Energie in Samenwerking



Vergelijkbare documenten
Hierbij doe ik u toekomen het Jaarverslag 2010, Delfstoffen en aardwarmte in Nederland en het Jaarverslag 2010 van Energie Beheer Nederland B.V.

Een luisterend oor. Maatschappelijk Verslag Inleiding

Maatschappelijk Verslag Duurzame dialoog

Bron van energie Maatschappelijk Verslag 2003

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Een proefboring op zee, wat houdt dat in?

Ondergrondse opslag van aardgas. Locaties Grijpskerk en Langelo

OPLEGNOTITIE OVER GEVOLGEN VAN HET ONTWERPBESLUIT VAN HET KABINET OP AARDBEVINGEN

Tweede Kamer der Staten-Generaal

MJA-Sectorrapport 2012 Nederlandse olie- en gasproducerende industrie

MJA3-Sectorrapport 2014 Nederlandse olie- en gasproducerende industrie

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA 's-gravenhage

Tweede Kamer der Staten-Generaal

NAM IN NOARDEAST FRYSLAN RAADSVRAGEN KLEINE GASVELDEN IN NOARDEAST FRYSLAN PRODUCTIECIJFERS REGIONALE GASVELDEN

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA DEN HAAG

Wat zijn voor Nederland de argumenten voor en tegen CO2-afvang en -opslag (CCS*)?

Leeswijzer Actualisatie Winningsplan Bergen II

BRON VAN ONZE ENERGIE

DIEP IN DE ONDERGROND HERMAN DAMVELD LEZING BIBLIOTHEEK ASSEN

Winning van aardgas in blok E18 van het Nederlandse deel van het continentaal plat, vanaf satellietplatform E18-A

Voortgangsrapportage 3 CO 2 -Prestatieladder

28 januari Duurzaam Ameland van start. 24 januari Start offshore boring L09-FA-102

Datum 13 juli 2015 Betreft Beantwoording vragen en commissieverzoek over productiewaterinjectie

Vermilion Oil & Gas Netherlands BV Aardgas productie Oppenhuizen. MFC t Harspit Oppenhuizen 26 mei 2015

MJA-Sectorrapport 2015 Nederlandse olie- en gasproducerende industrie

Voortgangsrapportage 4 CO 2 -Prestatieladder

Addendum Waterinjectie Management Plan

Datum 26 januari 2017 Betreft Beantwoording vragen over de plannen van NAM om de put Vries-10 in Assen op te starten

De Europese lidstaten in het kader van de Lissabon-afspraken de EU tot de meest innovatieve economie ter wereld willen maken;

Voortgangsrapportage CO 2 reductie 1 e helft 2017

Re-use & decommissioning rapport

Vermilion Informatieavond aardgasproductie Langezwaag

Voortgangsrapportage CO 2 reductie 1 e helft 2016

Ketenanalyse project Kluyverweg. Oranje BV. Conform de CO 2 -Prestatieladder 3.0. Versie : Versie 1.0 Datum :

Grootschalige energie-opslag

Rotterdam CCUS Project Porthos: transport en opslag van CO2

Grootschalige energie-opslag

Geachte mevrouw Franke,

Voortgangsrapportage CO 2 reductie 1 e helft 2013

Periodieke rapportage 2 e helft maart 2015 versie definitief

W & M de Kuiper Holding

Vertrouwen in Eigen Kunnen

Voortgangsrapportage CO 2 reductie 1 e helft 2014

FOSSIELE BRANDSTOFFEN

Datum 3 november 2017 Betreft Beantwoording vragen over verontreiniging door lekkages van NAM in Rossum

Periodieke rapportage 2 e helft 2016

Voortgangsrapportage CO 2 reductie 2013

Tweede Kamer der Staten-Generaal

CO2 prestatieladder niveau 5

1 Nederland is nog altijd voor 92 procent afhankelijk van fossiele brandstoffen

Groene warmte uit houtpellets Ervaringen met houtpellets voor stadsverwarming

Corus in IJmuiden TRUST. Corus bouwt aan moderne energievoorziening voor de toekomst

Energieneutraal keten sluisdeur Goese Sas

Staatsolie Visie 2020

100% groene energie. uit eigen land

Communicatieplan Energie- & CO 2

PROEFTUIN VOOR HET EUROPESE ENERGIESYSTEEM VAN DE TOEKOMST

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Communicatieplan. Energie- & CO 2 beleid. Van Gelder Groep

Hoofdstuk 4 beschrijft ons plan van aanpak, inclusief de te nemen maatregelen in het bedrijf en vervoer (3.B.1 van CO 2 -Prestatieladder).

Voortgangsrapportage 5 CO 2 -Prestatieladder

Jaarverslag Criteria. Conform niveau 3 op de CO2- prestatieladder 3.0 en ISO norm. Opgesteld door Paraaf. Datum Versie 2

Carbon Footprint 2e helft 2015 (referentiejaar = 2010)

: Nota van Beantwoording inspraak- en overlegreacties voorontwerp bestemmingsplan Leidingtracés NAM, gemeente De Wolden

Periodieke rapportage 2014

ADVIES VOOR DE M.E.R.-BEOORDELING OVER DE PRODUCTIE VAN PRIMAIR ALUMINIUM BIJ ALUMINIUM DELFZIJL 28 MEI 2001 INHOUDSOPGAVE

Energiezorgplan Van Dorp installaties bv Versie 3.0 (Summary)

2. Lees nu de tekst met het stappenplan. Kom je nog moeilijke woorden tegen in de tekst? Gebruik dan de woordhulp.

Eigendom bijvangst koolwaterstoffen bij aardwarmte

Notitie bijvangst koolwaterstoffen bij aardwarmte

Periodieke rapportage 2016 H1

CO₂-prestatieladder. Nieuwsbrief

Persinformatie. Uitdagende marktomgeving biedt ook kansen. Nieuwe directievoorzitter wil groei voortzetten

CO2- communicatieplan

Externe publicatie CO2 Prestatieladder

kwh 28,2 ton CO2 15,0 personenwagen in km km 0,22 kg CO2 / km 28,3 ton CO2 15,1 Subtotaal 56,5 ton CO2 30,1

Schaliegas in Nederland: op zoek naar draagvlak!

Arnold Maassen Holding BV. Verslag energieaudit. Verslag over het jaar G.R.M. Maassen

Rol energiedragers binnen de Nederlandse energievoorziening

Regionaal Energie Convenant

Helmonds Energieconvenant

Halfjaarlijkse CO 2 rapportage 2015

Doel van deze presentatie is : Akkoord op het energiemanagement actieplan voor 2017

Voortgangsrapportage CO 2 reductie 2016

Wijzer worden van Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen

CO2-reductiedoelstellingen + voortgang

Evaluatie CO 2 -footprint en besparingsplan CO 2 -prestatieladder 2016

Datum 22 mei 2017 Betreft Beantwoording vragen over de winning van hoog- en laagcalorisch gas

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA DEN HAAG. Datum 11 oktober 2018 Betreft Methaanemissie bij gaswinning

CO 2 en energiereductiedoelstellingen

Onderzoek naar houding en kennis van Nederlandse burgers ten aanzien van schaliegas

De ontwikkeling van Smart grids. Our common future. Prof.dr.ir. Han Slootweg. 30 september 2016

Voortgangsrapportage CO 2 reductie 1 e helft 2015

Carbon Footprint 1e helft 2015 (referentiejaar = 2010)

Achtergrond en doel presentatie

Periodieke rapportage 2 e helft September 2016

Hierbij bieden wij u het rapport Recent developments on the Groningen field in 2015 aan (rapportnummer TNO-2015 R10755, dd. 28 mei 2015).

Periodieke rapportage 1 e helft 2016

Hoe moeten we het in de tussentijd (de transitieperiode) aanpakken?

