Kennisdocument Knotwilgslak Clausilia dubia

Vergelijkbare documenten
De soorten van het leefgebiedenbeleid 111

Weekdieren van de Habitatrichtlijn,

Alle dieren zijn gelijk maar sommige dieren zijn meer gelijk dan andere De Nauwe korfslak in de Nederlandse duinen. Jaap de Boer Stichting ANEMOON

MOLLUSKEN (LANDSLAKKEN- EN ZOETWATER WEEKDIEREN)

Quickscan natuuronderzoek bouwblok Kolenbranderweg Haaksbergen

Platte schijfhoren (Anisus vorticulus) H Status: 2. Kenschets. 3. Ecologische vereisten. Habitatrichtlijn Bijlage II (sinds 2004)

Ooibossen zijn bossen die op natuurlijke wijze zijn ontstaan en langs rivieren groeien.

Zoogdieren van de Habitatrichtlijn,

Quickscan. Een. Projectnummer 018. Opdrachtgever. Opdrachtnemer. Scholtenhagenweg 10

Grote vos Nymphalis polychloros

Gebruik van een boom door vleermuizen

Quickscan natuuronderzoek en aanvullende rapportage verbouwing monumentaalpand Lammerinkweg 102 Enschede

Notitie Quickscan flora en fauna

Inhaalslag Verspreidingsonderzoek. Mollusken van de Europese Habitatrichtlijn

Rapportage biotoopinschatting en veldonderzoek in verband met de dijkversterking bij Schoonhoven

Rapportage: Eric Verkaik Veldwerk: Elmar Prins. Quickscan. Spankerenseweg 20 Dieren

Bureauonderzoek natuurwaarden wijzigingsplan Boekenrode

Ecologisch onderzoek ten behoeve van het bestemmingsplan voor een terrein ten zuiden van Harmelen

Kevers van de Habitatrichtlijn,

Behoud van populaties van de Nauwe korfslak (Vertigo angustior) in het kader van het Herstelplan Hollands Duin.

Quick scan Ecologie Tunnel Leijenseweg Gemeente De Bilt

1 NATUUR. 1.1 Natuurwetgeving & Planologie

Wat is essentaksterfte?

Vogels van riet en ruigte. Baardman Panurus biarmicus

Quickscan natuur Besto terrein Zwartsluis

Nauwe korfslak (Vertigo angustior) H Status: 2. Kenschets. 3. Ecologische vereisten. Habitatrichtlijn Bijlage II (inwerkingtreding 1994).

Bomencheck Dorpsstraat 192-A (Lunteren)

Monitoring van Nauwe korfslak Vertigo angustior in het Noordhollands Duinreservaat Inventarisatiejaar 2013

Inhaalslag Verspreidingsonderzoek. De mossen van de Habitatrichtlijn: Geel schorpioenmos & Tonghaarmuts. BLWG Rapport

Landelijke klapekstertelling winter 2008/2009 Eindresultaten

Index Natuurbeheer Landschapselementen

Quick scan ecologie Beatrixstraat te Halfweg

AMFIBIEËN IN DE ACHTERHOEK DE KAMSALAMANDER SAMEN WERKEN AAN EEN OPTIMAAL LANDSCHAP

Resultaten van het kleurringen van Nijlganzen en Grote Canadese Ganzen Frank Majoor & Berend Voslamber

KLEVERIGE POELSLAK MYXAS GLUTINOSA DRAPARNAUD, Tekst R.H. de Bruyne, A.W. Gmelig Meyling & A. Boesveld (Stichting ANEMOON)

Emmer Erfscheidenveen Meetnet 2015

BEOORDELINGSCRITERIA BOMENERFGOEDLIJST EN LANDSCHAPPELIJKE BEPLANTINGSLIJST

Quickscan natuuronderzoek Dwarsdijk

Wat is essentaksterfte?

Quick scan ecologie Grote Sloot te Burgerbrug

Quick scan ecologie. Mientweg 5 & 29 te Lutjewinkel

Middels deze brief ontvangt u de resultaten van het nader ecologisch onderzoek op de projectlocatie Scheveningen Bad.

Rijkswaterstaat Ministerie van tnftastructuur en Milieu

Libellen van de Habitatrichtlijn,

De stad als leefgebied

Herintroductie bever,

Kwalitatieve beoordeling perenboomgaard, Schalkwijk

P a r a g r a a f e c o l o g i e N i e u w b o u w w o n i n g S c h a p e n d r i f t t e N o r g

Opdrachtgever: Datum: 27 februari 2018 Gemeente Horst aan de Maas t.a.v. de heer T. Cox Postbus AA HORST

Vlinders van de Habitatrichtlijn,

Draaihals, verdwenen als broedvogel op de Meinweg

Noordse woelmuis, 2010

Faunaonderzoek met de fotoval op 11 kerkterreinen van de Stichting Oude Groninger Kerken

Soortenonderzoek Julianahof Zeist

memo INLEIDING GEBIEDSBESCHERMING ZAND/ZON/ c.c.: datum: 22 augustus 2013 Achterweg 48, Lisse

Koppel kuifeenden. Kuifeenden

Verslag Boominspectie Onderdoorgang Om den Noort, Wolvega

Aanvullend natuuronderzoek TATA. tbv tijdelijke natuur

Waarnemingen. AIC te Castricum

OPKOMST VAN DE HALSBANDPARKIET IN NEDERLAND EN UTRECHT André van Kleunen

Hierboven: inspectie van het fort. Hiernaast: munitiebos met rood omcirkeld de onderzochte plofhuisjes

Een zeer lage Rijnafvoer, nog geen problemen met de watervoorziening.

