nummer: 12/1964/GA-tussenbeslissing betreft: [ ] datum: 29 november 2012 De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Ppw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. G.E.M. Later, namens [ ], verder te noemen klaagster, gericht tegen een uitspraak van 14 juni 2012 van de alleensprekende beklagrechter bij het detentiecentrum Zeist te Soesterberg, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht. Ter zitting van de beroepscommissie van 24 oktober 2012, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Lelystad, zijn gehoord klaagster, met bijstand van een tolk in de Engelse taal, bijgestaan door haar raadsvrouw mr. G.E.M. Later, en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur en [...], afdelingshoofd. De raadsvrouw heeft gepleit overeenkomstig de door haar overgelegde pleitnotities. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt: 1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter Het beklag betreft: a. het visiteren van klaagster op 7 maart 2012, b. een ordemaatregel van 8 maart 2012 van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel voor de duur van twee dagen, c. de omstandigheden in de afzonderingscel, d. een disciplinaire straf van 22 maart 2012 van één dag opsluiting in een strafcel. De beklagrechter heeft het beklag onder a, b, c en d ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven. 2. De standpunten van klaagster en de directeur Door en namens klaagster is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht, verkort en zakelijk weergegeven. T.a.v. a en b: Klaagster heeft de Zimbabwaanse nationaliteit en zij heeft traumatische ervaringen in Zimbabwe opgedaan. Klaagster is sinds 31 juli 2009 in Nederland en zij heeft asiel aangevraagd. Bij terugkeer in het detentiecentrum Zeist na een verblijf van een paar dagen in het aanmeldcentrum Schiphol is klaagster voor de zoveelste keer gevisiteerd. Het is bekend dat zij
daar erg veel moeite mee heeft. Niet blijkt dat er ooit contact van het bewakingspersoneel met de medische dienst is geweest over haar problematiek. Op grond van artikel 29, eerste lid, Pbw heeft de directeur de bevoegdheid een gedetineerde bij binnenkomst aan zijn lichaam of aan zijn kleding te onderzoeken. Dit betekent niet dat de directeur verplicht is deze bevoegdheid te gebruiken. Volgens de jurisprudentie van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EHRM) moeten lichaamsonderzoeken een legitiem doel dienen en menswaardig worden uitgevoerd. Amnesty International heeft de raadsvrouw op 5 april 2012 een brief over klaagster gezonden. In deze brief noemt Amnesty International het standaard visiteren disproportioneel. Amnesty International vraagt zich af waarom in vreemdelingenbewaring niet kan worden volstaan met de veel minder ingrijpendere maatregel van de fouillering aan de kleding zoals onder het Reglement regime grenslogies ook het geval is. Onder verwijzing naar de jurisprudentie van het EHRM in de zaken Wieser v. Oostenrijk (EHRM 2293/03) en Frerot v Frankrijk (EHRM 70204/01) pleit de organisatie voor afschaffing van de standaard visitatie procedures in vreemdelingenbewaring. Verwezen wordt naar de Inspectie voor de Sanctietoepassing (IST) die in haar rapport Tussentijds toezicht centra voor vreemdelingenbewaring van 13 januari 2012 het volgende opmerkt: Gelet op het ingrijpende karakter van visitaties meent de IST dat na terugkeer bij tussentijds transport waarbij de betreffende vreemdeling onder toezicht heeft gestaan, alleen op indicatie zou moeten worden gevisiteerd. Het beleid is op dit punt DBV-breed aangepast, maar het wordt nog niet overal consequent zo toegepast. De raadsvrouw verwijst naar het rapport Vreemdelingenbewaring: strafregime of maatregel om uit te zetten van 7 augustus 2012, waarin de Nationale Ombudsman het redelijk snel overgaan tot visitatie een doorgeschoten veiligheidsmaatregel noemt (blz. 35). In casu kwam klaagster van een detentiesituatie, het aanmeldcentrum Schiphol, en daar had zij alleen contact met een medewerker van de IND en haar advocaat. Klaagster kon daar niet vrij rondlopen, want zij bevond zich in vreemdelingenbewaring. Er is geen contact tussen de mensen die in het aanmeldcentrum verblijven en diegenen die daar tijdelijk worden geplaatst vanuit een detentiecentrum. Zelfs als het beleid inhoudt dat personen die niet vanuit een andere DBV inrichting komen aan een dergelijke behandeling worden onderworpen, is het de vraag of dat beleid juist is. Het beleid is volgens de inrichting vanaf januari 2012 gewijzigd. Niet wordt