Onderzoek uitgevoerd aan het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek in opdracht van Afdeling Water

Vergelijkbare documenten
Advies betreffende de werking van de vistrap 'Dalemse molen' op de Velpe te Tienen

Natuur.focus. Mannetjesorchis en hakhoutbeheer. Visdoorgangen in Vlaanderen. Libellen: nieuwe kennis. Studie

VISPASSAGES IN HET BEHEERSGEBIED VAN WATERSCHAP REGGE EN DINKEL

Advies betreffende vrije vismigratie op de Kasteelbeek, West-Vlaanderen

Evaluatie van de V-vormige bekkenvistrap in de Mark in Meersel-Dreef

ONDERZOEK NAAR DE VISFAUNA IN DE MARK VÓÓR DE BOUW VAN VISDOORGANGEN. VASTLEGGING NULTOESTAND.

Onderzoek uitgevoerd aan het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek in opdracht van Afdeling Water

Visbestandopnames op de Noordede en de Blankenbergsevaart (2009)

Visbestandopnames in het Netebekken 2011-Bemonsteringsverslag

Evaluatie van de visnevengeul langs de Ter Biestmolen in de Zwalm in Nederzwalm

Vissen krijgen weer kansen in de provincie Antwerpen

Onderwerp: Voorlopige resultaten doortrekmetingen vislift H&Z polder Datum: Kenmerk: /not02 Status: Definitief Opsteller: J.

MONITORING VAN VISMIGRATIEVOORZIENINGEN VOORJAAR 2012

VISSTANDSONDERZOEK OP DE LEIEMEANDER TE WEVELGEM, West-Vlaanderen Burg 2B B-8000 Brugge. Duboislaan 14 B-1560 Hoeilaart-Groenendaal

Evaluatie van de V-vormige bekkenvistrap aan de Voorste Luysmolen in de Abeek in Bocholt

Visbestandsopnames op het spaarbekken Kluizen I ( 2001).

Nevengeulen als kraamkamer voor vis Onderzoeksresultaten

Effecten van een kleinschalig hermeanderingsproject in de Breiloop: toestand en evaluatie van de visgemeenschap na 5 jaar

Soortenlijst zoete wateren en FAME-indeling voor gilden

Rapport vissterfte op de Boezingegracht augustus 2013

Provinciaal Centrum voor Milieuonderzoek. Visstandsonderzoek van de monding van de Terkleppebeek te Geraardsbergen

Provinciaal Centrum voor Milieuonderzoek. Onderzoek naar de visstand in de polders van Kruibeke

De visstand in vaarten en kanalen

Visonderzoek Mangelbeek: 12 en 19 september

Steeknet & Hengelvangstregistratie

Dinsdag 1 mei Toespraak van JOKE SCHAUVLIEGE VLAAMS MINISTER VAN LEEFMILIEU, NATUUR EN CULTUUR. Inhuldiging visdoorgang Poekebeek - Nevele

TREKVISSEN IN HET MEER EN DE POLDERS VAN UBBERGEN EN BEEK. onderzoek aan vier vispassages

Het verbeteren van de ecologische toestand van de oppervlaktewaterlichamen op basis van rivierecosysteemontwikkeling en biodiversiteit

Migratie door een temporele nevengeul en habitatgebruik door vissen in de Itterbeek. Arthur de Bruin

Visschade door vijzel- en schroefpompgemalen:

Het visperspectief. Een blije blik? Veel vragen, weinig antwoorden! Peter Heuts Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden

Visbestandopnames op de Mark en zijbeken en de Kleine Aa of Wildertse beek (2004).

MONITORING EN EVALUATIE VAN VISMIGRATIEVOORZIENINGEN

Rode Lijst Zoetwatervissen 2010: veranderingen ten opzichte van Frank Spikmans 42 ste bijeenkomst vissennetwerk Zwolle, 5 juni 2014

Recente inzichten kwabaal herintroductieproject in Vlaanderen. Lore Vandamme, Inne Vught, Johan Auwerx, Ine Pauwels & Johan Coeck

Ecologisch herstel van twee nieuwe beektrajecten in de bovenlopen van de Kleine Nete

Vismigratie via de vispassage bij Grave, voorjaar 2007

Vismonitoring in grote rivieren

Vismigratie onder het kanaal

Onderzoek uitgevoerd aan het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek in opdracht van Afdeling Water

Visbestanden op de Boerekreek, de Roeselarekreek, de Oostpolderkreek en de Hollandergatskreek (2003).

Visbestandopnames op de Rupel en Durme (2007).

Natuur.focus Vismigratie naar het stroomgebied van de Bovenschelde: migratiepatronen en invloed van migratieknelpunten

Inzet van vrijwilligers voor deopvolging van de visfauna in de Zeeschelde

Bepaling visaanbod Noordoost-Groningen

Vismigratie-onderzoek. Dwarsdiep Onderzoek naar de werking van een tweetal vispassages in het Dwarsdiep

Visbestandopnames op het Kanaal van Beverlo 2011-Bemonsteringsverslag

Maandag 17 juli Bemonstering Balengracht en Grote Nete.

2 Materiaal en methode

Vismigratie waterschap Brabantse Delta. Reinier van Nispen

Evaluatie vismigratievoorzieningen Drentsche Aa

Visbestandopnames op het Albertkanaal (2008)

Hydraulische evaluatie vispassages "Meele" en "Wijhe"

Provinciaal Centrum voor Milieuonderzoek. Visstandsonderzoek van de Melsenbeek te Merelbeke

8. VISSEN. 2. Vissoorten aanwezig in de voornaamste Brusselse waterlopen

Visbestandopnames in het bekken van de Brugse polders 2012Bemonsteringsverslag

Verslag vissterfte vastgesteld in de Kleine Nete te Kasterlee op 17/07/2015 en berekening van de kostprijs van een compenserende herbepoting

4.5 Riviervis. Erwin Winter en Joep de Leeuw, RIVO

Vispassage Vierlingsbeek, meer dan alleen veel vis

Provinciaal Centrum voor Milieuonderzoek. Visstandsonderzoek van enkele beken gelegen in het stroomgebied van de Maarkebeek

Schieraalmigratie vanuit de Zwarte Sluispolder naar de Westerschelde. Johan Coeck, David Buysse, Ans Mouton

Visbestandopnames op de Isabellawatering, de Zwarte Sluisbeek en de Nieuwe kale (2006)

Zeldzame vissoorten krijgen een plek in Vlaams-Brabant

Er is een inhaalbeweging nodig om de ontsnipperingsplannen en soortbeschermingsplannen versneld uit te voeren.

Visbestandopnames op de Zwalm en zijbeken 2012-Bemonsteringsverslag

Visbestandopnames op het Kanaal Charleroi-Brussel-Schelde (2007)

Visbestandopnames op het kanaal van Beverlo (2005).

Provinciaal Centrum voor Milieuonderzoek. Visstandsonderzoek van de Molenbeek- Graadbeek te Aalst

Visbestandopnames op de Grensmaas 2012-Bemonsteringsverslag

H.V. Winter, R.W. Klop, W. Klop, K. Klop & B. Baks. Rijkswaterstaat-RIZA Postbus AA Lelystad. Project nummer:

Visbestandopnames op de Grote Nete 2012-Bemonsteringsverslag

Advies betreffende de plaatsing van visafweersystemen bij de oppervlaktewaterwinning vanuit de IJzer en omliggende kanalen

! " # # $ ( ) * +, ( " - +. ( '. / / #

Het visbestand van de Demer in Vlaams-Brabant (2003).