Wet natuurbescherming. Niels Jeurink

Toekomst voor eeuwenoud bos Samenvatting van het beheerplan Norgerholt Concept

Werkblad - Les 2 - Waterbouw en ecologie

ZEGGEKORFSLAK VERTIGO MOULINSIANA (DUPUY, 1849) Tekst R.H. de Bruyne, A.W. Gmelig Meyling & A. Boesveld (Stichting ANEMOON)

1 De iep of olm (Ulmus sp.)

HET VLIEGEND HERT IN GELDERLAND VINCENT KALKMAN & SANDER WIJDEVEN

Ecologische begeleiding

Notitie flora en fauna

Waterbodemsanering Biesbosch

Bever, Gepubliceerd op Compendium voor de Leefomgeving (

Eikenprocessierups en klimaatverandering,

Inventarisatie van ecologische waarden van het agrarisch natuurbeheer in Zeeland juni 2014

Ecologische onderbouwing bij bomenkap Vleuterweide

P a r a g r a a f e c o l o g ische inventa r is a tie J a d e A en C B e i len

Rijkswaterstaat Ministerie van Infrastructuur en Milieu

Groengebied Amstelland AB Agendapunt 8 Ecologische verbinding Holendrechter- en Bullewijkerpolder BIJLAGE 2: NOTA VAN UITGANGSPUNTEN

Een vegetatieopname maken 6 Een flora-inventarisatie uitvoeren 9 Een natuurtoets uitvoeren 11

Ruimtelijke ontwikkelingen en de Flora- en faunawet

Verspreiding en foerageergedrag van grote grazers (Konikpaard en Gallowayrund) in de Millingerwaard

Aanleiding van het onderzoek Wat is een quickscan

Sthveglxkiziv# # # Eyxiyv# # # # # # # # # # # # # # N1#Qipmw# # R1Z1#Rihivperhwi#Kewyrmi## # Tswxfyw#495# #;733#EH#Hizirxiv#

QUICKSCAN FLORA EN FAUNA

Uitvoering herstelmaatregelen voor kommavlinder en bruine eikenpage in Overijssel [Voer de ondertitel in]

Quickscan FF-wet voor ontwikkelingen aan Wedderstraat 18 te Vlagtwedde.

Vroege bloemverdroging bij narcis cultivar Bridal Crown

Het rivierklei-landschap

Projectplan ontheffingsaanvraag Flora- en faunawet drie bebouwingslocaties te Rozenburg (ZH)

De Zeggekorfslak: bedreigdy maar wijder verspreid dan gedacht

Kleurkeur: keurmerk voor goed bermbeheer. Context: steeds minder insecten. -76% insectenbiomassa Anthonie Stip

VLEERMUIZEN ONDERZOEK HELLEVOETSLUIS 2008

QUICKSCAN EDESEWEG 51 WEKEROM

Bijen en Landschapsbeheer

Quickscan natuur terrein aan de Bosruiter in Zeewolde

De Groenzoom Struweelvogels

Zoogdieren in het Bos

Notitie inspectie bomen Molenbeek Sittard 2011

E c o l o g i e D i c h t e r s k w a r t i e r H a r d e r w i j k

Quick scan ecologie Frankemaheerd te Amsterdam ZO

Transcriptie:

Kennisdocument Knotwilgslak Clausilia dubia D Arno Boesveld & Jaap de Boer 2015 Stichting ANEMOON in samenwerking met de Nederlandse Malacologische Vereniging 1

Documenttype: Titel: Rapportage Kennisdocument Knotwilgslak Clausilia dubia Datum: 10 juni 2015 Projectnaam: Veldwerk: Tekst: Foto s: Projectbegeleiding: Kennisdocument Knotwilgslak Clausilia dubia Arno Boesveld Arno Boesveld en Jaap de Boer Arno Boesveld, tenzij anders is vermeld Jaap de Boer Stichting ANEMOON in samenwerking met de Nederlandse Malacologische Vereniging. ANalyse Educatie en Marien Oecologisch Onderzoek Postbus 29, 2120 AA, Bennebroek Tel: 0252-531111 Kvk: 41226121, BTW: NL 8016.68.165.B01 E-mail: ANEMOON@cistron.nl Website (ANEMOON): www.anemoon.org 2

INHOUD 1 Inleiding... 4 1.1 Aanleiding... 4 1.2 Dankwoord... 4 2 Dier en levenswijze... 5 2.1 Dier... 5 2.2 Leefwijze... 6 2.3 Migratie... 8 3 Verspreiding... 10 3.1 Verspreiding in Nederland... 10 3.2 Trend in Nederland... 12 3.3 Verspreiding in Europa... 13 4 Bescherming... 14 4.1 Leefgebiedenbeleid... 14 4.2 Slakken van het leefgebiedenbeleid en bescherming... 14 4.3 Redenen voor bescherming van de Knotwilgslak... 14 4.4 Organismen die profiteren van de bescherming van de Knotwilgslak... 15 4.5 Stichting ANEMOON en NMV... 15 5 Bedreigingen... 16 5.1 Veranderingen in beheer... 16 5.2 Natuurlijke oorzaken... 17 6 Beheer... 22 6.1 In kaart brengen... 22 6.2 Regulier onderhoud knotbomen... 22 6.3 Slaktransplantatie... 25 6.4 Bescherming van waardbomen tegen bevervraat... 25 6.5 Nieuwe aanplant... 25 6.6 Rust... 26 6.7 Kansen voor het beheer... 28 7 Literatuur... 29 3

1 Inleiding 1.1 Aanleiding Om de doorstroming van onze grote rivieren te verbeteren vindt in het kader van het Rijksprogramma Stroomlijn stroomlijn uitgebreide boomkap plaats in de uiterwaarden. Verspreid in het stroomgebied van deze rivieren leven populaties van zeldzame tot zeer zeldzame schorsbewonende slakkensoorten, namelijk de Schorshoren Balea perversa,de Vergeten schorshoren Balea heydeni en de Knotwilgslak. De Knotwilgslak is een soort van het leefgebiedenbeleid (zie hoofdstuk 4.1). Het leefgebied van de Knotwilgslak is geheel beperkt tot de grote rivieren. Juist in dit gebied worden sinds enkele jaren ingrijpende werkzaamheden in de habitat van deze soort uitgevoerd. Door de recente werkzaamheden zijn inmiddels populaties van Knotwilgslak verloren gegaan. De Knotwilgslak laat in Nederland al enkele decennia een sterk dalende trend zien. Vanwege de bezorgdheid dat tijdens komende werkzaamheden meer leefgebied verloren zal gaan heeft Stichting ANEMOON en de Nederlandse Malacologische Vereniging aan Rijkswaterstaat gevraagd rekening met de soort te willen houden tijdens de komende werkzaamheden. Rijkswaterstaat heeft aangegeven hiertoe bereid te zijn. Om hieraan invulling te kunnen geven is Stichting ANEMOON en de Nederlandse Malacologische verzocht informatie over de soort te willen leveren, met name over de verspreiding, ecologie van de soort en tips te geven voor beheer en bescherming. Het voor u liggende document is het antwoord op dit verzoek. De Stichting ANEMOON is ook in het verdere traject graag bereid om in relatie tot de bescherming van de Knotwilgslak mee te denken, inventarisaties uit te voeren en te monitoren. 1.2 Dankwoord Wij bedanken Sylvia van Leeuwen voor het meelezen, becommentariëren en aanvullen van dit document en Piet Bijl en Bart Pörtzgen voor het ter beschikking stellen van een aantal foto s. 4