duidelijk waarom klaagster toch iedere keer dat zij in het detentiecentrum kwam, gevisiteerd werd, nu bekend was dat zij daar problemen mee heeft. Klaagster is getraumatiseerd. Zij raakte steeds verder in de stress toen er op 7 maart 2012 twee mannen bij gehaald werden die klaagster samen met de vrouwelijke bewakers begeleidden naar de isoleercel waar klaagster in aanwezigheid van ook de mannen werd uitgekleed en gevisiteerd. De mannelijke bewakers drukten klaagster met haar neus tegen de grond en het bloed liep uit haar neus. In de medische aantekeningen van 7 tot 9 maart 2012 staat hoe klaagster heeft gereageerd op het geweld dat op haar is toegepast. Deze behandeling is in strijd met de artikelen 3 en 8 EVRM, artikel 1 Grondrechten Handvest van de EU en artikel 5.4 Vreemdelingenbesluit, waardoor ook schending van artikel 5, eerste lid jo vierde lid EVRM aan de orde is. Artikel 3 EVRM verbiedt onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing en folter (EHRM 30696/09 M.S.S. v. België en Griekenland). Personen die van hun vrijheid zijn beroofd zijn extra kwetsbaar voor fysiek geweld, waardoor ieder disproportioneel geweld onder de reikwijdte van artikel 3 EVRM valt (Nationale ombudsman rapport 2010/177). Volgens het EHRM moet er in geval van kwetsbare personen sprake zijn van verzwaarde legitimatie en argumentatie voor de toepassing van visitatie (EHRM 52750/99 Lorsé v Nederland). Uit het dossier blijkt niet dat er concrete aanwijzingen voor waren in het geval van klaagster. Indien men klaagster op een menselijker manier zou hebben benaderd dan was het door de 2
beklagrechter genoemde bewaardersarrest niet nodig geweest. De situatie waarin klaagster terecht gekomen is, vindt zijn oorsprong in de behandeling die zij heeft ondergaan bij terugkomst in het detentiecentrum. T.a.v. c: Uit de beschrijving van haar toestand blijkt dat klaagster niet in staat is geweest de isoleercel te reinigen. Uit haar verklaring blijkt dat de cel niet is schoon gemaakt tot vrijdag 9 maart 2012. Het staat niet vast dat deze cel schoon was toen klaagster er in geplaatst werd. T.a.v. d: Op 22 maart 2012 kwam een mannelijke bewaker de cel van klaagster binnen zonder te kloppen. Hij trof haar aan in ontklede situatie. Vervolgens was er een brandalarm, waardoor klaagster, al in paniek vanwege het incident met de mannelijke bewaker, verder in paniek raakte. Zij werd opgesloten in haar cel. In die situatie is zij blijven bellen omdat zij doodsbang was dat zij zou verbranden. Dat het een oefening betrof wist zij niet. Dat hier een straf is opgelegd, is onbegrijpelijk. Het is van belang dat er een einde komt aan de onmenselijke behandeling van kwetsbare personen in detentiecentra. De gevolgen van de behandeling die klaagster heeft ondergaan blijken uit het door de raadsvrouw overgelegd IMMO rapport De directeur heeft in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Het IMMO-rapport is van 24 augustus 2012 en dus van na de gebeurtenissen in maart 2012. Gegevens over de medische situatie van een gedetineerde vallen onder het medisch beroepsgeheim en zijn niet bekend bij personeel en directie van de inrichting. In het detentiecentrum verblijven vreemdelingen van diverse nationaliteiten die vaak een traumatisch verleden hebben. Het personeel speelt daarop in. In het detentiecentrum spreekt iedereen Engels en met klaagster is altijd Engels gesproken. Het afdelingshoofd was ervan op de hoogte dat er iets bijzonders was met klaagster, maar wist niet precies wat haar voorgeschiedenis was. Via de psycholoog is het personeel geïnstrueerd hoe met klaagster om te gaan. Het was van belang dat klaagster door vrouwelijk personeel werd benaderd. Klaagster vroeg veel aandacht en luisterde niet goed naar hetgeen haar gezegd werd. Zij was vaak aan het schelden tegen het personeel. T.a.v. a en b: Klaagster heeft van 27 februari tot 7 maart 2012 in het aanmeldcentrum Schiphol verbleven en volgens de dienstinstructies moet iedere ingeslotenene die langer dan een dag op het aanmeldcentrum is geweest bij terugkomst worden gevisiteerd. In het aanmeldcentrum is het beveiligingsniveau veel lager en is er niet constant toezicht. Binnen het aanmeldcentrum mogen de ingeslotenen vrij rondlopen. De directeur bestrijdt dat bij klaagster vaginale visitatie heeft plaatsgevonden. Gedetineerde vrouwen worden altijd door vrouwelijke personeelsleden gevisiteerd. Omdat klaagster bleef volharden in haar besluit om niet mee te werken diende zij in een isolatiecel te worden geplaatst. Om dat te bewerkstelligen zijn er twee extra personeelsleden bij gehaald. Op dat moment waren er geen andere vrouwelijke personeelsleden in dienst. De plaatsvervangend vestigingsdirecteur Vredendaal had die dag dienst en zij heeft het afdelingshoofd opgedragen klaagster nogmaals uit te leggen wat de consequenties zouden zijn van haar weigering mee te werken aan de visitatie. Er is geen disproportioneel geweld gebruikt. Bij klaagster is een beenklem aangelegd. Een directielid heeft uiteindelijk een ordemaatregel opgelegd. Normaal wordt in dit soort gevallen een disciplinaire straf opgelegd. 3