INSTITUUT NATUUR- EN BOSONDERZOEK

Migratiemogelijkheden voor trekvissen, 2018

Internationale Scheldecommissie (ISC) Arnould Lefébure

Visbestandopnames op het kanaal van Dessel naar Schoten(2009)

Nederland leeft met vismigratie Naar een gestroomlijnde aanpak van de vismigratieproblemen. Tom Buijse

Evaluatie vismigratievoorzieningen Drentsche Aa

Visbestandopnames op de Itterbeek en zijbeken (2005)

Visbestandopnames op enkele wateren in de polder van Kruibeke Bazel - Rupelmonde ( ).

Visbestandopnames op de Roksemput (2003).

Visbestanden op het Oud kanaal Bocholt en het Oud Kanaal Bree-Beek (2003)

Vissoorten Aal Herkenning: Verspreiding: Voedsel: Lengte afgebeelde vis: Lengte tot circa: Snoek Herkenning: Verspreiding: Voedsel:

Visvriendelijk waterbeheer. Aanleg vispassage bij renovatie gemalen Kerkeland en Vuylcop-Oost in Schalkwijk

Provinciaal Centrum voor Milieuonderzoek. Visstandsonderzoek van de Leigracht te Asper

Trekvissen in het Scheldeestuarium: een natuurlijke zoet-zout gradient

Migratiemogelijkheden voor trekvissen, 2015

Zaterdag 10 oktober 2015

inbo Visbestandopnames op de Rupel en Durme (2006). Jan Breine, Ilse Simoens en Gerlinde Van Thuyne April 2006 Rupel, Terhagen Vlaamse Gemeenschap

Vismigratie Vismonitoring in grote rivieren

Vissen op reis. Over de problemen van migrerende vissen

Visbestanden op de Dommel in het kader van de sanering van de bodem. April 2007-november 2007-april 20008

Integrale beekherstelprojecten in Vlaanderen. Kansen voor realisatie doelstellingen KRLW én Habitatrichtlijn?

Advies over het concept van temporele vismigratie om vismigratieknelpunten te saneren

Migratie door een temporele migratiezone en habitatgebruik van vissen in de Itterbeek

Vissen in het beleid. Een nieuwe impuls voor de waterkwaliteitstaak. Willem Rol Algemeen Bestuur

Vissen met een potje water edna metabarcoding

Transcriptie:

EVALUATIE VAN DE V-VORMIGE BEKKENVISTRAP IN DE KLEINE NETE IN HERENTALS. Project evaluatie visdoorgangen David Buysse, Raf Baeyens, Seth Martens & Johan Coeck Onderzoek uitgevoerd aan het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek in opdracht van Afdeling Water Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek Kliniekstraat 25 1070 Brussel www.inbo.be

AFDELING WATER Auteurs: David Buysse, Raf Baeyens, Seth Martens, Johan Coeck Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek Wetenschappelijke instelling van de Vlaamse overheid Het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO) is ontstaan door de fusie van het Instituut voor Bosbouw en Wildbeheer (IBW) en het Instituut voor Natuurbehoud (IN). Vestiging: INBO Brussel Kliniekstraat 25, 1070 Brussel www.inbo.be e-mail: Dit rapport kadert in een reeks rapporten betreffende het project evaluatie visdoorgangen. Voor een overzicht van de beschikbare rapporten: david.buysse@inbo.be Rapport in opdracht van de Vlaamse Milieumaatschappij, afdeling water. Wijze van citeren: Buysse D., Baeyens R., Martens S., Coeck J.(2006). Evaluatie van de V-vormige bekkenvistrap in de Kleine Nete in Herentals. rapport INBO.R.2006.21. Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, Brussel. D/2006/3241/180 INBO.R.2006.21 ISSN: 1782-9054 Druk: Managementondersteunende Diensten van de Vlaamse overheid Foto s cover: Raf Baeyens, David Buysse 2006, Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek

EVALUATIE VAN DE V-VORMIGE BEKKENVISTRAP IN DE KLEINE NETE IN HERENTALS 1 1 Evaluatie van de V-vormige bekkenvistrap in de Kleine Nete in Herentals. Project evaluatie visdoorgangen David Buysse, Raf Baeyens, Seth Martens, Johan Coeck.

2 EVALUATIE VAN DE V-VORMIGE BEKKENVISTRAP IN DE KLEINE NETE IN HERENTALS

EVALUATIE VAN DE V-VORMIGE BEKKENVISTRAP IN DE KLEINE NETE IN HERENTALS 3 3 Voorwoord Zoals bij de meeste dieren is migratiegedrag van vissen in rivieren, en eigenlijk in elk watertype, het resultaat van een scheiding in tijd en ruimte van de optimale biotopen (habitats) die gebruikt worden om te groeien, te overleven (bescherming te vinden) en zich voort te planten tijdens verschillende stadia in de levenscyclus van de soort. Migratie van vissen in beken en rivieren wordt echter onmogelijk gemaakt door allerlei kunstwerken (watermolens, sluizen, stuwen, ) die in het verleden opgericht werden ten behoeve van verschillende gebruiksfuncties van de waterlopen. In 1996 werd door het Comité van Ministers van de Benelux Economische Unie overeengekomen dat vrije migratie van vissoorten in alle hydrografische stroomgebieden van de Beneluxlanden opnieuw mogelijk gemaakt moet worden, uiterlijk tegen 2010 (Benelux Beschikking M 96 (5) van 26 april 1996). De doelstellingen van deze Benelux Beschikking werden verankerd in het Vlaamse beleid via het Decreet betreffende het integraal waterbeleid (BS: 14 november 2003). Het beleid voor het realiseren van vrije migratiemogelijkheden voor vissen sluit tevens nauw aan bij en/of is de uitvoering van doelstellingen die ook in verschillende andere internationale regelgevingen worden vooropgesteld (Verdrag van Bonn, Verdrag van Bern, EG Habitatrichtlijn, EG Kaderrichtlijn Water). Op heel wat locaties in Vlaanderen werden tijdens de voorgaande jaren projecten voor het realiseren van vrije vismigratie opgestart. Ervaringen uit het buitenland leren echter dat het succes van aangelegde visdoorgangen niet steeds even groot is en dat zowel de bouw als de inplanting van visdoorgangen nauwkeurig afgestemd dienen te worden op zowel de beoogde doelsoorten als op locale (omgevings) omstandigheden. Het is dan ook van groot belang dat evaluaties worden gemaakt van gerealiseerde visdoorgangen, in de eerste plaats om na te gaan of ze goed functioneren en of eventuele aanpassingen noodzakelijk zijn, maar ook om terug te kunnen koppelen naar nieuw te bouwen projecten door de kennis rond inplanting en vormgeving uit te breiden of te verfijnen en zo de efficiëntie van nieuwe visdoorgangen te verhogen. In opdracht van VMM, afdeling water voert het Instituut voor Natuur- en BosOnderzoek (INBO) sinds 2003 evaluaties uit van een aantal geselecteerde projecten met betrekking tot de sanering van vismigratieknelpunten op onbevaarbare waterlopen van 1e categorie. De resultaten van deze evaluatiestudies worden voorgesteld in de rapportenreeks van het project evaluatie visdoorgangen, waarvan het voorliggende onderzoek deel uitmaakt. David Buysse Johan Coeck Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, Brussel

4 EVALUATIE VAN DE V-VORMIGE BEKKENVISTRAP IN DE KLEINE NETE IN HERENTALS Dankwoord Dit onderzoek werd uitgevoerd in opdracht van Vlaamse Milieumaatschappij, afdeling Water. Wij danken in het bijzonder: Ir. Koen Martens en Saar Monden van Vlaamse Milieumaatschappij, afdeling Water, cel ecologisch waterbeheer Ir. Marc Florus, Joris Vandevelde en Rudy Maes van Vlaamse Milieumaatschappij, afdeling Water, buitendienst Antwerpen voor de professionele, vlotte en aangename samenwerking. Het bekomen van de resultaten uit dit onderzoek was enkel mogelijk dankzij de nooit aflatende inzet van een enthousiaste veldwerkploeg bestaande uit Raf Baeyens, David Buysse, Johan Coeck, Julien Blanchard, en Seth Martens en de vrijwillig toegestoken handen van Ann Govaerts, Gunther Van Kerckhoven, en Evelyne Geudens.