2 Dier en levenswijze 2.1 Dier Foto 1 en 2. Knotwilgslak (Clausilia dubia), links leeg huisje, rechts huisje met dier in natuurlijke omgeving. Het huisje is donkerbruin en spoelvormig. In de mondopening zijn duidelijke plooien te zien (foto s Adriaan Gmelig Meyling). De Knotwilgslak behoort tot de familie Clausiliidae, die in Nederland met negen soorten vertegenwoordigd is. De huisjes van de soorten van deze groep zijn te herkennen doordat ze spoelvormig tot raketvormig zijn en meer dan drie maal zo hoog als breed. Het huisje van de Knotwilgslak wordt tot ca. 13 mm hoog en heeft opvallende plooien in de mondopening. De windingen van de schelp zijn fijn radiaal geribd, met een duidelijke sculptuur van spiraallijnen. Vooral op het jongere deel van de schelp zijn de spiraallijnen duidelijk te zien. Ribben en spiralen vormen een netvormige structuur. Er zijn twee andere soorten landslakken die op de Knotwilgslak lijken en in hetzelfde biotoop leven: Schorshoren en Vergeten schorshoren. De beide soorten Schorshoren lijken zeer sterk op elkaar. Ze hebben een slank, kegelvormig huisje dat maximaal 8 mm hoog wordt. Het huisje van de Vergeten schorshoren heeft onregelmatige groeilijnen of is vrijwel glad, de Schorshoren is regelmatig geribd. De palatale plooi (knobbeltje in de bovenzijde van de mond van het huisje) ontbreekt bij de Vergeten schorshoren terwijl deze bij Foto 3. Groepje Knotwilgslakken onder de schors van een Zwarte populier. 5

volgroeide huisjes van Schorshoren vrijwel steeds aanwezig is. Levende Vergeten schorshorens zijn lichter van kleur, met name op de flanken. De Nederlandse Knotwilgslak is door Draparnaud in 1805 als een aparte ondersoort geclassificeerd: Clausilia dubia dubia. Dit gegeven maakt de Nederlandse populaties in Europees perspectief extra bijzonder. 2.2 Leefwijze Knotwilgslakken leven zoals de naam al aangeeft graag op knotbomen, vooral Schietwilg en Zwarte populier. In mindere mate wordt de soort op Appel- en Perenbomen en Gewone essen aangetroffen. Oude, knoestige bomen met ruwe schors hebben de voorkeur. Behalve op oude bomen wordt de soort ook aangetroffen op oude struiken, zoals Gewone vlier, Duitse dot, Kat en Amandelwilg. De Knotwilgslak leeft meestal in groepjes op en onder schors van de bomen en struiken. In knotbomen zijn ze ook te vinden in de kruinen van de bomen. Foto 4 en 5. Knoestige Zwarte populieren. Dit is een zeer geschikte waardboom voor de Knotwilgslak. De leefgebieden vinden we vooral in verwilderde griendbossen in het zoetwatergetijdengebied en in knotboomrijen en hoogstamboomgaarden in kleinschalige agrarische gebieden in de uiterwaarden van de grote rivieren. De Knotwilgslak kan langdurige onderdompeling overleven (Loosjes 1951). Dit maakt dat hij in overstromingsgebieden van rivieren kan bewonen. Niet bekend is hoe lang de onderdompeling maximaal mag duren en het is zeer de vraag in hoeverre de extremere peilverschillen van de afgelopen decennia en het hoogwater van 1993 en 1995 de soort parten heeft gespeeld (met name in het midden- en bovenstroomse deel van de grote rivieren). 6

Foto 6. Tijdens hoog water blijven deze hoge knotten boven water. Foto 7. Tijdens extreem hoge waterstanden gaan veel bomen toch knotje onder. Knotwilgslakken zijn goed bestand tegen strenge vorst. Verzamelde bevroren exemplaren bleken na opwarming tot leven te komen. Van exemplaren die tijdelijk in gevangenschap zijn gehouden is gezien dat ze zich voeden met algen en korstmossen als Opeographa atra, Buelia punctata en Lepraria incana (persoonlijke observaties Arno Boesveld). 7