Transcriptie:

Energie in Samenwerking Maatschappelijk Verslag 2004 Inleiding 1

Bedrijfsprofiel NAM: Bron van energie De Nederlandse Aardolie Maatschappij B.V. (50% Shell/50% ExxonMobil) is sinds 1947 actief met het opsporen en winnen van aardgas en aardolie in Nederland en het Nederlands deel van het Continentaal Plat. Na de ontdekking van het olieveld Schoonebeek en de vondst van aardgas bij Coevorden (1948) werd in 1959 door de NAM het grote en wereldberoemde Groningen-gasveld aangeboord. Sinds 1977 wint de NAM eveneens gas uit de Noordzee-bodem. Het hoofdkantoor van de NAM is gevestigd in Assen. Er werken circa 1800 mensen bij de NAM, afkomstig uit zo n veertig landen. Zij vertegenwoordigen een grote verscheidenheid aan nationaliteiten en culturen. Op dagbasis werken bovendien nog eens vele duizenden mensen direct of indirect voor de NAM, bijvoorbeeld via aannemers. Sinds 1 januari 2004 participeert de NAM in een Europees samenwerkingsverband van Shell-bedrijven in onder meer Groot-Brittannië en Noorwegen. Binnen dit samenwerkingsverband fungeert de NAM als het centrum voor aardgasoperaties, met name op het gebied van landactiviteiten. Ook vindt vanuit het NAM-hoofdkantoor in Assen de aansturing plaats van de offshore operaties in de zuidelijke Noordzee. De NAM is verreweg de grootste aardgasproducent van Nederland met een productie van 57,4 miljard m 3 in 2004. Hiermee is het bedrijf verantwoordelijk voor ruim 70% van de totale aardgasproductie in ons land. De totale olieproductie in Nederland bedraagt ruim 2 miljoen m 3. Hiervan produceert de NAM ongeveer een kwart. Bij het gehele bedrijfsproces wordt nadrukkelijk rekening gehouden met de belangen van alle betrokkenen. Veiligheid voor eigen personeel en omwonenden, zorg voor het milieu en de energievoorziening gaan daarbij hand in hand. Het zoeken naar gas en olie begint met seismologisch onderzoek. Met een proefboring en puttesten wordt aansluitend vastgesteld of er inderdaad gas of olie aanwezig is en wordt de hoeveelheid en kwaliteit getest. Wanneer de hoeveelheid economisch winbaar blijkt, worden in veel gevallen aanvullende productieputten geboord en behandelingsinstallaties aangelegd. Voor al deze fasen van het bedrijfsproces zijn verschillende vergunningen nodig. In de productiefase worden het gas en de olie naar de oppervlakte gebracht, behandeld en op afleveringsspecificatie gebracht. Het gas wordt verkocht aan de Gasunie. De olie en het bij de gasproductie eveneens vrijkomende, waardevolle condensaat worden na behandeling verkocht aan de petrochemische industrie van onder meer Shell en ExxonMobil, de twee aandeelhouders van de NAM. Vrije capaciteit in transportleidingen van de NAM staat in principe ter beschikking van derden (TPA) en sinds medio 2004 wordt gas van derden vervoerd en behandeld door NOGAT. Om continuïteit in de gaslevering (bijvoorbeeld bij zeer lage temperaturen) te kunnen garanderen heeft de NAM sinds 1999 twee faciliteiten voor ondergrondse opslag van gas beschikbaar. Het opslaan gebeurt in gasvelden bij Norg en Grijpskerk, die bij een piekvraag als extra producent worden gebruikt. In perioden van laag verbruik worden de reservoirs weer gevuld. Na beëindiging van de productie of bij een niet succesvolle proefboring worden de locaties en installaties in overleg met betrokkenen, zoals omwonenden, belangengroepen en de overheid, ontmanteld en verwijderd. Op land wordt de locatie geschikt gemaakt voor de bestemming die zij voorheen had of krijgt deze een nieuwe functie.

Inhoud Inleiding Roelof Platenkamp, directeur 2 1. Visie en Aanpak 3 2. Economisch Belang 5 3. Kwaliteit en Waarde voor Klanten 9 4. Bescherming Natuur en Milieu 11 5. Beheer van Grondstoffen en Energie 16 6. Respect voor Mensen 19 7. Voordeel voor de Samenleving 22 8. Werken met Belanghebbenden 25 9. Monitoring: Grafieken en Cijfers 29 Concessiekaart 35

Inleiding Energie in Samenwerking Voor u ligt het maatschappelijk verslag van de NAM over 2004. Een jaar dat wat mij betreft meer dan ooit in het teken stond van samenwerking. Zo werd er rondom het vraagstuk over de toekomst van de Waddenzee - met inbegrip van voorgenomen gaswinning - een intensieve en constructieve dialoog gevoerd met diverse betrokken partijen. Hierbij werd na jarenlange discussies in april een doorbraak bereikt door de Adviesgroep Waddenzeebeleid, onder leiding van Wim Meijer. Later in het jaar werd het advies in grote lijnen overgenomen door kabinet en Tweede Kamer. Wat nu voorligt is het uitgangspunt om met een offensieve aanpak de natuurwaarden van de Waddenzee te verbeteren en economische activiteiten alleen toe te staan zolang deze binnen de veerkracht van het ecosysteem blijven. Het is een belangrijk resultaat waaraan veel partijen hebben meegewerkt geen compromis, maar een kwaliteitsverbetering. Samenwerking is eveneens de sleutel tot succes van het Groningen Long Term-project; ook in 2004 werden binnen dit project drie gerenoveerde productielocaties opgeleverd. In opdracht van de NAM werkt het Stork/GLT-consortium aan de renovatie en modernisering van productielocaties op het Groningen-gasveld. Het GLT-project verzekert daarmee ook toekomstige generaties van aardgas uit dit belangrijke gasveld. Bij de exploratie en productie van aardgas en aardolie, met name op de Noordzee, werkt de NAM samen met diverse partners. Tegenover teleurstellende exploratieresultaten stond een hogere productie van aardgas dan in 2003. Met name de meer dan verwachte hoeveelheid gas die uit de kleine velden werd geproduceerd, stemt tot tevredenheid. In Noord-Nederland neemt de NAM actief deel in verschillende fora en activiteiten. We zien dat als een invulling van onze maatschappelijke verantwoordelijkheid. Zo denken we mee over een verduurzaming van de energievoorziening en over andere actuele onderwerpen op het gebied van energie en energiebeleid. Een van de sleutelinitiatieven wordt gevormd door Energy Valley dat mag rekenen op een warme steun van bestuurders en bedrijven, waaronder de NAM. Intern betekende 2004 het eerste volle jaar van NAM s participatie in het Europese samenwerkingsverband van Shell Exploratie- en Productiebedrijven, EP Europe. In de zomer van het jaar werden de eerste resultaten van deze samenwerking zichtbaar, toen Deens gas via een nieuwe aansluiting op een NAMplatform naar Nederland werd getransporteerd. Voor de NAM-medewerkers bracht de samenwerking over de grenzen heen extra inspanningen, deels nieuwe werkwijzen, maar ook de blik op een nieuwe, bredere horizon. Samenwerking in vele vormen en met veel verschillende partijen was dus de rode draad in het afgelopen jaar. Het vormde naar mijn mening de sleutel tot het voor ons zo succesvolle jaar 2004. Ik spreek oprecht de wens uit dat deze samenwerking ook in 2005 leidt tot successen op economisch, ecologisch en sociaal gebied. Wij zijn bereid daar veel energie in te steken. Roelof Platenkamp Directeur Nederlandse Aardolie Maatschappij B.V. 2 NAM Maatschappelijk Verslag 2004

In de gasbehandelingsinstallatie te Den Helder wordt het gas van de offshore-locaties behandeld. 1 Visie en Aanpak Visie en aanpak van de NAM De hoofdtaak van de Nederlandse Aardolie Maatschappij B.V. (NAM) is het op duurzame wijze opsporen en winnen van aardolie en met name - aardgas in Nederland en op het Nederlands deel van het Continentaal Plat. En dat op een maatschappelijk verantwoorde wijze, met een daadwerkelijke bijdrage aan duurzame ontwikkeling. Binnen Europees en Nederlands beleid op het gebied van energie staan al geruime tijd drie elementen centraal, kort samengevat: de energievoorziening dient betrouwbaar, betaalbaar en schoon te zijn. De NAM kan en moet daar een belangrijke bijdrage aan (blijven) leveren. Een betrouwbare energievoorziening Het aardgas dat door de NAM wordt geproduceerd is een belangrijke bron van energie voor Nederland en Europa. Vanwege de groeiende vraag naar gas in Europa enerzijds en een afnemende Europese productie anderzijds, zal de behoefte aan import van aardgas van buiten Europa toenemen. Daardoor zal voorzieningszekerheid een steeds belangrijker onderwerp worden. Als beheerder van het grootste gasveld in West-Europa (het Groningen-veld, ook wel Slochteren genoemd) is het bedrijf daarbij een belangrijke speler. In de afgelopen ruim veertig jaar heeft de NAM altijd aan de vraag kunnen voldoen. Ook in de toekomst wil het bedrijf een belangrijke bijdrage blijven leveren aan de energievoorzieningszekerheid van Nederland en Europa. (zie Hoofdstuk 2: K17-FA: Nieuw klein veld ; Hoofdstuk 5: GLTlocatie Ten Post ). In Nederland werd in 2004 81,5 miljard kubieke meter gas geproduceerd. Ruim zeventig procent daarvan werd geproduceerd door de NAM. Het grootste deel van de opbrengst van de binnenlandse en buitenlandse verkoop van dat gas vloeit naar de staatskas. Met een deel daarvan worden grote infrastructurele werken gefinancierd, een ander deel komt de algemene middelen ten goede. Als de Nederlandse vraag naar aardgas uit importen voldaan zou moeten worden, dan zou dat van grote invloed zijn op de betalingsbalans, en daarmee op de welvaart in Nederland. De NAM blijft zich maximaal inspannen om op economische wijze zo veel mogelijk gas vanaf Nederlands grondgebied te produceren. Uit overleg met het Ministerie van Economische Zaken kwam naar voren dat de overheid nog immer een groot belang blijft hechten aan maximale invulling van het kleine-veldenbeleid door de NAM. Zij ziet daarbij de toekomstige winning van aardgas uit de velden onder de Waddenzee als een belangrijke bijdrage aan de verplichting van de NAM. Een betaalbare energievoorziening De NAM levert ook een bijdrage aan liberalisering en een meer efficiënte markt voor gas. Zo heeft de NAM een deel van de capaciteit van de ondergrondse opslag Grijpskerk opengesteld voor derde partijen. (Zie Hoofdstuk 3: Producten van de NAM ). Daarnaast spelen medewerkers van de NAM een rol binnen de Europese gasindustrie in de verdergaande ontwikkeling van de interne markt voor aardgas. Visie en aanpak 3

