Metalen dakkap DK Ø 125 tot 630 mm De dakkappen DK zijn ontworpen voor de toe- en afvoer van buitenlucht voor ventilatiesystemen, aanvoer van verse lucht in airconditioning toepassingen, woonhuisventilatie en dampkappen. Door hun constructie zijn deze dakkappen zeer eenvoudig te monteren; de kap is afneembaar, de dakkap is uitgerust met een loodslab en vanaf Ø 200 is er een montageplaat in gegalvaniseerd staal voorzien. De dakkappen bestaan in twee kleuren, rood en grijs, en laten zich op de meeste pannendaken eenvoudig monteren.
DK 125, 150 en 160 SAMENSTELLING 1. Regenkap in gelakt aluminium 2. Vogelgaas 3. Loodslab 4. Aansluitkanaal Het kanaal (4) dat de aansluiting toelaat, vormt een geheel met de loodslab (3) teneinde een goede dichting mogelijk te maken. De dakkap (1) is afneembaar om de de montage en het onderhoud te vergemakkelijken. Het vogelgaas (2) vermijd de indringing van vogels of ander ongedierte. A (mm) B (mm) C (mm) D (mm) E (mm) F (mm) G (mm) H (mm) Gew. (kg) DK 125 54 200 250 125 70 500 400 175 4 DK 150 65 248 300 150 70 500 400 175 4 DK 160 65 248 300 160 70 500 400 175 4 DK 200 tot DK 630 SAMENSTELLING 1. Regenkap in gelakt aluminium 2. Vogelgaas 3. Loodslab 4. Montageplaat 5. Boringen (voor bevestiging op gebinte) 6. Aansluitkanaal Het kanaal (6) dat de aansluiting toelaat, vormt een geheel met de montageplaat (4) dewelke op het dakgebinte wordt bevestigd en de loodslab (3) teneinde een goede dichting mogelijk te maken.. De dakkap (1) is afneembaar om de montage en het onderhoud te vergemakkelijken. Het vogelgaas (2) vermijd de indringing van vogels en ander ongedierte.. A (mm) B (mm) C (mm) D (mm) E (mm) F (mm) G (mm) H (mm) I (mm) J (mm) Gew (kg) DK 200 100 333 400 200 85 600 600 160 500 500 8 DK 250 100 333 400 250 85 600 600 160 500 500 8 DK 315 112 420 500 315 85 600 600 140 500 500 9 DK 355 200 550 660 355 150 900 750 225 600 750 17 DK 400 200 550 660 400 150 900 750 225 600 750 17 DK 450 200 550 660 450 150 900 750 225 600 750 17 DK 500 245 650 850 500 160 1200 1000 215 780 997 34 DK 630 320 780 1000 630 160 1200 1000 215 780 997 36
MONTAGE 1 3 - Demonteer de dakkap (1) d.m.v. de clips - Vorm de loodslab (3) volgens de pannen; let hierbij op de dichting tussen slab en kanaal niet te beschadigen H B - Indien gemonteerd op een pannendak, is het wenselijk de loodslab te ondersteunen op de punten A et B. A - Monteer de dakkap dwars op de helling van het dak (zie tekening). Voorzorgen : Gelieve rekening te houden met wind en slagregen bij de montage van de dakkap teneinde het aanzuigen van water te verhinderen. MONTAGE 1 3 4 - Demonteer de schroeven van de dakkap (1) (2 op DK 200-250 - 315); - Bevestig de montageplaat (4) op de dakspanten door de boringen (5). 5 H 6 -Vorm de loodslab (3) volgens de pannen; let hierbij op de dichting tussen slab en kanaal niet te beschadigen - Monteer de dakkap dwars op de helling van het dak (zie tekening). - Zet de dakkap terug vat door middel van de schroeven - Sluit het kanaal aan op de aansluiting (6). Voorzorgen : Gelieve rekening te houden met wind en slagregen bij de montage van de dakkap teneinde het aanzuigen van water te verhinderen.
