LEVENSLANG LEREN BELEIDSAANBEVELINGEN



Vergelijkbare documenten
Mag het iets meer zijn?

Afgestudeerd? Nooit helemaal!

LEVENSLANG LEREN RAPPORTERING FASE 1: ANALYSE VAN HET AANBOD

LEVENSLANG LEREN RAPPORTERING FASE 2: PARTICIPATIE VAN DE WEST-VLAAMSE BEVOLKING IN LEVENS- LANG LEREN

Onderwijs en vorming leerlingen. Streekpact Cijferanalyse

LEVENSLANG LEREN RAPPORTERING FASE 3: ANALYSE VAN DE VRAAG VAN WERKGEVERS NAAR OPLEIDIN- GEN

Levenslang leren in West- Vlaanderen: voor elk wat wils

PERSBERICHT Brussel, 23 oktober 2013

Hoeveel werkzoekenden telt uw gemeente?

Groeiend potentieel voor laaggeschoolde jobs

Reflectiegesprek: toekomstbeelden

Vlaamse Regering. Addendum. bij het. Protocol van samenwerking

Hinder door een handicap of langdurige gezondheidsproblemen

TRAINING & OPLEIDING Opleidingen in de lift: + 25% in 2001

Begeleidende informatie bij het structuurschema onderwijs aan gedetineerden

Waarom volgen mensen avondschool?

Levenslang. leren. Leer wat je wil, wanneer je wil

Foto van de lokale arbeidsmarkt

Grafische sector West-Vlaanderen Werkt 2, 2009

Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid

Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting

Samen met UNIZO en Syntra AB (Antwerpen en Vlaams-Brabant) organiseert VDAB voor het tweede jaar op rij het project Jongeren en Ondernemerschap.

Relevante regelgeving. 1. Europese en Vlaamse doelstellingen inzake levenslang leren 1 2

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Sociale Zekerheid»

Rapport alumni-enquête 2016 Vrije Universiteit Brussel

Profiel en tevredenheid van uitzendkrachten. In samenwerking met

1. Graag had ik volgende gegevens ontvangen betreffende de arbeidsmigratie in de social profit:

1. Op welke manier wordt deze samenwerking tussen steden/gemeenten, de VDAB en de bouwsector concreet ingevuld?

Vier werknemers op tien krijgen opleiding en vorming

Voorkomen van handicaps en arbeidsdeelname op basis van EAK

Schoolverlaters bevraagd

FUSIE CRESCENDO CVO EN CVO TERVUREN-HOEILAART. CVO Crescendo. Centrum voor volwassenenonderwijs Crescendo

Krachtlijnen voor het beleid volwassenenonderwijs en levenslang en levensbreed leren in de provincie West-Vlaanderen

1,9 miljoen Belgen hebben nog nooit een computer gebruikt; 2,6 miljoen Belgen hebben nog nooit op het internet gesurft.

De voorzitter: Mevrouw Helsen heeft het woord.

Functieprofiel projectmedewerker

Diplomagericht onderwijs in de gevangenis

Advies over de modulaire opleiding NT2 alfa R1, traject 1.2 voor de basiseducatie

Bedrijven krijgen op dit moment subsidies om in een opleiding voor hun werknemers te voorzien.

2 Evaluatie door de stuurgroep onderwijs aan gedetineerden

Deel 7 ANDERE OPLEIDINGSVORMEN. Hoofdstuk 1 : VDAB-opleidingen

Huishoudens die niet gecontacteerd konden worden

Deel 7 ANDERE OPLEIDINGSVORMEN. Hoofdstuk 1 : VDAB-opleidingen

Jaarverslag Herplaatsingsfonds. 1.1 Aanvragen voor outplacementbegeleiding

3. Hoeveel bedroeg de provinciale spreiding in absolute cijfers en het aantal unieke klanten ten aanzien van de beroepsactieve bevolking in 2015?

[LEERWINKEL WEST-VLAANDEREN]

Levenslang leren. Een eerste ontsluiting van de ad hoc module over levenslang leren bij de enquête naar de arbeidskrachten.

Advies ten gronde over certificaatsupplementen

0. KENGETALLEN. Bron: FOD Economie (Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie), INR, VDAB, RVA en Steunpunt WSE.

Levenslang. leren. Leer wat je wil, wanneer je wil

2. Op welke manier verloopt de samenwerking tussen VDAB en school in de gezamenlijke aanpak van NEET-jongeren/vroegtijdige schoolverlaters?

Hoe creatief is West- Vlaanderen?

Informatiebrochure. Verkorte opleiding: Professionele Bachelor in de Verpleegkunde (Brugopleiding)

nr. 349 van EMMILY TALPE datum: 13 februari 2017 aan PHILIPPE MUYTERS VDAB - Taalcursussen

Deel 7 ANDERE OPLEIDINGSVORMEN. Hoofdstuk 1 : VDAB-opleidingen

Werkgelegenheid en werkloosheid (EAK)

Oriëntatie en leerloopbaanbegeleiding. volwassenen. Liv Geeraert

Deel 7 ANDERE OPLEIDINGSVORMEN. Hoofdstuk 1 : VDAB-opleidingen

PERMANENTE VORMING Hoofdstuk 13

De Oost-Vlaamse arbeidszorgmedewerker in beeld September Data & Analyse, Provincie Oost-Vlaanderen

Informatiebrochure. Verkorte opleiding: Professionele Bachelor in de Verpleegkunde (Brugopleiding)

Opleidings- en begeleidingscheques

Vlaams Parlement - Vragen en Antwoorden - Nr.3 - December

studiebeurs Voorwaarden voor het secundair onderwijs

Levenslang leren in België - een stand van zaken in 2008

nr. 269 van AXEL RONSE datum: 23 januari 2017 aan PHILIPPE MUYTERS Arbeidsmarkt - Knelpuntberoepen en competenties

I. Wie is de uitzendkracht?

De bouwnijverheid: op zoek naar gekwalificeerde werknemers

kinesitherapeut in de sector van de gezondheidszorg Executivee summary - Juni 2013

c) Hoe evalueert de minister deze taalopleidingen? Hoe loopt de geïntegreerde aanpak?