In NAM s visie is het noodzakelijk dat binnen de geliberaliseerde markt, partijen de ruimte krijgen de (toekomstige) energievoorziening efficiënt in te richten. Overheden dienen daartoe de juiste kaders te scheppen. De NAM zoekt voorts voortdurend naar methoden om de kosten van opsporing en winning van olie- en gasvoorraden te verminderen. Nieuwe technologieën en kostenbesparende manieren van werken spelen hier een grote rol. Bestaande velden verouderen en nieuwe velden zijn kleiner dan de velden die in het verleden werden gevonden. Lagere kosten zijn van groot belang om te zorgen dat ook deze velden maximaal gewonnen kunnen worden. (zie Hoofdstuk 2: Keep it Smart & Simple ). Een schone energievoorziening Aardgas is een relatief schone brandstof, maar het is en blijft een fossiele brandstof, waaruit bij verbranding CO 2 vrijkomt. Emissie van CO 2 uit fossiele brandstoffen wordt gezien als één van de veroorzakers van wereldwijde klimaatverandering. Een scala aan instrumenten zal nodig zijn om een oplossing te vinden. Energiebesparing is hierin een belangrijk element. Maar ook zullen energiebronnen duurzamer moeten worden. Waar mogelijk wil de NAM bijdragen aan het zoeken naar oplossingen. Vaak gaat dit via een zustermaatschappij binnen de Koninklijke/Shell Groep (Shell Renewables & Hydrogen), maar soms kan de NAM ook zelf direct bijdragen. De komst van de Europese markt voor de handel in CO 2 -emissierechten is voor het bedrijf bijvoorbeeld voldoende reden geweest om actief te gaan zoeken naar CO 2 -opslagprojecten. (zie Hoofdstuk 4: Emissiehandel ). Aardgasvelden zijn verspreid onder een groot deel van Nederland en de Noordzee. Het met zorg omgaan met een grote diversiteit aan flora en fauna is daardoor een belangrijk onderdeel van ons dagelijks werk. Om dit verantwoord te kunnen doen is kennis noodzakelijk, bijvoorbeeld ten aanzien van de aanwezige biodiversiteit. In de loop der tijd heeft de NAM daarom een grote expertise opgebouwd op dit gebied; ook werkt de NAM graag samen met anderen om kennis van een gebied (of haar impact daarop) verder te ontwikkelen. Ook in de toekomst zal de NAM dit blijven doen. Maatschappelijke verantwoordelijkheid Als bedrijf maakt de NAM vanzelfsprekend deel uit van de samenleving (zie Hoofdstuk 7: Voordeel voor de Samenleving ) en heeft het daarom ook een verantwoordelijkheid om mee te denken over oplossingen voor maatschappelijke problemen. De NAM concentreert zich daarbij op die vraagstukken waar - op basis van onze kennis of andere inbreng - ook daadwerkelijk een bijdrage kan worden geleverd aan de oplossing daarvan. Ten aanzien van de uitvoering van NAM s activiteiten kunnen lokale aanbestedingen (waar mogelijk) en tijdige diversificatie van de economie helpen bij de opbouw van een gezonde regionale economische structuur. Voor Noord-Nederland is het door de NAM gesteunde Energy Valley een goed voorbeeld van een initiatief dat hieraan kan bijdragen. (zie Hoofdstuk 8: Energy Valley ). Ook het bundelen van activiteiten van Shell-maatschappijen betrokken bij olie- en gaswinning in en buiten Nederland draagt hiertoe bij. Een goede bedrijfsvoering (inclusief bijvoorbeeld een gecertificeerd milieuzorgsysteem, een goede Arbozorg en goede communicatie met de omgeving) is hiervoor een eerste vereiste. Intrinsieke verbeteringen zijn echter alleen mogelijk wanneer duurzaamheidsoverwegingen in een zo vroeg mogelijk stadium integraal worden meegenomen in besluitvormingsprocessen. Onze visie is dan ook dat integrale besluitvorming voor alle belangrijke besluiten toegepast gaat worden. In 2004 is begonnen dit meer systematisch te verankeren in een zestal bedrijfsprocessen. Hieraan zal verder gewerkt worden in 2005. Transitie naar een duurzame energiehuishouding Wereldwijd zullen fundamentele veranderingen van energiesystemen nodig zijn om tot een duurzame energiehuishouding te komen. Dit betekent dat er op internationaal, Europees en nationaal niveau nagedacht moet worden over hoe we deze transitie het best kunnen bewerkstelligen. In praktijk zal dit resulteren in nieuwe en/of veranderende wet- en regelgeving en verdragen. De industrie zal hieraan een grote bijdrage leveren. Hier en daar zijn er ook al goede voorbeelden. Zo heeft de NAM meegedaan aan een vrijwillig Shell-systeem om ervaring op te doen in handel met emissierechten. Dit heeft nuttige informatie opgeleverd om samen met andere partijen te helpen aan het opzetten van de regels rondom de nu ingevoerde Europese emissiehandel. Ook op andere terreinen wil de NAM actief meedenken en meewerken op basis van de expertise die het bedrijf in huis heeft. (zie Hoofdstuk 8: Voorlichting en overleg ). 4 NAM Maatschappelijk Verslag 2004

Op locaties zoals hier Anjum wordt het gas na behandeling vanuit de groene NAM-leiding in het (grijze) Gasunie-transportsysteem gevoerd. 2 Economisch Belang Seismiek In 2004 heeft de NAM op land geen seismische activiteiten uitgevoerd. Wel vonden 3D-seismische activiteiten plaats op de Noordzee in de blokken K15 en L13. In totaal werd daarmee een oppervlakte van 800 vierkante kilometer in kaart gebracht. Exploratieboringen In 2004 zijn er in Nederland zes exploratieboringen uitgevoerd waarin de NAM een belang had (2003: vier), waarvan één op land en vijf op zee. Boring LTG-1, met Total als uitvoerder, was gericht op het testen van de aanwezigheid van gas in het prospect Luttelgeest in de Lemmer-Marknesse-concessie, alwaar de NAM recentelijk een 15% belang heeft verworven. Via de offshore boring van de put K08-15 op de Noordzee, waarmee al in december 2003 was begonnen, werd het K08-Mike prospect getest, direct ten zuiden van het reeds in 1972 aangetoonde K08-FB veld. De resultaten waren op zich teleurstellend. Er werd slechts een geringe, commercieel gezien niet winbare gasvoorraad aangetoond. Het Rotliegendreservoir bleek echter van redelijk goede kwaliteit, hetgeen de ontwikkeling van K08-FB mogelijk dichterbij heeft gebracht. Vanaf het K15-FK platform heeft de NAM een zeer gecompliceerde put geboord naar twee ondergrondse doelen tegelijk. In het ondergrondse doel K15- FB-S werd een commercieel winbare hoeveelheid gas aangetoond. Het veld is inmiddels in productie genomen. Het tweede, dieper gelegen doel K15- Oscar bleek helaas geen gas te bevatten. 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2D-seismologie (km) 0 0 5 0 47 0 3D-seismologie (km 2 ) 90 0 80 80 0 800 Boringen (aantal) 19 10 10 16 19 5 Aardgasproductie (miljard m 3 ) 1 52,6 48,9 52,8 51,6 50,9 57,4 Aardolieproductie (miljoen m 3 ) 1,27 1,15 0,81 0,67 0,60 0,53 Condensaatproductie (miljoen m 3 ) 0,72 0,74 0,68 0,64 0,64 0,62 1 Met de term totale aardgasproductie wordt bedoeld: het totaal van de aardgasproductie, uitgedrukt in normaal kubieke meters aardgas van Groningen-kwaliteit [m 3 (n) GE] bij 0 graden Celsius en 1,01325 bar, uit de door de NAM geopereerde gasvelden. Economisch belang 5

