Latijn herhaling grammatica Fortuna les 3 t/m 32 A Vertaal de zinnen en benoem Nr Zin Vertaling Benoeming 1 Custos e turri alta urbis veteris in flumen altum cecidit. 2 A plebe miserrima domus pulchrae mercatorum divitum incenduntur. 3 Arbores maximae saltuum vi ingenti tempestatum saepe caeduntur. 4 Plus pecoris, sed agros peiores habes quam ceteri agricolae. 5 Specie innocenti rerum pessimarum saepe fallimur. 6 Legiones Romanae impetu subito equitatus Gallorum non turbabunntur. 7 Ab omni cura et metu liber est animus sapientis. 8 Populus Romanus a regibus liberatus Brutum et Collatinum consules creavit. 9 Catalina, vir pessimus, a Cicerone, oratore optimo, in senatu proditionis accusatus est. De bewaker viel van de hoge toren van de oude stad en is in een diepe rivier gevallen. De mooie huizen van de rijke koopmannen worden in brand gestoken door het zeer ongelukkige volk. De zeer grote bomen van de bergwouden worden vaak door immense kracht van stormen geveld. Jij hebt meer vee, maar slechtere akkers dan de overige boeren. Wij worden vaak bedrogen door het onschuldige uiterlijk van zeer slechte zaken. De Romeinse legioenen zullen niet verstoord worden door de plotselinge aanval van de ruiterij van de Galliërs. De geest van elke wijze is vrij van alle zorg en angst. Nadat het Romeinse volk bevrijd was van de koningen, heeft het Brutus en Collatinus tot consuls verkozen. Catalina, een zeer slechte man, is door Cicero, de beste redenaar in de senaat beschuldigd van verraad. turri= abl ev vrl (na e) flumen = acc onz ev (na in) plebe = abl ev vrl (na a) domus = nom mv vrl (onderwerp) divitum = gen ev mnl (gen. subjectivus) Arbores = nom mv vrl (onderwerp) saltuum = gen mv mnl (gen. van bezig) ingenti = abl ev vrl (abl. van oorzaak) pecoris = gen ev onz (gen partitivus) peiores = acc mv mnl (lijdend voorwerp) specie = abl ev (oorzaak) impetu = abl ev (oorzaak) equitatus = gen ev (bezit) cura = abl ev (de + omni + cura; er staat geen en ) liber = nom ev (nwl deel v/h gezegde) regibus = abl mv (na a) Cicerone = abl ev (na a) proditionis = gen ev (aanvulling accusare)
10 Consilia optima et utilissima matrum non secutae videmini, puellae stultae! Jullie schijnen de zeer goede en nuttige plannen van de moeders niet te hebben opgevolgd, dwaze meisjes. Consilia = acc mv (lijdend voorwerp) puellae stultae = vocativus! Wat is er bijzonder aan divitum in zin 2? De normale uitgang is -ium (hier: -um) Wat is het verschil van a(b) in zin 7, 8 en 9? In zin 7 in de betekenis van weg, in zin 8 in de betekenis van bevrijd zijn van, in zin 9 in de betekenis van oorzaak ( door ). B Vertaal de zinnen en verklaar de conjunctivi Nr Zin Vertaling Verklaring conj. 11 Patriam semper defendamus! Laten wij altijd het vaderland verdedigen! 12 Ventus tam asper est, ut nautae navigare non audeant. 13 Hannibal equites ad castra miserat, ut explorarent quantae copiae nt. De wind is zo ruw, dat de matrozen niet durven te varen. Hannibal had (de) ruiters naar het legerkamp gestuurd, om te onderzoeken hoeveel troepen er waren. 14 Si me vocarent, venirem. Als zij me zouden roepen, zou ik komen. 15 Cum pater quaereret, ubi fuisset, nihil respondere potuit. 16 Mox nobis epistulam longam scribant! 17 Quare hoc opus grave susceperis, non intellego. 18 Si non fortiter pugnaremus, hostes urbem delerent. 19 Viatores caveant, ne a latronibus occidantur! 20 Legatos miserunt, qui pacem rogarent. Toen vader vroeg, waar hij was geweest, heeft hij niets kunnen antwoorden. Mogen zij ons weldra een lange brief schrijven! Ik begrijp niet, waarom jij dit zware werk op je hebt genomen. Als wij niet sterk zouden vechten, zouden de vijanden de stad verwoesten. Laten de reizigers oppassen, opdat zij niet worden gedood door struikrovers! Zij hebben gezanten gestuurd, om vrede te vragen. Conj. praesens: Adhortativus ut + conj. praesens (zodat; met tam: zo) ut + conj impf (opdat) conj. nt (impf): indirecte rede ( om te... er waren ) Conj. impf. (irrealis) Conj impf. met cum ('toen') Conj plqpf: indirecte rede (ubi fuisset) Conj. praesens: optativus Conj. pf. (indirecte rede) Conj. impf. (irrealis) Conj praesens caveant (adhortativus) occidantur (na ne) qui => doelaangevend Conjunctivus doelaangevend Conjunctivus definiërend => om te => die