Werkgelegenheid en werkloosheid (EAK)

EQF Level 5 in Vlaanderen. dr. ir. Toon Martens, algemeen directeur University College Leuven-Limburg Voorzitter HBO5-platform Vlaanderen

ZER Informatica. Programma-evaluatie. Resultaten programma-evaluatie. 5 enquêtes:

Met uitzondering van de leertijd en specifiek gericht op de ondernemingsopleidingen heb ik volgende vragen aan de minister.

Tabel 2.1 Overzicht van de situatie op de arbeidsmarkt van de onderzochte personen op 30/06/97. Deelpopulatie 1996

TABELLEN. Blz. Blz. Deel 1. LEERLINGEN

ONDERZOEK KINDEROPVANG - FASES 2 EN 3

Gedifferentieerde leertrajecten

De CVO s (centra voor volwassenenonderwijs) organiseren opleidingen voor volwassenen.

in Vlaams-Brabant en Brussel ( ) Het hoger beroepsonderwijs van het volwassenenonderwijs

nr. 761 van EMMILY TALPE datum: 4 september 2015 aan PHILIPPE MUYTERS Loopbaancheques - Stand van zaken

ACTIVEREN, COMPETENTIES MOBILISEREN Epiloog

EUROPEES LABEL VOOR INNOVATIEF TALENONDERWIJS 2008

Invoegbedrijven. Maatregel. De begunstigden en bestedingen

LEREN NA HET ONDERWIJS? DE OPLEIDINGSPARTICIPATIE VAN VOLWASSENEN IN VLAANDEREN, DE BUURLANDEN EN EUROPA Hoofdstuk 16

Pendelarbeid tussen Gewesten en provincies

JOBCENTRUM vzw. GOB = centrum voor Gespecialiseerde Opleiding, Begeleiding en Bemiddeling Aanbod:

Samenwerking bedrijven en onderwijs in Limburg zit in de lift

Onderwijs en arbeidsmarkt: tweemaal actief

Technisch onderwijs West-Vlaanderen Werkt 3, 2009

De helft van de 15 tot 64-jarigen met een langdurig gezondheidsprobleem of moeilijkheid bij het uitvoeren van dagelijkse handelingen is aan het werk

STEEKKAART Toelichting Indicator Datum Bron Toelichting

Werknemers willen ook flexibiliteit op hun maat

Studeren in het hoger onderwijs in Vlaanderen

Planningsmodellen beroepsbeoefenaars. gezondheidszorg

RAPPORT KANSARMOEDE-INDICATOREN IN ERPE-MERE

STEM monitor 2015 SITUERING DOELSTELLINGEN

Levenslang leren becijferd: wie, wat en waarom (niet)?

Arbeidsmarkt personen met een arbeidshandicap

KNELPUNTBEROEPEN LOKALE BESTUREN Focus op een aantal knelpuntfuncties

Transcriptie:

LEVENSLANG LEREN BELEIDSAANBEVELINGEN STUDIE UITGEVOERD IN OPDRACHT VAN HET PROVINCIEBESTUUR WEST-VLAANDEREN EN DE CONSORTIA VOLWASSENENONDERWIJS MENES EN WEBROS SEPTEMBER 2010

INHOUDSTAFEL HOOFDSTUK 1: ANALYSE VAN HET AANBOD 5 HOOFDSTUK 2: PARTICIPATIE VAN DE WEST-VLAAMSE BEVOLKING IN LEVENSLANG LEREN 11 1. Profiel van de respondenten 12 2. Deelname aan levenslang leren 12 3. Opleidingsdomeinen 14 4. Redenen voor het al dan niet volgen van opleidingen 15 5. Het zoeken naar informatie 15 6. De onderwijs- en opleidingsverstrekkers 15 7. De opleidingen zelf 16 8. Verbetersuggesties 17 9. Multivariate analyse 17 HOOFDSTUK 3: ANALYSE VAN DE VRAAG VAN WERKGEVERS NAAR OPLEIDINGEN 19 1. Kenmerken organisaties 19 2. Opleidingsbehoeften 19 3. Externe opleidingsinstanties 20 4. De opleidingen zelf 21 5. Afstemming tussen vraag en aanbod 21 HOOFDSTUK 4: BELEIDSAANBEVELINGEN 23 1. Doelstelling 25 2. Maatregelen 25 2.1. Stimuleren van de vraag 26 2.1.1. Stimuleren van de vraag van de bedrijven 26 2.1.2. Stimuleren van de vraag van individuen 27 2.2. Optimaliseren van het aanbod 27 1

2.3. Betere afstemming tussen vraag en aanbod door een structurele samenwerking op diverse niveaus 28 2.4. Communiceren en sensibiliseren 29 2.5. Creëren van gunstige omgevingsfactoren 30 2.5.1. Mensen bewust maken van de voordelen 30 2.5.2. Bijkomende financiële stimuli voor werkgevers 31 2.5.3. Verlagen kostprijs voor de bevolking 31 2.5.4. Verbeteren mobiliteit en bereikbaarheid 31 3. Wie doet wat? 32 4. Tot slot 34 2

