M I N I S T E R I E VAN B U I T E N L A N D S E Z A K E N 'S-G R AVE N H AG E 2C. y. s 7 / /On V E R Z O E K E BI) B E A N T W O O R D I N G. K E N M E R K, O N D E R W E R P, D A T U M EN N U M M Ministerraad, j L Kenmerk: DGEM Onderwerp: Onderhandelingen over de Vrijhandelszone. TER BEHANDELING IN DE MINISTERRAAD VAN 29 APRIL BR T E V E R H E L D E N 9 k APR iqc"7 /J 4 i*^7 Datum: </~&' )nr 24 april 1957 Nummer: 5Q.60g Fotonummer: "\ 52048 Aan het einde van de discussie in de Ministerraad van 15 april over de onderhandelingen met betrekiking tot de Vrijhandelszone, heb ik toegezegd ü nog een nadere aantekening over dit onderwerp te zullen toezenden. In deze nota heb ik derhalve enige gedachten wat nader ontwikkeld en zou U willen vragen hieraan in grote lijnen Uw goedkeuring te hechten. Terwijl in Parijs de onderhandelingen over de Vrijhandelszone en de Europese Economische Gemeenschap op gang komen en de delegaties geleidelijk doordringen in de technisch vaak zeer gecompliceerde problemen, is in Brussel de vorige week de Interim Commissie voor de Europese Economische Gemeenschap en Euratom voor de eerste maal bijeen gekomen. Op deze eerste vergadering van de Interim Commissie is afgesproken, dat de zes regeringen thans op korte termijn zullen nagaan welke de standpunten zullen zijn, die door hen gemeenschappelijk in Parijs zullen worden ingenomen met betrekking tot de belangrijkste vraagstukken, welke in het Verdrag voor de Vrijhandelszone moeten worden opgelost. Hoewel het overleg over deze standpunten nog niet is aangevangen, heeft een eerste oriënterende gedachtenwisseling niet de indruk gegeven, dat het eenvoudig zal zijn om over alle vraagstukken onderling tussen de Zes volledige eenstemmigheid te bereiken. Met name lijkt - het - Aan de Heer Voorzitter van de Ministerraad te 'e-g r a v e n h a ge. $ 7870 - 'S! dl -!) " "
het waarschijnlijk, dat de Fransen, die op dit ogenblik een opmerkelijke terughoudendheid aan de dag leggen ten aanzien van de associatie van de Vrijhandelszone met de Gemeenschappelijke Markt, de vérgaande concessies en waarborgen, welke zij hebben verkregen in het Verdrag voor de Europese Economische Gemeenschap ook zullen eisen in het Verdrag voor de Vrijhandelszone, ondanks het feit, dat deze Vrijhandelszone van beperkter strekking en inhoud zal zijn dan de Gemeenschappelijke Markt. Deze houding van Frankrijk zou Nederland in een moeilijke positie plaatsen. Voor Nederland is de Vrijhandelszone van belang, zowel politiek als economisch. Politiek omdat grotere binding van het Verenigd Koninkrijk aan Europa, waardoor ook andere Europese landen zullen volgen, een doel van de Nederlandse buitenlandse politiek is; economisch omdat bestaande bezwaren tegen sommige aspecten van de verdragen tussen de Zes gemitigeerd of opgeheven zouden worden. De totstandkoming van deze Vrijhandelszone zou bovendien de economische samenwerking in geheel Europa (C.E.E.C.) een nieuwe impuls geven en een verdere verzwakking van het economisch nationalisme en de protectie in Europa tot resultaat kunnen hebben. Om al deze redenen moet Nederland dan ook trachten een bijdrage te leveren tot het zo goed mogelijk realiseren van de Vrijhandelszone. Wij zullen moeten zien te voorkomen, dat deze Vrijhandelszone onnodig wordt verzwakt of beperkt en wij zullen ons moeten verzetten tegen pogingen, ook van onze partners, om zodanige eisen en voorwaarden te stellen voor de verwezenlijking ervan, dat men redelijkerwijs kan aannemen, dat de onderhandelingen hierop zullen vastlopen. Dit alles zal van de Nederlandse delegatie waarschijnlijk een actieve rol eisen en kan betekenen, dat zij formeel of informeel in multilateraal of in ondershands bilateraal overleg meewerkt aan het vinden van constructieve oplossingen voor de vele, vaak uiterst gecompliceerde problemen, welke zich voordoen. Hiertoe - is -
