Lawaaioverlast van spelende kinderen Wettelijke bepalingen en/of mentaliteitswijziging? Standpunt van de Gezinsbond oktober 2010 actualisatie: januari 2014 Spelen is een recht!? De Gezinsbond beschouwt spelen als een recht, opgenomen in het Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind (IVRK). In artikel 31 lezen we immers: 1) De Staten die partij zijn, erkennen het recht van het kind op rust en vrije tijd, op deelneming aan spel en recreatieve bezigheden passend bij de leeftijd van het kind, en op vrije deelneming aan het culturele en artistieke leven. 2) De Staten die partij zijn, eerbiedigen het recht van het kind volledig deel te nemen aan het culturele en artistieke leven, bevorderen de verwezenlijking van dit recht, en stimuleren het bieden van passende en voor ieder gelijke kansen op culturele, artistieke en creatieve bezigheden en vrijetijdsbesteding. Spelen valt absoluut onder vrijetijdsbesteding en moet dus gestimuleerd in plaats van beperkt worden. Spel en ontspanning zijn immers noodzakelijk voor een gezonde ontwikkeling van kinderen, en zijn niet aan plaats of tijd gebonden. Geen garantie op dit kinderrecht in onze wetgeving Vandaag is het mogelijk voor gemeenten om in het algemeen politiereglement (ARP) een bepaling op te nemen die het lawaai van kinderen niet als overlast beschouwt. Een aantal gemeenten namen deze bepaling al op, maar zolang niet alle gemeenten die bepaling opnemen, blijft de bescherming van spelende kinderen een lokale aangelegenheid. In het kader van de rechtsgelijkheid zijn dergelijke maatregelen, hoe waardevol ook, daarom niet de meest aangewezen weg om voor alle kinderen het recht op spelen te laten gelden. 1
Een aantal klagers gebruiken het VLAREM-decreet om overlast aan te klagen 1. De VLAREM heeft het over geluid voortgebracht door transport, laad- en losverrichtingen, verkeer, het opwarmen en laten draaien van motoren op het terrein van de inrichting, evenals het lawaai van het in- en uitgaande verkeer. Het geluid van spelende kinderen valt hier absoluut niet onder en het is nooit de bedoeling geweest om met deze wet het spelen van kinderen aan banden te leggen. Het zou een oplossing kunnen zijn om dit dan ook expliciet in de wetgeving te vermelden. Hiertoe werd in het Vlaams parlement, naar Nederlands model, een voorstel gelanceerd tot aanpassing van het VLAREM-decreet. In Nederland werden de Algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (cf. ons VLAREM-decreet) als volgt aangepast: Bij het bepalen van de geluidsbelasting mag geen rekening meer worden gehouden met het geluid van spelende kinderen op schoolpleinen en terreinen bij kinderdagverblijven. Deze aanpassing geldt voor omsloten en andere buitenterreinen. Bij basisonderwijs wordt een uitzondering gemaakt voor de periode een uur voor aanvang van het onderwijs tot een uur na de beëindiging ervan. Bij kinderdagverblijven geldt de uitzondering tijdens de openingstijden. Minister van Cultuur Schauvliege is de teneur van het voorstel genegen, maar stelt dat regelgeving voor scholen en kinderdagverblijven niet onder het VLAREM-decreet vallen omdat ze geen milieuvergunnings- of meldingsplichtige bedrijven zijn. Ook de wetgeving op de ruimtelijke ordening wordt aangewend om overlast van spelende kinderen aan te klagen. Bij het eerste vonnis met betrekking tot de sluiting van het speelplein in Lauwe baseerde de rechter zich op de ruimtelijke ordening. Volgens de rechter hoorde het speelplein niet thuis in een woongebied. Wat een woongebied precies is, staat nergens in detail beschreven, maar uit een omzendbrief van 8 juli 1997 kan afgeleid worden dat naast de woonfunctie ook de functies die complementair zijn met of inherent