Inhoud Voor het lezen 15 Deel I Achtergronden 1 Belangrijke begrippen 21 1.1 Vaardigheden en deelvaardigheden 21 1.2 Situaties, rollen, tekstsoorten, (taal)functies, taalhandelingen, taalmiddelen 25 1.3 Strategieën 27 2 Vreemdetalenonderwijs en natuurlijke vreemdetaalverwerving 29 2.1 Vaardigheden binnen en buiten het vto 29 2.2 Is vto beter dan natuurlijke vreemdetaalverwerving? 32 2.3 Wat vto minder goed kan 32 2.4 Wat vto wel goed kan 34 2.5 Taken en feedback doseren 36 2.6 Feedback- c.q. correctietechnieken bij productieve taken 38 2.7 Taalgerichte aandacht en taalanalyse 41 2.8 Oefenen 43 2.9 Hulpvaardigheden en strategieën 44 2.10 Invloed van de school als leeromgeving en van (taal)onderwijstradities 45 2.11 Een goede mix en de doeltaal als voertaal 47 3 Luisteren en lezen: hoe dat werkt, en oefenparameters 51 3.1 Taal begrijpen: bottom-up en top-down 51 3.2 Weergeven, samenvatten, interpreteren 53 3.3 Zoekend (selectief) luisteren of lezen en structurerend luisteren of lezen 54 3.4 Verschillen tussen luisteren en lezen 56 3.5 Oefenparameters bij luisteren en lezen 60 3.5.1 Oefenparameter 1: lees- of luistertempo, herhaling, onderbreking 60 3.5.2 Oefenparameter 2: inhoudelijke moeilijkheidsgraad 62 3.5.3 Oefenparameter 3: talige moeilijkheidsgraad 62 3.5.4 Oefenparameter 4: lees-/luisterdoel 63
8 Deel I Achtergronden 4 Spreken en schrijven: hoe dat werkt, en oefenparameters 67 4.1 Een taalproductiemodel 67 4.2 Waarom is spreken moeilijker dan schrijven? 70 4.3 Oefenparameters bij spreken en schrijven 71 4.3.1 Oefenparameter 1: tijd (tempo) 71 4.3.2 Oefenparameter 2: communicatief gericht of taalgericht 72 4.3.3 Oefenparameter 3: vrij, geleid of (sterk) gestuurd 73 4.3.4 Oefenparameter 4: monologisch tegenover dialogisch 75 4.3.5 Oefenparameter 5: reproductief tegenover productief 76 4.3.6 Oefenparameter 6: gefingeerde situatie tegenover reële (klassen)situatie 76 4.3.7 Oefenparameter 7: makkelijk tegenover moeilijk inhoudelijk en talig 77 5 Toetsen 79 5.1 Toetsen versus oefenen 79 5.2 Meten en beoordelen; functies van beoordelen 80 5.3 Meten 81 5.3.1 Validiteit 81 5.3.2 Betrouwbaarheid 84 5.4 Beoordelen 87 5.4.1 Weging 88 5.4.2 Cesuur: cijfers op basis van goede en foute items 88 5.4.3 Cesuur: cijfers op basis van aftrekpunten 91 5.4.4 Cesuur: indrukscijfers, al of niet in combinatie met aftrekpunten 91 5.5 Gevaren bij toetsing 92 5.5.1 Pedagogisch cijferen 93 5.5.2 Halo-effect 93 5.5.3 De leraar die zijn eigen onderwijs toetst 94 5.5.4 Meer toetsen dan je onderwijst, en meer onderwijzen dan je toetst 95 5.6 Tips bij toetsing 96 6 Curriculum en leergang 99 6.1 Curriculum, leerplan, examenprogramma, kerndoelen, plan van toetsing en afsluiting 99 6.2 Examenprogramma s, leergangen 100 6.3 Methode, aanpak, benadering 102 6.4 Drempelniveaus en Europees Referentiekader 107 6.5 Leerlijnen 112 6.6 Leerganganalyse en -beoordeling 118
