Haarlemmertrekvaart 1840 De fiere intercity van de Gouden Eeuw In de loop van de zeventiende eeuw bloeiden de handel en nijverheid in Holland. Hierdoor intensiveerde het personenverkeer tussen de steden en ontstond de behoefte aan betere vervoersmogelijkheden. De overheid koos voor het vervoer over water met de trekschuit. Het varen met de schuit was comfortabeler dan het vervoer over de weg: de onverharde wegen waren vol kuilen en hobbels. Geleidelijk ontstond een trekvaartennetwerk van 658 km in Holland, Friesland en Groningen dat 39 steden met elkaar verbond. Pag. 1-9
Leiden, De Mare, Vertrekpunt Trekschuit Op 1 november 1657 maakten reizigers voor het eerst gebruik van het nakomertje: de 28 km lange Treckvaert tussen Leiden en Haarlem. Tussen Haarlem en Amsterdam en tussen Leiden en Delft bestonden namelijk al trekvaartdiensten voor personenvervoer, kleine pakketjes en post. De Leidse trekschuit vertrok -tussen 1657 en 1850- negen keer per dag, vanaf de kade van de tegenwoordige Korte Mare. Net buiten de Marepoort -er recht tegenoverbegon de Haarlemmertrekvaart. Op de rechterhoek met de stadsgracht (Singel) stond een herberg met stallen. Hier stopten de diligence en postkoets. Een belangrijk OV op- en overstappunt dus. Over drie minuten wilde trekschuitschipper Rietheuvel zijn schuit losgooien; met laatkomers hield hij geen rekening. Maar waar bleef zijn knecht? IJsberend over de kade zag Rietheuvel aan de leuning van de Marepoortsbrug de Leidse vlag wapperen. Wind op de kont, dat is mooi, dacht hij. 'Waar blijft je knecht, schipper?' riep de jager. Rietheuvel wilde net nijdig reageren toen hij klepperende klompen op de brug hoorde. Vijftien seconden later keken twee schuldbewuste ogen hem aan. Grommend gaf hij zijn hijgende knecht de opdracht de postzak, koffers en een vormeloze jutezak aan boord te brengen. Klokslag negen riep Rietheuvel: 'Jagertje vooruit!' Pag. 2-9
Oegstgeest, Leidse Tolhuis Langs de trekvaart bouwden Haarlem en Leiden twee vrijwel identieke huizen voor haar tolgaarders. Het Haarlems tolhuis stond aan de Aerdenhoutselaan (de latere Zandvoortselaan) en moest in 1925 plaatsmaken voor het station Heemstede-Aerdenhout. Het tolhek verhuisde naar Groenendaal en kreeg een nieuwe functie als toegangshek voor het tennispark. Het Leidse tolhuis en tolhek staan bij Oegstgeest en zijn in 2003 prachtig gerestaureerd. Met op de tolpalen de wapens van Haarlem (het zwaard en kruis) en Leiden (de sleutels). Het weggetje tussen de tolpalen vormde eeuwenlang de enige officiele verbinding tussen Haarlem en Leiden. Zowel verkeer over land als over water moesten tol betalen. Niet alleen de trekschuiten, maar ook de 'klerenschuiten' met vuil wasgoed op weg naar blekerijen en wasserijen buiten de stad waren tolplichtig. Zachtjes stootte de trekschuit van schipper Rietheuvel tegen de kade. Vlak voor het Leidse Tolhuis had de knecht de jaaglijn losgeknoopt, paard en jager moesten immers door het tolhek heen. 'Tarief voor schepen; het zij groot of kleyn, het zij met de Lyn langs de Trekweg getrokken of met de Boom gevaaren of niet, een Stuyver, schipper Rietheuvel', riep de dochter van de tolgaardster. Ze leunde tegen de tolpaal en liet pesterig de hengel met het klompje voor zijn neus bungelen. 