EVALUATIE VAN DE V-VORMIGE BEKKENVISTRAP IN DE KLEINE NETE IN HERENTALS 5 5 Inhoud 1. Inleiding en doelstelling 8 2. Materiaal en methode 8 2.1 Studiegebied 8 2.1.1 De Kleine Nete 8 2.1.2 De V-vormige bekkenpassage met vertical slot 8 2.2 Onderzoeksmethode 9 2.2.1 Vangconstructie 9 3. Resultaten 10 3.1 Hoeveel en welke soorten migreren doorheen de vistrap? 10 3.1.1 Aantal en cumulatief aantal vissoorten 11 3.1.2 Vangstevolutie 12 3.2 Hoe groot zijn de vissen die doorheen de vistrap migreren? 13 3.2.1 Kleinste/grootse individu per vissoort 13 3.2.2 Lengte-frequentie verdeling van de dominante soorten 13 3.2.2.1 Riviergrondel 13 3.2.2.2 Blankvoorn 13 3.2.2.3 Zonnebaars 14 3.2.2.4 Baars 14 3.2.2.5 Rietvoorn 14 4. Bespreking 15 4.1 Globale samenstelling van de vangsten in de vistrapfuik 15 4.2 Evolutie van de vangsten 15 4.3 Efficiëntie van de V-vormige bekkenpassage met vertical slot 16 5. Besluit 17 Referenties 17

6 EVALUATIE VAN DE V-VORMIGE BEKKENVISTRAP IN DE KLEINE NETE IN HERENTALS

EVALUATIE VAN DE V-VORMIGE BEKKENVISTRAP IN DE KLEINE NETE IN HERENTALS 7 7 Summary All freshwater fish, including cyprinids, need to be able to move between different habitats as a function of different life history strategies such as seeking refuge and reproduction and of survival of the population. For these habitat shifts, the longitudinal connectivity of the stream corridor plays a key role. In Flanders (Belgium) most lowland rivers are straightened and fragmented (locks, weirs, dams, watermills) almost exclusively for economic reasons (shipping traffic, agriculture, hydropower). The disruption of the longitudinal river continuum has led to ecological catastrophes such as the extinction of several diadromous fish species and isolation/extinction of vulnerable potamodromous species. In 1996 the Committee of Ministers of the Benelux Economic Union agreed to realise/strive for free fish migration in all hydrographical river basins of the Benelux countries (Belgium, the Netherlands, Luxemburg) in 2010. This Benelux agreement to realise free fish migration incorporates also the goals set in the different European legislations (Treaty of Bonn, Treaty of Bern, EU Habitats Directive, EU Water Framework Directive). In recent years a lot of projects were or are being realised by the Flemish government (Flemish Environment Agency) to restore free fish migration. It is of great importance that these recently built fish (by)passes are evaluated on their proper ecological functioning. In this case study the results of the evaluation of a fish pass in the lowland River Kleine Nete at Herentals are presented. The pool and weir shaped fish pass was monitored between April 4th and July 18th 2005 using a permanent trap at the upstream end (inlet) of the fish pass. The outlet of the fish pass is ideally situated just downstream of the migration barrier (weir) creating a distinct attraction flow. The V-shaped weirs of the fish pass were made out of big rough stones manually embedded in concrete, hereby creating a diverse stream velocity pattern allowing all species and life stages to swim through the fish pass. A total of 2428 fish migrated upstream through the fish pass and were trapped in our fyke net. Twenty fish species were caught. The dominant fish species was gudgeon (Gobio gobio, 62%), followed by roach (Rutilus rutilus, 10%), pumpkinseed (Lepomis gibbosus, 10%), perch (Perca fluviatilis, 6%), rudd (Scardinius erythrophtalmus, 4%) and eel (Anguilla anguilla, 2%). Less common species caught were chub (Leuciscus cephalus), dace (Leuciscus leuciscus), pike (Esox lucius) and European catfish (Silurus glanis). A remarkable catch of more than 600 individuals (mostly gudgeon) was done between 24th and 25th of April. Through the capture of different life stages (juveniles and adults) of different fish species and even bottom dwelling organisms (crayfish) we can assume that the pool and weir shaped fish pass has a good overall attraction and passage efficiency.