2.3 Migratie Verspreiding door vogels Als de ruimtelijke samenhang in een gebied goed is als er dus genoeg geschikte bomen in de buurt staan van een moederboom is gebleken dat Knotwilgslakken hun leefgebied kunnen vergroten. Hoe dit gebeurt is niet helemaal duidelijk. In de literatuur wordt geregeld verondersteld dat de schorsbewonende slakken zich via vogels verspreiden. Hoewel dit tot op heden nooit is aangetoond, is deze wijze van verspreiding wel aannemelijk. Vogels zoals spechten zoeken voedsel onder schors. Het ligt voor de hand dat daarbij zo af en toe (tijdelijk) een (jong) slakje aan het verenkleed blijft plakken dat elders in geschikt habitat van het verenkleed loskomt. De mogelijkheid van verspreiding door vogels via nestmateriaal is ook een optie. Deze wijzen van verspreiden zijn echter wel afhankelijk van een vrij grote mate van toeval. Verspreiding via de bodem Onderzoek naar de qua leefwijze verwante Schorshoren duidt erop dat de verspreiding van deze soort hoofdzakelijk stapsgewijs van de ene naar de andere boom over bodem verloopt. In de Dordtse Biesbosch werden op plekken met concentraties van waarnemingen van de Schorshoren, behalve op bomen en struiken ook geregeld bewoonde huisjes in ter plekke verzamelde strooiselmonsters aangetroffen. Of er sprake is van bewuste migratie of dat de dieren door andere oorzaken op de grond gevallen zijn is niet duidelijk. Ook is niet duidelijk hoe lang de soort op de bodem kan blijven leven en welke afstanden de dieren precies kunnen overbruggen. Opmerkelijk is wel dat de soort op dergelijke plekken op vrijwel al de onderzochte bomen en struiken werd aangetroffen. In knotwilgenrijen is de Schorshoren geregeld zelfs op alle onderzochte bomen aangetroffen. Omdat de Knotwilgslak in het beneden rivierengebied ook geregeld op alle bomen in knotwilgenrijen gevonden wordt, migreert deze soort mogelijk op dezelfde wijze door de habitat. Ruimtelijke samenhang Bij onderzoek naar de Schorshoren in de Biesbosch viel ook op dat deze soort grote aaneengesloten leefgebieden heeft als de waardplanten dicht bij elkaar staan en niet door barrières van elkaar gescheiden zijn (Dordtse Biesbosch). In gebieden met een minder goede ruimtelijke samenhang van waardplanten (bijvoorbeeld terrein met veel kreken en eilanden) ontbreekt de soort in veel van de geïsoleerde (deel)gebieden (Sliedrechtse Biesbosch). Deze observaties ondersteunen de hypothese dat de dieren zich vooral via de bodem en bomen verplaatsen. (Boesveld 2015, in voorbereiding). Omdat we aaneengesloten leefgebieden van de Knotwilgslak ook altijd zien waar sprake is van een dergelijke goede ruimtelijke samenhang van de waardplanten, lijkt de samenhang van groot belang te zijn voor de mogelijkheid om te migreren. Deze constatering ondersteunt de waarschijnlijkheid van verspreiding over de bodem. 8

Foto 8. Verspreiding over grote afstanden: In een relatief wilde rivier met een breed stroombed en veel geschikte bomen moet verspreiding via het water goed mogelijk zijn. Verspreiding over grote afstanden Gezien het verspreidingspatroon in Nederland (vooral buitendijks in het rivierengebied, zie fig. 1) is het buitengewoon aannemelijk dat de dieren zich via de rivieren hebben verspreid. Wellicht gebeurde dit met omgevallen bomen of afgewaaide takken die tijdens hoogwaterstanden stroomafwaarts zijn en worden meegevoerd (Van Regteren Altena, 1949; Kuiper, 1950). In een relatief wilde rivier met een breed stroombed en veel geschikte bomen moet verspreiding via het water goed mogelijk zijn (zie foto 8). 9

3 Verspreiding 3.1 Verspreiding in Nederland Fig. 1. Verspreiding van de Knotwilgslak in Nederland vóór (cirkel) en vanaf 1980 (uit Kalkman, V.J. (Ed.) 2008. De soorten van het leefgebiedenbeleid. EIS-Nederland, Leiden: 1-234.) In de laatste jaren is de kennis over de Knotwilgslak toegenomen. Een kaart van de situatie in 2015 zou minder vondsten laten zien in het bovenstroomse gebied van de Rijn en meer in de Biesbosch. De verspreiding van de Knotwilgslak beperkt zich tot het stroomgebied van de grote rivieren zoals de IJssel, Lek, Linge, Waal en de Maas. Met uitzondering van Zeeland, Flevoland, Friesland is de soort (in het verleden) in alle provincies aangetroffen. Zeer oude waarneming op de grens van Groningen en Drenthe en in Noord-Holland zijn dubieus. Vooral benedenstrooms, in het zoetwatergetijdengebied zijn nog relatief grote leefgebieden aanwezig. De omvangrijkste populaties zijn aangetroffen in uitgestrekte grienden langs de Oude Maas, zoals de grienden van Rhoon, Klein Profijt en Kuipersveer. Ook langs het Hollands Diep zijn grote populaties aangetroffen, onder meer in de verwilderde grienden van de natuurgebieden de Buitengorzen en de Esscheplaat. 10

Foto 9. De Knotwilgslak wordt uitsluitend in het stroomgebied van de grote rivieren aangetroffen. Foto 10. Kreek geflankeerd door knotwilgen, Dordtse Biesbosch. Leefgebied van de Knotwilgslak. 11

Van het Nationaal Park De Biesbosch zijn enkele kleinere populaties bekend. Vanwege zijn enorme omvang en moeilijke toegankelijkheid is dit gebied nog niet geheel onderzocht. Alleen de Dordtse Biesbosch is volledig geinventariseerd. De inventarisatie van de Sliedrechtse Biesbosch wordt in het voorjaar van 2016 afgerond. In de Brabantse Biesbosch zijn inmiddels meerdere griendcomplexen bezocht maar het zal nog enkele jaren duren voordat ook dit deelgebied geheel is onderzocht. Tot op heden zijn daar geen populaties aangetroffen. In figuur 1 is te zien dat de soort na 1980 stroomopwaarts van De Biesbosch vooral is aangetroffen op een groot aantal plekken langs de Rijn. Deze kaart geeft echter een te positief beeld van de verspreiding anno 2015, want op meerdere stroomopwaartse locaties is de soort bij recent onderzoek niet meer teruggevonden. Het aantal recente vindplaatsen buiten het zoetwatergetijdengebied is beperkt. In 2005 zijn tussen Ameide en Lexmond en tussen Goilberdingen en Culemborg enkele relatief kleine populaties aangetroffen, maar in deze gebieden zijn door dijkwerkzaamheden en herinrichting in de uiterwaarden helaas populaties verloren gegaan. Het is niet duidelijk of de soort er überhaupt nog leeft. In 2007 werden langs de Neder-Rijn ter hoogte van Amerongen in de Bovenpolder nog wel vitale populaties aangetroffen. Voor de rest van Nederland geldt dat er nog geen gebiedsdekkende inventarisaties hebben plaatsgevonden. 3.2 Trend in Nederland Van de Knotwilgslak zijn uit de periode vóór 1980 302 meldingen bekend uit in totaal 126 km hokken, allen uit het rivierengebied. Ná 1980 is de soort waargenomen in 48 km-hokken, waarvan 32 verspreid liggen over in totaal 12 Natura 2000-gebieden. Buiten Natura 2000- gebieden is de soort in 16 km-hokken waargenomen. Natura 2000-gebieden zijn dus van groot belang voor de instandhouding van deze soort. Ten behoeve van het achtergrondrapport voor de Rode Lijst voor mollusken (De Bruijne et al., 2003) werd aan de hand van op dat moment beschikbare gegevens in Nederland een afnemende trend berekend. Ook gebaseerd op de indruk van waarnemers is er sprake van een duidelijk negatieve trend in Nederland. In het algemeen kan worden gesteld dat landelijk het aantal vindplaatsen klein is en dat de slak op diverse ogenschijnlijk geschikte plaatsen de laatste decennia niet (of niet meer) is gevonden, of hoogstens als minimale restpopulatie op restanten van vroegere (oudere) moerasbossen en knotwilgbestanden. Op een aantal in oude literatuur genoemde vindplaatsen (Van Benthem Jutting 1933, Van Regteren Altena 1949; Kuiper 1950; Gittenberger et al. 1984) is de soort inmiddels niet meer aanwezig. Alleen in de Sliedrechtse Biesbosch heeft de soort zich in de afgelopen twaalf jaar in zeer geringe mate uitgebreid. Omdat de soort zo sterk achteruit gegaan is, is de Knotwilgslak als bedreigde soort opgenomen op de Rode Lijst (LNV, 20XX, achtergrondrapport De Bruijne et al., 2003) en valt hij onder het leefgebiedenbeleid. Desondanks heeft er naar de Knotwilgslak nog geen door de overheid gestuurd monitoringsonderzoek plaatsgevonden. Daardoor is er nog steeds sprake van papieren beleid. Precieze uitspraken over de huidige aanwezigheid van deze soort in ons land zijn dan ook niet te doen. 12