Dit rapport bevat een aantal beleidsaanbevelingen die we voorstellen op basis van het onderzoek levenslang leren dat we hebben uitgevoerd in 2009 en in de eerste helft van 2010. In dit onderzoek kunnen we drie onderzoeksfasen onderscheiden, met name een analyse van het opleidingsaanbod, een analyse van de deelname aan levenslang leren van de West-Vlaamse bevolking en een analyse van de opleidingsbehoeften van de West- Vlaamse bedrijven (zie schema 1). In deze laatste onderzoeksfase werd ook een interactieve tool/website ontwikkeld waarbij particulieren en bedrijven een groot deel van de West-Vlaamse opleidingsverstrekkers in één keer kunnen contacteren met een bepaalde opleidingsvraag. Deze tool is te raadplegen op www.blijvenleren.be. Schema 1 Stappenplan voor het onderzoek levenslang leren FASE 1: Analyse van het aanbod aan opleidingen in het kader van levenslang leren Overzicht aanbod van de belangrijkste opleidingsverstrekkers Vijf focusgroepen met opleidingsverstrekkers FASE 2: Participatie van individuen aan levenslang leren Analyse aan de hand van bestaand onderzoek (enquête naar de arbeidskrachten, enquête volwasseneneducatie) Verfijning via face-to-facebevraging van de West-Vlaamse bevolking FASE 3: Analyse van de vraag van werkgevers naar opleidingen Onlinebevraging West-Vlaamse bedrijven Ontwikkeling van een tool om vraag en aanbod van opleidingen op elkaar af te stemmen Beleidsaanbevelingen en voorstellen van concrete acties Het onderzoek werd opgevolgd door een stuurgroep, met vertegenwoordigers van de provincie West-Vlaanderen en de consortia volwassenenonderwijs Menes en Webros. De resultaten werden ook op geregelde tijdstippen toegelicht aan een klankbordgroep, met, naast de leden van de stuurgroep, ook vertegenwoordigers van de VDAB, Syntra West, de leerwinkel, de West-Vlaamse hogescholen, KULeuven campus Kortrijk, de West- Vlaamse RESOC s en de werkgeversorganisaties UNIZO, VKW en VOKA. Wij danken alle leden van de stuurgroep en de klankbordgroep, evenals alle deelnemers aan de vijf focusgroepen met de West-Vlaamse opleidingsverstrekkers in de diverse RE- SOC-regio s, voor hun bijdrage aan het onderzoek. 3

Alvorens we overgaan naar de beleidsaanbevelingen worden de besluiten van de drie tussentijdse onderzoeksrapporten, evenals de opzet van de website www.blijvenleren.be, weergegeven. Voor de gedetailleerde onderzoeksresultaten verwijzen we naar de afzonderlijke onderzoeksrapporten zelf. Deze zijn te raadplegen op de website van de provincie West-Vlaanderen (www.west-vlaanderen.be/economie) en op het platform regionale economie www.regionale-economie.be. 4

HOOFDSTUK 1: ANALYSE VAN HET AANBOD Er is een heel gevarieerd aanbod aan levenslang leren. Alle spelers in kaart brengen is onmogelijk. In ons onderzoek lag de focus op enkele belangrijke spelers, met name de centra voor volwassenenonderwijs (CVO s), de centra voor basiseducatie (CBE s), de VDAB en Syntra West. Daarnaast werd, zij het minder gedetailleerd, ook een overzicht gegeven van het aanbod van de drie West-Vlaamse hogescholen (Howest, KATHO en KHBO), de KULeuven campus Kortrijk en Vormingplus. Ook deze instellingen vervullen een belangrijke rol op het vlak van levenslang leren in onze provincie. Tabellen 1 en 2 bevatten de belangrijkste cijfers uit de aanbodanalyse. Tabel 1 toont een overzicht van het aantal deelnames, het aantal lesurencursist en het gemiddelde aantal lesuren per opleiding (module). Figuur 1 biedt een grafische weergave van deze cijfers. Merk op dat deze gegevens niet voor alle opleidingsverstrekkers voorhanden zijn. Zo beschikken we voor Howest en de KHBO niet over het aantal deelnames en het aantal lesurencursist. Voor de KULeuven campus Kortrijk beschikken we niet over het aantal lesurencursist. Een bijkomende opmerking is dat er nog heel wat meer opleidingsverstrekkers zijn dan deze die opgenomen zijn in onze analyse. Zo spelen bijvoorbeeld de private opleidingsverstrekkers ook een belangrijke rol in levenslang leren. Tabel 2 toont het profiel van de deelnemers aan opleidingen. We beperken ons tot de vergelijking van de gegevens van de CVO s, de CBE s, de VDAB en Syntra West. De andere aanbodverstrekkers hebben weinig of geen profielgegevens ter beschikking gesteld. De CVO s nemen het grootste aandeel van de deelnames en lesurencursist voor hun rekening. Ze tellen ongeveer 120.000 deelnames en meer dan 7 miljoen lesurencursist. 60% van de deelnames betreft vrouwen. Ongeveer 63% van de deelnemers heeft een diploma van hoger secundair onderwijs. 28,4% van de deelnemers is 50 jaar of ouder. Syntra West heeft ongeveer 60.000 deelnames en 2,2 miljoen lesurencursist. Syntra West trekt veel midden- en hooggeschoolden aan en ook relatief veel zelfstandigen en helpers. Syntra West heeft ook buiten de provincie een sterke aantrekkingskracht: een kwart van de deelnemers van Syntra West woont buiten West-Vlaanderen. De VDAB telt bijna 23.000 deelnames en 2,4 miljoen lesurencursist. 80% van de deelnemers zijn werkzoekenden. Ongeveer de helft van de cursisten is laaggeschoold. De CBE s hebben circa 5.500 deelnames en realiseren ongeveer 387.000 lesurencursist. Ze richten zich uitsluitend tot laaggeschoolden. 62% van de deelnemers heeft niet de Belgische nationaliteit. 44% van de deelnemers is 45 jaar of ouder. De KULAK en de hogescholen bieden permanente vorming die voornamelijk bedoeld is voor een hooggeschoold publiek. De KULAK telt ongeveer 4.400 deelnames aan permanente vorming en KATHO 8.300. Vormingplus telde in 2009 in West-Vlaanderen ongeveer 20.400 deelnames en circa 165.000 lesurencursist. De vormingsactiviteiten zijn niet arbeidsmarktgericht. 5

