Bijlage 11: Groepsrollen en risico s Deze bijlage bestaat uit twee hulpmiddelen voor het beoordelen van en praten over de engroep of het bredere netwerk van de jongere. Het eerste hulpmiddel is een uitwerking van groepsrollen (posities en rollen in een groep) aan de hand van een metafoor. Gekozen is voor een honkbalteam. Honkbal is een belangrijke sport voor veel jongeren die op de Nederlandse Antillen hebben gewoond. Voor hen kan dit een metafoor zijn die goed aansluit bij hun interesses en waar ze van afweten. Ook dat laatste is van belang; hoe meer een jongere weet over wat belangrijk is voor het goed vervullen van de verschillende posities binnen een groep, des te beter hij een informatieve indeling kan maken van zijn engroep. Andere voorbeelden van mogelijk interessante metaforen voor de groep zijn: een voetbalelftal, een popgroep en de crew van een soap-serie of film. Deze groepen hebben gemeen dat er binnen de groep duidelijke verschillen zijn in positie en rol naar buiten. Ook zijn voor de verschillende rollen verschillende kwaliteiten van belang. Het tweede hulpmiddel is de Goudmijnen en Gevaren kaart 1. Deze vraagt meer om een afweging op individueel niveau. Voor iedere jongere in de enkring (dit hoeft dus niet een groep te zijn) wordt gevraagd naar: - kenmerken van de jongere en de schap - hoe leuk het is om met deze jongere om te gaan - risicogedrag van de jongere en hoe gevaarlijk het is om met de jongere om te gaan Na de beoordelingen wordt gekeken naar verschillende groepen binnen de enkring. Wie zijn er alleen maar leuk? Wie zijn er vooral gevaarlijk? En, de lastigste categorie, wie zijn er leuk maar ook gevaarlijk? Daarna wordt gekeken naar combinaties. Met welke combinatie van en neemt de kans op problemen erg toe en zijn er ook combinaties waarin risicovolle jongeren zich veel minder risicovol gedragen? Uiteindelijk probeert de trainer met de jongere vanuit de informatie op de kaart te komen tot een aantal conclusies over wat slim is om met wie te doen. Het gaat dus niet om de vraag met wie kun je beter niet meer omgaan?, maar om de vraag wat is veilig om met welke mensen of welk groepje mensen te doen?. 1 Met dank aan Dennis van Overbeeke, trainer van Bureau Jeugdzorg Zeeland. Deze kaart is een bewerking van zijn enkaart.
7 6 4 8 9 5 1 3 2 Posities in een honkbalteam Pitcher (1) Pitcher staat in de schijnwerper Stoere mannen worden geen pitcher, want het vraagt veel concentratie en precisie Veeleisend. Aanvallend (dus aan slag) zijn ze minder Catcher (2) Catcher is de leider van het veld de solide basis. Heeft het overzicht, ziet en overziet het hele veld Geeft aan wat de pitcher moet gooien, heeft via tekens contact met de coach (in dug out) Eerst honkman (3) Hoeft eigenlijk alleen goed te kunnen vangen. Mooie plaats voor de linkshandigen (de buitenbeentjes ). Krijgt wel veel ballen, dus is druk bezig. Tweede honkman (4) Is klein, snel en wendbaar. Vaak is hij ook de eerste man aan slag en goed in honken stelen. Lekker fel. Derde honkman (5) Daar worden de ballen het hardst naar toe geslagen, krijgt ze hard om de oren. Moet dus kunnen incasseren. En daarna de bal naar 1 gooien om de slagman uit te gooien. Korte stop (6) Hij heeft de meest veeleisende positie in het veld. De ballen worden het meest naar hem geslagen, komen relatief hard aan en vragen om een hoge verwerkingssnelheid. Snel handelen moet hij kunnen, zeker als er een dubbel (uit op het 2 e of 3 e honk en uit op het 1 e honk) gemaakt moet worden. Mannen in het outfield (7, 8, 9) Je moet goed tegen verveling kunnen, want je hebt heel lang niets te doen en dan ineens is ie er: de bal die je MOET vangen. In de Major League zet je hier de krachtpatsers die goed kunnen slaan (home run kings). In de lagere klassen van het honkbal zet je hier de mensen die minder goed zijn. Midfeld (8) Leider van het outfield. Helpt de anderen in het outfield om in te schatten waar de bal terecht komt (dat is lastig om te bepalen als de bal recht op je afkomt).
Als de bal tussen links en midfeld of rechts en midfeld valt, pakt hij m.
Goudmijnen en gevaren Wie zijn de goudmijnen in jouw enkring en waar zitten de gevaren? Naam Leeftijd Wat doet deze overdag? Hoe lang al en? Wat doe je samen? Wat is leuk aan deze? Hoe leuk is deze om mee om te gaan? (0-10) Weleens samen in de problemen gekomen? Heeft politiecontact gehad? Wordt snel boos of krijgt snel ruzie? Hoeveel risico loop je met deze? (0-10)