gemeente Leek

REGLEMENT AANVULLINGSREGELINGEN PER 1 JANUARI 2006 STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR DE HANDEL IN BOUWMATERIALEN

MAATREGELENVERORDENING WET WERK EN BIJSTAND 2010

Uitkerings- en pensioenverordening wethouders

BOVENWETTELIJKE WERKLOOSHEIDSREGELING KENNISCENTRA BEROEPSONDERWIJS BEDRIJFSLEVEN

j. volledige betrekking: de volledige betrekking als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid, onder k van de Collectieve arbeidsvoorwaardenregeling;

besluit: vast te stellen de Maatregelenverordening Participatiewet, Ioaw en Ioaz 2015 gemeente Heerde.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Afstemmingsverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ gemeente Schouwen- Duiveland 2015

provinciaal blad besluiten: ARTIKEL I De Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling Provincies wordt gewijzigd als volgt:

Centraal Overleg Arbeidsvoorwaarden Openbare Bibliotheken

VUT-CAO STICHTING VRIJWILLIG VERVROEGDE UITTREDING VOOR HET BIOSCOOPBEDRIJF

Transcriptie:

GEMEENTE DORDRECHT nr. 3567 Begripsomschrijvingen Artikel l VERORDENING WWV-vervangende maatregel. Deze verordening verstaat onder: a. ambtenaar: 1. de ambtenaar in de zin van het Algemeen Ambtenarenreglement; 2. de werknemer, werkzaam op een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht; b. pensioenwet: de Algemene burgerlijke pensioenwet (Stbl. 1986, 540); c. pensioen: een pensioen in de zin van dé Algemene burgerlijke pensioenwet. Artikel 2 1. Deze verordening verstaat onder belanghebbende: de ambtenaar die als zodanig tevens ambtenaar in de zin van de pensfoenwet is. 2. Tenzij het tegendeel blijkt, wordt onder belanghebbende mede verstaan gewezen belanghebbende. 3. Geen belanghebbende is de ambtenaar, die ten gevolge van een wet tot herindeling van gemeenten ontslag is, onderscheidenlijk wordt verleend. Artikel 3 1. Deze verordening verstaat onder bezoldiging: de bezoldiging, als bedoeld in artikel 3, eerste en tweede lid, van de Wachtgel dverordening, onderscheidenlijk de Uitkeringsverordening. 2. Indien in de bezoldiging, bedoeld in het eerste lid, anders dan ten gevolge van periodieke verhoging van het salaris, wijziging zou zijn gekomen wanneer de belanghebbende op die bezoldiging in dienst zou zijn gebleven, zal van de dag van inwerkingtreding van die wijziging af het aldus gewijzigde bedrag als bezoldiging gelden. 3. De bezoldiging wordt ten hoogste gesteld op het in het eerste lid van artikel 9 van de Cpördinatiewet sociale verzekering (Stbl. 1966, 64) bedoelde maximumdagloon, eventueel verhoogd of verlaagd krachtens artikel 9a van die wet, omgerekend naar een bedrag per maand gebaseerd op een gemiddeld door belanghebbende gewerkt aantal dagen per maand. 4. Indien de bezoldiging wegens verminderde werkzaamheden voorafgaande aan het ontslag lager was dan zonder verminderde werkzaamheden het geval zou zijn geweest, kunnen burgemeester en wethouders de bezoldiging ten gunste van de belanghebbende herzien.