3.3 Verspreiding in Europa De Knotwilgslak komt verspreid over midden en noord Europa voor en is in alle ons omringende landen aangetroffen. Het voorkomen per land kan verschillen van weinig vindplaatsen tot vrij algemeen. Hoewel veel verspreidingsinformatie voorhanden is, bestaat geen informatie over een algemene Europese trend. Van de meeste landen, uitgezonderd Nederland, Duitsland, Finland (categorie Endangered ) en mogelijk België, zijn geen duidelijke tekenen van achteruitgang bekend. De Nederlandse Knotwilgslak behoort zoals gezegd tot de ondersoort Clausilia dubia dubia. Dit geeft een extra verantwoordelijkheid voor bescherming van dit dier. Foto 11. Hoog water in de Biesbosch. 13

4 Bescherming 4.1 Leefgebiedenbeleid In 2007 is het leefgebiedenbeleid van kracht geworden. Dit beleid richt zich op groepen van soorten die een gezamenlijk biotoop delen. Voor dit nieuwe beleid is door de overheid een soortenlijst samengesteld met vooral soorten die op de Habitatrichtlijn en op de Rode lijsten staan. Een deel van de opgenomen soorten speelde tot 2007 geen belangrijke rol in het Nederlandse natuurbeleid omdat er weinig bekend was over hun verspreiding en ecologie, laat staat over beheer gericht op deze soorten. Vanwege hun relatieve onbekendheid kregen deze soorten weinig of geen aandacht. Maar omdat ze kritisch zijn in hun biotoopkeuze zijn het goede indicatoren voor de kwaliteit van het habitat waarin ze leven. Daardoor kunnen ze fungeren als graadmeter voor de staat van de natuur. Dit nieuwe soortenbeleid is dus niet primair gericht op bescherming van de soorten, maar beoogt bescherming van leefgebieden voor een veelheid aan zichtbare en ook minder zichtbare soorten. Dankzij het leefgebiedenbeleid is in de afgelopen jaren meer kennis over de geselecteerde kritische soorten verzameld en beschikbaar gekomen. Voor een aantal van deze soorten is inmiddels meer en gericht onderzoek op gang is gekomen om verdere kennisleemtes in te vullen. Met de beschikbare informatie kunnen terreinbeherende organisaties doelgerichter beheren en kunnen beleidsmakers rekening houden met deze soorten bij het maken van plannen (al dan niet via advisering door natuurorganisaties). 4.2 Slakken van het leefgebiedenbeleid en bescherming Van de ca. 215 soorten Nederlandse land- en zoetwaterslakken zijn 3 soorten waterslakken en 3 soorten landslakken opgenomen in het leefgebiedenbeleid. De waterslakken zijn: Platte schijfhoren Anisus vorticulus, Kleverige poelslak Myxas glutinosa en Platte zwanenmossel Pseudanodonta complanata. De drie soorten landslakken zijn: Nauwe korfslak Vertigo angustior, Zeggekorfslak Vertigo moulinsiana en Knotwilgslak Clausilia dubia. Naar de drie soorten van de Europese habitatrichtlijn (Platte schijfhoren, Nauwe korfslak en Zeggekorfslak) gaat momenteel veel aandacht uit, omdat zij wettelijke bescherming genieten. De Knotwilgslak, Kleverige poelslak en Platte zwanenmossel vallen alleen onder het Nederlandse leefgebiedenbeleid en zijn dus niet wettelijk beschermd. Zij krijgen daardoor veel minder aandacht. 4.3 Redenen voor bescherming van de Knotwilgslak Door het ondertekenen van diverse internationale verdragen (Conventie inzake Biologische Diversiteit' (CBD 1992), Convention on the Conservation of European Wildlife and Natural Habitats (verdrag van Bern, 1979)) heeft Nederland verklaard dat zij het beschermen en 14