Kaart 1 toont een samenvattend beeld van het bereik in West-Vlaanderen van het aanbod van de drie instellingen met het grootste aantal deelnames, met name de CVO s, de VDAB en Syntra West. Het bereik wordt berekend als de verhouding tussen het totale aantal deelnames aan opleidingen in de West-Vlaamse lesplaatsen van deze instellingen ten opzichte van het aantal inwoners. De grootste bereiken treffen we aan in de gemeenten met het grootste aanbod zijnde Brugge, Kortrijk en Roeselare. Ook in Ieper, Zuienkerke (nabijheid Brugge) en Oostende is het bereik groot. Een laag bereik treffen we aan in een aantal Westhoekgemeenten, in de gemeenten van het arrondissement Tielt en in een aantal gemeenten in het midden van de provincie. De provincie wordt als het ware in twee gedeeld, met een laag bereik op de grens tussen noord en zuid. De nabijheid van het aanbod en de bereikbaarheid en mobiliteit (Westhoek!) spelen duidelijk een belangrijke rol bij het al dan niet participeren aan levenslang leren. 6

Tabel 1 Vergelijking van het aanbod aan levenslang leren in CVO's, CBE's, VDAB, Syntra West, KULAK, KATHO en Vormingplus in de provincie West-Vlaanderen (b) Omschrijving CVO's CBE's VDAB Syntra West KULAK KATHO Vormingplus Totaal Aantal deelnames (absoluut) (a) 119.264 5.522 22.678 60.256 5.412 8.323 20.409 241.864 Aantal deelnames (in % van het totaal) 49,3 2,3 9,4 24,9 2,2 3,4 8,4 100,0 Aantal lesurencursist (absoluut) 7.243.499 386.889 2.411.637 2.215.478 nb 105.208 165.000 12.527.711 Aantal lesurencursist (in % van het totaal) 57,8 3,1 19,3 17,7 0,8 1,3 100,0 Gemiddeld aantal lesuren per opleiding 60,7 70,1 106,3 36,8 nb 12,6 8,1 51,8 Sociaal-agogisch werk nb Belangrijkste studiegebieden (naar aantal deelnames) ICT ICT Bouw Management nb Tertiaire sectoren Bouw Gezondheidszorg Nederlands tweede taal Talen richtgraden 1 en 2 Andere sectoren Informatica Handelswetenschappen en bedrijfskunde Maatschappijoriëntatie Nederlands tweede taal BRON: administratie volwassenenonderwijs, CBE's, VDAB, Syntra West, KULAK, KATHO, Howest, KHBO, Vormingplus, verwerking WES. (a) Cijfers voor CBE's zijn cijfers over het aantal unieke deelnemers. (b) Cijfers over de periode april 2008-maart 2009 voor de CVO's, CBE's, VDAB en Syntra West. Cijfers voor het academiejaar 2008-2009 voor KULAK, voor het academiejaar 2007-2008 voor de KATHO, voor 2009 voor Vormingplus. Cijfers voor Howest en KHBO ontbreken. nb = niet beschikbaar. 7

Figuur 1 Aandeel in de deelnames, in de lesurencursist en gemiddeld aantal lesuren per opleiding in de verschillende opleidingsinstanties 1 Deelnames (in %) Vormingplus; 8,4 KATHO; 3,4 KULAK; 2,2 CVO's; 49,3 SYNTRA WEST; 24,9 VDAB; 9,4 CBE's; 2,3 Vormingplus; 1,3 KATHO; 0,8 SYNTRA WEST; 17,7 Lesurencursist (in %) VDAB; 19,3 CBE's; 3,1 CVO's; 57,8 Gemiddeld aantal lesuren per opleiding 120,0 100,0 106,3 97,7 80,0 60,0 40,0 60,7 70,1 20,0 12,6 8,1 0,0 CVO's CBE's VDAB Syntra West KATHO Vormingplus 1 Geen gegevens over het aantal deelnames en het aantal lesurencursist beschikbaar voor Howest en de KHBO en geen gegevens over het aantal lesurencursist beschikbaar voor de KULAK. 8

Tabel 2 Profiel van de cursisten in CVO's, CBE's, VDAB en Syntra West in de provincie West- Vlaanderen, periode april 2008-maart 2009 (in %) Omschrijving CVO's CBE's VDAB Syntra West GESLACHT Man 40,3 44,0 55,3 65,2 Vrouw 59,7 56,0 44,7 34,8 LEEFTIJD -25 jaar 19,6 11,0 <= 26: 35,1 23,8 25-49 jaar 52,0 25-44: 45,0 27-49: 51,8 64,6 50 jaar en ouder 28,4 45 en +: 44,0 13,1 11,6 OPLEIDINGSNIVEAU Laag 16,2 100,0 49,0 12,9 Midden 62,7 0,0 35,8 45,1 Hoog 20,4 0,0 11,3 42,0 SOCIAAL STATUUT Bediende 41,8 nb nb 36,6 Arbeider 12,4 nb nb 23,3 Zelfstandig/helper 3,9 nb nb 18,5 Gepensioneerd 8,6 nb nb 0,6 Werkzoekend 14,9 nb 79,9 3,9 Student/leerling 6,3 nb nb 9,4 Ambtenaar 5,5 nb nb 4,6 Andere 6,6 nb nb 3,1 NATIONALITEIT Belg 86,2 38,0 90,0 97,1 Niet-Belg 13,8 62,0 10,0 2,9 WOONPLAATS West-Vlaanderen 92,3 nb 94,6 75,4 BRON: administratie volwassenenonderwijs, CBE's, VDAB, Syntra West, verwerking WES. nb = niet beschikbaar. 9