verbonden zijn aan het wonen van mensen, in een woongebied passen. De rechter in beroep beklemtoonde dat spelen en wonen samengaan. Hij erkende daarmee het recht op spelen en alles wat daar onlosmakelijk mee is verbonden. De Vlaamse overheid heeft in de toelichting inmiddels verduidelijkt dat bij 'wonen' onder meer het volgende hoort: "Socio-culturele voorzieningen: cultureel centrum, gemeenschapscentrum, voorzieningen voor jeugdwerking, zwembad, eredienstgebouw, bibliotheek, volkstuintjes... Recreatieve voorzieningen: speelpleinen, sportvelden, sport- en fitnesscentra..." Jeugdwerk hoort dus ook bij de woonfunctie. Een aantal uitspraken m.b.t. overlast van spelende kinderen vallen vandaag onder burenhinder. De uitspraken zijn sterk afhankelijk van de concrete feiten, gebruikte argumentaties en oordeel van de rechter. Richtlijn in de rechtspraak zijn dat de maat van het gewone ongemak moet overtroffen zijn. Daarnaast is er weliswaar geen absoluut recht op 1 Bron: Goegespeeld. 2
eerst in gebruikneming, maar oudere belangen (wie was er eerst, de omwonenden of het speelplein?) kunnen mee spelen in de beslissing. De gemaakte overwegingen zijn vaak een kwestie van interpretatie en maken dat uitspraken over gelijkaardige zaken erg uit elkaar kunnen lopen. Precedenten zijn hierin belangrijk, dus hoe vaker kinderen en hun spel als vanzelfsprekend worden beschouwd, hoe minder klachten en meer kindvriendelijke uitspraken. Een mooi voorbeeld van dergelijke uitspraak is deze van de Rechtbank Dendermonde (30-10-2003): "De rechtbank is van oordeel dat kindergeroep en gejoel bij plezier, het wenen bij pijn en verdriet niet als ondraagbare, abnormale burenhinder kan beschouwd worden. Dit dagverblijf en de ermee gepaard gaande geluidslasten dienen beschouwd te worden als een normale burenhinder in een woonzone, net zoals dit het geval zou zijn indien een gezin met vele kinderen in het aanpalende huis zou komen vestigen." Standpunt van de Gezinsbond Fundamentele vraag: is wetgeving die bepaalt dat spelen van kinderen niet hinderlijk is wenselijk? Moet kinderspel met andere woorden gereglementeerd worden? De meningen over deze vraag zijn verdeeld. Tegenstanders vrezen dat het expliciet toevoegen van bepalingen die kinderspel als niet hinderlijk beschouwen, gelijk staat met een soort van toegeven dat het spelen van kinderen storend is voor de samenleving. Het komt neer op een gedoogbeleid voor overlast die kinderen nu eenmaal met zich meebrengen in de samenleving. In het verlengde daarvan zouden dan nog bepalingen kunnen volgen die het mogelijk moeten maken dat een petanque-baan voor ouderen, of een theehuis voor allochtone vrouwen niet beschouwd mag worden als overlast. Spelen, lachen, praten, ontmoeten is inherent aan het samenkomen en leven van alle mensen, ongeacht leeftijd, geslacht of afkomst en kan moeilijk gereglementeerd worden. Voor de Gezinsbond is het een en-én verhaal. Wetgeving kan een zekere bescherming bieden voor alle kinderen en jongeren die nu beknot worden in hun recht op spel en ontspanning. Elke reglementering of toelichting die het spelen van kinderen in al zijn vormen mogelijk maakt, draagt bij tot een grotere rechtsbescherming. Het is niet alleen belangrijk te zorgen voor bepalingen die een zekere bescherming bieden voor spelende kinderen en jongeren, maar ook erover te waken dat in andere wetgeving kinderen en jongeren niet geviseerd worden (zie hieronder Gemeentelijke Administratieve Sancties). We moeten er ons wel van bewust zijn dat wettelijke bescherming nooit sluitend is (bijvoorbeeld inroepen van burenhinder). Er is in de eerste plaats nood aan een samenleving die letterlijk en figuurlijk ruimte geeft aan kinderen. 3