behouden van de natuurlijke biodiversiteit van groot belang vindt. Hoewel niet wettelijk beschermd schept de sterk dalende trend in het voorkomen van de (Nederlandse) Knotwilgslak de verplichting verdere achteruitgang van deze soort in ons land te voorkomen en de soort als bijzondere natuurwaarde te behouden. Ook de wettelijke zorgplicht is een argument voor het streven naar behoud van de weinige resterende populaties. Als niet snel overgegaan wordt tot inventarisatie en bescherming van de populaties in de stroomopwaartse delen van het rivierengebied is de kans reëel dat de soort daar binnen afzienbare tijd verdwijnt. De grienden in het zoetwatergetijdengebied zijn dan de nog enige plekken waar deze bijzondere en kritische soort zich kan handhaven. 4.4 Organismen die profiteren van de bescherming van de Knotwilgslak De zeldzame Schorshoren en de zeer zeldzame Vergeten schorshoren worden plaatselijk samen met de Knotwilgslak op bomen en struiken aangetroffen. Knotwilgen zijn voor een reeks andere diersoorten van belang, o.a. voor solitaire bijen (die afhankelijk zijn van zetmeel van bloeiende wilgen) en voor de rups van de Wilgenhoutvlinder Cossus cossus. Ook bieden knotwilgen door hun dichte kruin en hun vaak holle stam veel nest- en schuilgelegenheid voor andere insecten, vogels, marters en vleermuizen. Zij verrijken daarom de fauna van een gebied. Door het leefgebied van de Knotwilgslak te behouden en te beschermen wordt tevens het leefgebied van deze en andere bijzondere planten- en diersoorten behouden. Bovendien wordt met de bescherming van de Knotwilgslak een typisch Hollands en Vlaams cultuurlandschap beschermd. 4.5 Stichting ANEMOON en NMV Omdat er door de overheid nog geen invulling is gegeven aan het beleid gericht op inventarisatie en bescherming van de Knotwilgslak is door vrijwilligers van Stichting ANEMOON en de Nederlandse Malacologische Vereniging besloten om niet alleen aanvullend onderzoek te doen naar verspreiding en ecologie van deze soort, maar ook het voortouw te nemen en beleidsmakers en beheerders (gevraagd en ongevraagd) te adviseren bij gepland beleid of beheer in gebieden waar de soort voorkomt. 15

5 Bedreigingen 5.1 Veranderingen in beheer Nieuwe ontwikkelingen Door allerlei ontwikkelingen verdwijnt veel biotoop van de Knotwilgslak en vermindert de ruimtelijke samenhang van de leefgebieden. Het afgelopen decennium zijn in het stroomgebied van de grote rivieren over grote trajecten dijkverzwaringen uitgevoerd en wordt er gewerkt aan het landelijke programma Ruimte voor de rivier. Ten behoeve van de waterafvoer worden rivierdalen verbreed. In het kader van het Rijksprogramma Stroomlijn een deelprogramma van Ruimte voor de rivier wordt vegetatie uit de uitwaarden verwijderd om de stroomsnelheid bij hoge waterstanden te bevorderen. Nieuwe aanplant van bomen en struwelen wordt tegengegaan. Foto 12. Boomkap in kader van Rijksprogramma Stroomlijn langs Boven Merwede nabij Sleeuwijk, potentieel leefgebied van de Knotwilgslak (foto Bart Pörtzgen). Door deze activiteiten zijn op veel plaatsen ecologisch waardevolle (knot)bomen en struiken verdwenen. Op een aantal plaatsen heeft dat geleid tot het volledig verdwijnen van populaties Knotwilgslakken. Vooral in de stroomopwaartse delen van de grote rivieren leidt dat tot steeds meer versnippering van leefgebied. Verdwijnen hoogstamcultuur Oude hoogstamboomgaarden verdwijnen steeds meer uit het Nederlandse landschap. Door de opkomst van de laagstamcultuur is teelt van fruit in hoogstamboomgaarden niet meer rendabel. Hoogstamboomgaarden worden gekapt, en vervangen door laagstamboomgaarden. Van het 16

vroeger zo omvangrijke areaal is slechts een klein percentage over. Dat geldt ook voor hoogstamboomgaarden in de uiterwaarden die voor de Knotwilgslak van belang waren. Helaas verdwijnen met de hoogstamcultuur niet alleen fraaie, oude cultuurlandschappen maar ook bijzondere en zeldzame natuurwaarden, waaronder populaties van schorsbewonende slakken. Nalaten onderhoud Het achterwege blijven van onderhoud kan ook een oorzaak zijn van het verdwijnen van populaties Knotwilgslak. Als knotbomen niet worden geknot, worden de takken zo zwaar dat de bomen instorten en afsterven (foto 13). Verdwijnt een knotbomenrij dan verdwijnen ook de populaties slakken die op die bomen leven. De grootste neergang zien we in gebieden met geïsoleerde populaties in een landschap waar verder geen geschikt biotoop aanwezig is. In grote eenheden natuur zoals in de Biesbosch is de situatie minder kwetsbaar. Wel kan de ruimtelijke samenhang in zulke gebieden verloren gaan wanneer complete knotwilgenrijen verdwijnen waardoor migratie onmogelijk wordt en populaties geïsoleerd raken. Foto 13. Deze knotwilgen storten in door het uitblijven van onderhoud. 5.2 Natuurlijke oorzaken Behalve door menselijk toedoen kunnen ook door natuurlijke oorzaken leefgebieden verloren gaan. Ziekte Door het verwijderen van wilgen die besmet zijn met watermerkziekte kunnen populaties Knotwilgslakken verdwijnen. 17

Stormen Tijdens stormen kunnen grote aantallen waardbomen te gronde gaan. Tijdens krachtige stormen zijn in de afgelopen tien jaar in verwilderde grienden in de Biesbosch grote aantallen wilgen omgewaaid (soms wel meer dan 75% van de wilgenopstanden). Het uitblijven van onderhoud maakt deze bomen extra kwetsbaar voor storm. In hoger gelegen droge grienden vindt geen regeneratie plaats, wat in de natte grienden wel het geval is (foto 14 resp. 15/16). Met het verdwijnen van de waardbomen verdwijnt ook het leefgebied van de schorsbewoners zoals de Knotwilgslak. Foto 14 en 15. Tijdens hevige stormen zijn veel wilgen omgegaan. In hoger gelegen droge grienden (links) vindt geen regeneratie plaats, terwijl dat in natte grienden (rechts) wel het geval is. Foto 16. Regeneratie van wilgen in de Sliedrechtse Biesbosch (Ottergriend). 18