ie niet alleen nodig, dat de Nederlandse delegatie zich goed voorbereidt op deze problemen, maar is ook nodig, dat zij een zekere vrijheid heeft zowel in het overleg in Brussel als in het overleg in Parijs een eigen standpunt kenbaar te maken en eigen oplossingen te eug gex*eren. Bit betekent, dat zij deze vrijheid ook moet hebben wanneer tevoren geen volledige overeenstemming kon worden bereikt in het overleg in het kader van de Interim Commissie te Brussel. te Nu dient men wat dit betreft drie categorieën onderscheiden! a» problemen, welke uitsluitend in de Vrijhandelszone spelen, zoals de~originebepaling. Hierbij moet te Brussel worden getracht overeenstemming te bereiken; lukt dit niet, dan moet elke delegatie een eigen standpunt in Parijs kunnen innemen. b. vraagstukken, welke in beide verdragen gelijkelijk moeten worden geregeld en ten aanzien waarvan wij geen onderling afwijkend standpunt in Parijs kunnen innemen, omdat de verdragstekst ons bindt. c de problemen, welke tussen de beide voorgaande categorieën liggen en waarbij het er om gaat of wij in het Verdrag van de Vrijhandelszone wel een gelijke regeling moeten treffen als is geschied voor de Gemeenschappelijke Markt. Het betreft hier bijv. de sociale harmonisatie, de Investeringsbank, de overgang van de eerste naar de tweede étappe enz. Ten aanzien van deze onderwerpen zullen wij ono eveneens een zekere vrijheid moeten voorbehouden in Parijs een eigen geluid te laten horen. Voorop moet staan, dat over deze problemen la ieder geval eerst in Brussel overleg wordt gepleegd en dat eerst moet worden getracht aldaar zoveel mogelijk tot een gemeenschappelijk eensluidend standpunt te komen. Slechts wanneer dit onmogelijk blijkt, dienen wij ons de vrijheid voor te behouden binnen de grensen, welke hierboven zijn uiteengezet, in Parijs mede te werken
werken aan het vinden van tussenoplossingen, uiteraard voorzover dit noodzakelijk zou zijn. Ik zou er daarom voor willen pleiten, dat de Nederlandse delegatie in Brussel het hierboven in grote lijnen aangegeven standpunt duidelijk maakt aan de partnerlanden en het standpunt verdedigt, dat voor verschillende problemen in het Verdrag van de Vrijhandelszone zeer goed een iets andere oplossing kan worden gevonden dan ia geschied in het Verdrag voor de Gemeenschappelijke Markt. Ik zou deze gedaohte willen i l l u streren met het voorbeeld van de uitzonderingspositie van Frankrijk. Ik geloof namelijk, dat dit een van de centrale, zo niet hét centrale probleem is van het vraagstuk waarvoor wij staan* De Fransen hebben in het Verdrag van de Gemeenschappelijke Markt vele extra waarborgen gekregen en het is begrijpelijk, dat zij de invoer uit Engeland en de andere OEEC-landen niet kunnen totlaten op betere voorwaarden dan aan de partnerlanden van de Zes zijn gegeven. De weg van de minste weerstand zou zijn om aan de Engelsen en de overige GBEO landen alle "extra's 1 * te vragen, die de vijf landen voornamelijk om politieke redenen aan Frankrijk hebben gegeven. Het is duidelijk, dat hiermede de Vrijhandelszone zou worden getorpedeerd. Aan de Engelsen zal dus duidelijk moeten worden gemaakt, dat zij niet vooral ten aanzien van Frankrijk de vrijheid en de zekerheid kunnen verkrijgen van de vijf partners van Frankrijk zonder de plichten van die overige vijf op zich te nemen. Deze twee uitgangspunten leiden ertoe, dat in het algemeen de oplossing moet worden gevonden in grotere mogelijkheden voor Frankrijk om de grenzen te sluiten in geval van economische moeilijkheden ten opzichte van de landen buiten de Zes dan zulks het geval is ten opzichte van de vijf partners. Het andere woorden; in de constructie van de Vrijhandelszone moet er naar worden gestreefd, dat Frankrijk kwantitatieve restricties kan instellen tegen de landen buiten de Zes. Dit mag echter - en hier ligt naar mijn mening - ook -