LUCHTTECHNISCHE GEGEVENS Door zijn ontwerp is de dakkap ongevoeilg voor turbulenties. Een verhoging van de windsnelheid heeht maar een kleine invloed op de luchttechnische eigenschappen van de dakkap. Het is noodzakelijk om rekening te houden met het drukverlies van de dakkap bij de berekening van het ventilatiesysteem teneinde het vooropgestelde maximumdebiet te kunnen halen. De grafieken geven de verhouding tussen het debiet (aanzuig en uitblaas) in functie van het drukverlies in Pascal UITBLAAS AANZUIG 15000 10000 DK 630 15000 10000 DK 500 DK 630 5000 3000 DK 450 DK 400 DK 355 DK 315 5000 3000 DK 500 DK 450 DK 400 DK 355 2000 DK 250 DK 200 2000 DK 315 DK 250 1000 1000 DK 200 DK 150 500 400 DK 125 500 400 DK 150 300 300 DK 125 200 200 Debiet in m 3 /h 100 50 3 5 10 15 20 30 40 50 Debiet in m 3 /h 100 50 3 5 10 15 20 30 40 50 Drukverlies in Pa Drukverlies in Pa Deze tabel geeft de debieten bij een drukverlies van 20 Pa, dit drukkverlies wordt als een limiet beschouwd bij het gebruik van dakkappen, eveneens wordt de vrije doorlaat gegeven. Debiet bij 20 Pa in m³/h Vrije doorlaat in cm² Rejet d air Prise d air In Ø kanaal In vogelgaas DK 125 295 160 117 190 DK 150 420 245 170 330 DK 160 420 245 170 330 DK 200 900 600 305 580 DK 250 1050 850 479 580 DK 315 1800 1100 765 850 DK 355 2600 1700 973 1850 DK 400 3000 2100 1238 1850 DK 450 3600 2600 1569 1850 DK 500 4700 3500 1940 2400 DK 630 8000 4500 3088 3930
Chapeaux de toiture métalliques DK Ø 125 à 630 mm Les chapeaux de toiture sont destinés au rejet et prise d air d installations utilisant des systèmes de ventilation mécanique : VMC simple et double flux, systèmes de conditionnement d air et de climatisation, hottes de cuisine. De part leur conception, ces chapeaux sont d une mise en oeuvre aisée : capot pare-pluie amovible, feuille de plomb façonnable pour l étanchéité et, à partir du Ø 200, tôle support pour la fixation. Ils s adaptent pratiquement à tous les systèmes de couverture tuile ou ardoise, et assurent une bonne étanchéité.
DK 125, 150 et 160 COMPOSITION 1. Capot pare-pluie en aluminium prélaqué 2. Grille de protection 3. Abergement en plomb 4. Conduit de raccordement en acier galvanisé Le fourreau métallique (4) permettant le raccordement au conduit de ventilation est solidaire de la feuille de plomb (3) façonnable pour réaliser l étanchéité. Le capot pare-pluie (1) est amovible afin de faciliter l installation et l entretien. Les grilles de protection (2) protègent les ouvertures des oiseaux ou rongeurs. A (mm) B (mm) C (mm) D (mm) E (mm) F (mm) G (mm) H (mm) Poids (kg) DK 125 54 200 250 125 70 500 400 175 4 DK 150 65 248 300 150 70 500 400 175 4 DK 160 65 248 300 160 70 500 400 175 4 DK 200 à DK 630 COMPOSITION 1. Capot pare-pluie en aluminium prélaqué 2. Grille de protection 3. Abergement en plomb 4. Tôle support 5. Trous (pour fixation sur la charpente) 6. Conduit de raccordement en acier galvanisé Le fourreau métallique (6) permettant le raccordement au conduit de ventilation est solidaire de la tôle support (4) se fixant sur la charpente, et de la feuille de plomb (3) façonnable pour réaliser l étanchéité. Le capot pare-pluie (1) est amovible afin de faciliter l installation et l entretien. Les grilles de protection (2) protègent les ouvertures des oiseaux ou rongeurs.. A (mm) B (mm) C (mm) D (mm) E (mm) F (mm) G (mm) H (mm) I (mm) J (mm) Poids (kg) DK 200 100 333 400 200 85 600 600 160 500 500 8 DK 250 100 333 400 250 85 600 600 160 500 500 8 DK 315 112 420 500 315 85 600 600 140 500 500 9 DK 355 200 550 660 355 150 900 750 225 600 750 17 DK 400 200 550 660 400 150 900 750 225 600 750 17 DK 450 200 550 660 450 150 900 750 225 600 750 17 DK 500 245 650 850 500 160 1200 1000 215 780 997 34 DK 630 320 780 1000 630 160 1200 1000 215 780 997 36