Bevers Wanneer door bevervraat bomen of boomgroepen te gronde gaan kunnen (deel)populaties van schorsbewonende slakken verloren gaan. Uit observaties in de Biesbosch blijkt dat Bevers een opvallende voorkeur hebben voor Zwarte populieren. Deze weten ze kennelijk feilloos op de geur te vinden (bevers zien slecht maar ruiken goed). Geregeld worden alleen de populieren aangevreten en laten de Bevers andere boomsoorten in de nabijheid ongemoeid (foto 19). Vanwege het grote aantal bevers (>200) is het overgrote deel van Zwarte populieren in het Nationaal park De Biesbosch inmiddels aangevreten of te gronde gegaan (foto 20-22). Dit is een negatieve ontwikkeling voor de Knotwilgslak omdat de Zwarte populier niet alleen favoriet is bij Bevers maar ook bij Knotwilgslakken (en de andere twee soorten schorsbewonende slakkensoorten). Foto 17. Bevervrouwtje in de Huiswaard Oost, de Sliedrechtse Biesbosch. Foto 18. Door bever afgeknaagde takken. 19

Foto 19. Zwarte populieren worden aangeknaagd door de bever, andere bomen worden ongemoeid gelaten. Foto 20. Afgeknaagde schors van Zwarte populieren. 20

Foto 21. Zwarte populier in de Sliedrechtse Biesbosch. Op deze boom vestigde zich voor het eerst in dit gebied een populatie Knotwilgslakken. De overhellende, oude boom kon zich meer dan een decennium langer handhaven vanwege ondersteuning door Gewone essen. Tijdens de eerste voorjaarsstorm in 2015 is hij deels omgewaaid, mede doordat één van de essen verzwakt was door bevervraat. Foto 22. Dezelfde ingestorte Zwarte populier, moederboom van de eerste populatie Knotwilgslakken in de Sliedrechtse Biesbosch. Na een tweede voorjaarsstorm datzelfde jaar is de boom is geheel gesneuveld. Op deze enorme boom leefden tijdens hoogtij dagen naar schatting 175-200 knotwilgslakken. Nergens in de Biesbosch zijn zulke grote dichtheden aangetroffen. Gelukkig hebben de Knotwilgslakken zich in een straal van ca. 200 meter weten te verspreiden. 21

6 Beheer 6.1 In kaart brengen Elk beheer begint met weten wat je hebt. Om te weten waar zich populaties bevinden moeten oude (knot)bomen en struiken op het voorkomen van de Knotwilgslak worden onderzocht. Alleen dan kunnen gerichte beheeradviezen worden gegeven ter bescherming van oude boomen struikbestanden waarvan bekend is dat de soort er (nog) voorkomt. De Knotwilgslak kan het makkelijkst gezocht worden door de stam of knot van geknotte bomen af te zoeken of onder loszittende schors te kijken. Langs de grote rivieren kan de soort kan het beste worden geïnventariseerd gedurende de perioden waarin de uiterwaarden droog staan. In het zoetwatergetijdengebied zijn laagwaterperioden tijdens aanhoudende oostenwind en geringe rivierafvoer het gunstigst. De dieren kunnen het hele jaar door worden gevonden, maar zijn bij droogte slechts met veel moeite te ontdekken. Ideaal zijn zomer- en najaar, tijdens regenachtige dagen met een hoge luchtvochtigheid. Aangezien de dieren vooral onder en tussen loszittende schorsdelen te vinden zijn, dient tijdens het inventariseren voorzichtig te worden omgesprongen met de schors van de bomen. Het verwijderen van grote hoeveelheden schors dient met nadruk vermeden te worden. In de uiterwaarden leven ook andere soorten Clausilia s die, alhoewel het geen kenmerkende schorsbewoners zijn, ook wel op en onder schors gevonden worden. Om verwarring met deze soorten te voorkomen moeten inventarisaties uitgevoerd worden door mensen die bekend zijn met deze slakkenfamilie. Voor de herkenning is het verzamelen van een enkel dier met een volgroeid huisje voldoende. Een foto maken is niet altijd afdoende om de soort te herkennen. 6.2 Regulier onderhoud knotbomen Zoals eerder al duidelijk werd heeft de Knotwilgslak niet specifiek geknotte bomen nodig om te kunnen overleven, maar vanwege hun voorkeur voor ruwe en loszittende schors leven ze graag op oude exemplaren van deze cultuurvorm van verschillende boomsoorten. Knotwilgenrijen fungeren daarmee als het ware als langzaamwegen /migratieroutes voor de slakken naar andere geschikte habitats. Als knotbomen niet onderhouden worden kunnen ze instorten en sterven. Als er teveel knotbomen sterven (door gebrek aan onderhoud) verdwijnt meer en meer de ruimtelijke samenhang, en dus het vermogen om (via langzaamwegen ) te migreren en grotere gebieden te koloniseren. Geknotte bomen worden dus bij voorkeur periodiek onderhouden, dat wil zeggen dat de wilgentenen geoogst worden. Voor het behoud van Knotwilgslakken kan deze oogst het best eens per drie tot vijf jaar gebeuren. Daarbij moet dan voorzichtig gewerkt worden om de bomen niet te beschadigen, het liefst in drogere perioden, wanneer de dieren zich onder en tussen de schors hebben teruggetrokken. Ideaal is een scenario waarbij de bomen niet allemaal tegelijk maar om en om worden geknot (gefaseerd knotten). 22

Foto 23. Onderhoud van een griend. Natuurpad Dordtse Biesbosch. Foto 24. Onderhoud van een griend. Natuurpad Dordtse Biesbosch. 23

Foto 25. Onderhoud van wilgenrij en griend. In deze relatief jonge bomen zijn na ca. 15 jaar populaties schorshoren aangetroffen. Natuurpad Dordtse Biesbosch. Foto 26. Zelfde locatie op foto 23, maar nu met hoog water. Aan de stammen is te zien dat het water nog ruim 70 cm hoger heeft gestaan. Natuurpad Dordtse Biesbosch. 24