Kaart 1 10

HOOFDSTUK 2: PARTICIPATIE VAN DE WEST-VLAAMSE BEVOLKING IN LEVENS- LANG LEREN De enquête levenslang leren bij 1.707 West-Vlamingen tussen 25 en 64 jaar wou nagaan in welke mate de West-Vlaamse bevolking participeert aan levenslang leren en wat de redenen zijn waarom men wel of niet participeert. De bevraging werd face to face afgenomen door cursisten van VSPW Kortrijk en studenten van Howest, KATHO en KULeuven, campus Kortrijk. Onze enquête wil hiermee een aanvulling en verfijning zijn op twee enquêtes die door de FOD Economie worden georganiseerd, met name de Enquête naar de Arbeidskrachten (EAK) en de Enquête Volwasseneneducatie (AES) die beperkt (EAK) of volledig (AES) in het teken staan van levenslang leren. Uit de Enquête naar de Arbeidskrachten leren we dat de participatie in levenslang leren in de provincie West-Vlaanderen lager ligt dan in Vlaanderen en in België, enerzijds, en dat de Lissabon-doelstelling die stelt dat de participatie in levenslang leren 12,5% moet bedragen tegen 2010 (via meting in de EAK) nog niet gehaald is, anderzijds. In 2009 bedroeg deze indicator, die de deelname aan levenslang leren tijdens de voorbije vier weken meet, 6,3% voor West-Vlaanderen en 7,4% voor Vlaanderen. Omwille van andere doelstellingen, andere vraagstelling, het verplicht of niet verplicht zijn van de enquête en het al dan niet werken met proxies 1, kunnen we de cijfers uit de Enquête naar de Arbeidskrachten niet vergelijken met die uit de Enquête Volwasseneneducatie en met onze enquête. We merken wel op dat onze cijfers sterk aansluiten bij de resultaten voor België en Vlaanderen uit de Enquête Volwasseneneducatie. In de volgende paragrafen geven we de belangrijkste vaststellingen uit onze WESenquête weer. Hierbij werden de 1.707 enquêtes als volgt verspreid over de verschillende arrondissementen: werkingsgebied Webros: Brugge: 429, Diksmuide: 81, Ieper: 172, Oostende: 244, Veurne: 93; werkingsgebied Comenes: Kortrijk: 365, Roeselare: 213, Tielt: 110. 1 Proxyantwoorden zijn antwoorden gegeven door een ander volwassen persoon in het gezin wanneer de betrokkene afwezig is. Deze antwoorden worden toegelaten in de Enquête naar de Arbeidskrachten maar niet in onze enquête en de Enquête Volwasseneneducatie. Proxies zijn allicht minder vaak op de hoogte van (vooral nietformele) opleidingen die de partner, zoon, dochter of iemand anders van het huishouden volgt, wat tot een onderschatting leidt. 11

Er werd een weging van de resultaten op niveau van de combinatie leeftijd en scholing, enerzijds, en op niveau van het arrondissement van de woongemeente, anderzijds, doorgevoerd. Op die manier zijn representatieve uitspraken voor de West-Vlaamse bevolking tussen 25 en 64 jaar mogelijk. De steekproefomvang laat ook toe om betrouwbare resultaten voor te stellen voor de West-Vlaamse regio s. 1. Profiel van de respondenten Het profiel van de respondenten (na weging) ziet er als volgt uit: 50,5% mannen tegenover 49,5% vrouwen; 21,6% is tussen 25 en 34 jaar, 41% tussen 35 en 49 jaar, 37,4% tussen 50 en 64 jaar; 31,6% is laaggeschoold, 38,3% middengeschoold, 30,1% hooggeschoold; 24,3% woont in het arrondissement Brugge, 12,9% in het arrondissement Oostende, 18,2% in de Westhoek, 20,3% in Midden-West-Vlaanderen en 24,3% in Zuid-West- Vlaanderen; 78,8% van de respondenten is beroepsactief en 21,2% is niet beroepsactief; 41% van de beroepsactieve respondenten werkt in een organisatie met minstens 50 werknemers, 26% in een organisatie met 10 tot 49 werknemers, 11% in een organisatie met 5 tot 9 werknemers en 22% in een organisatie met minder dan 5 werknemers; 36% van de beroepsactieven werkt in de non-profitsector, circa 30% in de secundaire sector (industrie en bouw), 16,6% in de commerciële dienstverlening, 15,3% in de groot- en kleinhandel en horeca en 3,2% in de land- en tuinbouw; drie op de vier beroepsactieven werken voltijds; 22,2% van de werkenden heeft een maandelijks netto-inkomen uit het hoofdberoep dat minder bedraagt dan 1.250 euro. 21,6% verdient tussen 1.250 en 1.500 euro, 23,2% tussen 1.500 en 1.799 euro, 17,3% tussen 1.800 en 2.199 euro en 15,7% verdient meer dan 2.200 euro netto per maand. 2. Deelname aan levenslang leren 39,7% van de volwassen West-Vlamingen tussen 25 en 64 jaar heeft tijdens de 12 maanden voorafgaand aan de bevraging (november 2009-maart 2010) deelgenomen aan onderwijs of aan een opleiding. Het betreft zowel formeel als niet-formeel leren 1. 1 Formeel leren (of formeel onderwijs) wordt georganiseerd en aangeboden door reguliere onderwijsinstellingen zoals bijvoorbeeld de centra voor volwassenenonderwijs (CVO s), hogescholen en universiteiten, open universiteit, basiseducatie, Syntra. De kennisoverdracht (het leerproces) bij het formeel onderwijs wordt altijd via een lesgever tot stand gebracht, met andere woorden er is altijd een relatie leerling-lesgever aanwezig (zelfs bij afstandsonderwijs hoewel de relatie niet face to face is). De diploma s van het formeel onderwijs zijn altijd erkend door een ministerie. De opleidingen in het formeel onderwijs worden bovendien gekenmerkt door een goed gestructureerde hiërarchie van onderwijsactiviteiten (ladderstructuur van onderwijsactiviteiten waarbij de overgang naar het ene niveau het behalen van een diploma/getuigschrift van het voorafgaande niveau vereist). Niet-formeel leren (of niet-formeel onderwijs) wordt veelal buiten het reguliere onderwijssysteem georganiseerd en aangeboden, bijvoorbeeld door de VDAB, werkgever (of zijn opleidingseenheid), vakbonden, sectorfondsen, culturele en sociale verenigingen, commerciële organisaties, deeltijds kunstonderwijs, enz. De kennisoverdracht geschiedt eveneens via een lesgever ( leerling-lesgever relatie). De getuigschriften en certificaten van het niet-formeel onder- 12

