ZORGPRESTATIE OOGZORG Versie 05-07-2016 12 jaar 4. Oogarts of orthoptist Huisarts stelt indicatie visusklachten Geleidelijk ontstaan, oorzaak onduidelijk >12 jaar * Rood zonder pijn Zie stroomschema Geen pijn en Niet rood en Pijn en/of flitsers & floaters NHG rood oog Geen flitsers & floaters 1. Huisarts 2. Optometrist 4. Oogarts 3. Meekijkconsult 4. Oogarts Diagnostisch onderzoek *"NHG standaard gaat uit van 8 jaar; lokaal is met de orthoptisten de afspraak >12 jaar gemaakt. 1. Huisarts Geleidelijk ontstaan, oorzaak duidelijk Verdenking refractie afwijking 5. Opticien Geen refractieafwijking 2. Optometrist Acuut ontstaan, NHGstandaard M12 4. Oogarts 1. Eigen huisarts of collega huisarts 2. Optometrist binnen de regio met specifieke scholing 3. Meekijkconsult 4. Sp ecialist in het ziekenhuis. 5. Opticien Doel zorgprestatie Algemeen doel is het aantal verwijzingen naar de oogarts laten afnemen door inzet van de expertise van de optometrist. Refractieafwijking(en) - 40% minder verwijzingen voor refractieafwijking(en) naar de oogarts. Staar - Bij 100% wordt bij vermoeden van staar verwezen naar de optometrist en niet naar de oogarts, - Bij 100% waarbij de patient staar heeft maar geen operatie wil wordt niet verwezen naar de oogarts; - Bij 100% waarbij de patient (storende) staar heeft én een operatie wil, wordt verwezen naar de oogarts.
Achtergrondinformatie Met de toenemende zorgvraag en stijgende zorgkosten is ook taakherschikking binnen de oogzorg in Nederland een thema geworden. Er bestaat echter nauwelijks onderzoek naar de taakverdeling binnen de eerstelijns oogzorg, en meer specifiek wat de rol van de eerstelijns optometrist 1 hierin zou kunnen zijn. In een onderzoek door het Nivel in 2014 is met behulp van patiënten-data van huisartsen en optometristen het substitutiepotentieel van de optometrist geschat voor een aantal aandoeningen die door enkele oogartsen en optometristen als substitueerbaar zijn beoordeeld. Hieruit blijkt dat de optometrist jaarlijks potentieel 207.000 patiënten kan opvangen die anders de huisartsen consulteren. De optometrist kan eveneens patiënten onderzoeken en adviseren die via de huisarts naar de oogarts worden verwezen. Het kan hierbij in theorie om potentieel 21.000 patiënten gaan. Epidemiologie In de tabel op de volgende pagina een overzicht van de prevalentie- en incidentiecijfers van oogproblemen in de Nederlandse huisartsenpraktijk naar geslacht in 2013 (per 1.000 patiënten). F02 Rood oog Incidentie 4,0 Mannen 3,7 Vrouwen 4,3 Prevalentie 3,5 Mannen 3,3 Vrouwen 3,6 F70 Infectieuze conjunctivitis Incidentie 19,0 Mannen 16,4 Vrouwen 21,5 Prevalentie 16,8 Mannen 14,8 Vrouwen 18,8 F71 Allergische/niet-gespecificeerde conjunctivitis Incidentie 5,6 Mannen 4,8 Vrouwen 6,3 Prevalentie 9,2 Mannen 7,8 Vrouwen 10,6 F84 Maculadegeneratie Incidentie 0,9 Mannen 0,8 Vrouwen 1,1 Prevalentie 5,0 Mannen 3,8 Vrouwen 6,3 1 Optometristen zijn paramedici die oogafwijkingen onderzoeken, oogmetingen verrichten, oogziekten kunnen herkennen en mensen eventueel door kunnen verwijzen naar de huisarts, een oogarts of orthoptist. Valt onder de artikel 34 beroepen van de Wet BIG.