6.3 Slaktransplantatie Als bomen en struiken toch gekapt of gerooid moeten worden kan slaktransplantatie een goede optie zijn: het overzetten van verzamelde dieren op potentieel geschikte bomen die niet gekapt worden. De selectie van de adoptiebomen moet zorgvuldig gedaan worden. Aangezien de soort een hoge luchtvochtigheid nodig heeft moeten de dieren niet op vrijstaande bomen maar op bomen in boomgroepen geplaatst worden. Ook zijn niet alle boomsoorten even geschikt (Boesveld, De Boer &Neckheim 2014). Door slaktransplantatie kunnen dieren gespaard blijven die weer nieuwe populaties kunnen opbouwen. 6.4 Bescherming van waardbomen tegen bevervraat In gebieden waar populaties dreigen te verdwijnen door bevervraat kan er voor gekozen worden om deze te beschermen met (kippen)gaas. In grootschalige, aaneengesloten leefgebieden zoals in het benedenrivierengebied zijn dergelijke beschermingmaatregelen niet nodig. 6.5 Nieuwe aanplant Actief beheer van hotspots van Knotwilgslakken, gericht op het verbeteren van de ruimtelijke samenhang, is een goede manier om achteruitgang tegen te gaan. Om een rijke, levensvatbare populatie Knotwilgslakken te krijgen is het van groot belang dat de afstand tussen waardbomen niet te groot is. Dit betekent naast het onderhouden van oude bomen: tijdig jonge waardbomen of waardstruiken aanplanten (zowel vervangend bij het wegvallen van vegetatie, als preventief door extra aanplant). Wanneer in knotwilgenrijen oude bomen uitvallen kan aanplant van jonge wilgen er voor zorgen dat een populatie op peil blijft. Uit monitoring van de schorshoren in De Biesbosch blijkt dat nieuwe aanplant tussen door deze slak bewoonde oude bomen (foto 27) relatief snel gekoloniseerd wordt. Voor de Knotwilgslak zal dit waarschijnlijk ook het geval zijn. Ook is al gebleken dat leefgebied vergroot kan worden door in geschikte gebieden wilgenrijen aan te planten (bij voorkeur aansluitend op bestaande rijen) en deze als knotwilg te beheren (foto 28). In de uiterwaarden van de Nieuwe Merwede, waar anno 2000 langs wandelpaden op het Natuurpad rijen knotwilgen waren aangeplant, werden tijdens een inspecties in de periode 2003-2005 geen schorshorens aangetroffen. Nu, ca. 10 jaar later, zijn zonder menselijk ingrijpen diverse rijen gekoloniseerd door schorsbewonende slakken, waardoor hun leefgebied duidelijk is uitgebreid. Deze nieuw-gekoloniseerde rijen sluiten aan op oude knotwilgenrijen waarop tijdens de eerste inspecties populaties van deze slakken waren aangetroffen. En ook andere waardbomen kunnen actief beheerd worden met als doel behoud en uitbreiding van leefgebied. 25

6.6 Rust Alleen decennialange 'rust' bij de juiste omstandigheden (voldoende beschutting en een hoge lucht vochtigheid) leiden tot de rijk begroeide schorsen waarop en waaronder grote en gezonde populaties schorsbewonende slakken leven. Nieuwe bomen hebben tijd nodig om dit stadium te bereiken. Aanplant van nieuwe boombestanden heeft voor de instandhouding of hervestiging van de schorsbewoners alleen effect wanneer dit tijdig gebeurt, tussen reeds aanwezige en in stand te houden oude donorbomen waarop de moederpopulaties leven. Foto 27. Tijdige aanplant na uitval van knotwilgen, zoals langs wandelpaden op het Natuurpad Dordtse Biesbosch, heeft er voor gezorgd dat populaties hier op peil blijven. Foto 28. Nieuwe aanplant in de uiterwaarden van de Nieuwe Merwede (Natuurpad Biesbosch). Na tien jaar vestigden zich schorsbewonende slakken op deze bomen. 26

Foto 29. Deze luchtfoto van het Natuurpad Biesbosch geeft de ruimtelijke samenhang van waardbomen weer die van belang is voor de Knotwilgslak (foto Piet Bijl). Foto 30. Nog een keer het Natuurpad Dordtse Biesbosch, op de oevers van de Merwede. Nu is ingezoomd is de plek waar onderhoud aan een griend plaats heeft gevonden (foto Piet Bijl). 27

Foto 31. Luchtfoto Dordtse Biesbosch. Ook hier zien we een goede ruimtelijk samenhang van grienden en rijen knotwilgen (foto Piet Bijl). 6.7 Kansen voor het beheer De beste kansen voor beheer gericht op het behoud van de soort liggen uiteraard op locaties in de uiterwaarden waarvan bekend is dat de soort er voorkomt. Bescherming van de oude boombestanden, (bodem)rust en de knotbomen slechts eens in de drie tot vijf jaar zorgvuldig en bij voorkeur gefaseerd knotten zijn belangrijke beheermaatregelen. Verder is het van belang te zorgen voor behoud of creëren van ruimtelijke samenhang, door het tijdig aanplanten van nieuwe waardbomen en/of nieuwe knotwilgenrijen (foto 29-31). 28

7 Literatuur Boesveld, A., 2005a. Inventarisatie van de landslakken van Noord-Brabant. EIS. Leiden. 104pp. Boesveld, A., 2005b. Inventarisatie van de landslakken van Zuid-Holland. Stichting EIS. Leiden. 85 pp. Boesveld, A., 2015 (in prep.). De Schorshoren Balea perversa in de Dordtse Biesbosch. Stichting ANEMOON, Bennebroek. Boesveld, A., J.H. de Boer en C.M.C. Neckheim, 2014. Een voorkeur voor oude, knoestige bomen. Schorsbewonende slakken in Nederland. Vakblad Natuur Bos Landschap 110: p.10-13. Bruyne, R.H. de, H. Wallbrink & A.W. Gmelig Meyling, 2003. Bedreigde en verdwenen land- en watermollusken in Nederland. Basisrapport met voorstel voor de Rode Lijst, EIS Leiden & Stichting ANEMOON, Heemstede 88 pp. Gittenberger, E., W. Backhuys & Th. E. J. Ripken, 1984. De landslakken van Nederland. KNNV 184 pp. Kalkman, V.J. red., 2008. De soorten van het leefgebiedenbeleid. Rapport EIS 2008-04. EIS Nederland, Leiden. 232 p. Kuiper, J.G.J., 1950. Verspreidingsschets van het landslakje Clausilia dubia Drap. - De levende Natuur 53 (12): 234-238. Loosjes, F. E., 1951. De verspreiding van Clausilia dubia Drap. in Nederland. - De Levende Natuur 54 (9): 173-174. Regteren Altena, C.O. van, 1949. Slakkenkaartjes. - In: In het voetspoor van Thijsse. Wageningen: 206-270. 29