26,9% van de respondenten heeft in de voorbije 12 maanden bepaalde opleidingen niet gevolgd hoewel men die graag had gevolgd. Het gaat hier zowel om personen die wel andere opleidingen hebben gevolgd als om personen die geen opleidingen hebben gevolgd. De participatiegraden in opleidingen naar regio bedragen (referentieperiode 12 maanden): 47,4% in de regio Brugge; 40,5% in de regio Oostende; 39,3% in Midden-West-Vlaanderen (waarvan in het arrondissement Roeselare 40,4% en in het arrondissement Tielt 37,7%); 35,9% in de Westhoek (waarvan in het arrondissement Ieper 31,1%); 34,8% in de regio Kortrijk. De participatiegraden in opleidingen naar geslacht bedragen: 40,4% voor mannen; 39% voor vrouwen. Naar leeftijd zijn er aanzienlijke verschillen in participatiegraad: 52,9% voor personen tussen 25 en 34 jaar; 40% voor personen tussen 35 en 49 jaar; 31,7% voor personen tussen 50 en 64 jaar. Naar opleidingsniveau zijn de verschillen nog groter: 20,1% voor laaggeschoolden; 39% voor middengeschoolden; 61% voor hooggeschoolden. Verder blijkt uit de bivariate 1 analyse dat: gezinnen met kinderen meer deelnemen aan opleidingen dan gezinnen zonder kinderen; beroepsactieven meer deelnemen aan opleidingen dan niet-beroepsactieven; inwoners van kleinere gemeenten minder deelnemen aan opleidingen dan inwoners van grotere gemeenten; van de werkende populatie de groep ambtenaren de hoogste participatiegraad kent, gevolgd door de bedienden. Zelfstandigen en arbeiders leren het minst bij; de deelname aan opleidingen toeneemt met de grootte van de organisatie waar men werkt; personen tewerkgesteld in de non-profitsector veel meer deelnemen aan opleidingen dan personen tewerkgesteld in andere sectoren; er geen verschil is in participatiegraad tussen voltijds en deeltijds werkenden; wijs worden meestal niet erkend door een ministerie. De uitgereikte getuigschriften en certificaten hebben bijvoorbeeld wel een (meer)waarde op de arbeidsmarkt of zijn vereist door de werkgever. Informeel leren (of zelfstudie) wordt - in tegenstelling tot het formeel en niet-formeel leren - niet door een instelling/organisatie aangeboden. Deze leermethode is ook niet zo georganiseerd zoals het formeel en niet-formeel leren: men kan gewoonweg begeleid worden door collega s of experten (op het werk), leren in het gezin of zelfstandig. Wel moet het leerproces van de zelfstudie doelbewust zijn. Toevallig leren is het niet gepland en incidenteel aanleren van iets. (bron: FOD Economie, Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie, enquête volwasseneneducatie). 1 Bij een bivariate analyse wordt het verband tussen twee variabelen onderzocht. Bij een multivariate analyse (zie verder) wordt de invloed van meerdere onafhankelijke variabelen op één afhankelijke variabele nagegaan. 13

de deelname aan levenslang leren toeneemt met het netto-inkomen. Vanaf een inkomen dat hoger is dan 2.200 euro neemt de participatiegraad echter lichtjes af door de grote aanwezigheid van zelfstandigen in deze inkomenscategorieën. 45,5% van alle respondenten is van plan om in de toekomst (de komende drie jaar) zeker nog opleidingen te volgen. Als we mogen aannemen dat ze dit ook effectief zullen doen, dan mogen we een toename van de participatiegraad in levenslang leren verwachten; De huidige en toekomstige deelnemers aan levenslang leren kunnen als volgt gegroepeerd worden: personen die geen opleiding hebben gevolgd in de voorbije 12 maanden en dit in de toekomst ook niet zullen doen (46,2%); personen die geen opleiding hebben gevolgd maar in de toekomst wel opleidingen zullen volgen (14,1%); personen die opleidingen hebben gevolgd en in de toekomst nog opleidingen zullen volgen (31,4%); personen die opleidingen hebben gevolgd maar in de toekomst geen opleidingen meer zullen volgen (8,3%). Via extrapolatie van onze huidige en toekomstige participatiegraden naar de totale populatie tussen 25 en 64 jaar, ramen we het huidige aantal West-Vlaamse deelnemers aan levenslang leren op circa 241.000 personen en het toekomstige aantal op ongeveer 276.000. Dit zou een toename betekenen van 14,6%. 3. Opleidingsdomeinen De opleidingsdomeinen waarin de meeste respondenten opleidingen hebben gevolgd in de voorbije 12 maanden zijn: gezondheid, menswetenschappen, opvoeding, onderwijs, zorg en sport; economie, handel, secretariaat, veiligheid en vervoer; computer, documentatie, informatiebeheer, informatica. De respondenten die bepaalde opleidingen die ze hadden willen volgen in de voorbije 12 maanden toch niet hebben gevolgd, hadden vooral opleidingen willen volgen in: computer, documentatie, informatiebeheer en informatica; gezondheid, menswetenschappen, opvoeding, onderwijs, zorg en sport; ambachten, kunst, toerisme; talen, taalkunde, journalistiek; economie, handel, secretariaat, veiligheid, vervoer. 14