F 91 Refractie afwijking(en) Incidentie 5,4 Mannen 4,8 Vrouwen 6 Prevalentie 26,3 Mannen 23,7 Vrouwen 28,8 F 92 Cataract/staar Incidentie 10,8 Mannen 8,9 Vrouwen 12,6 Prevalentie 17,4 Mannen 14,2 Vrouwen 20,4 Mannen F 93 Glaucoom/verhoogde oogdruk Incidentie 1,9 Mannen 1,7 Vrouwen 2,1 Prevalentie 12,0 Mannen 10,6 Vrouwen 13,3 Nulmeting regio Franeker ICPC DBC/DOT Ingestuurd door huisartsen Q4 2015 N=117 Bevindingen oogartsen Kan bij 1 e lijn optometrist blijven op basis van DBC codes % van DBC kan bij 1 e lijn optometrist blijven op basis van aantal ICPC's F02/F70/F71 6 11 100% (x0.55) 55% Rode, geïrriteerde oog F84 707/705 5 11 72% (x0.45) 32% Maculadegeneratie F 91 155/154/159 16 26 88% (x0,61) 54% Refractieafwijking(en) 209 F 92 554/557 35 38 32% (x0,92) 29% Cataract/staar F 93 Glaucoom/ 901 1 3 100% (x0,33) 33% verhoogde oogdruk Overig 54 28 (x0.55) 55% Totaal 63/117 (= 54%) 89/117 (= 76%) Gem. 64% Gem. 38% In 2015/Q4 is retrospectief onderzoek uitgevoerd in de praktijken van Bruin & Zwager, Heeres & De Groot en Het Bolwerk. In kolom 3 staat wat de huisartsen volgens de genoemde ICPC's-codes hebben ingestuurd. In Kolom 4 staat het aantal met een vergelijkbare DBC code opgegeven door de oogartsen. In kolom 5 staat het percentage van de DBC-codes dat n.a.v. de terugkoppeling van de oogarts alleen bij de optometrist gezien kan worden. De uitval is veroorzaakt door oogheelkundig ingrijpen zoals een cataractextractie.
In kolom 6, uitgaande van eenzelfde aantal consulten bij de optometrist het percentage van de uiteindelijk door de oogarts geziene DBC-codes, dat op basis van de verwijzing vanaf de huisarts (daar ligt immers de substitutie) bij de optometrist kan blijven. Het gemiddelde percentage van DBC's dat op basis van het aantal ICPC's volgens de optometristen alleen door een optometrist gezien kan worden (dus zonder verwijzing naar de oogarts) is 38% (gemiddelde van het totaal van kolom 6). Indicaties F02, F70, F71 Rode, geïrriteerde ogen, F84 Vermoeden maculadegeneratie; F91 Refractieafwijkingen; F92 Vermoeden van cataract/staar; F93 Screening op glaucoom/verhoogde oogdruk. Contra-indicaties Kinderen < 13 jaar, Acute visusklachten; Flitsen en vlekken; Trauma s. BELEID 1. Bij rode, geïrriteerde ogen 1. Cliënt meldt zich bij optometrist met een vraag: behandeld door de optometrist en terugverwezen naar eigen opticien. b) Optometrist vindt verdachte afwijking en stuurt cliënt met rapportage en advies naar de huisarts, die Zie Richtlijn Rode oog OVN (bijlage PDF). conform 1.a, 1.b of 1.c.
2. Beleid bij vermoeden maculadegeneratie 1. Cliënt meldt zich bij optometrist met een vraag: behandeld door de optometrist en terugverwezen naar eigen opticien. b) Optometrist vindt verdachte afwijking en stuurt cliënt met rapportage en advies naar de huisarts, die conform 2.a, 2.b of 2.c. 3. Beleid bij refractieafwijking 1. Cliënt meldt zich bij opticien met een vraag: behandeld door de optometrist. b) Optometrist vindt verdachte afwijking en stuurt cliënt met rapportage en advies naar de huisarts, die conform 3.a, 3.b of 3.c. 4. Beleid bij cataract/staar 1. Cliënt meldt zich bij optometrist met een vraag: behandeld door de optometrist en terugverwezen naar eigen opticien. b) Optometrist vindt verdachte afwijking en stuurt cliënt met rapportage en advies naar de huisarts, die conform 4.a, 4.b of 4.c. 5. Beleid bij glaucoom/verhoogde oogdruk 1. Cliënt meldt zich bij optometrist met een vraag: behandeld door de optometrist en terugverwezen naar eigen opticien.
b) Optometrist vindt verdachte afwijking en stuurt cliënt met rapportage en advies naar de huisarts, die Zie Richtlijn Glaucoom OVN (bijlage PDF). conform 5.a, 5.b of 5.c. Verwijzing/terugverwijzing Verwijzing naar de oogarts: De huisarts kan naar de oogarts verwijzen voor genoemde ICPC s, Verwijzing naar de optometrist: De huisarts kan naar de optometrist verwijzen voor genoemde ICPC s. Evaluatiecriteria Zorgdomein: Verwijzing naar de oogarts voor genoemde ICPC s, Verwijslijn (of andere verwijsapplicatie): Verwijzing naar de optometrist voor genoemde ICPC s; ZIS: Aantal DOT s Ervaringen middels anonieme vragenlijsten van: Patiënten Huisartsen Optometristen Opticiens Oogartsen Voorwaarden voor implementatie De patiënt is goed geïnformeerd over deze substitutie, waarbij de nadruk ligt op behoud van kwaliteit van de geboden zorg, zorg dichtbij en sneller beschikbaar tegen lagere kosten. Deze informatie wordt gegeven in een patiëntenfolder over substitutie, Regionale dekking, zodat patiënt niet ver hoeft te reizen voor onderzoek door een optometrist;
