Adviesbureau VanderWeele Installatietechniek en Bouwfysica Brandveiligheid Marinegebouw 6 te Amsterdam Datum: eferentie: apport: 19 maart 2015, rev. 15 september 2015 2015106 309 J.P. van der Weele / S. Kroondijk AVIB BV Zuiderpark 26, 9724 AJ Groningen Telefoon 050 57 11 550 GSM 06 27 06 89 50 www.adviesbureauvanderweele.nl KvK Groningen 02065110 BTW-nummer NL807460941B01 Opdrachten volgens DN IBAN: ING NL05 INGB 0008 530 110 BIC: INGBNL2A
<> Inhoudsopgave 1 Algemene projectgegevens... 3 2. Sterkte bij brand (afdeling 2.2)... 4 3. Beperking van het ontstaan van een brandgevaarlijke situatie (Afdeling 2.8)... 4 4. Beperking van het ontwikkelen van brand en rook (afdeling 2.9)... 4 5. Beperking van uitbreiding van brand (afdeling 2.10)... 5 6. Verder beperking van uitbreiding van brand en beperking van verspreiding van rook (afdeling 2.11)... 6 7. Vluchtroutes (afdeling 2.12)... 6 8. Installaties... 7 9. Bijlagen... 9 2015106 309 2
<> 1 Algemene projectgegevens 1.1. Projectomvang In deze rapportage zijn de eisen samengevat van de brandveiligheid t.b.v. de gebruiksvergunning voor Gebouw 6 te Amsterdam. Er is voor brandveiligheid per afdeling van het Bouwbesluit 2012 aangegeven waar het gebouw aan moet voldoen. 1.2 Tekeningen en gegevens De toetsing voor de gebruiksvergunning is gebaseerd op de bouwkundige tekeningen van Bureau SLA te Amsterdam, ontvangen d.d. 23 maart en de wijziging 20 augustus 2015. 1.3. Gebruiksfunctie Bij toetsing voor de gebruiksvergunning is uitgegaan van een logiesfunctie + bijeenkomstfunctie + kantoor. Het bestaande gebouw heeft ook een logiesfunctie. 1.4. Geldende eisen Het ontwerp is getoetst op eisen als omschreven in het Bouwbesluit 2012. Omdat de functie van het gebouw niet veranderd gelden voor reeds aanwezige constructies de eisen voor bestaande bouw. Voor nieuw te plaatsen constructies gelden de verbouw eisen. 1.5. Samenvatting Het gebouw voldoet aan de te stellen eisen voor een bestaand gebouw met een bijeenkomstfunctie, kantoorfunctie en logiesfunctie. 2015106 309 3
<> 2. Sterkte bij brand (afdeling 2.2) Artikel 2.10. Tijdsduur bezwijken Beschermde vluchtroutes dienen bij brand ten minste 20 minuten stand te houden. De vloeren en het dak t.p.v. de beschermde vluchtroutes dienen 20 minuten brandwerend te worden uitgevoerd. Op grond van de hoogst gelegen vloer van een verblijfsgebied (< 13 m 1 ) is de brandwerendheid van de hoofddraagconstructie onder brandomstandigheden minimaal 60 minuten. De constructieve brandveiligheid dient verder te worden uitgewerkt door de constructeur. 3. Beperking van het ontstaan van een brandgevaarlijke situatie (Afdeling 2.8) Artikel 2.64. ookgasafvoer De afvoervoorzieningen voor rookgasafvoeren zijn brandveilig uitgevoerd volgens NEN 6063. De huidige installaties blijven gehandhaaft. 4. Beperking van het ontwikkelen van brand en rook (afdeling 2.9) Artikel 2.76 binnenoppervlakte Ter beperking van het ontstaan van brand dienen materialen van constructieonderdelen grenzend aan binnenlucht ten minste te voldoen aan de brandklassen en rookklassen als aangegeven in tabel 1. Artikel 2.77 buitenoppervlakte Ter beperking van het ontstaan van brand dienen materialen van constructieonderdelen grenzend aan buitenlucht ten minste te voldoen aan de brandklassen als aangegeven in tabel 1. Een deur, een raam en een kozijn dient te voldoen aan brandklasse 4. Er gelden geen eisen voor de bovenzijde van het dak. 2015106 309 4
<> Tabel 1: Afwerkingen constructieonderdelen aan de binnenzijde en buitenzijde Afwerking constructie onderdelen Brandklasse materialen grenzend aan binnenlucht ookdichtheid volgens NEN 6066 Brandklasse materialen grenzend aan buitenlucht Beschermde vluchtroute Extra beschermde vluchtroute Overige ruimten 2 2 4 < 5,4 m -1 < 5,4 m -1 < 10 m -1 2 4 4 Artikel 2.69. Beloopbaar vlak De bovenzijde van een voor personen bestemde vloer, een trap en een hellingsbaan die grenst aan binnenlucht dient te voldoen aan een volgens NEN 6066 bepaalde rookdichtheid van ten hoogste 10 m -1 en een brandklasse T3. Voor extra beschermde vluchtroutes geldt een brandklasse T1. Deze