Gaz de France boorde als operator met de put G14-3, direct ten noorden van de recente G14-FA vondst (2003), wederom een commercieel gasvoorkomen aan in offshore blok G14. Beide gasvelden komen zeer waarschijnlijk al in de loop van 2005 in productie. Nog verder noordelijk op het Continentaal Plat werd het F06-Alpha prospect door Petro-Canada getest met boring F06-3. Hier werd helaas geen gas of olie aangetroffen. De NAM neemt deel in de genoemde F06- en G14-blokken. Evaluatie- en productieboringen In 2004 werd één evaluatieboring verricht op K08-12; in het voorafgaande jaar vonden geen evaluatieboringen plaats. Ook werden gedurende het jaar twee gasproductieputten geboord: één put op land (Grijpskerk-21) en één offshore op de locatie Ameland-Westgat (AWG-109). In 2003 boorde de NAM dertien gasproductieputten, waarvan acht op land en vijf offshore. Aardgas- en olieproductie De totale aardgasproductie van de NAM bedroeg in 2004 57,4 miljard m 3 (2003: 50,9 miljard). De productie uit het Groningen-gasveld bedroeg 31,6 miljard m 3 (2003: 29,0 miljard). De productie uit de overige gasvelden was 25,8 miljard m 3 (2003: 21,1 miljard). Hiervan was 13,6 miljard m 3 afkomstig uit de velden op land (2003: 12,5 miljard) en 12,1 miljard uit de velden op het Nederlands deel van het Continentaal Plat en het Ameland-veld (2003: 8,6 miljard). Bij de gasproductie is 620.000 m 3 condensaat (een benzineachtige, lichte olie) als waardevol bijproduct gewonnen. De totale olieproductie van de NAM in 2004 was 0,527 miljoen m 3 (2003: 0,605 miljoen). Uit de velden in West-Nederland werd 0,378 miljoen m 3 geproduceerd (2003: 0,42 miljoen). Op zee werd 0,149 miljoen m 3 olie geproduceerd (2003: 0,185 miljoen) uit het F3-FB-veld. Keep it Smart & Simple (KiSS) Slimmer, eenvoudiger en dus goedkoper. Dat is het uitgangspunt bij het in productie nemen van kleine Nederlandse gasvelden. Een aantal van deze velden bleef vanwege hoge productiekosten nog ongebruikt. De nieuwe KiSS-benadering past in het streven van de NAM om het mogelijk te maken kleine, marginale velden in productie te nemen en daarmee bij te dragen aan het kleine-veldenbeleid van de Nederlandse overheid. Dit met behoud van de hoge veiligheidseisen, een grote betrouwbaarheid en een zo gering mogelijke invloed op de omgeving. Besparing wordt bijvoorbeeld bereikt bij de inrichting van de locatie. Een toegangsweg hoeft niet geasfalteerd te zijn, maar kan ook met betonplaten aangelegd worden. En het oppervlak van een locatie kan soms wel tot de helft worden teruggebracht. Ook de faciliteiten op een locatie kunnen eenvoudiger, zonder dat kwaliteit verloren gaat. Verder is de apparatuur die nodig is om het gas boven de grond te krijgen, te behandelen en verder te transporteren een stuk eenvoudiger geworden en ook daardoor zijn besparingen te behalen, zonder dat het een invloed heeft op de veiligheid. En, in plaats van het ontwerpen van speciale installaties, worden verplaatsbare, modulaire units gebruikt, die geschikt zijn voor een vaste productiehoeveelheid per dag. Ook wordt de behandeling van het gas geconcentreerd op grote centrale locaties waar de behandelingsfaciliteiten al aanwezig zijn. Investeringen en uitgaven De investerings- en operationele uitgaven van de NAM (mede namens de joint-venturepartners) bedroegen in 2004 1,14 miljard. (2003: 1,56 miljard). De verlaging kan worden verklaard doordat in 2003 extra kosten gemaakt moesten worden, zoals de niet geplande work-overactiviteiten op de locaties Emmen-8 en Grijpskerk, Well Services-activiteiten op offshore platforms en de (eenmalige) uitgaven in het kader van de organisatorische veranderingen bij de NAM in 2003. 6 NAM Maatschappelijk Verslag 2004

Enkele belangrijke investeringen in 2004: in 2004 zijn in het kader van het Groningen Long Term-project wederom grote investeringen gedaan in het renoveren en moderniseren van de installaties in het Groningen-veld. Het betrof hier onder andere het plaatsen van compressoren. De renovatie van de locaties Leermens, Ten Post en Overschild is in 2004 afgerond. De installaties zijn weer volgens planning in bedrijf genomen. Op de locaties Eemskanaal, Kooipolder en t Zand is de constructie van de installatieaanpassingen gestart. De gerenoveerde locaties worden in 2005 opgeleverd. Ook in de komende jaren zal het GLT-project in de investeringen van de NAM een belangrijk aandeel hebben. in de offshore blokken L13 en K15 is een zogenaamde long cable 3D seismic survey uitgevoerd mede om te bepalen of er in deze gebieden verdere winbare aardgasvoorkomens aanwezig zijn. voor het cluster Coevorden West/Centraal is een additionele compressor geïnstalleerd om de compressiecapaciteit te verhogen en de productie te versnellen (van de Coevorden-, Hardenberg-, Den Velde- en Hoogenweg-velden). In de toekomst zal de nieuwe compressor functioneren als een tweede trap -compressor voor de reeds bestaande compressoren op beide Coevorden-locaties. Milieu-uitgaven en -investeringen In 2004 is 89,4 miljoen (2003: 90,9 miljoen) besteed aan de beheersing van de verschillende milieuaspecten. De milieu-uitgaven vormen bijna negen procent van de totale uitgaven en zijn verdeeld over operationele kosten (53 procent) en kapitaalsinvesteringen (47 procent). De milieu-uitgaven zijn nagenoeg gelijk gebleven ten opzichte van 2003. Voor inpassing in en onderhoud aan de natuur en aan compensatie is in 2004, net als in 2003, ongeveer tien miljoen euro uitgegeven. Dit is bijvoorbeeld besteed aan het inpassen van locaties in de natuurlijke omgeving of het verminderen van zichthinder voor omwonenden. Toekomstige ontwikkelingen Een onderwerp dat veel in de belangstelling stond in 2004 was het debat rondom de toekomst van de Waddenzee, waarin het onderwerp gaswinning een belangrijke rol speelde. In juni 2004 volgde het kabinet in grote lijnen het eindrapport van de Adviesgroep Waddenzeebeleid, die een integrale visie presenteerde voor het gebied. Daarbij werd onder andere geadviseerd gaswinning onder de Waddenzee toe te staan, zij het onder strikte voorwaarden. Het kabinet oordeelde dat deze activiteiten op ecologische gronden niet kunnen worden uitgesloten, terwijl er in het kader van de energievoorzieningszekerheid een duidelijk belang is om dit gas op verant- de ontwikkeling van het K17-FA-veld is gestart in 2004. Voor de productie van het gas uit dit veld zal een platform met twee putten worden gerealiseerd eind 2005, begin 2006. (zie kaderstuk K17-FA: een nieuw klein veld ). op de locatie Grijpskerk GDF zullen twee compressoren worden geïnstalleerd om de gasproductie te verhogen. Eerst zullen de compressoren gebruikt worden voor de gaswinning van het Grijpskerk Zuidsysteem, maar later ook voor de gaswinning van het Grijpskerk Westsysteem. De offshore-locatie Ameland-Westgat (AWG), ten noordoosten van Ameland in de Noordzee. Economisch belang 7

woorde wijze te winnen. In november 2004 ging de Tweede Kamer akkoord met het voorgestelde kabinetsbeleid. Inmiddels bereidt de NAM de aanvragen voor de benodigde vergunningen voor. De NAM wil daarbij een breed draagvlak creëren en zal ook in dit traject een actieve dialoog aangaan met vergunningverleners, milieuverenigingen en andere belanghebbenden. (Zie ook hoofdstuk 8). In het verslagjaar maakte de NAM bekend dat de herontwikkeling van het Schoonebeek-olieveld technisch haalbaar blijkt te zijn. Een studie naar de economische haalbaarheid is nog gaande. Ondertussen wordt gewerkt aan een Milieueffectrapport (MER), waarvoor in juni 2004 een startnotitie werd ingediend. De oliewinning in Schoonebeek werd in 1996 beëindigd, omdat winning van de taaie, stroperige olie met de toen beschikbare technieken niet langer rendabel was. Sindsdien heeft de NAM gestudeerd op mogelijkheden om met nieuwe technologieën een deel van de nog aanzienlijke hoeveelheid olie in het reservoir te kunnen winnen. De NAM denkt dat het technisch mogelijk is de olie te winnen met horizontale putten in combinatie met lagedruk-stoominjectie. Daarmee zijn elders in de wereld bij vergelijkbare olievelden goede resultaten behaald. K17-FA: Nieuw klein veld In 2006 moet het eerste gas gaan stromen uit het K17-FA-veld. Het afgelopen jaar is er op diverse fronten binnen de NAM hard gewerkt om dat te kunnen realiseren. In het blok K17, gelegen op ongeveer 80 kilometer vanuit de kust bij Den Helder, is al zo n 33 jaar geleden de aanwezigheid van een klein gasveld aangetoond. Met conventionele technieken bleek het niet mogelijk dit gasveld economisch rendabel te ontwikkelen. De oorzaak hiervan was onder andere dat het gas moeilijk uit het reservoirgesteente te produceren is: het is een zogenaamd tight gas-field. Door de intensieve samenwerking met andere Shell Exploratie- en Productiebedrijven in Europa kan een moderne, in Engeland reeds bewezen techniek, worden toegepast om het K17-FA-veld te ontwikkelen. Bij deze nieuwe techniek, ook wel underbalanced drilling genoemd, wordt bij de boorkop een onderdruk gecreëerd, waardoor reeds tijdens het boorproces het gas uit het reservoir kan stromen. Er wordt op deze manier voorkomen dat een zware boorkolom met boorspoeling het reservoir tijdens het boorproces beschadigt en later productie moeilijk of onmogelijk blijkt te zijn. De nieuwe, moderne faciliteiten waarmee het K17-FA-1-platform wordt ingericht, zorgen voor een aanzienlijke kostenbesparing. De productie-installatie wordt op afstand bediend, waardoor het platform onbemand kan blijven. Voorts wordt het platform uitgerust met lokale energieopwekking met behulp van zonnecellen en windmolens. Naast het milieuvoordeel kan daarmee een lange elektriciteitsverbinding vanaf een bestaand platform worden uitgespaard. Als gevolg van het minimum facilities-concept is er een reductie in het aantal platformbezoeken. Er komt dan ook geen helikopterlandingsplaats op het platform. De incidentele bezoeken voor onderhoud worden per boot uitgevoerd. Het platform komt te staan op slechts één poot. Dit concept is afgeleid van de offshore windmolenindustrie. Deze zogenoemde monotower draagt de constructie én bevat de gasputten. Bij de ontwikkeling van het K17-FA-veld zijn de partners van zowel de K17-joint-venture als de K/L-Joint Development Area nauw betrokken. Dankzij een transport and processing overeenkomst met deze partners kan het gas geëvacueerd worden naar Den Helder. Dit project is een voorbeeld voor het ontwikkelen van andere, reeds aangetoonde kleine velden die eveneens moeilijk te bereiken zijn. Samenwerkingsverbanden tussen de NAM en haar partners kunnen hier in de toekomst van profiteren. 8 NAM Maatschappelijk Verslag 2004