C Vertaal de zinnen en benoem de voornaamwoorden Nr Zin Vertaling Benoeming 21 Neque ei neque patri eius verba tua placere videntur. 22 A quo equite equi isti domabuntur? NB: dit zijn wilde paarden! 23 Cui vestrum coniuratio horum virorum turpium nota erat? 24 Eis, qui vobis adfuerunt, semper grati este. vobis = dat., want ad + dat. 25 Quae est ea puella quacum soror tua loquitur? 26 Quodcumque rei publicae prodest, vobis quoque prodest, cives. 27 Si qua cura vexatur, amicos suos consulere non cunctatur. 28 Nullius regis divitiae maiores erant quam Croesi. 29 Neutrius aciei dux proelium incipere audebit. 30 Utriusque exercitus milites bellum finire cupiebant. Jouw woorden schijnen noch aan hem noch aan zijn vader te bevallen. Door welke ruiter zullen die (rot)paarden worden bedwongen? Bij wie van jullie was de samenzwering van deze schandelijke mannen bekend? Wees aangenaam voor hen, die jullie hielpen. Wie is dat meisje met wie jouw zus spreekt? Wat ook maar van voordeel is voor de staat, is ook voor jullie van voordeel, burgers. Als hij door een of andere zorg wordt gekweld, aarzelt hij niet om zijn vrienden te raadplegen. Van geen enkele koning was de rijkdom groter dan die van Croesus. De leider van geen van beide slaglinies (=> in nl mv!) zal het gevecht durven te beginnen. De soldaten van elk van beide legers verlanden de oorlog te beëindigen. ei = dat ev mnl quo = abl ev mnl isti = nom mv mnl Cui = dat ev mnl horum = gen mv mnl eis = dat mv mnl qui = nom mv mnl quae = nom ev vrl ea = nom ev vrl quacum = abl vrl ev tua = nom ev vrl bezittelijk vnw Quodcumque = nom ev onz qua = abl ev vrl Nullius = gen ev mnl Neutrius = gen ev mnl Utriusque = gen ev mnl
31 Neque ei, neque cuiquam vestrum hos libros legere licet, discipuli. 32 Nemini verba ista magis placent quam tibi ipsi. 33 Qui neminem amat, ipse a nullo amabitur. 34 Eum virum admiramini, cives, cuius audacia patria vestra liberata est. Noch aan hem, noch aan iemand van jullie is het toegestaan deze boeken te lezen, leerlingen. Aan niemand bevallen die (rot)woorden meer dan aan jou zelf. Hij die/ Wie van niemand houdt, zal zelf door niemand geliefd worden. Jullie bewonderen die man, burgers, door wiens dapperheid jullie vaderland is bevrijd. 35 Quot scelus fuit, talis poena erit. Wat de misdaad was, zodanig zal de straf zijn. 36 Quot homines tot sententiae. Zoveel mensen, zoveel meningen. 37 Aliquanta pars villae eorum incendio vastata videtur. 38 Nemo agros suos tali cura colit, quali frater tuus. 39 In schola eisdem libris utimur, quos parentes nostri iam legebant. 40 Tyrannus, cuius crudelitatem omnes verebamur, a iuvene audaci necatus est. Een aanzienlijk deel van hun landhuis schijnt door brand verwoest te zijn. Niemand bebouwt zijn akkers met zodanige zorg, als jouw broer. Op school gebruiken wij dezelfde boeken, die onze ouders al lazen. De tiran, wiens wreedheid wij allen vreesden, is door een dappere jongeman gedood. ei = dat ev mnl cuiquam = dat ev mnl Nemini = dat ev mnl ista = nom mv onz ipsi = dat ev mnl bepalend vnw Qui = nom ev mnl cuius = gen ev mnl quot = nom ev onz talis = nom ev vrl - Aliquanta = nom ev vrl Tali + quali = abl ev mnl signaalwoord van vergelijking/ - cuius = gen ev mnl audaci = abl ev mnl
D Vertaal de zinnen en geef aan om welke constructie het gaat Nr Zin Vertaling Constructie 41 Omnibus sociis fidem pollicitis Germani bellum gerere voluerunt. 42 Ridentibus ceteris sordidissima opera confecimus. 43 Patrem nos relicturum a matre audivimus. 44 Rex civibus multa crudelia fecisse visus est. 45 Amico de vita sua dubitanti dixit: Noli sic cogitare de vita tua. 46 Romani iuraverunt se omnem virum qui se regem appellaturus t, e patria fugaturos. 47 Consule profecto exercitus terrore maximo affectus est. 48 Milites magna praeda gavisi longorum itinerum obliti sunt. 49 Parentibus inter se loquentibus liberi tacuerunt. 50 Adventu auxiliorum spes hostium urbis potiendae aucta videtur. 51 Non tam corpore quam mente aeger videtur. Nadat alle bondgenoten trouw hadden beloofd, wilden de Germanen oorlog voeren. Terwijl de overigen lachten, voltooiden wij de zeer vuile werken. Wij hebben gehoord van moeder dat (onze) vader ons zal verlaten. Het scheen dat de koning aan de burgers veel wreedheden had gedaan. Hij zij tot zijn vriend, die twijfelde over zijn leven: Denk niet zo over jouw leven. De Romeinen hebben gezworen dat zij elke man die zich koning zou noemen, uit het vaderland zouden verdrijven. Nadat de consul was weggegaan, is het leger door grote angst aangedaan. De soldaten vergaten hun lange reizen, omdat zij verheugd waren door de grote buit. Omdat de ouders onderling spraken, zwegen de kinderen. Het schijnt dat de hoop op het bemachtigen van de vijanden vergroot is door de komst van de hulptroepen. Het schijnt dat hij niet zo ziek is van lichaam als van geest. Abl.abs: omnibus sociis pollicitis Abl.abs: ridentibus ceteris A.c.I: patrem relicturum N.c.I: rex fecisse Ppa: dubitanti A.c.I: se fugaturos Abl.abs: consule profecto Semi-deponens: gavisi Abl.abs: parentibus loquentibus N.c.I: spes aucta N.c.I: videtur (het)