Artikel 4 In deze verordening wordt onder ontslag mede verstaan de beëindiging van een dienstbetrekking op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht. Recht op uitkering Artikel 5 1. De belanghebbende aan wie ontslag is verleend heeft in geval van gehele pf gedeeltelijke werkloosheid recht op een uitkering: a. indien hij in de periode van 12 maanden onmiddellijk voorafgaande aan het ontslag op ten minste 130 dagen in dienstbetrekking heeft gewerkt; b. zolang hij de leeftijd van 23 jaar niet heeft bereikt, indien hij aantoont tevens in een periode van drie jaar onmiddellijk voorafgaande aan het ontslag ten minste gedurende 130 weken in dienstbetrekking van niet bijkomstige aard te zijn geweest. 2. Ten aanzien van de belanghebbende die: a. in een regelmatig arbeidspatroon op hetzij meer hetzij minder dan vijf dagen per week werkt, bedraagt het aantal dagen, waarop hij in de in het eerste lid bedoelde periode van 12 maanden in dienstbetrekking moet hebben gewerkt, in plaats van 130, het 26-voudige van het gemiddeld aantal volgens dat arbeidspatroon per week gewerkte dagen, evenwel niet minder dan 65; b. in een onregelmatig arbeidspatroon op gemiddeld minder dan vijf dagen per week heeft gewerkt, bedraagt het aantal dagen, waarop hij in de in het eerste lid bedoelde periode van 12 maanden in dienstbetrekking moet hebben gewerkt, in plaats van 130, het 26-*voudige van het aantal dagen, waarop hij in die periode van 12 maanden gemiddeld per week heeft gewerkt, evenwel niet minder dan 65. Indien in weken, gelegen in de periode van 12 maanden, niet of op minder dan 2 dagen per week is gewerkt, worden die dagen, alsmede die weken, niet in aanmerking genomen voor de berekening van het aantal dagen waarop de belanghebbende moet hebben gewerkt. Indien het berekende aantal dagen, waarop de belanghebbende moet hebben gewerkt, uitkomt op een gebroken getal, wordt dit naar boven tot een geheel getal afgerond; c. in de in het eerste lid bedoelde periode van 12 maanden uitsluitend of vrijwel uitsluitend werkzaamheden heeft verricht welke naar hun aard slechts beschikbaar zijn gedurende één of meer jaarlijks terugkerende perioden, bedraagt het aantal dagen waarop hij in die periode van 12 maanden in dienstbetrekking moet hebben gewerkt, 80 in plaats van 130. 3. Met dagen, bedoeld in het eerste en tweede lid, worden gelijkgesteld dagen: a. waarover de belanghebbende zonder te werken loon heeft ontvangen; b. waarop de belanghebbende ten gevolge van het vervullen van militaire dienst of in plaats daarvan vervangende dienst verhinderd was arbeid te verrichten. 4. Indien het ontslag ingaat binnen 12 maanden na afloop van een periode, waarin de belanghebbende: a, ten gevolge van arbeidsongeschiktheid verhinderd was arbeid te verrichten, dan wel b. wegens werkloosheid in het genot is geweest van een uitkering, niet zijnde een uitkering ingevolge deze regeling, wordt de in het eerste en tweede lid genoemde periode van 12 maanden verlengd met de.duur van de bedoelde verhindering, dan wel van de bedoelde uitkering.