'Jij weet best dat je niks in je klompje krijgt, Wilhelmina,' bromde Rietheuvel terug. Toch rommelde hij in zijn broekzak, telde 5 centen af en gooide ze in het klompje. 'En wat zit er in die bewegende zak op je voordek?' wilde Wilhelmina weten. De knecht dook op de jutezak af en bevrijdde een versufte kalkoen. 'Die kalkoen kost je 1,5 cent, schipper!' lachte Wilhelmina, maar Rietheuvel hoorde haar niet. Hij hield zich aan zijn strakke reisschema en riep: 'Jagertje vooruit!' Pag. 3-9
Nagelbrug bij Voorhout, seminarie Hageveld Al in 1459 is voor het eerst sprake van 'die breg voir Jan Naghels', de Nagelbrug. De huidige Nagelbrug is niet de oorspronkelijke. Deze lag ter hoogte van de Dinsdagse Wetering:de waterwegverbinding tussen Noordwijk, Sassenheim en Warmond. De Nagelbrug is voor 88,49 euro gebouwd, tegelijk met het graven van de trekvaart. Vanaf Leiden gezien links lag het seminarie Hageveld, het 'tweede Voorhout'. Van oudsher, ook na de reformatie, woonden er veel katholieken in de bollenstreek. Toen in de 19de eeuw de katholieken weer hun eigen kerken mochten bouwen, verschenen er veel nieuwe kerken. In Haarlem staat de grootste, maar ook Lisse, Noordwijkerhout en Voorhout bleven niet achter. In dezelfde periode verschenen ook de seminaria: priesteropleidingen. De priesterstudenten stapten kibbelend aan boord. Schipper Rietheuvel spitste nieuwsgierig zijn oren toen de twee op het achterschip hun verhitte discussie voortzetten. Omdat hij dol was op filosofische of theologische gesprekken, wachtte hij op het moment dat hij zich erin kon mengen. Zijn geduld werd niet lang op de proef gesteld; twee paar ogen keken hem verwachtingsvol aan. 'Schipper, waar vinden we de geestgronden?' Pag. 4-9
Scherpe hoek in Trekvaart, bij Noordwijk In april 1656 kregen Leiden en Haarlem toestemming van de Staten van Holland om een trekvaart te graven. De vaart diende een breedte te hebben van vijf Rijnlandse roeden (18,84 m.) en er moest acht voeten (2,51 m.) diep worden gegraven. De trekweg moest 21 voeten breed zijn. Overigens was het niet nodig om de gehele 28 kilometer uit te graven; men maakte gebruik van bestaande wateringen, waar nog wel een jaagpad langs moest worden gelegd. De trekvaart -vanaf de hoek bij Noordwijk tot aan de Zilk- is een oude watering die er al lag. Vandaar de scherpe knik in de vaart. De knecht haastte zich over het roefdakje naar het achterschip, waar trekschuitschipper Rietheuvel op zijn stuurstoel zat. 'Ik heb de oplossing, Rietheuvel.' De schipper keek zijn knecht verbaasd aan; de jongeman was niet bepaald een spraakwater. Maar nu duikelden de zinnen zijn mond uit: 'Ik kon er vannacht niet van slapen. Ik weet hoe we dat ijzeren monster voor kunnen blijven, schipper.' Rietheuvel keek zijn knecht verwachtingsvol aan. 'We verkorten de trekvaart; die scherpe bocht in de trekvaart bij Noordwijk moet eruit. We graven in een rechte lijn van de Nagelbrug naar de Piet Gijzenbrug, dwars door de polder. Dat scheelt bijna een kilometer!' Pag. 5-9