4. Redenen voor het al dan niet volgen van opleidingen De redenen voor het volgen van opleidingen zijn voor een groot stuk werkgerelateerd: 63,7% van de respondenten die opleidingen volgden, geven een werkgerelateerde reden als hoofdreden hiervoor op. De belangrijkste werkgerelateerde redenen zijn: om mijn huidige job beter te kunnen uitvoeren en/of mijn carrièrevooruitzichten te verbeteren en opleiding gevolgd op vraag van mijn werkgever. Opleidingen volgen uit pure interesse of hobby en voor het verhogen van de algemene kennis en vaardigheden zijn de belangrijkste niet-werkgerelateerde redenen. De redenen voor het niet volgen van opleidingen die men wel had willen volgen hebben in belangrijke mate te maken met een gebrek aan tijd. Voor 44,2% van de respondenten is gebrek aan tijd de belangrijkste reden om bepaalde opleidingen die men had willen volgen niet te volgen. Voor 41,3% heeft de belangrijkste reden te maken met een kenmerk van de opleiding zelf (tijdstip dat niet past, opleiding werd niet in de buurt georganiseerd, opleiding was te duur, ). 42,6% van de respondenten die geen opleiding heeft gevolgd, geeft als belangrijkste reden op dat ze geen behoefte hebben om zich bij te scholen. Gebrek aan tijd wordt door 32,1% van de respondenten als hoofdreden opgegeven. Een reden die te maken heeft met de opleiding zelf wordt door 16,7% als belangrijkste knelpunt voor het niet volgen van opleidingen opgegeven. voor 62,7% van de respondenten is het geen behoefte hebben aan bijkomende opleidingen de belangrijkste reden om in de toekomst geen opleidingen meer te volgen. Voor 21,3% is gebrek aan tijd de belangrijkste reden om in de toekomst geen opleidingen (meer) te volgen. Redenen die te maken hebben met de opleiding zelf zijn slechts voor 6,6% van de respondenten de hoofdreden. 5. Het zoeken naar informatie 30,5% van de respondenten heeft tijdens de voorbije 12 maanden naar informatie over onderwijs- en opleidingsmogelijkheden gezocht. Meer dan 90% van de personen die informatie heeft gezocht, vond de juiste informatie. Het internet blijkt het middel bij uitstek om de juiste informatie te vinden. 6. De onderwijs- en opleidingsverstrekkers De West-Vlaamse bevolking tussen 25 en 64 jaar richtte zich in de voorbije 12 maanden vooral tot de volgende opleidingsverstrekkers voor het volgen van opleidingen: het eigen bedrijf (27,8% van de personen die een opleiding heeft gevolgd in de voorbije 12 maanden); het volwassenenonderwijs (CVO s) (25,4%); private opleidingsverstrekkers (13,4%); Syntra West (10,3%); hogescholen (7,6%). 15

De meest gekende opleidingsverstrekkers bij de West-Vlaamse bevolking tussen 25 en 64 jaar zijn: VDAB: gekend door 89,2% van de respondenten; volwassenenonderwijs (77,5%); hogescholen (77,4%); Syntra West (74,8%); universiteiten (68%). De opleidingsinstanties waar de meeste respondenten reeds een opleiding hebben gevolgd, zijn: volwassenenonderwijs (31,7% van de respondenten heeft er ooit al een opleiding bij gevolgd); hogescholen (21,4%); Syntra West (20,9%); VDAB (16,4%); private opleidingsverstrekkers (13,2%). Aan de bevolking die de opleidingsverstrekkers kent, werd ook gevraagd hoe zij deze organisaties typeren: het volwassenenonderwijs wordt vooral geassocieerd met goede reputatie, erkende opleidingen, goede bereikbaarheid en hoge kwaliteit ; basiseducatie wordt geassocieerd met goede reputatie, persoonlijke aanpak en goede bereikbaarheid ; de VDAB wordt op een gelijkaardige manier getypeerd als het volwassenenonderwijs. Het volwassenenonderwijs scoort wel nog beter op goede bereikbaarheid en flexibiliteit dan de VDAB; Syntra West scoort sterk op de termen goede reputatie, hoge kwaliteit, erkende opleidingen en goede bereikbaarheid maar wordt ook door ongeveer een kwart van de respondenten geassocieerd met een hoge kostprijs ; de respondenten die reeds een opleiding hebben gevolgd, zijn steeds veel positiever over de opleidingsinstantie dan de organisaties die de opleidingsinstantie enkel kennen. Dit is het meest opvallend bij de centra voor basiseducatie. 7. De opleidingen zelf 64,3% van de respondenten prefereert korte opleidingen van maximum 10 uren. 54,5% verkiest opleidingen waarbij alle opleidingsuren in een korte tijdsspanne worden gegeven en 44,2% wenst dat de opleidingsuren verspreid liggen over diverse weken of maanden. 49% verkiest een opleiding overdag en eenzelfde percentage verkiest een opleiding s avonds. 73,1% van de respondenten geeft de voorkeur aan contactonderwijs (100% contact), en 21,7% aan gecombineerd onderwijs. 10% van de respondenten vindt de maanden september-december de meeste ideale periode om een opleiding te volgen. 8,4% verkiest de periode september-juni en 6,2% verkiest een volledig jaar, te starten in september. September is voor 44,5% van de respondenten de ideale startmaand. 16