Een pilot met dusdanig geformuleerde evaluatiecriteria dat duidelijk wordt dat de optometrist geen zaken heeft gemist. Dossiervoering met SOEP-notatie: Ingangsklacht Uitgevoerde diagnostiek met uitkomst(en) (voorlopige) Diagnose Beleid; De pilot vindt plaats in het verzorgingsgebied van De Hertog. De optometristen werkzaam in dit verzorgingsgebied die aan de inclusiecriteria voldoen, mogen deelnemen aan de pilot; De collega opticiens zijn goed geïnformeerd d.m.v. een informatieavond en/of een brief. De mogelijkheid overwegen dat de opticien bij twijfel ook zelf kan verwijzen naar de optometrist met een (zelfde soort) verwijsblok waarbij met toestemming van de cliënt wordt teruggekoppeld naar de eigen opticien; Onderscheid tussen optometrist en opticien is duidelijk, zodat belangenverstrengeling wordt voorkomen; De patiënt is vrij in zijn keuze van optometrist; Waarborging van de kwaliteit van de oogzorg geboden door optometrist: - Taakomschrijving van de optometrist (zie bijlage) - Minimaal gelijkwaardig aan de huidige oogzorg - HBO opleidingsniveau - KP-registratie, verplichte bijscholing en BIG-registratie - Kwalitatief hoogwaardige apparatuur: OCT-scan, FDT, Funduscamera, BIO en spleetlamp; Duidelijke verwijsafspraken via een verwijsapplicatie: - Digitaal verwijzen via opto-connect en zorgmail - Optometrist zorgt voor goede vastlegging van gegevens in het dossier - 2-wekelijkse terugkoppeling door optometrist naar huisartsen om tussentijds indien nodig bij te sturen; Financiering van: - De inzet van de optometrist is gecontracteerd - Tijdsinvestering ontwikkeling binnen individuele huisartsenpraktijk (eenmalige kosten) - De kosten van de extra werkzaamheden van de huisarts (nabespreking/terugkoppeling). Richtlijnen en bronnen De potentiele filterwerking van de extramurale optometrist in de Nederlandse oogzorg: een vignetonderzoek. Hoofdrapport. Batenburg, R e.a. Nivel, oktober 2014 Plan geïntegreerde oogzorg, opstellers: OVN, NGO en NVVO, betrokken partij: NHG, oktober 2013 http://www.optometrie.nl/serverspecific/default/images/file/documentenovn/20131002plangeintegree rdeoogzorgnogovnnvvodefinitief.pdf Huisarts moet zich herbezinnen op oogzorg, Medisch Contact, 17 april 2014
Een meting van het substitutiepotentieel binnen de oogzorg, Van Hassel D. e.a. TSG: Tijdschrift voor Gezondheidswetenschappen: 2013, 91(8), 497-504 De omvang en potentiele filterwerking van de optometrist binnen de oogzorg in Nederland. Een verkennende analyse op basis van cliënt gegevens van optometriepraktijken en LINH; Batenburg, R, Van Hassel D. Nivel 2012 NHG Standaard Visusklachten, M12, oktober 2015 NHG Standaard Het Rode Oog, M57, februari 2006 Bijlagen 1. Taakprofiel optometrist 2. Richtlijn Glaucoom onderzoek OVN 3. Handelingsinstructie Het rode oog OVN. Samenstelling werkgroep Frank Zwager, huisarts Rense Buimer, oogarts Martin Gorter, optometrist Mark Bril, optometrist Frederik Heeres, regiodokter en huisarts Susan Silvius, praktijkmanager De Hertog Erwin Brameijer, regioadviseur Eveline Nieuwland, projectadviseur.
BIJLAGE TAAKPROFIEL OPTOMETRIST Screenen van de gezondheid van de ogen van cliënten/patiënten is een belangrijk onderdeel van de werkzaamheden van de optometrist. Tot de taken van de optometrist behoren refractiebepalingen, het opsporen van afwijkingen of ziektes aan het oog en het aanmeten van brillen en lenzen en andere optische hulpmiddelen en het adviseren van oefeningen. De optometrist verricht uitgebreid onderzoek van de ogen, de adnexa, alle visuele vermogens van de cliënt met behulp van daartoe geëigende apparatuur of door het toedienen van diagnostische farmaca met als doel het ontdekken van eventuele oogafwijkingen of pathologische oogaandoeningen. In het geval van geconstateerde refractieafwijkingen schrijft de optometrist noodzakelijke optische correctie- of hulpmiddelen voor, zoals bril en contactlens, om de afwijking op te heffen, te verminderen of te compenseren. In het geval van geconstateerde pathologische oogaandoeningen verwijst de optometrist de cliënt door naar de huisarts of via de huisarts naar de oogarts of de orthoptist. Een ander onderdeel van de werkzaamheden van de optometrist is bewaking van de gezondheid van de ogen van cliënten. Op verwijzing van de huisarts of oogarts voert de optometrist vervolgonderzoeken uit met betrekking tot oogaandoeningen bij patiënten met chronische ziekten welke het risico op oogaandoeningen vergroten. Te denken valt hierbij aan chronische ziekten, zoals glaucoom en diabetes mellitus, die het risico op oogaandoeningen vergroten.