5. Indien een Ingevolge het eerste tot en met het vierde lid geldend recht op uitkering vóór het voor die belanghebbende In artikel 11 bedoelde tijdstip is geëindigd, doch vervolgens de omstandigheden die tot dat eindigen hebben geleld of zouden hebben geleid, hebben opgehouden te bestaan zonder dat ingevolge het eerste tot en met het vierde lid een nieuw recht op uitkering is ontstaan, herleeft het eerstbedoelde recht. Artikel 6 1. Geen recht op uitkering heeft de belanghebbende die: a. ter zake van het ontslag recht heeft op een van overheidswege bekostigde uitkering inzake werkloosheid, dan wel uitkering in verband met functioneel leeftijdsontslag of vrijwillig vervroegd uittreden; b. ter zake van het ontslag recht heeft op een pensioen, berekend naar een algemene invaliditeit van 80% of hoger; c. uit hoofde van ziekte recht heeft op doorbetaling van bezoldiging of loon; d. recht heeft op een uitkering overeenkomstig de normen van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (Stbl. 1977, 492), berekend naar een arbeidsongeschiktheid van 80% of hoger; e. in het genot is van een uitkering op grond van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (Stbl. 1980, 28) of de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, berekend naar een arbeidsongeschiktheid van 80% of hoger; f. recht heeft op doorbetaling van bezoldiging op grond van artikel H 14, tweede lid, van het Algemeen Ambtenarenreglement; g. zijn militaire dienstplicht of vervangende dienst vervult; tu rechtens van zijn vrijheid is beroofd; l-, zijn woonplaats buiten Nederland heeft; J, de maand waarin hij 6.5 jaar wordt heeft bereidt. 2. Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere gevallen van het bepaalde in het eerste lid ten gunste van de belanghebbende afwijken. Artikel 7 1. De uitkering wordt niet uitbetaald voor de duur dat de belanghebbende: a. niet voldoet aap de hem bij of krachtens deze verordening opgelegde verplichtingen; b. zich niet als werkzoekende bij het Gewestelijk Arbeidsbureau heeft doen inschrijven en Ingeschreven doet blijven tot het tijdstip waarop hij de leeftijd van 57,5 jaar heeft bereikt; c. verhindert, zij het ook alleen door gebrek aan medewerking, dat een geneeskundig onderzoek of een voldoend geneeskundig onderzoek tot het verkrijgen van een invaliditeitspensioen ingevolge de Pensioenwet plaatsheeft; d. in geval van arbeidsongeschiktheid niet binnen redelijke termijn geneeskundige hulp inroept en zich gedurende zijn arbeidsongeschiktheid niet onder behandeling blijft stellen, of de voorschriften van de behandelende geneeskundige niet opvolgt. 2. Het recht op uitkering kan geheel of gedeeltelijk vervallen worden verklaard, indien de belanghebbende: a. de door burgemeester en wethouders in verband met de uitvoering van deze verordening gevraagde inlichtingen niet verstrekt dan wel onjuist of onvolledig verstrekt; b, als ingeschrevene bij het Gewestelijk Arbeidsbureau verzuimt gevolg te geven aan een oproeping of aanwijzing van dat bureau, die kan leiden tot het verkrijgen van werk, dat voor hem passend kan worden geacht dan wel weigert dergelijk werk te aanvaarden;

Artikel 11 Tenzij een ingevolge artikel 5 geldend recht op uitkering op grond van artikel 6 of artikel 7 op een vroeger tijdstip is geëindigd, eindigt dit recht: a. voor de belanghebbende <jie op de ingangsdatum van de uitkering de leeftijd van 23 jaar niet heeft bereikt, op de dag, gelegen een halfjaar na die datum, of, indien het recht ingevolge artikel 5, vijfde lid, is herleefd, even zoveel dagen later als de onderbreking heeft geduurd; b. voor de belanghebbende die op de ingangsdatum van de uitkering 23 jaar of ouder is, doch jonger dan 30 jaar, op de dag, gelegen een jaar na die datum, of, indien het recht ingevolge artikel 5, vijfde lid, is herleefd, even zoveel dagen later als de onderbreking heeft geduurd; c. voor de belanghebbende die op de ingangsdatum van de uitkering 30 jaar of ouder 1$, doch jonger dan 35 jaar, op de dag, gelegen anderhalf jaar na die datum, of, indien het recht ingevolge artikel 5, vijfde lid, is herleefd, even zoveel dagen later als de onderbreking heeft geduurd; d. voor de belanghebbende die op de ingangsdatum van de uitkering 35 jaar of ouder is, op de dag, gelegen twee jaar na die datum, of, indien het recht ingevolge artikel 5, vijfde lid, is herleefd, even zoveel dagen later als de onderbreking heeft geduurd, indien de belanghebbende op die dag de leeftijd van 60 jaar nog niet heeft bereikt; e. voor de belanghebbende bedoeld onder a tot en met c, een halfjaar na afloop van de in deze onderdelen bedoelde termijnen, of, indien het recht ingevolge artikel 5, vijfde lid, is herleefd, even zoveel dagen later als de onderbreking heeft geduurd, indien hij aantoont in een periode van zes jaar onmiddellijk voorafgaande aan het ontslag ten minste 4X jaar In dienstbetrekking van niet bijkomstige aard werkzaam te zijn geweest; f. op de eerste dag van de maand waarin de belanghebbende de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt, indien hij op de onder*d bedoelde dag 60 jaar of ouder is. Uitkering bij overlijden Artikel 12 1. Indien de belanghebbende tijdens het genot van uitkering overlijdt, wordt deze tot en met de laatste dag der tweede maand volgende op die waarin het overlijden plaatsvond uitbetaald, voor zover mogelijk in een bedrag ineens, a, aan de langstlevende der- echtgenoten indien de overlevende niet duurzaam van de andere echtgenoot gescheiden leeft; b, bij ontstentenis van de onder a bedoelde persoon aan de minderjarige wettige of natuurlijke kinderen; c, bij ontstentenis van de onder a en b genoemde personen aan degenen ten aanzien van wie de overledene grotendeels in de kosten van het bestaan voorzag en met wie hij in gezinsverband leefde. Het bepaalde in artikel 11 betreffende het tijdstip waarop het recht op uitkering eindigt blijft voor de toepassing van dit lid buiten beschouwing. 2. Met degene, die in het genot van uitkering is, wordt voor de toepassing van het eerste lid gelijkgesteld degene, wiens overlijden heeft plaatsgevonden vóór het bereiken yan de 65-jarige leeftijd en die uitsluitend ingevolge het in artikel 6, eerste lid, onderdeel j, bepaalde over de dag van zijn overlijden geen recht op uitkering had. De uitkering wordt alsdan uitbetaald met ingang van de dag na het overlijden. 3. De in het eerste en tweede lid bedoelde uitkering bedraagt, met ingang van de dag na het overlijden, 100% van de bezoldiging.