Voor 26,7% van de respondenten is 19.00 uur het ideale tijdstip om een avondopleiding aan te vangen. Een kleine 20% is voorstander van 18.00 uur. 26,4% vindt 22.00 uur het meest ideale einduur voor een avondopleiding. 20% wil liever stoppen om 21.00 uur. De meeste mensen zijn bereid 15 tot 30 minuten te rijden voor het volgen van een opleiding. De meeste respondenten verkiezen een opleidingsplaats die dicht bij de woonplaats is gelegen. 8. Verbetersuggesties Om (nog) meer opleidingen te volgen, zouden volgens de respondenten onder meer de volgende zaken moeten veranderen/verbeteren: meer tijd; meer inspanningen van de werkgever om opleidingen te stimuleren; lagere kostprijs van opleidingen; ander tijdstip en/of andere duurtijd van opleidingen; kortere afstand en/of betere bereikbaarheid van de opleidingscentra. 9. Multivariate analyse Via een logistische regressie werd de gezamenlijke invloed van allerlei kenmerken van de respondenten (leeftijd, opleidingsniveau, gezinssituatie, ) op de kans op deelname aan levenslang leren nagegaan. Er werden twee modellen geschat: een model voor alle respondenten en een model enkel voor de werkende respondenten. Het tweede model bevat een aantal bijkomende kenmerken van de werksituatie van de respondenten. In het eerste model blijkt een zeer sterke invloed uit te gaan van het opleidingsniveau en het sociaaleconomische statuut op de kans om deel te nemen aan opleidingen. Ook leeftijd en gezinssamenstelling blijken significant. Geslacht is niet significant. Ook de verschillen naar regio zijn globaal niet significant. Er is enkel een significant verschil tussen de regio s Brugge en Kortrijk. Wanneer we bijkomende kenmerken van de werksituatie opnemen, blijken de verschillen naar leeftijd en gezinssamenstelling geneutraliseerd te worden. De factoren die bepalend zijn voor de kans op al of niet-deelname aan een opleiding bij de werkende bevolking zijn het opleidingsniveau, de sector van tewerkstelling, het sociaaleconomische statuut, het maandelijkse netto-inkomen uit het hoofdberoep en het bevolkingsaantal in de woongemeente. Tevens blijkt dat een respondent uit Brugge meer kans heeft om tot de groep van deelnemers te behoren dan een respondent uit Kortrijk met dezelfde kenmerken. Tussen de andere regio s zijn er geen significante verschillen. Ook de verschillen op niveau van de consortia zijn niet significant en kunnen te wijten zijn aan toeval. 17

18

HOOFDSTUK 3: ANALYSE VAN DE VRAAG VAN WERKGEVERS NAAR OPLEIDINGEN De onlinebevraging naar de opleidingsbehoeften bij de West-Vlaamse organisaties werd uitgevoerd in juni 2009 en leverde ons een respons op van 563 organisaties, met name 135 uit de regio Brugge, 151 uit de regio Roeselare-Tielt, 145 uit de regio Kortrijk en 112 uit de regio Oostende-Westhoek. De antwoorden op de enquêtevragen werden geanalyseerd volgens regio, sector en grootteklasse van het aantal werknemers. Hieronder vatten we de belangrijkste vaststellingen samen. 1. Kenmerken organisaties Slechts 19,2% van de organisaties beschikt over een geschreven opleidingsplan. Bijna 30% heeft een jaarlijks opleidingsbudget. Ongeveer eenzelfde percentage heeft procedures rond opleidingen en ook 30% heeft een opleidingsverantwoordelijke. Grotere organisaties en non-profitorganisaties scoren echter beter op deze aspecten dan de andere organisaties. 2. Opleidingsbehoeften 66,8% van de bevraagde bedrijven heeft een opleidingsbehoefte op korte termijn (najaar 2009) of op iets langere termijn (2010) voor hun werknemers. In de nonprofitsector heeft 92,6% van de organisaties een opleidingsbehoefte, in de sectoren commerciële diensten en industrie en bouw is dit 63,2% en in de sector groot- en kleinhandel, horeca is dit 57,3%. Organisaties die geen opleidingsbehoeften hebben, geven als belangrijkste reden aan dat ze een kleine organisatie zijn (58,8%) en dat ze van mening zijn dat de huidige kennis en vaardigheden van de werknemers voldoende zijn (20,3%). Relatief meer bedrijven hebben opleidingsbehoeften voor bedienden dan voor kaderleden en arbeiders. De grootste opleidingsbehoeften voor arbeiders zijn er voor de opleidingsmateries techniek en technologie en de opleiding milieu, veiligheid, kwaliteit en arbeidsgezondheid. Voor bedienden is de vraag het grootst naar een opleiding informatica en automatisering, computergebruik en naar een opleiding boekhouden, financiën, administratie, wetgeving. Voor deze doelgroep is er ook een belangrijke vraag naar opleidingen persoonlijke en sociale vaardigheden. Voor kaderleden is er vooral behoefte aan opleidingen management, informatica en automatisering, computergebruik en boekhouden, financiën, administratie en wetgeving. Informatica, automatisering en computergebruik behoren voor 38,8% van de organisaties met opleidingsbehoeften tot de drie belangrijkste opleidingsprioriteiten. Voor 18,4% van de organisaties met opleidingsbehoeften is dit zelfs de topprioriteit. Ook opleidingen die behoren tot de materies boekhouden, financiën, administratie en wetgeving, milieu, veiligheid, kwaliteit en arbeidsgezondheid en techniek en technologie zijn voor relatief veel bedrijven belangrijke prioriteiten. 19