brandklasse geeft volgens NEN 1775 de bijdrage tot brandvoortplanting van vloeren aan 5. Beperking van uitbreiding van brand (afdeling 2.10) Artikel 2.89 Omvang Een logiesfunctie heeft een maximale brandcompartiments-grootte van 1000 m 2. Op de overzichten als bijgevoegd in bijlage 1 zijn de brandcompartimenten aangegeven. Hiermee voldoet het ontwerp aan de eisen van het bouwbesluit inzake de omvang van brandcompartimenten. Een technische ruimte met een gebruiksoppervlakte van meer dan 100 m² of een technische ruimte waarin een of meer verbrandingstoestellen met een totale nominale belasting van meer dan 160 kw worden opgesteld, is een afzonderlijk brandcompartiment. De huidige stookruimte voldoet hieraan. Artikel 2.90 Weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag Volgens NEN 6068 dient de bepaalde weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag van een brandcompartiment naar een ander brandcompartiment of een besloten ruimte waardoor (extra) beschermde vluchtroute voert 20 minuten brandwerend te worden uitgevoerd. De nieuw te plaatsen constructies t.p.v. brandscheidingen dienen te voldoen aan 30 minuten brandwerendheid. De brandwerende scheidingen zijn weergegeven in bijlage 1. 2015106 309 5
<> 6. Verder beperking van uitbreiding van brand en beperking van verspreiding van rook (afdeling 2.11) Artikel 2.98 Ligging Een brandcompartiment is ingedeeld in een of meerdere subbrandcompartimenten of verkeersruimten waardoor een beschermde vluchtroute voert. De indeling is weergeven in bijlage 1. Artikel 2.99 Omvang Voor een logiesfunctie is de maximale subbrandcompartiments-grootte 1000 m 2 en is een logiesverblijf een afzonderlijk beschermd subbrandcompartiment. De beschermde subbrandcompartimenten zijn aangegeven op de overzichten als bijgevoegd in bijlage 1. Artikel 2.100 Weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag Volgens NEN 6068 dient de bepaalde weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag van een subbrand-compartiment naar een andere ruimte in het brandcompartiment ten minste 20 minuten te bedragen. De nieuw te plaatsen constructies t.p.v. brandscheidingen dienen te voldoen aan 30 minuten brandwerendheid. De scheidingen zijn aangegeven op overzichten bijlage 1. 7. Vluchtroutes (afdeling 2.12) Artikel 2.112 Vluchtroute De loopafstand tussen een punt in een gebruiksgebied en een uitgang van het subbrandcompartiment waarin dat gebruiksgebied ligt, is niet groter dan 75 m 1. De loopafstand van een punt van een gebruiksgebied tot de uitgang van het subbrandcompartimenten is nergens groter dan 75 m 1. Artikel 2.113. Beschermde route Een vluchtroute waarop ten hoogste 60 personen zijn aangewezen, is vanaf de uitgang van het subbrandcompartiment waarin de vluchtroute begint een beschermde route, tenzij die uitgang direct grenst aan het aansluitende terrein. De beschermde vluchtroutes zijn aangegeven op de overzichten als bijgevoegd in bijlage 1. Artikel 2.114. Extra beschermde vluchtroute Een vluchtroute waarop meer dan 60 en ten hoogste 225 personen zijn aangewezen, is vanaf de uitgang van het subbrandcompartiment waarin de vluchtroute begint een extra beschermde vluchtroute, tenzij dat compartiment direct grenst aan het aansluitende terrein. Een vluchtroute die vanaf de uitgang van een subbrandcompartiment over een trap voert en een hoogteverschil van meer dan 12,5 m overbrugt, is een extra beschermde vluchtroute. 2015106 309 6
<> De (extra) beschermde vluchtroutes zijn aangegeven op de overzichten als bijgevoegd in bijlage 1. Artikel 2.117. Inrichting vluchtroute De vluchtroute heeft in de vluchtrichting aansluitende besloten ruimten (entree hal) scheidingen met de volgens NEN 6068 bepaalde weerstand tegen branddoorslag van ten minste 20 minuten. De vluchtroute heeft een vrije doorgang met minimaal breedte van 0,85 m 1 en een minimale hoogte van 2,3 m 1. De breedte en de hoogte van de extra beschermde vluchtroute voldoet hieraan. 