Bijlage 1: TOEPASSING AFWEGINGSPROCES SANERINGSDOELSTELLING geval van ontstaan voor de inwerkingtreding van de Wbb (1-1-1987) zorgplicht: afwegingsproces saneringsdoelstelling n.v.t. ernstig sanering: > 50 m3 grond of >1000 m3 grondwater saneringen die vallen onder het Besluit overige niet meldingsplichtige gevallen van bodemsanering verdere aanpak valt binnen ander kaders dan de Wbb (bv Bouwstoffenbesluit, ABB) Afwegingsproces binnen de Wbb van toepassing voor: 1. sanering van urgente gevallen 2. sanering van niet urgente gevallen maar met andere aanleiding tot sanering melding aan B&W op grond van art. 28 Wbb functiegericht en kosteneffectief saneren op basis van saneringsonderzoek toegestaan gebiedgericht saneringsbeleid vastgesteld multifunctioneel saneren gebiedsgerichte aanpak van het geval van -> ga naar bijlage 3 standaardaanpak van het geval van -> ga naar bijlage 2
Bijlage 2: STANDAARDAANPAK standaardaanpak v/h geval van ongewenste verspreiding: verontreiniging in het grondwater overwegingen aanwezig om af te zien van volledig verwijderen t.a.v. ongewenste verspreiding verontreiniging volledig verwijderen geen maatregelen t.a.v. verspreiding noodzakelijk ongewenste blootstelling: gehalten in contactlaag >BGW overwegingen aanwezig om af te zien van de standaardaanpak t.a.v. ongewenste blootstelling STANDAARDAANPAK geen maatregelen t.a.v. blootstelling noodzakelijk -> heroverwegen bij wijziging bodemgebruik
Bijlage 3: GEBIEDSGERICHTE AANPAK (vooralsnog niet van toepassing, nog nader vast te stellen) gebiedsgerichte aanpak van het geval van ongewenste verspreiding: verontreiniging in het grondwater > overwegingen aanwezig om af te zien van terugsaneren tot t.a.v. ongewenste verspreiding verontreiniging terugsaneren tot geen maatregelen t.a.v. verspreiding noodzakelijk ongewenste blootstelling: gehalten in contactlaag > > MTR > MTR kwaliteit v/d bij het gebied behorende contactlaag minimaal terugsaneren tot GEBIEDSNORM geen maatregelen t.a.v. contactlaag noodzakelijk -> heroverwegen bij wijziging bodemgebruik
Bijlage 4: TOEPASSING AANVULGROND toepassen aanvulgrond van buiten de saneringslocatie aanvulgrond voldoet aan saneringsdoelstelling en voor hergebruik vastgesteld achtergrondgehalte vastgesteld aanvulgrond moet voldoen aan de streefwaarde gehalten in aanvulgrond > gehalten in aanvulgrond < achtergrondgehalte gehalten in aanvulgrond < BGW's niet toegestaan toegestaan niet toegestaan
Bijlage 5: LEEFLAAGDIKTEN EN BODEMGEBRUIKSWAARDEN tabel 1: Richtlijn voor minimale dikte van de leeflaag (cm) n r bodemgebruiksvorm leeflaagdikten (cm) 1 WONEN EN INTENSIEF GEBRUIKT (OPENBAAR) GROEN: tuinen, moestuinen, volkstuinen, 50-100 -150 speelterreinen, recreatie, intensief gebruikt openbaar groen (zoals parken en groenstroken tussen flats) 2 EXTENSIEF GEBRUIKT (OPENBAAR) GROEN: wegbermen, groen bij kantoorgebouwen en industrieterreinen, braakliggend terrein 50-100 - 150 3 BEBOUWING EN VERHARDING: verharding is onder meer 0 aaneengesloten bestrating (klinkers