3 Kwaliteit en Waarde voor Klanten De belangrijkste producten van de NAM zijn aardgas en aardolie. Daarnaast is de NAM actief in aan gasproductie gerelateerde markten, zoals gasopslag en transport. Ook voor deze nieuwe markten en klanten streeft het bedrijf naar het leveren van optimale kwaliteit en toegevoegde waarde. Intensieve samenwerking met klanten vergroot de waarde en kwaliteit van producten en diensten van de NAM. Producten van de NAM De NAM is de grootste olie- en gasproducent van Nederland. Het geproduceerde gas wordt verkocht aan Gasunie, waarmee dat bedrijf de belangrijkste klant van de NAM is. De geproduceerde olie wordt verkocht aan raffinaderijen van Shell en Esso. Bij de productie van gas ontstaat het bijproduct condensaat, dat aan raffinaderijen wordt verkocht. Uit sommige (zure) gasvelden ontstaat zwavel als bijproduct. Dit wordt verkocht aan de chemische industrie. Sinds 2002 is de ondergrondse gasopslag in Grijpskerk voor ongeveer 15% beschikbaar voor de opslag van gas van andere producenten. In 2004 is voor vijf klanten gas opgeslagen. De NAM treedt hierbij op als beheerder van het gas. Verder werd ook in 2004 de mogelijkheid tot uitbreiding van ondergrondse opslagcapaciteit opengehouden. De NAM is operator van de NOGAT-pijpleiding en de gasbehandelingsfaciliteit in Den Helder. In het kader van liberalisatie van de energiemarkt wordt gestreefd de vrije transportcapaciteit ten behoeve van derden in te zetten. Dit wordt Third Party Access genoemd. Onderhandelingen met Deense producenten werden succesvol afgerond en vanaf juli 2004 stroomt gas van het Deense Tyra-veld door de NOGAT-leiding naar Den Helder. Besturing Groningen-gasveld op afstand In juni 2004 is een nieuw besturingssysteem voor het Groningen-gasveld in gebruik genomen. Met dit systeem kunnen de gerenoveerde Groningenclusters volledig automatisch vanuit het Productie Coördinatie Centrum (PCC) worden opgestart en gecontroleerd, zonder dat er operationele handelingen in het veld nodig zijn. Vanuit de controlekamer kan het gehele proces per cluster worden bekeken en bewaakt. Met de komst van dit systeem is een hoge mate van automatisering bereikt en zal de NAM invulling blijven geven aan de cruciale rol van het Groningen-gasveld in de veranderende Europese gasmarkt. Kleine-veldenbeleid als leidend principe De Nederlandse overheid stimuleert de productie van kleine gasvelden op land en op het Nederlands deel van het Continentaal Plat. Ze treedt daarom in overleg met olie- en gasmaatschappijen over Inleiding Kwaliteit en Waarde voor Klanten 9

voortgang en resultaten. Het streven van de jointventures is het zo veel mogelijk ontwikkelen van kleine gasvelden, om bij te dragen aan het kleineveldenbeleid van de overheid. Vanuit het Productie Coördinatie Centrum in Hoogezand- Sappemeer worden de gerenoveerde Groningen-clusters bestuurd. De samenwerking in deze joint-ventures vindt plaats op technisch en commercieel vlak. Zo is er intensief contact over technieken om olie of gas op de beste manier uit de grond te halen. Tevens wordt er in overleg met alle partners actief gewerkt aan optimaliseringsprocessen, onderhoudsprogramma s en veiligheidsprocedures. Op deze manier kunnen ervaringen van EP Europe ingezet worden in andere, deels externe, samenwerkingsverbanden. Omgekeerd voegen de samenwerkingsverbanden waarde toe aan de NAM en EP Europe. Ook de financiële en commerciële zaken worden tijdens de formele en informele contacten met de partners besproken, waarbij onder andere gestreefd wordt naar het harmoniseren van investeringswensen. de verleende concessies. In 2004 hebben de NAM en het Ministerie van Economische Zaken overleg gevoerd over de vergunningen van de NAM voor kleine velden in de Noordzee. Hierbij is opnieuw bevestigd dat de NAM zich zal blijven inspannen om ook marginale velden met bewezen gasreserves te produceren, mits technisch mogelijk en economisch rendabel. De NAM werkt hiervoor aan de ontwikkeling van nieuwe technologieën, die het mogelijk maken met lagere kosten gas te produceren. Een voorbeeld hiervan is het veld K17-FA, waar naar verwachting begin 2006 het eerste gas uit geproduceerd zal worden. Dit veld moet een voorbeeld zijn voor de ontwikkeling van andere kleine velden in de nabije toekomst. J o i n t-v e n t u re s De NAM werkt bij de exploratie en productie van olie en gas op de Noordzee veel samen met diverse partners, zoals Energie Beheer Nederland (EBN), investeringsmaatschappijen en andere olie- en gasmaatschappijen (bijvoorbeeld Gaz de France, Burlington, Wintershall, Oranje Nassau en Total). In deze joint-ventures heeft de NAM meestal een groter belang dan haar partners en is het bedrijf in het algemeen de operator. Bij de uitvoering wordt primair gewerkt vanuit het belang van de samenwerking, waarbij gestreefd wordt naar afstemming binnen het Europese samenwerkingsverband van Shell Exploratie- en Productiebedrijven (EP Europe), waarin de NAM deelneemt. Tussen de NAM en haar partners vindt voortdurend nauw overleg plaats over 10 NAM Maatschappelijk Verslag 2004

In dichtbevolkte gebieden kan een boortoren zonodig worden ingepakt in een zogenoemde cocoon. 4 Bescherming Natuur en Milieu In het bedrijfsbeleid is vastgelegd dat de NAM zich zal inzetten om het milieu te beschermen, efficiënt gebruik te maken van grondstoffen en energie, een leidende rol te spelen bij het bevorderen van de beste werkwijze in onze industrietakken en veiligheid, gezondheid, welzijn en milieu net als andere kritische bedrijfsactiviteiten te managen. Milieuzorgsysteem Het milieuzorgsysteem van de NAM is al enige jaren gecertificeerd volgens de ISO 14001-norm, eerst door koppeling van afzonderlijke business unit-certificaten, en na een eerdere reorganisatie in 2000 door integratie van het milieuzorgsysteem in het Common Management System van de NAM. Eind 2001 is het geïntegreerde milieuzorgsysteem van de NAM als zodanig door KPMG gecertificeerd. Gedurende 2004 is een volledig programma van activiteiten uitgevoerd; dit heeft geleid tot continuering van het certificaat. Er is ruime aandacht besteed aan de beheersing van de geïdentificeerde significante milieuaspecten. Er hebben interne audits plaatsgevonden, onder andere om het naleven van de milieuvergunningen te verifiëren. Tevens zijn conform het Bedrijfsmilieuplan 2003-2006 (BMP-3) projecten uitgevoerd om negatieve beïnvloeding van het milieu, zoals gasvormige emissies en energieverbruik, te verminderen. Begin 2005 is de jaarlijkse controle-audit van het milieuzorgsysteem uitgevoerd door BSI Management Systems (voorheen KPMG Certification). Resultaat is dat het ISO 14001-certificaat wederom met een jaar is verlengd. Plannen en instrumenten Bedrijfsmilieuplan In het kader van het doelgroepenbeleid hebben de overheid (Ministerie van Economische Zaken, Ministerie van VROM en het Ministerie van Verkeer en Waterstaat) en de brancheorganisatie van olieen gasproducerende bedrijven NOGEPA, op 2 juni 1995 een Intentieverklaring uitvoering milieubeleid olie- en gaswinningindustrie ondertekend. Met de intentieverklaring streven de deelnemers naar het reduceren van de milieubelasting door de branche. De beoogde reducties zijn vastgelegd in een zogenaamde Integrale Milieutaakstelling (IMT). Deze taakstelling omvat onder andere: het elke vier jaar opstellen van een bedrijfsmilieuplan (BMP) het opstellen van een milieujaarverslag met daarin de voortgang aangaande de uitvoering van de voorgenomen maatregelen uit het BMP De intentieverklaring loopt tot het jaar 2010. In de BMP s worden de prioriteiten en de planning van de maatregelen vastgelegd. Inmiddels zijn de eerste twee BMP-perioden verstreken (BMP-1: 1995-1998; BMP-2: 1999-2002) en zijn ten aanzien Bescherming Natuur en Milieu 11