c. niet ernstig tracht werk te vinden; d blijkens een andere dan een der hiervoor in dit lid genoemde ' omstandigheden niet onvrijwillig werkloos is; e. door eigen toedoen geen uitkering geniet als bedoeld in artikel b, eerste lid, onderdeel a. t Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing, indien de belanghebbende ' van een van de gedragingen als in die leden bedoeld, redelijkerwijs geen verwijt kan worden gemaakt. 4 Het bepaalde in het tweede lid, onderdelen b, c en d, is met van * toepassing op de belanghebbende die de leeftijd van 57,5 jaar heeft bereikt. 5 Ter uitvoering van het bepaalde in het eerste tot en met het derde lid ' kunnen burgemeester en wethouders nadere regelen stellen. Bedrag en duur van de uitkering Artikel 8 l De uitkering bedraagt 70% van de bezoldiging, met dien verstande, dat het bedrag van de uitkering van de gehuwde, niet duurzaam gescheiden levende, belanghebbende niet daalt beneden het maandbedrag van het minimumloon, dat krachtens de artikelen 7, 8 en 14 van de Wet minimumloon en roinimumvakantiebijslag (Stbl. 1968, 657) geldt voor werknemers van dezelfde leeftijd als de belanghebbende, vermeerderd met de daarover berekende 2. De ingevolge het eerste lid berekende uitkering bedraagt ten hoogste het bedrag van de bezoldiging. Artikel 9 l- Op de uitkering worden geheel in mindering gebracht loon dat de belanghebbende geniet zonder hiervoor te werken, alsmede inkomsten wegens loonderving of verband houdende met de beëindiging van een dienstbetrekking, voor zover deze inkomsten betrekking hebben op de periode, waarover hij recht heeft op uitkering ingevolge deze verordening. 2 Op de uitkering worden voor een gedeelte, gelijk aan het percentage van de bezoldiging waarnaar de uitkering is berekend, in mindering gebracht de inkomsten uit arbefd of bedrijf, door de belanghebbende verricht in de periode, waarover hij recht heeft op uitkering ingevolge deze verordening. 3. De in het eerste en tweede lid genoemde inkomsten worden op de uitkering niet in mindering gebracht, voor zover zij door de belanghebbende reeds vóór het tijdstip waarop het ontslag werd aangezegd of aangevraagd, werden genoten naast de inkomsten uit de betrekking waaruit hij is ontslagen. 4 In bijzondere gevallen kunnen burgemeester en wethouders van het bepaalde in het eerste tot en met het derde lid ten gunste van de belanghebbende afwijken. Artikel 10 l De uitkering gaat in op de dag waarop het ontslag ingaat of, indien zich op die dag een omstandigheid voordoet welke leidt tot toepassing van artikel 6, eerste lid, of tot het vervallen van het recht op uitkering ingevolge artikel 7, tweede lid, op de eerste dag volgende op die waarop de in die leden bedoelde omstandigheid is geëindigd. 2. De uitkering gaat niet eerder in dan op de dag van indiening van de aanvraag, tenzij er naar het oordeel van burgemeester en wethouders voldoende termen aanwezig zijn de uitkering op een vroegere dag te doen ingaan. / ^