8 EVALUATIE VAN DE V-VORMIGE BEKKENVISTRAP IN DE KLEINE NETE IN HERENTALS 1. Inleiding en doelstelling 2. Materiaal en methode Fragmentatie van waterlopen door stuwen, sluizen, watermolens, verkleint het leefgebied van vissen. Vissen worden daardoor belemmerd in hun noodzakelijke dagelijkse verplaatsingen (foerageren, vluchten) en in hun migraties om paai-, opgroei- en overwinteringsgebieden te bereiken. De Kleine Nete behoort tot één van de prioritaire waterlopen voor sanering van vismgratieknelpunten. Met zijn zij- en bovenlopen behoort deze tot de soortenrijkste waterlopen van Vlaanderen. De Kleine Nete herbergt enerzijds een interessante visfauna en anderzijds vervult zij een belangrijke verbindingsfunctie tussen de Schelde en de ecologisch waardevolle zij- en bovenlopen zoals de Gerheezeloop, Larumse loop, Zeggenloop, Daelemansloop, Breiloop, Witte Nete, Voorste Nete, Achterste Nete, Vleminckxloop, Desselse Nete, Zwarte Nete, Klein Neetje, Looiendse Nete, Wamp, Rode Loop en Mostenloop (afdeling Water, 2003). Vrije stroomopwaartse vismigratie vanuit de Noordzee, via de Schelde, is mogelijk via de Kleine Nete tot Grobbendonk. De watermolen met bijhorende stuw te Grobbendonk vormt het eerste vismigratieknelpunt. Het tweede migratieknelpunt is een stuw te Herentals (www. vismigratie.be; knelpunt nr: 8502-040). Het wegwerken van vismigratieknelpunten op deze prioritaire waterloop kadert in de Benelux beschikking M (96) 5 die ook door het Vlaamse Parlement (9/7/2003) werd bekrachtigd in het Decreet Integraal Waterbeleid. In een eerste fase in deze integrale aanpak werd door de Vlaamse Milieumaatschappij, afdeling Water een visdoorgang gebouwd ter hoogte van de stuw van Herentals. Deze V-vormige bekkentrap met vertical slot werd in 2003 in werking gesteld. Plannen tot sanering van het eerste vismigratieknelpunt te Grobbendonk (knelpunt nr: 8502-030) zijn in voorbereiding. De afdeling Water gaf aan het Instituut voor Natuurbehoud de opdracht een evaluatie uit te voeren van de in 2003 aangelegde V-vormige bekkenpassage met vertical slot. 2.1 Studiegebied 2.1.1 De Kleine Nete Het subbekken van de Kleine Nete behoort tot het Netebekken dat deel uitmaakt van het hydrografische bekken van de Schelde. De Kleine Nete ontspringt in Mol, stroomt via Herentals naar Lier en heeft een lengte van ongeveer 50 km. De Kleine Nete herbergt enkele belangrijke zijbeken (de Wamp en de Aa) en een groot aantal bovenlopen. De beken in de bovenloop vormen een waaier van kleine en grotere beken. Waterkwaliteit De gemiddelde fysisch-chemische waterkwaliteit van de Kleine Nete is overwegend aanvaardbaar (goede waterkwaliteit) tot zelfs zeer zuiver. Het gemiddeld zuurstofgehalte bedraagt bijna overal meer dan 9 mg/l (Yseboodt et al., 2001). Ook de biologische waterkwaliteit, de zogenaamde BBI, wijst op een goede conditie. Structuurkenmerken Structuurvariatie in een waterloop is enorm belangrijk om aan organismen (waterplanten, macro-invertebraten, vissen, ) geschikte habitats te bieden. De Kleine Nete werd in het verleden grondig uitgediept en rechtgetrokken om de waterafvoer te versnellen en de omliggende gronden productiever te maken, bovendien werd ze over een grote afstand ingedijkt. Deze ingrepen hebben de structuurkwaliteit van de Kleine Nete sterk aangetast, zones met matig en zwak ontwikkelde structuurkenmerken worden afwisselend aangetroffen. Waardevolle structuurkenmerken en meanderende trajecten van de waterloop worden wel nog terug gevonden in de bovenlopen van de Kleine Nete (Desselse Nete, Zwarte Nete). Deze zijn dan ook van enorm ecologisch belang voor de visfauna (afdeling Water, 2003). 2.1.2 De V-vormige bekkenpassage met vertical slot Dit project beoogt dan ook een gestructureerde vorm van evaluatie van de projecten voor het oplossen van vismigratieknelpunten op onbevaarbare waterlopen van 1e categorie. In deze studie wordt de V-vormige bekkenpassage met vertical slot langs de Kleine Nete in Herentals geëvalueerd. Deze studie heeft tot doel een antwoord te geven op volgende onderzoeksvragen: Vinden de vissen de toegang tot de visdoorgang en is de visdoorgang passeerbaar voor deze vissen? Hoeveel en welke vissen migreren er tijdens de studieperiode doorheen de visdoorgang? Welke levensstadia / lengteklassen (juvenielen en/of adulten) migreren doorheen de visdoorgang? Ter hoogte van de wijk Spaans Hof en 200 m stroomopwaarts van de Nederrij in Herentals is een stuw aanwezig met een maximaal verval over de stuw van 1,40 m. In 2003 werd een bypass, met V-vormige overlaten gecombineerd met vertical slot, langs de stuw aangelegd om een herstel van vismigratie te bekomen (Figuur 2.1). Het hoogteverschil ter hoogte van de stuw wordt door de aanleg van de bypass over een relatief korte afstand verdeeld over een aantal treden die de vissen wel moeten kunnen nemen.

EVALUATIE VAN DE V-VORMIGE BEKKENVISTRAP IN DE KLEINE NETE IN HERENTALS 9 9 De bekkenpassage heeft een totale lengte van 65 m en een breedte van ongeveer 10 m. De 10 bekkenscheidende wanden of overlaten werden opgebouwd uit houten paaltjes en beton waarin handmatig grote stortstenen werden ingebed om de ruwheid van de stenen te behouden. Door deze ruwheid wordt een meer divers stroomsnelheidspatroon gecreëerd over de drempels. Het verval tussen twee bekkens bedraagt 0,14 m. De vertical slots of verticale openingen die in de overlaten werden ingebouwd hebben een hoogte van ongeveer 0,50 m en een breedte van 0,15 m. De bodems van de verschillende bekkens werden eveneens met stenen bedekt. De gemiddelde waterdiepte in de bekkens bedraagt ongeveer 0,75 meter (Foto s 2.1 t.e.m. 2.3). Figuur 2.1: Overzichtsplan van de vis bypass in de Kleine Nete te Herentals. 2.2 Onderzoeksmethode Het aantal vissen dat tijdens de studieperiode stroomopwaarts doorheen de vistrap trekt kon exact bepaald worden door gebruik te maken van een speciaal ontworpen vangconstructie met vistrapfuik. Alle stroomopwaarts migrerende vissen die de laatste V-vormige bekkenwand met vertical slot passeren komen in de vistrapfuik terecht. Op die manier kan exact bepaald worden welke vissoorten van de migratiefaciliteit gebruik maken en wat het totaal aantal vissen is dat doorheen de vistrap migreert. De vistrapfuik werd drie maal per week gelicht (maandag, woensdag en vrijdag) om de gevangen vissen te identificeren, meten en wegen. Hierna werden de vissen in het stroomopwaartse pand vrijgelaten. Twee maal per dag ( s ochtend en s avond) werden fuik en roosters proper gemaakt om verstopping met drijvend (voornamelijk organisch) materiaal te voorkomen. Foto 2.1: Bouw van de bekkenpassage met vertical slots met behulp van houten paaltjes, beton en stortstenen. 2.2.1 Vangconstructie Enkele meters stroomopwaarts van de meest stroomopwaartse V- vormige overlaat staan haaks op beide oevers 2 houten damwanden (Figuur 2.1). Op deze damwanden zijn H-vormige metalen profielen bevestigd. In deze profielen kunnen dwarsbalken geschoven worden om de visdoorgang droog te zetten, bijvoorbeeld als onderhoudswerken aan de visdoorgang nodig zijn. Deze H-vormige profielen stelden ons in staat om er een zelf ontworpen vangconstructie in te schuiven. De vangconstructie bestaat uit een rechthoekige metalen kader of mal met centraal een opening waarin een kleinere lichte inox-kader met vistrapfuik van bovenaf kan ingeschoven worden. Om te voorkomen dat bij dichtslibben van de fuik er geen water meer door de vistrap zou vloeien werd links en rechts van de fuik een rooster voorzien. Deze roosters, bestaande uit verticale gladde spijlen, laten toe dat er steeds voldoende debiet door de visdoorgang gaat. De ruimte tussen de spijlen van de roosters bedroeg 10 mm. Visdoorgang doorheen deze roosters werd daardoor verhinderd. De grote metalen kader/mal werd bij aanvang van het project tussen de damwanden geschoven en diende er pas terug uit verwijderd te worden na stopzetting van de monitoring. Elk rooster kon, indien nodig, uit de mal gelift worden om proper te maken (Foto s 2.4 en 2.5). Foto 2.2: Ruwe, uit stortsteen opgebouwde, bekkenscheidende wanden met vertical slot. Foto 2.3: Eindfase bouw V-vormige bekkenpassage met vertical slot.