ook een voor de engelsen aanvaardbaar betekenen* dat de door Frankrijk ingestelde restricties automatisch behoeven te worden overgenomen door de andere vijf partners. Een zodanige oplossing brengt ongetwijfeld technische complicaties met zich mede, maar er lijkt mij geen andere keuze te bestaan, willen wij naar een constructieve oplossing streven. Wanneer wij de Fransen automatisch zouden volgen, komt óf geen Vrijhandelszone tot stand óf, wanneer zij tot stand komt, worden de overige vijf partners in hun verkeer in de Vrijhandelszone steeds neergedrukt tot het zwakste economische niveau. Zeker gezien de grote economische moeilijkheden waarmee Frankrijk de eerste jaren zal hebben te kampen, is dit geen aantrekkelijk vooruitzicht Pe solidariteit met de Zes moet daarom naar mijn mening gelegen zijn in het steunen van Frankrijk tot het verkrijgen van een uitzonderingspositie in de Vrijhandelszone en in het zoveel mogelijk zoeken naar gemeenschappelijke oplossingen; zij moet echter niet gelegen zijn in het automatisch volgen van de Franse eisen. Uiteraard zal deze gedachte voor de verschillende onderwerpen nog nader moeten worden uitgewerkt. Waar het echter om gaat is, dat de onderhandelingen in Parijs een soepel en open karakter houden en dat wij niet a priori moeten trachten alle bijzondere regelingen uit het Verdrag van de Gemeenschappelijke Markt ook precies zo te doen overnemen in het Verdrag voor de Vrijhandelszone. '. Het bovenstaande standpunt brengt echter niet mee, dat de Vrijhandelszone een associatie kan inhouden, welke voor elk der te associëren landen verschillend is. Het is onaanvaardbaar om verschillende bilaterale associatie-akkoorden te sluiten met de verschillende landen, waarin deze elk de voor hen aantrekkelijke voerdelen krijgen zonder daarbij gebonden te zijn aan be- - paalde -
paalde verplichtingen. Zo ia het met name onaanvaardbaar om met Engeland een verdrag te sluiten uitsluitend voor industriële produkten en bijv. met Denemarken een associatie-verdrag uitsluitend voor agrarische produkten. Het associatie-verdrag voor een Vrijhandelszone zal een multilateraal karakter moeten hebben, waarbij de verplichtingen en rechten van alle leden in beginael dezelfde üijn en tussen deze rechten en verplichtingen een zekere evenredigheid bestaat. Er is nog één punt, dat ik gaarne onder de aan* dacht van de Ministerraad zou willen brengen. Het is mogelijk, dat de duidelijke Franse afkeer van de Vrijhandelszone-idee mede geïnspireerd is door de angat, dat het vooruitzicht van de Vrijhandelszone de ratificatie in Frankrijk zou bemoeilijken. Wanneer wij met het oog op dit probleem enige vertraging in het tempo van de Vrijhandelszone zouden moeten accepteren, dan lijkt mij daartegen geen overwegend bezwaar te bestaan. Dit zou dan echter duidelijk met de Fransen, de overlga partners uit de Zes en de Engelsen moeten worden besproken. Gaarne zou ik het akkoord van de Raad hebben op da hierboven uiteengezette algemene gedragslijn voor de Nederlandse delegatie. Spoedshalve is een exemplaar van deze nota rechtstreeks aan de leden van Uw Raad toegezonden, DE STAATSSECRETARIS VAN BUITENLANDSS ZAKEN,