Blog Peter de Volder. Schilderen Schrijven November 2016. Ik werk niet met zekerheden. Zo heb ik een fikse hekel aan compositorische wetmatigheid zoals: Een leeg doek schilderen maar onder in een hoek gebeurt er van alles. Dat is spanning. Ik plaats links rechts boven en onder accenten. En als die accenten niet bevallen schilder ik ze of helemaal of gedeeltelijk weg. Meestal het laatste. Maar vaak weet ik het niet zeker. Dan wacht ik rustig af. Of verdergaan op een ander deel van het schilderij brengt de oplossing. Het betekent dat ik erg gedetailleerd kijk en werk. Ik klodder niks zomaar raak. Dat gedetailleerde werken heb ik altijd belangrijk gevonden. Ik ben nooit een schilder geweest van vlakken kleur tegen elkaar geplaatst. November 2016. Een weiland is gras met bloemen en alles groeit er zomaar door elkaar en valt in en over elkaar. De natuur houdt zich niet aan kleur- en vormwetten. De natuur doet gewoon wat het doen moet: groeien, bloeien, sterven. Het schilderij ontstaat vanuit de verflagen over en naast elkaar geplaatst. De compositie ontstaat, en zijn niet zozeer vlakken als wel accenten op het doek. Kleur die opvalt. Op het internet zie ik voornamelijk op schilderkunstig gebied literaire, verhalende afbeeldingen in olieverf. Wordt er nog geschilder? Over mijn gedichten dit: Meestal begint het schrijven van een gedicht met een zin die me opeens te binnen valt. En vaak weet ik dan ook al een kort vervolg. Maar verder komt het niet. Ik schrijf het op in een boekje (waarvan ik er een paar verschillende heb). Daar komen meestal wat kleine invallen bij te staan.
Dan gaat de tekst naar de computer. De beste invallen kunnen als zin in een gedicht blijven staan maar aan kracht verliezen als het vervolg niet lukken wil. De zin waar ik zo tevreden over was wordt grijzer en grijzer. Het is beter om dan alle toevoegingen weg te halen. Delete. Of onder aan de bladzijde nog te bewaren. Maar meestal gooi ik het ook daar weg. Ik heb dit jaar zo n zeventig gedichten geschreven. Maar echt niet allemaal goed. En hetzelfde aantal heb ik klaar staan: aan hen moet nog gewerkt worden. Wanneer het gedicht af is weet ik niet precies. Een aardig voorbeeld vind ik het volgende gedicht. Begonnen met de eerste twee regels en toen was daar opeens mijn oma en een paar weken later de maanwandeling in 1968. Paard en Hond. (Voor mijn oma Johanna van Otterdijk, die ik nooit heb gekend.) Honden sterven eerder sterven dan paarden. Dit weet iedereen. Ik heb geen paard of hond in huis en toch weet ik het. Het is dus kennis die ieder van ons aangeboren is. Mijn oma die erg klein was en lang grijs haar had en Johanna heette en al zeker 50 jaar dood is, vertelde ons in het zwart gekleed vanuit haar zwarte fauteuil dolgraag over het hondje op het grote paard en hoe het beestje in een krappe bocht van het galopperende paard stuiterde en luid jankend tegen een dikke boomstam in het bos stierf. Zoiets gebeurde vroeger gewoon, merkte oma op, net zo normaal als maandag wasdag, woensdag gehaktdag, toen. Wij zuchtten diep. En vroegen naar het vervolg. Na een diepe stilte: men denkt dat het paard ergens tussen bos en dorp opgestegen is want het bleef zoek en werd nooit meer gevonden terwijl het toch een trouw beestje was dat altijd zelf de weg naar huis wist te vinden. In 1964 verkende een Apolloraket de dampkring. Geleerden ontdekten op het meegebrachte fotomateriaal een vage vorm, als een dansend wit paard. En nog wat later: Toen de astronaut Neil Armstrong aan de eerste maanwandeling begon