10 EVALUATIE VAN DE V-VORMIGE BEKKENVISTRAP IN DE KLEINE NETE IN HERENTALS Op de inox kader werd door een gespecialiseerde firma een fuik gemaakt waarvan de mondopening perfect aansloot op ons frame. Deze speciaal ontworpen vistrapfuik is een enkele fuik zonder vleugels bestaande uit een ruime voorkamer (± 2,5 m) zonder keel, gevolgd door nog twee kamers en dito kelen. De maaswijdte van het polyethyleennetwerk van de voorkamer bedraagt 13 mm, de overige kamers hebben een maaswijdte van 11 mm. De voorkamer werd aan het frame bevestigd en wordt verder ondersteund door 5 hoepels. Kader met vistrapfuik kon door één persoon gelift en gereinigd worden (Foto 2.6). Voor een vlotte verwerking van de vangsten waren minstens twee personen noodzakelijk. 3. Resultaten De monitoring van de visdoorgang werd gestart op 4 april 2005 en beëindigd op 18 juli 2005. De vistrapfuik stond onafgebroken op de visdoorgang gemonteerd gedurende 105 opeenvolgende dagen of ca. 2500 uren. 3.1 Hoeveel en welke soorten migreren doorheen de vistrap? Tijdens de onderzoeksperiode migreerden 2428 vissen stroomopwaarts doorheen de vistrap. Deze 2428 individuen vertegenwoordigden een biomassa van meer dan 136 kg. In totaal werden 20 verschillende vissoorten aangetroffen. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de vangsten in de vistrapfuik. Foto 2.4: Stroomopwaarts aanzicht van de houten damwanden en vangconstructie bestaande uit roosters en een vistrapfuik. In figuur 3.1 wordt de procentuele aantals- en biomassadistributie van de verschillende soorten weergegeven. In deze figuur wordt het % aantal en de % biomassa weergegeven voor soorten die respectievelijk meer dan 1% en 5% van het totaal uitmaken. Tabel 3.1: Overzicht van het aantal en de biomassa van de gevangen vissen in de vistrapfuik. vissoort aantal biomassa (g) 1 alver 14 181 Foto 2.5: Stroomafwaarts aanzicht van de houten damwanden en vangconstructie bestaande uit roosters en een vistrapfuik. Foto 2.6: Reinigen van de roosters, plaatsen van de inox kader met vistrapfuik in de mal en beveiliging met sloten tegen diefstal. 2 Amerikaanse 5 789 dwergmeerval 3 baars 149 7755 4 bermpje 10 76 5 blankvoorn 252 8557 6 blauwbandgrondel 1 2 7 brasem 10 3840 8 Europese meerval 7 21430 9 giebel 14 2030 10 karper 11 44425 11 kolblei 5 314 12 kopvoorn 7 2336 13 paling 53 6540 14 pos 12 429 15 rietvoorn 85 4903 16 riviergrondel 1510 13112 17 serpeling 18 659 18 snoek 10 5458 19 zeelt 12 8202 20 zonnebaars 243 5370 totaal 2428 136408

EVALUATIE VAN DE V-VORMIGE BEKKENVISTRAP IN DE KLEINE NETE IN HERENTALS 11 11 Riviergrondel maakt 62% van de vangsten uit gevolgd door blankvoorn en zonnebaars met 10%. Baars, rietvoorn en paling vertegenwoordigen respectievelijk 6,4 en 2 % van de visgemeenschap. De restfractie maakt 6% van de visgemeenschap uit. baars rietvoorn 4% % aantal paling 2% rest 6% Figuur 3.1: Samenstelling van de vangsten in de vistrapfuik (% aantal en % biomassa). De vangst van enkele grote karpers en Europese meervallen in de vistrapfuik zorgt ervoor dat de biomassaverdeling geen exacte weerspiegeling is van de aantalsverdeling. De grootste biomassa in de fuik werd vertegenwoordigd door karper met 32% gevolgd door Europese meerval met 16%. De talrijk gevangen riviergrondels en blankvoorns vertegenwoordigen een biomassa van respectievelijk 10 en 6%. 6% zonnebaars 10% blankvoorn 10% riviergrondel 62% 3.1.1 Aantal en cumulatief aantal vissoorten % biomassa (g) In tabel 3.2 en fig 3.2 wordt het aantal soorten en het cumulatief aantal soorten per week in de vistrapfuik weergegeven. Een week omvat de resultaten van de vangsten bekomen tijdens het lichten van de fuik op maan-, woens- en vrijdag. baars 6% rest 24% karper 32% Tijdens de staalnames vanaf week 14 t.e.m. week 28 werden er gemiddeld 9 vissoorten per week genoteerd. Tijdens week 18 en week 27 werden het hoogste aantal vissoorten genoteerd met name 14. Tijdens weken 23 en 24 werden slechts 5 soorten aangetroffen. Riviergrondel, zonnebaars en rietvoorn werden in elke week van de studieperiode gevangen. Brasem, karper, Amerikaanse dwergmeerval, kopvoorn, blauwbandgrondel en Europese meerval werden in 3 of minder vangstweken aangetroffen. zeelt 6% blankvoorn 6% riviergrondel 10% Europese meerval 16% Tabel 3.2: Aantal en cumulatief aantal vissoorten per week in de vistrapfuik (vanaf 4 april 2005 = week 14 tot en met 18 juli = week 29). staalname tijdens week soort 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 brasem - - - - 1 - - - - - - - 2 7 - - alver - - 1-2 - - 1 3-1 - 3 1 2 - paling - - - - 1 1-7 7 6 6 13 7-4 1 bermpje 1 1 1 2 3 - - - - - - - 1 1 - - kolblei - 1 - - 1 - - 1 - - - - - 1 1 - giebel - 1 - - 8 1-4 - - - - - - - - karper - - - - 1 - - - - - - - 8-2 - snoek 4 - - - - - - - 1 - - - 1 3-1 riviergrondel 52 88 74 717 95 9 17 101 49 13 44 22 92 37 57 43 pos 1 1 2 3 3 - - - - - - 1-1 - - Amerikaanse dwergmeerval - - - - - - - 4 1 - - - - - - - zonnebaars 2 3 2 16 35 7 2 26 17 11 14 30 18 46 11 3 kopvoorn - - - 1 - - 1-5 - - - - - - - serpeling 6 3 1 - - - 1-1 - - - - 6 - - baars 7 7 10 37 30 6 3 22 6 1 - - 2 13 5 - blauwbandgrondel - - - - - - - - - - - - - 1 - - blankvoorn 3 14 28 37 43-1 5 7 - - - 2 67 45 - rietvoorn 1 1 3 9 17 3 4 12 4 2 5 1 1 16 3 3 Europese meerval - - - - - - - - - - - 3 2 2 - - zeelt - - - - 1 - - 3 - - - 3 3-1 1 aantal soorten 9 10 9 8 14 6 7 11 11 5 5 7 13 14 10 6 cumulatief aantal 9 11 12 13 17 17 17 18 18 18 18 19 19 20 20 20