8. Installaties (Hoofdstuk 6) 8.1. Verlichting (Afdeling 6.1) Artikel 6.3. Noodverlichting Een besloten ruimte waardoor een beschermde vluchtroute of beschermde route voert heeft noodverlichting. Alle verkeersruimten worden uitgevoerd met noodverlichting 8.2. Tijdig vaststellen van brand (Afdeling 6.5) Artikel 6.20. Brandmeldinstallatie Op basis van het gebruiksbesluit is er een brandmeldinstallatie benodigd. Deze brandmeldinstallatie dient te voldoen aan NEN 2535 "Brandveiligheid van gebouwen - Brandmeldinstallatie - Systeem- en kwaliteitseisen en projecterings-richtlijnen". De omvang van het systeem is op basis van volledige bewaking. Er is doormelding noodzakelijk als er geen 24 uurs bewaking aanwezig is. 8.3. Vluchten bij brand (Afdeling 6.6) Artikel 6.23. Ontruimingsalarminstallatie en ontruimingsplan Het gebouw dient conform het gebruiksbesluit te worden voorzien van een ontruimingsinstallatie. Deze installatie dient te voldoen aan NEN 2575. Het ontruimingssignaal dient direct en in het gehele gebouw in werking te worden gesteld bij het activeren van de automatische melder of handbrandmelder. Het type ontruiminginstallatie is type B. Dit is op basis van slowwhoops. Een gebruiksfunctie met een brandmeldinstallatie heeft een ontruimingsplan. 2015106 309 7
<> Artikel 6.24. Vluchtrouteaanduidingen Een ruimte waardoor een verkeersroute voert moet een vluchtrouteaanduiding hebben conform de NEN 6088 en NEN-EN 1838 artikel 5.5 t/m 5.6. De vluchtrouteaanduiding moet zijn aangebracht op een duidelijk waarneembare plaats. De vluchtroute moet zijn verlicht indien in de ruimte ook noodverlichting geëist wordt. De toe te passen voorzieningen zijn weergegeven op de bijgevoegde tekeningen Artikel 6.25. Deuren in vluchtroutes Een deur op een vluchtroute draait bij het openen niet tegen de vluchtrichting in indien meer dan 60 personen op die uitgang zijn aangewezen. De deuren in de (extra beschermde vluchtroutes draaien met de vluchtrichting mee. 8.4. Brandslanghaspels (Afdeling 6.7) Artikel 6.28. Brandslanghaspels Overeenkomstig de eis uit het bouwbesluit dienen brandslanghaspels te worden aangebracht, waarmee in horizontale en verticale zin een dekkend patroon verkregen wordt. Daarmee is het mogelijk een beginnende brand vroegtijdig te bestrijden. De brandhaspels zijn aangegeven op plattegronden als bijgevoegd in bijlage 1. 8.5. Bereikbaarheid voor hulpverleningsdiensten (Afdeling 6.8) Artikel 6.36. Brandweeringang Een bouwwerk voor het verblijven van personen heeft een brandweeringang. Dit geldt niet indien de aard, de ligging of het gebruik van het bouwwerk dat naar het oordeel van het bevoegd gezag niet vereist. In een bouwwerk met een brandmeldinstallatie met doormelding wordt de brandweeringang bij een brandmelding automatisch ontsloten of ontsloten met een systeem dat in overleg met de brandweer is bepaald. Artikel 6.37. Bereikbaarheid bouwwerk voor hulpverleningsdiensten Tussen de openbare weg en ten minste een toegang van een bouwwerk voor het verblijven van personen ligt een verbindingsweg die geschikt is voor voertuigen van de brandweer en andere hulpverleningsdiensten. 2015106 309 8
<> Artikel 6.38. Opstelplaatsen voor brandweervoertuigen Bij een bouwwerk voor het verblijven van personen zijn zodanige opstelplaatsen voor brandweervoertuigen, dat een doeltreffende verbinding tussen die voertuigen en de bluswatervoorziening kan worden gelegd. Voorgaande onderwerpen dienen te worden overlegd met bevoegd gezag. 9. Bijlagen 1. Overzichten brandveiligheid 2015106 309 9
Legenda nevenindicator rookmelder noodverlichting vluchtroute-armatuur met noodverlichting ontruimingssignaal handbrandmelder BMC OMC brandmeldcentrale ontruimings alarm centrale, type B brandslanghaspel beschermd subbrand compartiment 20/30 min. brandwerend brandwerend 20 min. bestaande constructies brandwerend 30 min. nieuwe constructies brandwerend in twee richtingen brandwerend in een richting zelfsluitende deur met tenminste 20 min. WBDBO Brandweeringang extra beschermde vluchtroute beschermde vluchtroute Brandcompartiment 1: 280 m2 Brandcompartiment 2: 607 m2 Brandcompartiment 3: 366 m2 Brandcompartiment 4: 480 m2 Vluchtroute pijlen
BC 1 BC 2
BC 1 EBV BC 2 BMC OMC 20
BC 1 BC 1 BC 3 BC 2
BC 3 EBV BV
BC 3 EBV BV
BC 3 EBV BV