Piet Gijzenbrug Een trekvaart zonder herbergen is ondenkbaar. De reizigers wilden schuilen bij slecht weer, als ze op de trekschuit wachtten. Of iets eten en hun dorst lessen met Mol (zoet witbier) of Wyn. Toen in 1657 de trekvaart in gebruik werd genomen, werd de boerderij annex herberg van Piet(er) Gijsbertsz. een halteplaats. De naam Piet Gijzenbrug is hieraan ontleend. In de volksmond heet de brug nog steeds Piet Gijs. Na de aanleg van de spoorweg en het station Piet Gijzenbrug in 1842, werd de oude boerderij vervangen door het huidige hotel dat nu restaurant Hillareys is. 'Moet je kijken, schipper.' Bloembollenteler Kruyff duwde trots zijn nieuwe handelscatalogus onder Rietheuvels neus. 'Mijn hyacintenprijslijst is nu ook in het Duits en Engels.' Kruyff was net opgestapt bij de halteplaats Piet Gijs en reisde naar de grote stad om bloembolzaken te doen. Hij stond op het achterdek naast de stuurstoel van trekschuitschipper Rietheuvel. 'De zaken gaan dus goed', constateerde Rietheuvel. Kruyffs gezicht betrok: 'Teveel regen afgelopen herfst en winter. Mijn bollen staan met de kont in het water en een deel zal verstikken door al die nattigheid.' 'Als je het mij vraagt,' begon Rietheuvel en hij verschoof de pijp naar zijn mondhoek, 'moet je gaan praten met het hoogheemraadschap.' 'Ja, ja, ik weet het', zuchtte Kruyff. Pag. 6-9
Halfweg bij de granieten paal (Lisse), 15 km van de Mare, Leiden. Bij Halfweg in Lisse, halverwege tussen de steden Leiden en Haarlem heeft 't Huys Halfwegen' gestaan. Dit huis vervulde een belangrijke functie: de Leidse en de Haarlemse trekvaartcommissarissen -de beheerders van de trekvaart- vergaderden regelmatig in de grote zaal en verzorgden zeker tot 1771, de tolheffing op Halfwegen. Ook werd bij Halfweg een vers paard voor de schuit aangelijnd. 'Binnenkort wordt jouw trekschuit op paardenkracht door de stoom weggeblazen, schipper.' Trekvaartcommissaris Overvoorde keek schipper Rietheuvel zorgelijk aan. 'Ga zitten,' bood Rietheuvel hem zijn stuurstoel aan, 'wat heb je op je lever?' 'Tussen Amsterdam en Haarlem rijdt dat ijzeren gevaarte al,' zuchtte Overvoorde, 'met 40 km per uur. Er woedt daar een felle prijzenoorlog tussen de spoorwegen en de trekschuitexploitanten. Het tij is niet meer te keren, binnenkort rijdt dat lawaaierige kreng ook tussen Haarlem en Leiden.' De trekschuitschipper bromde, na een trekje aan zijn pijp: 'Piet Gijzenszoon is uitgekocht, zijn boerderij moet weg. Er komt daar een station.' 'Je weet het al!' reageerde Overvoorde verbaasd. Pag. 7-9
Geraadpleegde literatuur Dwarswaard, Arie,Ach lieve tijd, 1000 jaar duin- en Bollenstreek, deel 5 Het bloembollenbedrijf voor 1940 (Zwolle 2008) Amsterdam, Herman van en Annette van der Elst. Bollenpraet, me Benne schofte (Sassenheim 1997) Hildebrand, Camera Obscura (Haarlem 1839) Nieuwenhuijse, Irene, Het Leids bruggenboek, de 88 bruggen binnen de singels (Leiden 2007) Primavera Pers, Blauwe ader van de Bollenstreek, 350 jaar Haarlemmertrekvaart-Leidschevaart (Leiden 2007) Smitsloo-de Graaff, Miep, Tussen tol en trekvaart, 350 jaar het monument, het water en de mensen (Oegstgeest 2007) Met dank aan Het Erfgoedhuis ZH Hoogheemraadschap Delfland en Rijnland Zowel tekst als fotomateriaal is zorgvuldig bijeen gezocht. Indien blijkt dat bronvermelding niet of niet juist is beschreven neem a.u.b. contact met ons op. Pag. 8-9
Pag. 9-9 Powered by TCPDF (www.tcpdf.org)