MISE EN OEUVRE 1 A 3 B - Déposer le capot pare-pluie (1) clippé sur le manchon; - Former la feuille de plomb (3) en épousant les reliefs tout en évitant les abords du sertissage; - S il s agit d une couverture tuile, il est souhaitable de réaliser un calage dans le sens des liteaux afin de supporter la feuille de plomb en A et B; - Installer le capot pare-pluie avec l écoulement d air perpendiculaire à la pente du toit (voir figure ci-contre). Précautions d utilisation : En cas de pose sur site exposé au vent, pour une utilisation en prise d air ou pour des appareils raccordés fonctionnant de manière intermittente, des entrées d eau parasites peuvent apparaître. Il est donc nécessaire de vérifier l étanchéité conduit / caisson de ventilation et conduit / chapeau de toiture. MISE EN OEUVRE 1 3 4 5 6 - Déposer le capot pare-pluie (1) maintenu par 4 vis (2 vis sur DK 200-250 - 315); - Fixer la tôle support (4) sur la charpente en utilisant le maximum de trous (5) prévus à cet effet; - Former la feuille de plomb (3) en épousant les reliefs tout en évitant les abords du sertissage; - Installer le capot pare-pluie avec l écoulement d air perpendiculaire à la pente du toit (voir figure cicontre); - Remettre et bloquer impérativement toutes les vis de fixation; - Raccorder le fourreau métallique (6) au conduit de ventilation. Précautions d utilisation : En cas de pose sur site exposé au vent, pour une utilisation en prise d air ou pour des appareils raccordés fonctionnant de manière intermittente, des entrées d eau parasites peuvent apparaître. Il est donc nécessaire de vérifier l étanchéité conduit / caisson de ventilation et conduit / chapeau de toiture.
CARACTÉRISTIQUES AÉRAULIQUES De par sa conception, ce chapeau est très peu sensible aux turbulences atmosphériques, l augmentation de la vitesse du vent n entraînant que de faibles variations des caractéristiques aérauliques initiales. Il est indispensable de prendre en compte la perte de charge du chapeau de toiture dans le calcul du dimensionnement de l installation en fonction du débit maximum susceptible d être atteint. Les courbes ci-dessous représentent l évolution des débits (rejet et prise d air) en fonction de la différence de pression exprimée en Pascals. REJET D AIR PRISE D AIR 15000 10000 DK 630 15000 10000 DK 500 DK 630 5000 3000 DK 450 DK 400 DK 355 DK 315 5000 3000 DK 500 DK 450 DK 400 DK 355 2000 DK 250 DK 200 2000 DK 315 DK 250 1000 1000 DK 200 DK 150 500 400 DK 125 500 400 DK 150 300 300 DK 125 200 200 Débit en m 3 /h 100 50 3 5 10 15 20 30 40 50 Débit en m 3 /h 100 50 3 5 10 15 20 30 40 50 Différence de pression en Pa Différence de pression en Pa Le tableau ci-dessous indique les débits à 20 Pascals retenus comme limite d utilisation conseillée des chapeaux de toiture, ainsi que les sections de passage d air au niveau du conduit et au niveau des grilles. Débit à 20 Pa en m³/h Section de passage d air en cm² Rejet d air Prise d air Ø intérieur du conduit au niveau des grilles DK 125 295 160 117 190 DK 150 420 245 170 330 DK 160 420 245 170 330 DK 200 900 600 305 580 DK 250 1050 850 479 580 DK 315 1800 1100 765 850 DK 355 2600 1700 973 1850 DK 400 3000 2100 1238 1850 DK 450 3600 2600 1569 1850 DK 500 4700 3500 1940 2400 DK 630 8000 4500 3088 3930