van de meeste doelstellingen aanzienlijke verbeteringen gerealiseerd. Het derde bedrijfsmilieuplan (BMP-3: 2003-2006) is begin 2003 gereedgekomen en in september 2003 definitief goedgekeurd door de overheid. In het kader van het ISO 14001-gecertificeerde milieuzorgsysteem is vastgelegd welke milieuaspecten relevant zijn bij de verschillende NAM-activiteiten. In het BMP-3 zijn alle significante milieuaspecten opgenomen. Per milieuaspect wordt aangegeven wat de huidige stand van zaken is, wat de wettelijke kaders zijn en welke maatregelen worden genomen. Milieu Invloed Rapportage (MIR) In 2004 zijn zeven Milieu Invloed Rapporten (MIR s) gemaakt. MIR-rapportage wordt sinds 1989 met succes door de NAM gebruikt. Het is één van de belangrijkste interne instrumenten geworden voor het identificeren van milieu-invloeden die voortkomen uit de (voorgenomen) activiteiten van de NAM. MIR-rapportage levert daarmee een belangrijke bijdrage aan het verbeteren van de milieuprestaties van de NAM. Een MIR is bestemd voor intern gebruik, hoewel de resultaten kunnen worden gebruikt bij het voorbereiden van externe trajecten, zoals het opstellen van een Milieu Effect Rapport (MER) of bij de vergunningverlening. Door het opstellen van een MIR kunnen in de besluitvorming alle omgevingsaspecten van een project in principe volwaardig meegewogen worden met de bedrijfseconomische aspecten. Een MIR bevat een toetsing aan de biodiversiteit en een toetsing aan belangrijke criteria voor Duurzame Ontwikkeling. Een MIR-rapport wordt in een zo vroeg mogelijke fase van het project uitgevoerd, omdat dan nog de meeste en meest vergaande keuzemogelijkheden voor implementatie in aanmerking kunnen komen (bijvoorbeeld alternatieve technologieën, installaties of locaties). in zijn soort en is gehonoreerd door het Ministerie van VROM. Prestaties Gasvormige emissies De in dit verslag gerapporteerde cijfers over de gasvormige emissies van alle locaties van de NAM zijn berekend met behulp van het Environmental Information System (EIS). De bepaling van gasvormige emissies in het EIS is gebaseerd op gedetailleerde informatie over de gassamenstelling op de locaties. De hoeveelheid gasvormige emissies wordt niet alleen uitgedrukt in tonnages, maar tevens doorgerekend in zogenoemde Environmental Impact Units (EIU s). Deze EIU s zijn gebaseerd op een methode die de hoeveelheid uitgestoten componenten omrekent naar hun bijdrage aan de milieubelasting. Het totaal aan gasvormige emissies is in 2004 gedaald met 2% ten opzichte van 2003 tot 1,53 miljoen EIU s. Deze reductie is met name toe te schrijven aan de afgenomen productie uit de kleine velden in Noord- en Oost-Nederland en de sterk afgenomen booractiviteiten. Water Bij de productie van olie en aardgas op de Noordzee wordt het meegeproduceerde water na reiniging met het hemelwater en ander afvalwater geloosd op zee ( overboordwater ) of geïnjecteerd in de diepe ondergrond van de zeebodem. In 2004 is 138.000 m 3 overboordwater geloosd vanaf installaties op zee, waarbij de gemiddelde olieconcentratie 16,8 mg/l was. Ook is bijna 20.000 m 3 water geïnjecteerd in de diepe ondergrond via putten Milieu Effect Rapportage (MER) De NAM heeft in 2004 voor een tweetal toekomstige activiteiten startnotities voor een Milieu Effect Rapport (MER) gemaakt. Het betreft de mogelijke ontwikkelingen van het Middelie-veld en het Schoonebeek-olieveld. Daarnaast is een MER gepubliceerd ten behoeve van gasproductie bij Spijkenisse. De beoordeling van de MER-commissie voor deze MER was zeer positief. In 2004 zijn ook aanvullende gegevens verstrekt aan de provincie Drenthe in het kader van de MER-evaluatie Norg Ondergrondse Gasopslag. Verder is een verzoek uitgegaan om dispensatie voor het maken van een MER ten aanzien van het satelliet-platform K17-FA-1. Dit verzoek was het eerste 12 NAM Maatschappelijk Verslag 2004

bij de installaties Ameland-Westgat en K8-FA-1. De waterlozingen in zee in 2004 voldeden aan de wettelijke limiet van 40 mg olie per liter. Alleen bij het platform K15-FA-1 werd deze limiet gedurende een korte periode (een aantal dagen in het tweede kwartaal) overschreden. Als gevolg van een mechanisch probleem in de waterzuiveringsinstallatie is tijdelijk ongezuiverd productiewater geloosd. Deze lozing is in de kwartaalrapportage aan de overheid gemeld. Ten opzichte van 2003 is in 2004 minder water geloosd (2003: 144.000 m 3 ), omdat in 2004 door werkzaamheden op voornamelijk K7 (ombouw naar satelliet) en K81 minder gas is geproduceerd en daarmee minder productiewater is geloosd. Het installeren in 2002 op platform K15-FA-1 van de MPPE-unit, die koolwaterstoffen uit het overboordwater verwijdert, heeft voor een verdere vermindering van de hoeveelheid olie in het geloosde water gezorgd. Eind 2003 is op het platform K15-FB-1 een tweede MPPE-unit geïnstalleerd. De NAM heeft als eerste olie- en gasproducerende maatschappij dergelijke units in bedrijf genomen. Na aanvankelijke opstartproblemen zijn beide units nu volledig operationeel. Een andere maatregel die resulteert in een vermindering van de lozing van overboordwater in zee, is de injectie van productiewater in de diepe ondergrond via de putten bij de platforms K8-FA-1 en Ameland-Westgat. De injectie via K8-FA-1 is sinds eind 2002 operationeel. In 2003 is door technische en operationele omstandigheden slechts circa 30% van de totale hoeveelheid productiewater via K8- FA-1 geïnjecteerd. Vanaf januari 2004 werd weer gebruikgemaakt van deze injectiecapaciteit, zij het dat door technische problemen ook in 2004 niet volledig van injectie is gebruikgemaakt. Daarnaast hebben zich in 2004 eveneens technische problemen (lekkage van de injectieput) voorgedaan met de injectie van productiewater bij het platform Ameland-Westgat. Gevolg hiervan was, dat slechts 3.805 m 3 productiewater is geïnjecteerd, ten opzichte van 18.623 m 3 in 2003. In zijn totaliteit is in 2004 de lozing van zink, als belangrijkste zware metaal, ten opzichte van 2003 afgenomen. Dit komt vooral door een afname van de lozing vanaf de platformen K15-FB-1 en K8-FA-1 en de verkoop van D15-FA-1. De lozing van lood is sterk afgenomen, met name door de afnemende gasproductie en daarmee de hoeveelheid productiewater op het platform K8-FA-1. Bij de productie van aardgas en aardolie via de Om bodemdaling te monitoren worden regelmatig landmetingen uitgevoerd, zoals hier op Ameland. installaties op land, wordt het meegeproduceerde water door middel van pijpleidingen of tankwagens naar een centrale inrichting afgevoerd. Daar wordt het in het water aanwezige condensaat afgescheiden. Het gereinigde water wordt vervolgens via een pijpleiding afgevoerd naar een installatie waar het in de diepe ondergrond wordt geïnjecteerd. Hemelwater op de landlocaties wordt gewoonlijk direct geloosd op het oppervlaktewater, tenzij er bijvoorbeeld door werkzaamheden kans bestaat op vervuiling. Dan wordt deze lozingsroute afgesloten en wordt het water afgevoerd naar een externe verwerkingsinstallatie. Bodem In 2004 zijn 51 bodemsaneringsprojecten in uitvoering geweest, waarvan er twaalf werden afgerond. Bij deze saneringsprojecten is 181.000 ton grond afgegraven en afgevoerd en 0,82 miljoen m 3 grondwater onttrokken. De hoeveelheid onttrokken grondwater is ten opzichte van 2003 toegenomen (2003: 0,7 miljoen m 3 ). De saneringen zijn met name afhankelijk van de situatie op de locaties bij het GLT-project in Groningen. In toenemende mate worden bodemsaneringen uitgevoerd door middel van in-situ reiniging van de grond. Dit betekent dat de verontreinigde grond niet wordt afgegraven, maar ter plekke wordt gereinigd, meestal door biologische reinigingstechnieken. Aan het eind van 2004 waren er nog 303 (2003: 380) historische gevallen van bodemverontreiniging. In 2004 zijn 68 nieuwe gevallen van bodemverontreiniging opgetreden. Deze betroffen zogenaamde zorgplichtgevallen, die in principe onverwijld en volledig gesaneerd moeten worden. Bescherming Natuur en Milieu 13