12 EVALUATIE VAN DE V-VORMIGE BEKKENVISTRAP IN DE KLEINE NETE IN HERENTALS aantal soorten 25 20 15 10 5 0 aantal soorten cumulatief aantal soorten De eerste staalnameweek leverde 9 verschillende vissoorten op. Na 5 weken staalnames (week 18) was dit aantal bijna verdubbeld tot 17 soorten en treedt er voor het eerst een kleine stagnatie op in de curve van het cumulatief aantal soorten. In weken 21, 25 en 27 werden met respectievelijk Amerikaanse dwergmeerval, Europese meerval en blauwbandgrondel nog 3 minder algemene vissoorten in de vistrapfuik aangetroffen en lijkt de curve een plateau bereikt te hebben op 20 vissoorten. week 14 week 15 week 16 week 17 week 18 week 19 week 20 week 21 week 22 week 23 week 24 week 25 week 26 week 27 week 28 week 29 3.1.2 Vangstevolutie Figuur 3.2: Aantal (kolom) en cumulatief aantal (lijn) vissoorten per week in de vistrapfuik (vanaf 4 april 2005 = week 14 tot en met 18 juli = week 29). week De vistrapfuiken werden zoals reeds vermeld op maan-, woens- en vrijdagen gelicht. In figuur 3.2 worden deze driewekelijkse vangstaantallen voorgesteld. aantal vissen 700 600 500 400 300 200 100 0 25 20 15 10 5 0 watertemp. ( C) Tijdens de evaluatieperiode van 4 april t.e.m. 18 juli 2005 werden bij het ophalen van de vistrapfuik gemiddeld 54 vissen aangetroffen. Vangsten groter dan dit gemiddelde werden doorgaans vooraf gegaan door een gevoelige stijging van de watertemperatuur. Een gevoelige daling van de watertemperatuur had vaak een daling in de vangsten tot gevolg. Uitzondering op deze regel betrof de verhoogde vangsten eind juni - begin juli ondanks het feit dat de watertemperatuur in deze periode gevoelig daalde. Dat de vangsten het verloop van de temperatuurcurve volgen wordt nog duidelijker voorgesteld in figuur 3.3 waarbij het aantal gevangen vissen op een logaritmische schaal werden uitgezet. 01 apr 05 05 apr 05 09 apr 05 13 apr 05 17 apr 05 21 apr 05 25 apr 05 29 apr 05 03 mei 05 07 mei 05 11 mei 05 15 mei 05 19 mei 05 23 mei 05 27 mei 05 31 mei 05 04 jun 05 08 jun 05 12 jun 05 16 jun 05 20 jun 05 24 jun 05 28 jun 05 02 jul 05 06 jul 05 10 jul 05 14 jul 05 18 jul 05 Figuur 3.2: Driewekelijkse vangstaantallen tijdens onderzoeksperiode (4 april 18 juli). aantal vissen 1000 100 10 25 20 15 10 5 watertemp. ( C) De grootste vangst, 615 vissen, werd op 25 april genoteerd en ging gepaard met een stijging van de watertemperatuur, voor het eerst tijdens de studieperiode, tot bijna 15 C. Deze opmerkelijke vangst bestond voor 90% uit riviergrondels. Tijdens de daaropvolgende vangstdagen op 27 en 29 april en op 2 en 4 mei zijn de vangsten nog steeds hoger dan gemiddeld met respectievelijk 115, 92, 94 en 123 vissen waarbij de watertemperatuur maximaal 18 C bereikt op 2 mei. Op 6, 9, 11, en 13 mei werd een sterke terugval in de vangsten genoteerd tot respectievelijk 24, 19, 6 en 2 individuen. Tijdens diezelfde periode daalt de watertemperatuur met ongeveer 6 C tussen 2 mei en 11 mei. Zoals reeds vermeld werden verhoogde vangsten genoteerd van 69; 84 en 103 individuen respectievelijk op 29 juni en 4 en 6 juli, dit terwijl er toch een gevoelige daling in de watertemperatuur vastgesteld werd. Deze verhoogde vangsten werden genoteerd na en zijn vermoedelijk een reactie op de gevolgen van het hevige onweer op 28 juni 2005 met bijhorende verhoogde waterafvoer. 1 01 apr 05 05 apr 05 09 apr 05 13 apr 05 17 apr 05 21 apr 05 25 apr 05 29 apr 05 03 mei 05 07 mei 05 11 mei 05 15 mei 05 19 mei 05 23 mei 05 27 mei 05 31 mei 05 04 jun 05 08 jun 05 12 jun 05 16 jun 05 20 jun 05 24 jun 05 28 jun 05 0 02 jul 05 06 jul 05 10 jul 05 14 jul 05 18 jul 05 Figuur 3.3: Driewekelijkse vangstaantallen (logaritmische schaal) tijdens onderzoeksperiode (4 april 18 juli).

EVALUATIE VAN DE V-VORMIGE BEKKENVISTRAP IN DE KLEINE NETE IN HERENTALS 13 13 3.2 Hoe groot zijn de vissen die doorheen de vistrap migreren? Het kleinste individu dat in de vistrapfuik werd aangetroffen was een blankvoorn met een lengte van 53 mm. Het grootste exemplaar dat doorheen de vistrap zwom betrof een Europese meerval met een lengte van 860 mm. 3.2.1 Kleinste/grootse individu per vissoort Tabel 3.3 geeft ruwweg een idee over welke grootteklassen per vissoort, meer bepaald de kleinste en grootse exemplaren, gebruik maken van de visdoorgang. Van 12 van de 20 vissoorten werden individuen kleiner dan 100 mm gevangen. Met uitzondering van blauwbandgrondel en Europese meerval werden van alle soorten zowel kleine (juveniele) als grote (adulte) individuen gevangen (Tabel 3.3 en Figuur 3.4) 3.2.2 Lengte-frequentie verdeling van de dominante soorten 3.2.2.1 Riviergrondel De lengtefrequentie verdeling van de riviergrondels vertoont een normale verdeling. De Gauss curve is opgebouwd uit individuen die verschillende jaarklassen vertegenwoordigen: het kleinste individu (57 mm) behoort tot de 1+ jaarklasse terwijl het grootste individu (126 mm) meerjarig is. De top van de curve wordt gevormd door individuen met een lengte van 90 mm. 3.2.2.2 Blankvoorn vissoort kleinste individu (mm) grootste individu (mm) alver 63 131 Amerikaanse 163 238 dwergmeerval baars 57 374 bermpje 68 107 blankvoorn 53 262 blauwbandgrondel 58 58 brasem 60 499 Europese meerval 630 860 giebel 126 360 karper 116 750 kolblei 104 210 kopvoorn 81 364 paling 233 800 pos 85 166 rietvoorn 63 228 riviergrondel 57 126 serpeling 77 233 snoek 162 650 zeelt 171 410 zonnebaars 57 165 200 180 160 140 120 Tabel 3.3: Overzicht per vissoort van het kleinste en grootste individu dat doorheen de vistrap zwom. De lengtefrequentie verdeling van blankvoorn toont duidelijk aan dat er verschillende jaarklasses aanwezig zijn. De 1+ jaarklasse met individuen rond 60 tot 80 mm is het best vertegenwoordigd. aantal 100 80 60 40 20 0 0 20 40 60 80 100 120 140 160 180 200 220 240 260 280 300 1000 kleinste individu grootste individu lengte (mm) lengte (mm) 800 600 400 200 0 alver dwergmeerval baars bermpje blankvoorn blauwband brasem Eur. meerval giebel karper kolblei kopvoorn paling pos rietvoorn riviergrondel serpeling snoek zeelt zonnebaars Figuur 3.4: Kleinste en grootste individu dat per vissoort doorheen de vistrap zwom. Figuur 3.5: Lengtefrequentie verdeling van de riviergrondels die doorheen de vistrap migreerden. aantal 50 45 40 35 30 25 20 15 10 5 0 0 20 40 60 80 100 120 140 160 180 200 220 240 260 280 300 lengte (mm) Figuur 3.6: Lengtefrequentie verdeling van de blankvoorns die doorheen de vistrap migreerden.