7 Het vto in maatschappelijk perspectief 123 7.1 Waarom eigenlijk vto? 123 7.2 Geschiedenis van het vto in Nederland: een korte schets 124 7.2.1 De moderne vreemde talen als schoolvakken 124 7.2.2 De opleiding tot leraar Frans, Duits, Engels 126 7.2.3 Meer dan honderd jaar grammatica-vertaalmethode 127 7.2.4 Jaren zeventig: de Mammoetwet en de audiolinguale methode 129 7.2.5 Vanaf de tweede helft van de jaren tachtig: de communicatieve aanpak 130 7.3 Kwaliteit en vernieuwing in het vto 132 7.3.1 De onderwijskundigen, de vto-deskundigen, de leergangauteurs 132 7.3.2 De overheid, de leergangauteurs 133 7.3.3 De schoolleidingen, de leerlingen en hun ouders 134 7.3.4 De leraren, de collega s, de leerlingen 134 7.3.5 De leraren tegenover de andere groepen 134 Deel II Vaardigheden 8 Leesvaardigheid 139 8.1 Lezen en leren lezen 139 8.1.1 Functie van het lezen bij het leren van een vreemde taal 139 8.1.2 Van hardop naar stil lezen 140 8.2 Manieren van lezen 141 8.2.1 Zoekend en structurerend lezen 141 8.2.2 Lineair en concentrisch lezen 145 8.2.3 Intensief en extensief lezen 146 8.2.4 Omgang met onbekende woorden 148 8.3 Leesvaardigheidsmethodiek 149 8.3.1 Fasemodel 149 8.3.2 Vormen van begripscontrole: weergeven, samenvatten en interpreteren 151 8.3.3 Weergeven 152 8.3.4 Samenvatten 155 8.3.5 Interpreteren 162 8.4 Leesvaardigheid toetsen 164
9 Luistervaardigheid 167 9.1 Luisteren en leren luisteren 167 9.2 Manieren van luisteren 170 9.2.1 Tweezijdig en eenzijdig luisteren, kijkluisteren 170 9.2.2 Zoekend en structurerend luisteren 170 9.2.3 Intensief en extensief luisteren 172 9.2.4 Omgang met onbekende woorden 173 9.3 Luistervaardigheidsmethodiek 174 9.3.1 Fasemodel 174 9.3.2 Vormen van begripscontrole: weergeven, samenvatten, interpreteren 176 9.3.3 Weergeven 177 9.3.4 Samenvatten 179 9.3.5 Interpreteren 184 9.4 Luistervaardigheid toetsen 184 10 Schrijfvaardigheid 187 10.1 Schrijven en leren schrijven 187 10.1.1 Schrijfvaardigheid en deelvaardigheden 187 10.1.2 Tradities bij het oefenen van schrijfvaardigheid 189 10.2 Manieren van schrijven 191 10.2.1 Tekstsoorten 191 10.2.2 Analyseren 193 10.2.3 Plannen en reviseren 193 10.2.4 Opzoeken 195 10.2.5 Herformuleren 196 10.3 Schrijfvaardigheidsmethodiek 196 10.3.1 Fasemodel 196 10.3.2 Analyseoefeningen 198 10.3.3 Deelvaardigheidsoefeningen 201 10.3.4 Strategieoefeningen 203 10.3.5 Schrijfopdrachten 207 10.4 Schrijfvaardigheid toetsen 210 11 Gespreks- en spreekvaardigheid 215 11.1 Spreken en leren spreken 215 11.1.1 Tradities en problemen bij het oefenen van gespreks- en spreekvaardigheid 215 11.1.2 Verschillen tussen natuurlijke taalleerprocessen en vto 217 11.2 Manieren van spreken 222 11.2.1 Dialogisch en monologisch spreken 222 11.2.2 Presentaties 223 11.2.3 Over iets praten en iets gedaan krijgen, situaties binnen en buiten de klas 223
11.2.4 Analyseren 225 11.2.5 Onderhandelen over betekenis 225 11.2.6 Herformuleren en omschrijven 227 11.3 Gespreks- en spreekvaardigheidsmethodiek 228 11.3.1 Fasemodellen 228 11.3.2 Analyseoefeningen 231 11.3.3 Deelvaardigheidsoefeningen 233 11.3.4 Strategieoefeningen 235 11.3.5 Spreekopdrachten en feedback 237 11.4 Gespreks- en spreekvaardigheid toetsen 245 Deel III Deelvaardigheden 12 Uitspraak en spelling 257 12.1 Functie van uitspraak en spelling in de vaardigheden 257 12.2 Uitspraak en spelling leren 261 12.2.1 Uitspraak en spelling: natuurlijk en onnatuurlijk 261 12.2.2 Leerlingen: van schriftafhankelijkheid tot lees- en spellingproblemen 262 12.3 Uitspraak en spelling onderwijzen 264 12.3.1 Uitspraak onderwijzen 264 12.3.2 Spelling onderwijzen 266 12.4 Uitspraak en spelling oefenen 268 12.4.1 Oefeningstypes 268 12.4.2 Klankonderscheidingsoefeningen 270 12.4.3 Klankbewustmakingsoefeningen 271 12.4.4 