Emissiehandel Op 1 januari 2005 is de CO 2 -emissiehandel van start gegaan. De NAM heeft in 2004 gewerkt aan het opstellen van monitoringsprotocollen voor de locaties die binnen de emissiehandel vallen. Het betreft vier onshore locaties (GDF Grijpskerk, GZI Emmen, Den Helder en Ameland-Westgat) en drie offshore locaties (F3, K14 en L9). In de protocollen wordt beschreven hoe de NAM voor deze locaties de CO 2 -emissies bepaalt en hoe de rapportage naar de overheid plaatsvindt. Na het opstellen van concepten en een commentaarronde door de Nederlandse Emissieautoriteit zijn de protocollen goedgekeurd, waarna de vereiste vergunningen zijn verleend. De uiteindelijke CO 2 -handel voor de NAM en andere Europese Shell-bedrijven vindt plaats vanuit Shell Trading. Productie van aardgas kan soms lichte aardbevingen tot gevolg hebben. Veelal zijn deze aardschokken zo licht dat ze aan de oppervlakte niet voelbaar zijn en alleen worden waargenomen door de gevoelige seismometers van het KNMI. Ook in 2004 deden zich enkele lichte aardbevingen voor die wel door mensen werden gevoeld, zoals op 21 juni bij het Drentse Geelbroek, even ten zuiden van Assen. Deze beving, die volgens het KNMI verband hield met de gaswinning uit het gasveld Eleveld had een kracht van 2,8 op de schaal van Richter en behoorde daarmee tot de relatief wat zwaardere van de lichte aardbevingen als gevolg van gaswinning. De NAM kent een schaderegeling voor dergelijke lichte aardbevingen door gaswinning. Sinds 1997 zijn vanuit Noord-Nederland ongeveer 850 claims in behandeling genomen. In 99 procent van de gevallen zijn de NAM en de indieners van een claim het eens geworden. Daarnaast bestaat altijd de mogelijkheid de claim voor te leggen aan de onafhankelijke Technische Commissie Bodembeweging (Tcbb). Productie van aardgas en aardolie leidt in Nederland veelal ook tot een schotelvormige, gelijkmatige bodemdaling. Bodemdaling door aardgaswinning kan gevolgen hebben voor de waterhuishouding in het betreffende gebied, hetgeen waterhuishoudkundige maatregelen noodzakelijk kan maken. Bodemdaling door gaswinning leidt vanwege het gelijkmatige karakter en de geringe hellings-coëfficiënt van de bodemdalingsschotel niet tot schade aan gebouwen. Desalniettemin bestaan daarover met name in de provincie Groningen, waar bodemdaling door aardgaswinning zich nadrukkelijk manifesteert, in verband met de omvang van het grote Groningen-gasveld veel vragen onder de bevolking. In het kader daarvan en als uitvloeisel van een voorlichtingsavond die in 2003 werd gehouden over lichte aardbevingen in de gemeente Loppersum, participeerde de NAM in november 2004 actief in een voorlichtingsavond die eveneens in de gemeente Loppersum werd georganiseerd over het onderwerp bodemdaling. 14 NAM Maatschappelijk Verslag 2004

Afvalstoffen De wetgeving volgend wordt binnen de NAM een onderscheid gemaakt in drie categorieën afval: afvalwater, bedrijfsafval en gevaarlijk afval. Het afvalwater is nog onder te verdelen in water dat bij productie ontstaat en weer wordt geïnjecteerd in de diepe ondergrond en water dat geloosd wordt op het riool. In 2004 is 1.683 miljoen m 3 water geïnjecteerd en 223.000 m 3 geloosd op het riool. Er is 242.000 ton afval (223.000 ton bedrijfsafval; 19.000 ton gevaarlijk afval) overgedragen aan externe verwerkers, onder andere het huishoudelijk afval van alle locaties (kantoren en gaslocaties) van de NAM en bouw- en sloopafval dat ontstaat bij abandonnering en renovatie van productielocaties. De verwerking van afval vindt plaats op basis van de in de wetgeving vastgelegde voorkeursverwijderingsvolgorde. Ruim 94% van het geproduceerde afval wordt hergebruikt of elders nuttig toegepast. Een voorbeeld hiervan is bij saneringen en renovaties vrijgekomen bouw- en sloopafval en asfaltpuin. Deze afvalstoffen worden afgevoerd naar een recyclingbedrijf. Na een bewerking via bijvoorbeeld een puinbreker worden de stoffen weer opnieuw gebruikt als fundering voor nieuwe wegen. Minder dan 1% van al het afval wordt uiteindelijk gestort. Milieu-incidenten en -klachten In 2004 hebben zich 288 milieu-incidenten voorgedaan. Hierbij betrof het 68 incidenten waarbij de bodem en/of het grondwater vervuild raakten, twaalf incidenten met morsen naar het oppervlaktewater en 84 niet geplande emissies naar de lucht van met name aardgas. Daarnaast hebben zich 124 milieuincidenten voorgedaan, die geen gevolgen hebben gehad voor het milieu. Deze niet geplande lozingen werden opgevangen binnen de noodvoorzieningen van de installaties, zoals bijvoorbeeld lekbakken. Het aantal milieu-incidenten is ten opzichte van 2003 (284) met vier toegenomen. In het verslagjaar zijn acties en campagnes gestart om de aantallen milieu-incidenten te reduceren. Zo werden en worden extra investeringen gedaan om de technische integriteit van de installaties te verbeteren. Uit onderzoek blijkt namelijk dat de oorzaak van milieu-incidenten in veel gevallen terug te voeren is op een falend installatie-onderdeel. Er zijn in 2004 negentien klachten ontvangen ten aanzien van NAM-activiteiten. Het aantal klachten is aanzienlijk lager dan in 2003 (37 klachten). De afname van de klachten wordt voornamelijk veroorzaakt door de vermindering van booractiviteiten op land. Vooral constructiewerkzaamheden op de Groningeninstallaties (Leermens, t Zandt) ten behoeve van het Groningen Long Term (GLT)-project en de operationele activiteiten op de ondergronds gasopslag te Norg waren bronnen van klachten. Bescherming Natuur en Milieu 15

Het Productie Coördinatie Centrum in Hoogezand-Sappemeer, het zenuwcentrum van het Groningen-systeem. 5 Beheer van Grondstoffen en Energie Energie Bij de operationele uitvoering van de activiteiten van de NAM zijn aardgas, dieselolie en elektriciteit de belangrijkste energiedragers. Aardgas wordt onder andere gebruikt voor de opwekking van elektriciteit en het aandrijven van compressoren bij productieinstallaties op zee. Elektriciteit, betrokken van het openbare net, wordt onder meer gebruikt om compressoren aan te drijven en daarmee gas in de diepe ondergrond te injecteren op de locaties bij Norg en Grijpskerk. Ook worden compressoren gebruikt voor het op peil houden van de gasdruk in bijvoorbeeld de GLT-locaties in het Groningen-veld. Bij de mobiele boorinstallaties wordt voor de energieopwekking gebruik gemaakt van dieselgeneratoren. Energiegebruik In 2004 is het gasverbruik bij de NAM ten opzichte van 2003 met veertien procent gestegen naar 8,5 miljoen GJ. Dit was het gevolg van de toename van de gasproductie, vooral door de offshore-installaties, waar immers gebruik wordt gemaakt van gasturbines en compressoren. Het verbruik van elektriciteit in 2004 is vergeleken met het jaar 2003 met 28% toegenomen tot 2,8 miljoen GJ. Er is meer elektriciteit gebruikt voor het injecteren van gas in de ondergrondse opslagen bij Norg en Grijpskerk. Verder wordt in het Groningenveld in toenemende mate gebruik gemaakt van elektrisch aangedreven compressoren op de gerenoveerde GLT-locaties. Bovendien is de productie van gas uit het Groningen-veld in 2004 met 21% gestegen ten opzichte van 2003. Het verbruik van diesel is in 2004 verder gedaald naar 0,7 miljoen GJ door een sterke afname van het totaal aantal geboorde meters, zowel op zee als op land. Toekomstig energiegebruik De verwachting is dat het energiegebruik van de NAM in de komende jaren zal toenemen. De oorzaak hiervoor is ten eerste een toename van het gebruik van compressoren om de gasdruk in de behandelingsinstallaties op peil te houden. Ten tweede zal de hoeveelheid gas die geïnjecteerd gaat worden in de ondergrondse gasopslagen bij de locaties Norg en Grijpskerk en de daarvoor benodigde elektriciteit naar verwachting toenemen. Meerjarenafspraak 2 In de meerjarenafspraken energie-efficiency (MJA) voor de periode 2001 tot en met 2012 zijn overheid en bedrijfsleven een verbetering van de energie-efficiency overeengekomen. Voor de olie- en gasindustrie heeft de belangenorganisatie van de offshore olie- en gasindustrie NOGEPA namens de operators afspraken gemaakt met de overheid. De NAM neemt hieraan ook deel en stelt eens per vier jaar een Energiebeleidsplan (EBP) op. 16 NAM Maatschappelijk Verslag 2004