14 EVALUATIE VAN DE V-VORMIGE BEKKENVISTRAP IN DE KLEINE NETE IN HERENTALS 3.2.2.3 Zonnebaars Net als bij de riviergrondels volgt de lengtefrequentie verdeling van de zonnebaarzen een normale verdeling. Verschillende jaarklassen zijn aanwezig. De jaarklasse met individuen rond 100 mm is het best vertegenwoordigd. 3.2.2.4 Baars De lengtefrequentie verdeling van baars vertoont een gelijkaardig patroon als blankvoorn en toont dat er verschillende jaarklassen aanwezig zijn. De 1+ jaarklasse met individuen rond 60 tot 80 mm is het sterkst vertegenwoordigd. 3.2.2.5 Rietvoorn Verschillende jaarklassen van rietvoorn waren aanwezig in de vangsten. 50 45 40 35 30 aantal 25 20 Foto 3.1: V.l.nr.r. & v.b.nr.o. pos, brasem, karper, rietvoorn, zeelt, Europese meerval, karper en baars. 15 10 5 0 0 25 50 75 100 125 150 175 200 225 250 275 300 325 350 375 400 lengte (mm) Figuur 3.8: Lengtefrequentie verdeling van de baarzen die doorheen de vistrap migreerden. 50 50 45 45 40 40 35 35 30 30 aantal 25 20 aantal 25 20 15 15 10 10 5 5 0 0 20 40 60 80 100 120 140 160 180 200 220 240 260 280 300 0 0 20 40 60 80 100 120 140 160 180 200 220 240 260 280 300 lengte (mm) lengte (mm) Figuur 3.7: Lengtefrequentie verdeling van de zonnebaarzen die doorheen de vistrap migreerden. Figuur 3.9: Lengtefrequentie verdeling van de rietvoorns die doorheen de vistrap migreerden.

EVALUATIE VAN DE V-VORMIGE BEKKENVISTRAP IN DE KLEINE NETE IN HERENTALS 15 15 4. Bespreking 4.1 Globale samenstelling van de vangsten in de vistrapfuik 4.2 Evolutie van de vangsten Na één week evalueren werden 9 vissoorten genoteerd. Na 5 weken werden reeds 17 verschillende vissoorten genoteerd. In totaal werden 20 vissoorten gevangen. Wanneer we de samenstelling van de totaalvangst (2428 individuen) bekijken dan zien we dat deze overheerst worden door één soort, de riviergrondel (62%). Riviergrondel is een partieel rheofiele (= stroomminnende) vissoort die kenmerkend is voor een rivier als de Kleine Nete. Ook de partieel rheofiele zonnebaars (exoot) is met 10% goed vertegenwoordigd in de vangsten. Andere partieel stroomminnende vissoorten die in de vangsten werden aangetroffen, zij het in kleinere aantallen, betreffen alver, blauwbandgrondel en bruine Amerikaanse dwergmeerval. In de vistrapfuik te Herentals werden ook 3 obligaat rheofiele vissoorten, dit zijn soorten waarvan alle leeftijdsstadia afhankelijk zijn van stromend water, aangetroffen. Het betreft bermpje en de in Vlaanderen zeldzame vissoorten kopvoorn en serpeling. Watertemperatuur Gemiddeld werden bij het ophalen van de vistrapfuik 54 vissen aangetroffen. Vangsten groter dan dit gemiddelde werden steeds vooraf gegaan door een gevoelige stijging van de watertemperatuur. Een gevoelige daling van de watertemperatuur had ook steeds een daling in de vangsten tot gevolg. De grootste vangst werd op 25 april gedaan. De meerderheid van de 615 gevangen individuen waren migrerende riviergrondels. Deze vangst werd voorafgegaan door een gevoelige stijging in de watertemperatuur van bijna 4 C in amper 5 dagen tot 14,5 C. Veel minder omvangrijke stroomopwaarts gerichte migraties werden vastgesteld van zonnebaars (26), baars (28) en blankvoorn (53). Eurytope vissoorten, waarvan alle levensstadia zowel in stilstaand als in stromend water kunnen voorkomen, zijn met 8 soorten het best vertegenwoordigd. Eurytope soorten komen over een breed traject van milieugradiënten voor. Aangetroffen vissoorten behorende tot deze groep betreffen blankvoorn (10%), baars (6%), paling (2%), brasem, karper, kolblei en pos. Opvallend is de vangst van 7 Europese meervallen. De gevangen exemplaren van deze, volgens de Rode Lijst van de inheemse en ingeburgerde zoet-en brakwatervissen en van de rondbekken in Vlaanderen (Vandelannoote & Coeck, 1998), uitgestorven vissoort zijn vermoedelijk afkomstig van (illegale) uitzettingen of betreffen ontsnapte individuen uit een viskwekerij. Uitzonderlijke weersomstandigheden De verhoogde vangsten die werden genoteerd op 29 juni en 4 en 6 juli, ondanks een aanzienlijke daling in de watertemperatuur, zijn vermoedelijk een reactie op de gevolgen van het hevige onweer op 28 juni 2005. Verklaringen voor deze verhoogde vangsten kunnen zijn dat: heel wat (kleinere) vissen werden afgespoeld over de stuw door het sterk verhoogde debiet waarna ze via de visdoorgang opnieuw hun positie (home site) stroomopwaarts van de stuw in de Kleine Nete trachtten in te nemen; Rietvoorn (4%) is een limnofiele soort die wekelijks in de vistrapfuik werd aangetroffen. Naast rietvoorn werden ook een tiental exemplaren van giebel, zeelt en snoek gevangen. Behalve de snoek die ook in klein stromend water voorkomt, mits daar ook planten of andere mogelijkheden voor schuilgelegenheid is, zijn deze soorten voornamelijk de begeleidende soorten van de brasemzone en worden ze gekenmerkt doordat alle levensstadia gebonden zijn aan stilstaand water met een rijke begroeiing. Als bijvangst werden sporadisch ook enkele Amerikaanse rivierkreeftjes (exoot) in de vistrapfuik aangetroffen. (grotere) vissen als reactie op het verhoogde debiet een stroomopwaartse migratie ondernemen. Dit doen ze mogelijks omdat hun home site ongunstig wordt (geen bescherming biedt) en/of als reactie om niet af te spoelen waarna ze (door obstakels) verhinderd kunnen worden hun oorspronkelijke positie (home site) in de rivier terug in te nemen. Tijdens het gelijktijdig uitgevoerde vismigratie onderzoek in de Grote Nete te Meerhout, waarbij kopvoorns uitgerust met een radiozender dagelijks werden gevolgd, werd vastgesteld dat een aantal individuen opmerkelijke stroomopwaartse migraties ondernamen vermoedelijk als reactie op het verhoogde debiet. Vier kopvoorns passeerden daarbij de visdoorgang ter hoogte van de watermolen van Meerhout; vervuiling dwingt vissen op zoek te gaan naar trajecten in de rivier met minder ongunstige waterkwaliteit (vluchtreactie). Door de hevige onweersbui op 28 juni 2005 konden de rioleringen in het bovenlopengebied van de Kleine Nete het overvloedige water niet tijdig afvoeren naar de waterzuiveringstations en werden de overstorten in werking gesteld. Hierbij werd massaal ongezuiverd rioleringswater