Uitspraakoefeningen (klankvorming, intonatie) 272 12.4.5 Leesoefeningen: hardop en stil 273 12.4.6 Spellingbewustmakingsoefeningen 274 12.4.7 Spellingoefeningen en schrijfoefeningen 274 12.4.8 Feedback, correctie 275 12.5 Uitspraak en spelling toetsen 276 12.5.1 Uitspraak en spelling apart toetsen 276 12.5.2 Uitspraak en spelling geïntegreerd toetsen 277 13 Woordenschat 279 13.1 Functie van woordenschat in de taalvaardigheden 279 13.2 Woordenschat leren 281 13.2.1 Vergeten en herhalen 281 13.2.2 Natuurlijke en onnatuurlijke woordverwerving 283
13.2.3 Leerlingen: vertalers en strategen 287 13.2.4 Beheersingsniveaus en parameters 288 13.3 Woordenschat onderwijzen 289 13.3.1 Selectie, aanbiedingsvolgorde en -tempo voor receptieve en productieve beheersing 289 13.3.2 Manieren van aanbieding in woordenlijst, idioomboek of woordleerprogramma 291 13.3.3 Gesproken en geschreven woord, mondelinge en schriftelijke beheersing 299 13.3.4 Woordbetekenissen afleiden uit context en uit woorddelen 300 13.3.5 Omschrijven, herformuleren 303 13.3.6 Opzoekvaardigheid 304 13.4 Woordenschat oefenen 305 13.4.1 Parameters en fasemodel 305 13.4.2 Woordraadoefeningen en contexthints 306 13.4.3 Woorden leren uit lijsten 311 13.4.4 Receptieve inprentoefeningen 312 13.4.5 Productieve inprent- en contextualiseringsoefeningen 314 13.4.6 Omschrijvings- en herformuleringsoefeningen 317 13.4.7 Opzoekoefeningen 318 13.4.8 Geleide oefeningen 321 13.4.9 Feedback, correctie 322 13.5 Woordenschat toetsen 325 13.5.1 Woordenschat apart toetsen 325 13.5.2 Woordenschat geïntegreerd toetsen 328 14 Grammatica 331 14.1 Functie van grammatica in de vaardigheden 331 14.2 Grammatica leren 334 14.2.1 Verouderde en moderne inzichten 334 14.2.2 Beheersingsniveaus 337 14.2.3 Leerlingen: taalaanleg, behoeften en houding tegenover taal 339 14.3 Grammatica onderwijzen 340 14.3.1 Aanbiedingstempo en aanbiedingsvolgorde 340 14.3.2 Spreekgrammatica en schrijfgrammatica 343 14.3.3 Manieren van aanbieding: deductief, inductief 344 14.3.4 Vormen van regels 348 14.3.5 Grammaticale vaardigheden: inductievaardigheid, opzoekvaardigheid 351 14.4 Grammatica oefenen 352 14.4.1 Oefenen: parameters en fasemodel 352 14.4.2 Analyseoefeningen (inductieoefeningen) 356
14.4.3 Vormgerichte oefeningen 359 14.4.4 Inhoudgerichte oefeningen 366 14.4.5 Opzoekoefeningen 367 14.4.6 Transfer en feedback (correctie) 369 14.5 Grammatica toetsen 371 14.5.1 Grammatica apart toetsen 371 14.5.2 Grammatica geïntegreerd toetsen 373 Deel IV Kennis van land en volk, literatuur 15 Kennis van land en volk 377 15.1 Rol van klv 377 15.2 Kennis 380 15.2.1 Keuze 380 15.2.2 Volgorde, opbouw 382 15.3 Vaardigheden 384 15.3.1 Zoeken 384 15.3.2 Afleiden 384 15.3.3 Verwerken, toepassen 386 15.4 Houdingen 387 15.5 Klv toetsen 389 15.5.1 Doelen en beoordeelbaarheid 389 15.5.2 Constructie van toets en beoordelingsinstrument 391 16 Literatuur 395 16.1 Benaderingen van literatuur en doelen van literatuuronderwijs 395 16.2 Ordeningsmogelijkheden 398 16.3 Leeractiviteiten 402 16.4 Literatuur toetsen 404 16.4.1 Doelen en beoordeelbaarheid 404 16.4.2 Constructie van toets en beoordelingsinstrument 407 Literatuurverwijzingen 411 Register 413 Bij deze hoofdstukken staan op www.coutinho.nl extra voorbeelden van oefeningen uit leergangen voor Duits, Engels, Frans en Spaans.