en tegels), stelconplaten, beton, asfalt. Dit kan voorkomen bij alle mogelijke functies 4 LANDBOUW EN NATUUR maatwerk tabel 2: Bodemgebruikswaarde per bodemgebruiksvorm voor standaard-bodem (mg/kg d.s.) Omschrijving bodemgebruiksvormen 1 t/m 4 (zie tabel 1) stof streef waarde bodemgebruiksvorm 1 2 wonen en extensief intensief gebruikt gebruikt (openbaar (openbaar groen) groen) 3 bebouwing en verharding 4 landbouw en natuur interventiewaarde arseen 29 40 40 n.v.t. maatwerk 55 Cadmium 0,8 1 12 n.v.t. maatwerk 12 chroom 100 300 380 n.v.t. maatwerk 380 koper 36 80 190 n.v.t. maatwerk 190 kwik 0,3 2 10 n.v.t. maatwerk 10 lood 85 85 290 n.v.t. maatwerk 530 nikkel 35 50 210 n.v.t. maatwerk 210 zink 140 350 720 n.v.t. maatwerk 720 PAK 1 2 40 n.v.t. maatwerk 40 DDT/DDD 0.0025 2,5 4 n.v.t. maatwerk 4 /DDE (1) drins 0,005 0,2 4 n.v.t. Maat-werk 4 (2) andere stoffen n.v.t. Maat-werk - - (voorlopig) Streefwaarde (voorlopig) Interventiewaarde (1) som DDT/DDD/DDE (2) som aldrin, dieldrin en endvin
De BGW's gelden voor een standaardbodem (humus 10%, lutum 25%). Voor andere bodems, is een 'bodemtypecorrectie' nodig op de gehalten aan lutum en organische stof. Hiervoor gelden dezelfde formules als voor het corrigeren van streefwaarden en interventiewaarden. Verder is er geen rekening gehouden met het voorkomen van meerdere stoffen tegelijk in de bodem (gecombineerde blootstelling). Dit moet per geval worden vastgesteld met behulp van de gebruikelijke rekenmodellen voor het uitvoeren van een risicobeoordeling.
Bijlage 6: LAC-signaalwaarden (1991)
Referentie- en LAC-signaalwaarden voor arseen en zware metalen in landbouwgrond 1 totaalgehalten) (mg/kg droge stof, Stof Referentiewaarden 2 Signaalwaarden Grasland Akkerbouw Sierteelt Veevoeder gewassen Akkerbouwteelten en voedingstuinbouw Zand Klei Veen Zand Klei/ Veen Zand Klei/ Zand Klei/Veen Zand Klei/Veen Veen Arseen 15-29 18-44 24-55 30 50 30 50 30 50 30 50 Cadmium 0,40-0, 93 0,46-1, 22 0,87-1,80 2 3 0,5 1,0 0,5 1,0 5 10 Chroom 50-66 66-150 50-150 200 300 200 300 200 300 200 300 Koper 15-33 20-58 28-75 30/50 3 30/803 50 80 50 200 50 200 Kwik 0,20-0, 26 0,23-0, 41 0,24-0,46 2 2 2 2 2 2 2 2 Lood 50-80 58-122 72-150 150 150 150 150 100 200 4 500 800 Nikkel 10-18 18-60 10-60 15 50/70 5 15 50/70 5 15 50/70 5 15 50/70 5 Zink 50-108 74-234 84-275 200 350 100 350 100 350 100 350 Bron: LAC-signaalwaarden, 1991 1 Bij optimale zuurgraad en bemestingstoestand 2 Indeling in grondsoorten: zand 0-8% lutum, 0-22,5% organisch stof klei 8-50 % lutum, 0-22,5% organisch stof veen 0-50% lutum, 22,5-50% organisch stof 3 De LAC-signaalwaarden voor koper in grasland zijn 30 mg/kg d.s. voor schapen en 50 en 80 mg/kg d.s. voor respectievelijk zand en klei/veen voor runderen 4 Deze waarden moet met voorzichtigheid worden gehanteerd, daar door atmosferische depositie het loodgehalte van het gewas mogelijk ook wordt verhoogd 5 De LAC-signaalwaarden voor nikkel bedragen 50-70 mg/kg d.s. voor respectievelijk klei en veen bij alle vormen van bodemgebruik