16 EVALUATIE VAN DE V-VORMIGE BEKKENVISTRAP IN DE KLEINE NETE IN HERENTALS in de Kleine Nete geloosd. Door bacteriële werking en bloei in de daaropvolgende dagen daalde het zuurstofgehalte dermate dat er aanzienlijke vissterfte optrad in de Kleine Nete te Herentals. 4.3 Efficiëntie van de V-vormige bekkenpassage met vertical slot De attractiviteit en passeerbaarheid bepalen samen de efficiëntie van een visdoorgang. Attractiviteit Een visdoorgang is attractief als de stroomafwaartse toegang tot de visdoorgang het vermogen heeft om vissen aan de trekken tot deze toegang m.a.w. wanneer vissen makkelijk de toegang tot de visdoorgang vinden. De uitstroom van de visdoorgang te Herentals is ideaal gesitueerd net stroomafwaarts van de stuw ter hoogte van de migratielimietlijn en haaks op de hoofdstroom. De migratielimietlijn wordt er bepaald door de grens van het gebied waarin de turbulenties of stroomsnelheden veroorzaakt door de stuw voor de vissen te hoog zijn om nog te kunnen optrekken (Foto 4.1). Bovendien konden we vaststellen dat tijdens de volledige studieperiode er steeds een zeer goede verdeling was van het debiet tussen stuw en vistrap, hierdoor was steeds een sterke lokstroom aanwezig die tot diep in de hoofdstroom voelbaar was. Passeerbaarheid Met passeerbaarheid bedoelen we het gemak waarmee vissen de doorgang nemen als ze de ingang eenmaal hebben gevonden. Het gemak wordt bepaald door de aanwezige hoogteverschillen, stroomsnelheden, turbulentie en waterdiepte. Een andere factor die de passeerbaarheid bepaalt, is het stromingspatroon in de visdoorgang (Kroes & Monden, 2005). Een visdoorgang is dus slecht geconstrueerd wanneer een verval of stroomsnelheid gecreëerd wordt die een vis niet kan nemen. De visdoorgang te Herentals werd gebouwd met behulp van ruwe stortstenen. Het laagste punt van de V-vormige drempels werd alternerend links/rechts geplaatst waardoor een meanderende hoofdstroom ontstaat met een divers stroomsnelheidspatroon waardoor ook minder goede zwemmers de visdoorgang zouden moeten kunnen optrekken. Vrije passage moet immers mogelijk zijn voor alle soorten (inclusief alle levensstadia) die in de Kleine Nete aanwezig zijn. Binnen de zoetwatervissen wordt een onderscheid gemaakt tussen goede zwemmers en vissen die minder goed kunnen zwemmen. Goede zwemmers kunnen tegen hogere stroomsnelheden opzwemmen en hebben betere springcapaciteiten dan minder goede zwemmers. Zo worden bijvoorbeeld de rheofiele soorten kopvoorn en serpeling beschouwd als goede zwemmers. Van het bermpje en de riviergrondel alsook de juvenielen van de verschillende vissoorten wordt aangenomen dat ze over minder goede zwem- en springcapaciteiten beschikken. Door een goede debietsverdeling tussen stuw en vistrap (correcte instelling van het stuwpeil) konden we tijdens ons onderzoek vaststellen dat steeds een optimale doorzwemzone en doorzwemhoogte aanwezig was ter hoogte van de V-vormige overlaten (Foto 4.2). Minder goede zwemmers met een minder goed springvermogen konden daardoor zwemmend via de verticale sleuven of over de overlaten van bekken tot bekken zwemmen. Efficiëntie De uitgebreide vangst (2428 individuen) van het hele gamma aan vissoorten (20 soorten) en levensstadia (o.a. juvenielen van heel wat vissoorten) alsook de vangst van bodemkruipende organismen (rivierkreeftjes) tonen aan dat het ontwerp van de vistrap en het ingestelde stuwpeil, met de daaraan verbonden lokstroom, stroomsnelheden over de drempels en het stroomsnelheidspatroon, de hoogteverschillen en waterdiepten in de vistrap, aan de eisen voldoet voor goede attractiviteit en passeerbaarheid van de constructie. Foto 4.1: Situering migratielimietlijn (arbitrair) ( ) en lokstroom (-) ter hoogte van toegang tot visdoorgang. Foto 4.2: Optimale doorzwemzone ( ) en doorzwemhoogte (-) t.h.v. een overlaat en verticale sleuf ( ) in de visdoorgang.

EVALUATIE VAN DE V-VORMIGE BEKKENVISTRAP IN DE KLEINE NETE IN HERENTALS 17 17 5. Besluit Referenties Deze studie ter evaluatie van de V-vormige bekkenpassage met vertical slot in de Kleine Nete te Herentals toont aan dat in drie en een halve maand (4 april t.e.m. 18 juli 2005) meer dan 2400 vissen stroomopwaarts doorheen de vistrap zwommen. Zowel juvenielen als adulten van het merendeel van de 20 gevangen vissoorten werden in de vistrapfuik aangetroffen. Algemene vissoorten als riviergrondel, blankvoorn, baars en rietvoorn maar ook zonnebaars en paling werden frequent aangetroffen in de vistrapfuik. Daarnaast maakten ook, in Vlaanderen minder algemene soorten zoals kopvoorn, sepeling en snoek van de vistrap gebruik om stroomopwaarts te migreren. Zeker de passage van heel wat serpeling en snoek was opmerkelijk, gezien de paaitrek en voortplanting van deze 2 laatste soorten tijdens de onderzoeksperiode reeds voorbij was. Opmerkelijk was ook de passage van een aantal Europese meervallen in het begin ban de zomer. Er kon een duidelijk verband worden vastgesteld tussen watertemperatuur en verhoogde of verlaagde passage doorheen de vistrap. Opvallend was de massale stroomopwaartse migratie doorheen de visdoorgang van totaal 615 vissen (551 riviergrondels) tussen 24 en 25 april. De vangstresultaten tonen dat de V-vormige bekkenpassage met vertical slot goed lijkt te functioneren voor vermoedelijk alle levensstadia van vermoedelijk alle in de Kleine Nete aanwezige vissoorten. De goede resultaten zijn het gevolg van een goede attractiviteit en passeerbaarheid van de visdoorgang. De stroomafwaartse toegang tot de visdoorgang is goed gesitueerd en er is een goede debietverdeling waardoor er een sterke lokstroom is die doordringt tot in de hoofdstroom van de Kleine Nete. Door de deskundige bouw van de overlaten met verticale sleuven werd in de visdoorgang een meanderend stromingspatroon gecreëerd waarin hinderlijke turbulentie alsook kritische stroomsnelheden afwezig zijn. Er zijn ook voldoende rustzones (luwtes) aanwezig en alle overlaten bezitten een geschikte doorzwemzone en doorzwemhoogte. Afdeling Water (2003). De Kleine Nete en de Aa. Naar een ecologisch herstel van waterloop en vallei. Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Brussel. Kroes, M.J. & Monden, S. (2005). Vismigratie. Een handboek voor herstel in Vlaanderen en Nederland. Vandelannoote, A. & Coeck, J. (1998). Rode lijst van de inheemse en ingeburgerde zoet en brakwatervissen en van de rondbekken in Vlaanderen. In: Vandelannoote, A., Yseboodt, R., Bruylants, B., Verheyen, R., Coeck, J., Belpaire, C., Van Thuyne, G., Denaeyer, B., Beyens, J., Maes, J. & Vandenabeele, P. (1998). Atlas van de Vlaamse beek- en riviervissen. WEL v.z.w., Antwerpen. 303 p. Yseboodt, R., Clement, L., Meire, P. & Verheyen R.F. (2001). Vergelijking van de waterkwaliteit van de bekkens van de Kleine Nete en de Grote Nete in de periodes 1997-1998 en 1999-2000. Rapport UIA & Provinciale Visserijcommissie Antwerpen, Antwerpen. Algemeen mag gesteld worden dat de V-vormige bekkenpassage met vertical slot in de Kleine Nete in Herentals een goed praktijkvoorbeeld is voor nieuwe herstelprojecten voor vrije vismigratie die een gelijkaardig ontwerp vragen.

18 EVALUATIE VAN DE V-VORMIGE BEKKENVISTRAP IN DE KLEINE NETE IN HERENTALS