Voorafgaand aan plaatsing in een isolatiecel vindt altijd visitatie plaats. T.a.v. c: De cellen op de isolatieafdeling worden na gebruik altijd schoongemaakt, zodat ze schoon zijn bij een nieuwe plaatsing Aan klaagster is elke dag van haar verblijf in de cel de gelegenheid geboden de cel te reinigen, maar zij heeft dit geweigerd. Indien een gedetineerde daartoe niet in staat is wordt de cel door de inrichting schoongemaakt. De inrichting achtte de cel niet dusdanig vuil dat het nodig was de cel tussentijds te reinigen. T.a.v. d: Op 22 maart 2012 had klaagster al een rapport gekregen wegens het uitschelden en bedreigen van personeelsleden. Vervolgens was er een alarm voor een brandoefening en moesten alle gedetineerden in veiligheid worden gebracht. Normaal wordt er eerst geklopt voordat de celdeur wordt geopend, maar dit betrof een noodsituatie. Later zijn er excuses aangeboden voor het feit dat een man de cel instapte terwijl klaagster ontkleed was. Klaagster is met de andere gedetineerden naar een ander afdeling overgebracht. Na afloop van de oefening wilde klaagster weer terug naar haar cel. Zij spuugde naar het personeel dat haar naar haar cel begeleidde. Tijdens de evaluatie van de ontruimingsoefening zocht klaagster herhaaldelijk luidkeels contact met het personeel via de intercom. 3. De beoordeling In het toezichtbericht van 13 januari 2012 (paragraaf 11) stelt de IST dat bij tussentijds transport waarbij de betreffende vreemdeling onder toezicht heeft gestaan, de vreemdeling na terugkeer alleen op indicatie zou moeten worden gevisiteerd. Het beleid is op dit punt DBV-breed aangepast, maar het wordt nog niet overal consequent zo toegepast, aldus de IST. Voor de beoordeling van het beroep acht de beroepscommissie het van belang of er continu toezicht wordt uitgeoefend op vreemdelingen die vanuit het detentiecentrum Zeist tijdelijk naar het aanmeldcentrum Schiphol worden overgebracht. De beroepscommissie verzoekt de directeur van het detentiecentrum Zeist daarom na te gaan of er toezicht wordt uitgeoefend op vreemdelingen die tijdelijk vanuit een detentiecentrum in het aanmeldcentrum Schiphol verblijven, en waaruit dit toezicht bestond ten aanzien van klaagster tijdens haar verblijf in het aanmeldcentrum van 27 februari tot 7 maart 2012. Met name acht de beroepscommissie van belang te vernemen of degenen die in vreemdelingenbewaring zijn gesteld in het aanmeldcentrum contact kunnen hebben met personen (anders dan personeelsleden) die niet in vreemdelingenbewaring zijn gesteld. De directeur wordt verzocht van zijn bevindingen schriftelijk verslag te doen. Voorts wordt de directeur van het detentiecentrum verzocht nader schriftelijk toe te lichten in welke zin het beleid ten aanzien van de visitatie na transport, waar in genoemd toezichtbericht van de IST over wordt gesproken, is aangepast. Tevens wordt de directeur van het detentiecentrum verzocht de ingevolge artikel 9 van de Geweldsinstructie penitentiaire inrichtingen opgemaakte schriftelijke melding van de aanwending van het geweld tegen klaagster op 7 maart 2012 aan de beroepscommissie over te leggen. De beroepscommissie zal de behandeling van het beroep daarom aanhouden voor de duur van drie weken na dagtekening van deze uitspraak in afwachting van de gevraagde nadere 4
informatie. Afhankelijk van de ontvangen informatie zal de beroepscommissie, na klaagster en haar raadsvrouw in de gelegenheid te hebben gesteld daarop schriftelijk te reageren, het beroep op een zitting behandelen of de zaak verder schriftelijk afdoen. 4. De uitspraak De beroepscommissie houdt de behandeling van de zaak aan voor een periode van drie weken na dagtekening van deze uitspraak voor de overlegging van de onder 3 vermelde schriftelijke stukken. 5
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. G.L.M. Urbanus, voorzitter, mr. R.S.T. van Rossem Broos en mr. L.M. Moerings, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 29 november 2012 secretaris voorzitter