Aanvraag uitkeri ng Artikel 13 1. Burgemeester en wethouders beslissen over de toekenning van uitkering op schriftelijke aanvraag door de belanghebbende. De stukken die burgemeester en wethouders nodig achten voor de behandeling van de aanvraag dienen door of vanwege de belanghebbende te worden overgelegd. 2. Burgemeester en wethouders brengen hun beslissing op de aanvraag schriftelijk ter kennis van de belanghebbende. Uitbetaling uitkering Artikel 14 1. De uitkering, over een maand berekend, wordt in maandelijkse termijnen uitbetaald. Met toestemming van de belanghebbende kan de uitbetaling in langere termijnen geschieden. 2. De uitbetaling van de uitkering geschiedt door burgemeester en wethouders. Andere verpi i chti ngen Artikel 15 1. De belanghebbende, die in het genot is van een uitkering ingevolge deze verordening, is verplicht van het ter hand nemen van enige arbeid of bedrijf terstond mededeling te doen aan burgemeester en wethouders onder opgave, voor zover mogelijk, van de inkomsten, die hij uit die werkzaamheden zal genieten. Zijn de inkomsten v niet vooraf op te geven, dan doet hij tijdig vóór het verschijnen van elke uitkeringstermijn opgave van de inkomsten, die hij sinds het ter hand nemen van de werkzaamheden of sinds de vorige opgaven heeft genoten. Burgemeester en wethouders geven nadere voorschriften aangaande het doen van mededelingen door de belanghebbende met betrekking tot de inkomsten uit of in verband met arbeid of bedrijf. 2. Burgemeester e*n wethouders kunnen bij de vaststelling van het bedrag van de vermindering van de opgave van de belanghebbende afwijken. 3. Zolang de belanghebbende de leeftijd van 57,5 jaar nog niet heeft bereikt, dient hij zich te houden aan de voorschriften die burgemeester en wethouders geven met het doel belanghebbende weer in het arbeidsproces te doen opnemen. 4. De belanghebbende aan wie een uitkering is toegekend, stemt door het aanvaarden van de uitkering ermee in r dat allen, die daarvoor naar het oordeel van burgemeester en wethouders in aanmerking komen, omtrent zijn omstandigheden alle inlichtingen geven, welke voor de uitvoering van deze verordening noodzakelijk zijn. Artikel 16 Indien de belanghebbende langer dan een jaar wegens ziekte verhinderd is geweest arbeid te verrichten, kan hij door burgemeester en wethouders worden verplicht zich geneeskundig te doen onderzoeken dan wel zich aan een geneeskundig onderzoek volgens de bepalingen van de pensioenwet te onderwerpen.