hoorde hij in de verte maar niet eens zo heel ver weg een gehinnik dat nooit werd verklaard. Op de radio-opnamen is het te horen tussen het kraken ruisen en het piepen en spreken. Dat was in 1968. Toen was oma al niet meer. Het oranje schilderij hieronder na een maand op drie weer voor me gezet en nog een paar uur in gewerkt. Wat minder los gemaakt, en meer oranje met oranje/sapgroen, wat een groenig bruin geeft. Ook de groene Tuin aangepakt na een maand of drie stilte. Gedraaid en verder aan gewerkt. Bloemetjes er in. Met wit. Dit is beter. September 2016. Een paar schilderijen, Tuinen, klaar waarvan er 1 veel te veel De Kooning is. Maar wel een goede oefening voor wat ik deels wil, en deels niet. Aan een klein schilderijtje begonnen n.a.v. een tekening waarop wat bloemvormen staan, over het vlak verdeeld. Afwisselend dikke verf en dun, zelfs transparant. Als deze laag droog is ga ik er ook in poetsen. Geen penseel gebruiken maar een doek om de verf aan te brengen. Ik hou van verschillende technieken in een schilderij. Een schilderij uit één stuk zal me nooit bevallen. Volgende maand doe ik met drie schilderijen mee aan de verkiezing Schilderij Van Het Jaar. Augustus 2016. Meer vorm en meer schilderwerk. Hoe breng ik dat bij elkaar. Misschien mag het werk iets meer terug naar wat ouder werk. Waarin ook vlakken staan, vrij egaal. Dan moet ik wel op de vorm gaan letten. Augustus 2016. Er moet in mijn hoofd een beeld zijn om aan te gaan werken. Het beeld is dus niet alleen op het doek maar ook in mijn hoofd. En het uiteindelijke resultaat moet me verassen. En open blijven voor
interpretaties. De vlek is belangrijk. Maar ook de invulling die ik aan een vlak geef. En ik wil als het ware tekenen in een schilderij: precieze lijnvoering, krassen. Meestal werk ik ene paar maanden aan een schilderij. Twee. Drie. Ik begin met een tekeningetje, maar ik laat dat begin al snel los. Soms draai ik het schilderij tijdens het werken. Draaien geeft altijd een verassend, nieuw beeld, en dus verassende en nieuwe uitganspunten om daar vanuit verder te werken. Juni 2016 Kleurcomposities. Ik werk eigenlijk niet echt met de gewone composities. Natuurlijk zijn die onderdeel van een schilderij, maar in mijn werk werkt veel meer de kleur verbindend en verdrijvend. Met het neerzetten van die ene kleur op de juiste plek, valt de compositie op zijn plaats. Dat is een veel lossere manier van werken, en ook minder strak componeren. Maar het vergt wel veel meer tijd, het is veel zoenen en kijken en denken welke kleur moet nog anders, of er bij of minder, en hoe schilder ik dat. En altijd komt Bonnard terug. Vanmiddag dacht ik: gelukkig ben ik niet beïnvloed door Picasso want daar kom je volgens mij niet onderuit. Maar met Bonnard is dat anders. Een minder dwingende schilder, niet iemand die, zoals Picasso wel deed, alles stevig naar zijn hand zette. Wachten. Schilderen is wachten. Soms denk ik dat de oplossing in een schilderij aan een bepaald element ligt. Maar ik wacht een paar dagen, een week, een paar weken. En dan ligt de oplossing toch
elders, in iets dat ik niet verwacht had en niet kon bedenken. Een kleur in een kleur, een element te veel, een element in de verkeerde kleur, een niet goed lopende afscheiding tussen het ene vlak en het andere. juni 2016 Toeval bestaat niet in het schilderen. Gewoon omdat de schilder over alles een beslissing neemt. Je laat het staan of je haalt het weg. That s it. Vooral op de kunstacademie was het een discussie, een academische discussie dus, die telkens opnieuw veel stof deed opwaaien. Ik kom nu tegen omdat ik veel losser werk. Maar ik heb er met mezelf nauwelijks over gediscussieerd. Toeval. Onzin. Juni 2016. Niet alleen de tuin van mijn ouders vroeger is inspirerend (die kleurenzee), ook onze eigen tuin, die op plekken een rommeltje is, waar juist daardoor de prachtigste plantjes opkomen. Tuin is voor mij bloemen, vijver, en verborgen hoekjes. Juni 2016. Als je een rode bloem op het gras zet vormt de kleur zich onmiddellijk naar zijn omgeving. De natuur is hierin perfect. Maar een rode vlek in een groen verfveld is een heel ander verhaal. Dat botst. En die botsing moet je willen, of anders schilder je het rood en het groen naar elkaar toe. Dat kan door de kleur wat te veranderen aan de randen, of door de verf anders op te brengen (minder hard op hard).