Afschaffen van wettelijke bepalingen die kinderen en jongeren viseren Wettelijke bepalingen kunnen het leven van kinderen en jongeren zuur maken. Zo is de Gezinsbond verbolgen over de gemeentelijke administratieve sancties (GAS), die al vanaf 14 jaar kunnen worden toegepast. Wij hebben meerdere bezwaren tegen de GAS. Zo is de invulling van de overtredingen niet vast omschreven. Wat valt bijvoorbeeld onder overlast? Ook de toepassing van de sancties is niet strikt geregeld. Welke straf er staat tegenover welke overtreding, wordt volledig overgelaten aan de lokale overheid. Dit leidt tot rechtsonzekerheid en willekeur. Bovendien wordt er bij het verhoor van jongeren in het kader van de GAS, vaak geen rekening gehouden met de geplogenheden over verhoor van minderjarigen. Rondhangen, skaten en sneeuwballen gooien kunnen bijvoorbeeld aanleiding geven tot een sanctie. Het is duidelijk dat met de voorstellen tot leeftijdsverlaging vooral jongeren geviseerd worden, terwijl het merendeel van overlast klachten vooral gaan over 'last' veroorzaakt door volwassenen (hondenpoep, sluikstorten, sluikverbranden...). Kiezen voor een samenleving met ruimte voor kinderen Het volstaat dus niet om alleen om via wettelijke bepalingen spelende kinderen te beschermen, er blijven altijd mogelijkheden (bv. burenhinder ) om het spel van kinderen aan banden te leggen. Er is in de eerste plaats nood aan een samenleving die kinderen ruimte geeft. De Gezinsbond wil kinderen letterlijk en figuurlijk meer ruimte geven om te spelen. We hielden in juni 2010 samen met Goegespeeld! en Steunpunt Jeugd een warm pleidooi voor goespelen met vuile kleren! Voor ons gaat deze actie veel ruimer dan vuile kleren. We willen kinderen en jongeren weer een plaats geven in de openbare ruimte. Zolang straten en pleinen er meestal doods bij liggen, zal 'lawaai' van spelende kinderen des te meer opvallen en aanleiding geven tot irritaties. Uit onze bevraging van ouders blijkt dat ze enerzijds betreuren dat kinderen niet meer op straat kunnen spelen, maar anderzijds durven ouders hun eigen kinderen niet meer vrij spel geven (gevaarlijk verkeer, te weinig tijd, onveiligheidsgevoelens, of uit schrik voor reacties van anderen, want een goede ouder houdt zijn kinderen altijd in het oog...). De Gezinsbond is van mening dat niet alleen kinderen, maar ook ouders snakken naar meer ruimte. De 'stolp' die we plaatsen over kinderen en verstikkend werkt, moet plaatsmaken voor meer zuurstof. Wij willen in dat verband ruimte voor kinderen, als onderdeel van de uitwerking van de kindnorm, stimuleren. Positieve beeldvorming In de media wordt veel aandacht geschonken aan conflicten rond deze problematiek. Voorbeelden waar dankzij een goede dialoog oplossingen worden gezocht en gevonden tussen de betrokkenen krijgen veel minder persaandacht. Daarom vindt de Gezinsbond het belangrijk om voorbeelden waar verschillende generaties wel goed 'samenleven' in de 4
kijker te stellen. Kindvriendelijke musea en restaurants, kinderdagverblijven verbonden aan rustoorden, kangoeroewonen... bieden een noodzakelijk evenwicht tegen trends als 'kindervrije' hotels of geluidsmuren tegen spelende kinderen. Het initiatief van een buurtorganisatie in Rotselaar kan inspirerend zijn. Het comité ontwierp samen met een kunstenaar een verkeersbord waarop een hart met spelende kinderen wordt afgebeeld. Het beeld maakt duidelijk dat spelende kinderen er thuis zijn en dus niet als overlast worden beschouwd. Hiermee wordt enerzijds de gemeente opgeroepen om kindvriendelijk te zijn in hun eigen bevoegdheidsdomein (GAS, APR) en worden ook alle inwoners - dus ook potentiële klagers - gevraagd om een gro(o)t(er) hart voor kinderen. 5