De doelstelling van het EBP tot en met 2004 was het behalen van een verbetering van de energie-efficiency met 18,4% ten opzichte van het referentiejaar 1998. In 2003 was reeds een verbetering van 26% bereikt. De resultaten over 2004 waren op het moment van publicatie van dit verslag nog niet bekend. Naar mate er minder mogelijkheden overblijven om energie-efficiency op eigen locaties te verbeteren is het een logische vervolgstap om te onderzoeken wat de mogelijke besparingen zijn door betere samenwerking met de partners in de gasketen. Om het energiebesparingspotentieel van zulke gezamenlijke acties te bepalen is in 2004 een gezamenlijke studie opgezet door NOGEPA, Gas Transport Services en Essent Energie. De studie is mede gesponsord en begeleid door NOVEM (die ook het MJA-proces begeleidt). Manifest Nederlandse bedrijven werken aan duurzame gasinzet In juni 2004 hebben vijf grote energiebedrijven in Nederland (NAM, Gasunie, Essent, NUON en Eneco) een manifest ondertekend waarin zij aangeven zich in te zullen zetten voor de verduurzaming van het gebruik van aardgas in de Nederlandse samenleving. Hiermee willen deze bedrijven concreet en zichtbaar steun geven aan de door de overheid geïdentificeerde benodigde transities. De vijf aandachtsgebieden in het manifest zijn: innovatieve en hoogefficiënte toepassingen van aardgas, aardgas voor transport, decentrale energieopwekking (microwarmte/kracht, virtuele centrales), nieuwe gassen in oude infrastructuur en keten-efficiency. Medio 2005 zal een voortgangsrapport worden opgesteld en gepubliceerd. Grond- en hulpstoffen Bij de exploratie en productie van aardgas en aardolie worden mijnbouwhulpstoffen gebruikt. Het gebruik van mijnbouwhulpstoffen is sterk afhankelijk van het activiteitenniveau. Dit niveau is af te meten aan bijvoorbeeld het aantal boringen en de hoeveelheden kubieke meters geproduceerd aardgas en gewonnen aardolie. Productie De afleveringskwaliteit van aardgas en aardolie wordt onder andere bereikt door diverse hulpstoffen aan het proces toe te voegen. Deze hulpstoffen zijn bedoeld om de productstromen te ontdoen van water en om corrosie en hydraatvorming in installaties te voorkomen. De belangrijkste proceshulpstoffen voor het behandelen van aardgas zijn zogenoemde corrosion inhibitors, H 2 S-scavengers, glycol en methanol. Het gebruik van de hulpstoffen loopt in principe in lijn met de productie. Maar ook bepaalde procescondities zoals storingen en het opstarten van een behandelingsinstallatie kunnen van invloed zijn op het gebruik van deze stoffen. In 2004 is ruim 4.300 ton aan hulpstoffen gebruikt, onder andere 1.300 ton glycol en ruim 750 ton corrosion inhibitor. De toename ten opzichte van 2003 wordt veroorzaakt door de hogere gasproductie in 2004. Boringen Bij boringen worden mijnbouwhulpstoffen (chemicaliën) gebruikt om de activiteiten veilig en technisch goed te laten verlopen. De gebruikte hoeveelheid van deze hulpstoffen is in principe in lijn met de afstand die in een bepaalde periode is geboord. In 2004 is ruim 12.500 ton aan hulpstoffen gebruikt. Dit is aanzienlijk minder dan in 2003, toen ruim 35.000 ton aan hulpstoffen werd gebruikt bij boringen. De afname wordt verklaard door de afname van het aantal geboorde meters in 2004. Gerenoveerde GLT-locaties, zoals deze bij Bierum, zijn energie-efficiënter. Vergroeningsplan chemicaliën In overeenstemming met de afspraken in het milieuconvenant (Bedrijfsmilieuplan 2003 2006) dient de NAM een plan op te stellen voor het actief vervangen van schadelijke stoffen door minder schadelijke Beheer van Grondstoffen en Energie 17

stoffen. In 2004 heeft de NAM dit plan opgesteld voor haar offshore operaties. Het beschrijft de activiteiten die in 2005 worden ondernomen om tot een verdere vergroening van de mijnbouwhulpstoffen te komen. Tevens is een aantal acties beschreven dat reeds in 2004 is uitgevoerd. Voorbeelden van acties die reeds ondernomen zijn of in 2005 ondernomen gaan worden zijn: verzamelen en registeren van alle relevante gegevens van de stoffen die offshore gebruikt worden, zoals volgens de OSPAR-regelgeving vereist is vervanging van diverse chemicaliën door producten die voor de veiligheid, het milieu en de gezondheid minder risicovol zijn overleg met leveranciers over mogelijkheden om de impact van producten op veiligheid, milieu en gezondheid te reduceren uitfaseren van diverse stoffen met ongunstige effecten op het milieu OSPAR Met de inwerkingtreding van de nieuwe mijnbouwregeling in 2003 is de OSPAR-regelgeving officieel in Nederland geïmplementeerd. (OSPAR convention: Oslo-Paris convention for the Protection of the Marine Environment of the North-East Atlantic). Voor alle relevante mijnbouwhulpstoffen moet door de operators een zogenaamd Harmonized Offshore Chemical Notification Format (afgekort HOCNF) worden ingediend bij het Staatstoezicht op de Mijnen (SodM). Dit document wordt door de leverancier aan de operator geleverd, samen met het bijbehorende veiligheidsinformatieblad (VIB). In deze documenten is een groot gedeelte van de relevante gevaareigenschappen van de stof te vinden. Conform de afspraken in het Bedrijfsmilieuplan-3 wordt jaarlijks in het milieujaarverslag een overzicht opgenomen van de gevaareigenschappen van de stoffen die onshore (op het vasteland) en offshore (op zee) worden gebruikt. Voor de offshore gebruikte stoffen wordt hiervoor gebruik gemaakt van de hierboven beschreven HOCNF-gegevens. Door de NAM zijn offshore gedurende 2004 in totaal zo n 92 verschillende mijnbouwhulpstoffen gebruikt. Onshore is de OSPAR-regelgeving niet van toepassing, waardoor het moeilijker is om aan de relevante milieugegevens van de onshore gebruikte stoffen te komen. De geldende VIB-richtlijn (veiligheidsinformatieblad) stelt minder strenge eisen aan het milieugedeelte van het VIB. In 2004 zijn onshore 115 verschillende mijnbouwhulpstoffen gebruikt. GLT-locatie Ten Post In een periode van anderhalf jaar, van april 2003 tot oktober 2004 is King Size Cluster (KSC) Ten Post gerenoveerd in het kader van het project Groningen Long Term. Deze locatie is één van de grote gaswinningslocaties op het Groningengasveld, waarvan er inmiddels al tien gerenoveerd zijn. Aanvankelijk zou KSC Ten Post als een zogenaamde plug-in gerenoveerd worden. Op de plug-in-clusters worden de compressor en bijbehorende faciliteiten pas later geïnstalleerd. Zomer 2002, bij aanvang van het gedetailleerd uitwerken van de nieuwe installatie, werd besloten dat KSC Ten Post toch direct zou moeten worden voorzien van compressie. Dankzij de inzet van NAM GLT en alle partners van het Stork/GLT-consortium is het gelukt KSC Ten Post op 1 oktober 2004 met compressie over te dragen aan de NAM. Een belangrijk speerpunt van GLT-renovatie is dat de emissies naar de lucht, water en bodem tot een minimum worden beperkt. Zo worden de emissies naar de lucht door de renovatie van de cluster Ten Post met 70% beperkt. De emissie van koolwaterstoffen en kwik wordt beperkt door het gebruik van gesloten glycolregeneratie, WaCo- (watercondensaat) en fakkel/afblaassystemen. De restgassen uit deze systemen worden verbrand in een naverbrander. De functie hiervan is tweeledig: ten eerste wordt voldoende warmte geleverd voor de glycolregeneratie en ten tweede worden de afgassen met een zo laag mogelijke belasting voor het milieu verbrand. De naverbrander heeft een hoger verbrandingsrendement dan een fornuis, waardoor de uitstoot aan onverbrande koolwaterstoffen wordt geminimaliseerd. Ten behoeve van de compressie wordt gebruik gemaakt van moderne energie-efficiënt aangedreven compressoren. 18 NAM Maatschappelijk Verslag 2004