Wijziging van de uitkering Artikel 17 Een beslissing tot toekenning van een uitkering wordt in het nadeel van de belanghebbende slechts dan met terugwerkende kracht gewijzigd: a. indien de uitkering door toedoen van de belanghebbende ten onrechte of tot een te hoog bedrag is toegekend; b. indien de wijziging haar grond vindt in de omstandigheid, dat de belanghebbende na de toekenning van de uitkering over dezelfde periode inkomsten als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdelen a tot en met f, en artikel 9, eerste en tweede lid, heeft genoten. Artikel 18 Indien aan een belanghebbende een uitkering ingevolge deze verordening wordt toegekend over een tijdvak, waarover krachtens de Algemene Bijstandswet (Stbl. 1963, 284) reeds bijstand in de noodzakelijke kosten van het bestaan is verleend, zijn burgemeester en wethouders bevoegd deze uitkering over dat tijdvak te verrekenen met het bedrag van de hem verleende bijstand dan wel de uitkering tot het bedrag van deze bijstand zonder diens machtiging uit te betalen aan het gemeentebestuur, dat de bijstand verleende. Toekenni ng 1oonsup.pl eti e Artikel 19 Regels, gesteld op grond van artikel 25 van de Invoeringswet stelselherziening sociale zekerheid (Stbl... 1986, 567) zijn van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de belanghebbende in de zin van deze verordening. Verlenging uitkeringsduur Artikel 20 1. De belanghebbende^^wiens recht op uitkering eindigt wegens het aflopen van de uitkeringstermijn, bedoeld in artikel 11, onderdeel d, en die op de laatste dag van die termijn 50 jaar of ouder, doch jonger dan 60 jaar is, behoudt vanaf die dag recht op uitkering overeenkomstig dit artikel. 2. De uitkering bedraagt: a. voor de ongehuwde, alsmede de gehuwde duurzaam gescheiden levende, belanghebbende 70% van het in artikel 8, eerste lid, bedoelde maandbedrag van het minimumloon, vermeerderd met de daar bedoelde vakantiebijslag; b. voor de gehuwde, niet duurzaam gescheiden levende, belanghebbende het maandbedrag van dat minimumloon en die vakantiebijslag. 3. De ingevolge het tweede lid berekende uitkering bedraagt ten hoogste het bedrag van de bezoldiging, 4. Indien een recht op uitkering als bedoeld in het eerste lid is geëindigd, doch vervolgens de omstandigheden die tot dat eindigen hebben geleid of zouden hebben geleid, hebben opgehouden te bestaan, zonder dat een nieuw recht op grond van een van de overige artikelen van deze verordening is ontstaan, herleeft het eerstbedoelde recht. 5. De bepalingen van de overige artikelen van deze verordening zijn, voor zoveel nodig, van overeenkomstige toepassing, voor zover daarvan in dit artikel niet is afgeweken.

Herziening van de beslissing Artikel 21 1. De belanghebbende, die bezwaar heeft tegen een beslissing welke te zijnen aanzien ter uitvoering van deze verordening is genomen kan binnen 30 dagen na de verzending daarvan bij burgemeester en wethouders een verzoek om herziening van deze beslissing indienen, 2. Van de mogelijkheid tot het indienen van een verzoek om herziening wordt de belanghebbende bij de kennisgeving van de in het eerste lid bedoelde beslissing mededeling gedaan. 3. Burgemeester en wethouders nemen op het verzoek zo spoedig mogelijk een met redenen omklede beslissing, welke de belanghebbende ter kennis wordt gebracht. Slotbepalingen Artikel 22 Deze verordening is niet van toepassing op degene die, uit hoofde van een ontslag waaraan hij de hoedanigheid van belanghebbende kan ontlenen, recht heeft op een uitkering Ingevolge de Wet werkloosheidsvoorziening (Stbl. 1964, 485), Artikel 23 1. Deze verordening treedt heden In werking en werkt terug tot en met l januari 1987- * 2. Deze verordening vervalt op l januari 1988. Artikel 24 Deze verordening kan worden aangehaald als: Tijdelijke Verordening WWV-vervangende uitker1ng. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 13 oktober 1987. de secretaris (get.) 3. van Vliet de voorzitter (get.) 3. Noorland