Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergelijkbare documenten
Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Initiatiefnota over de accijnsopbrengsten

Initiatiefnota accijnsopbrengsten en brief over oldtimers. Pieter Omtzigt Tweede Kamerlid voor het CDA

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Op-/aanmerkingen Evaluatie accijnsverhoging op diesel en LPG en Bijlage, d.d

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

2013D13876 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Tweede Kamer der Staten Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Benzine-accijns op de helling

Tweede Kamer der Staten-Generaal

R e g i s t r a t i e k a m e r. Vaste Commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen uit de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Rapport. Datum: 18 oktober 2001 Rapportnummer: 2001/325

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

afspraken die in het Najaarsoverleg 2008 zijn gemaakt. Volstaan wordt dan ook met hiernaar te verwijzen.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

2016D30138 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

(autogas en propaan)

Tweede Kamer der Staten-Generaal

2015D44592 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

: Nieuw belastingstelsel

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Het wetsvoorstel is op 17 november 2011 met algemene stemmen aangenomen door de Tweede Kamer.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 25 mei 1993 *

Tweede Kamer der Staten-Generaal

DE GRENS BEREIKT. De worsteling van pomphouders in de grensstreek

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

SOCIAAL-ECONOMISCHE ADVIES INZAKE WIJZIGING VAN DE WET OP HET PREVENTIEFONDS UITGAVE VAN DE SOCIAAL-ECONOMISCHE RAAD

betreffende de problematiek van de hoge brandstofprijzen

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag : 9 mei 2008 Ons kenmerk : S.A /K Uw Kenmerk : DB U Betreft : Inkoop ouderdomspensioen over achterliggende dienstjaren

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 2011, nr. ;

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag

EERSTE KAMER DER STATEN-GENERAAL. Vergaderjaar 2016/17

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Maatregelen op het gebied van autobelastingen ( Autobrief ) VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG Vastgesteld..

Centrum voor Proces- en Productontwikkeling. de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag

Tweede Kamer der Staten-Generaal

2016D14695 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Transcriptie:

Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1990-1991 22098 Wijziging van de Wet op de accijns van minerale oliën en van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1966 (lastenverzwaringauto's in verband met tariefstïjging openbaar vervoer) Nr. 7 EINDVERSLAG Vastgesteld 5 juni 1991 Na kennisneming van de memorie van antwoord acht de vaste Commissie voor financiën 1 de openbare behandeling van dit wetsvoorstel voldoende voorbereid, indien de regering tijdig zal hebben geantwoord op de navolgende vragen en opmerkingen. Algemeen De leden van de PvdA-fractie hadden met belangstelling kennis genomen van de memorie van antwoord, die hun aanleiding gaf op enkele punten terug te komen. 1 Samenstelling: Leden: Koning (VVD), voorzitter, Van Houwelingen (CDA), Schutte (GPV), De Korte (VVD), Tommel (D66), Linschoten (VVD), Paulis (CDA), Vermeend (PvdA), Brouwer (Groen Links), G. H. Terpstra (CDA), Melkert (PvdA), ondervoorzitter, Smits (CDA), Reitsma (CDA), Vreugdenhil (CDA), Vriens-Auerbach (CDA), Van Rijn-Vellekoop (PvdA), Van der Vaart (PvdA), G de Jong (CDA), Ybema (D66), Witteveen-Hevinga (PvdA), M Zijlstra (PvdA), A de Jong (PvdA), Kersten (PvdA). Plv. leden: Van Rey (VVD), Leers (CDA), Van Dis (SGP), Van Erp (VVD), Groenman (D66), Weisglas (VVD), Gerritse (CDA), Schoots (PvdA), Rosenmöller (Groen Links), Hillen (CDA), Van Traa (PvdA), Wolters (CDA), Van de Camp (CDA), Schartman (CDA), De Leeuw (CDA), Van Zijl (PvdA), Verspaget (PvdA), Van lersel (CDA), Wolffensperger (D66), Leerling (RPF), Van Nieuwenhoven (PvdA), Lonink (PvdA), Van Otterloo (PvdA). Deze leden herhaalden hun verzoek om de ontwikkeling van het niveau van de benzine-accijns sinds 1965 in reële termen te geven en wel uitge drukt in guldens van 1991. Het is waar dat deze gegevens met enig rekenwerk uit bijlage 4 van de notitie inzake de tariefstelling van de accijns van minerale oliën en LPG (TK 22 063) zijn te herleiden, maar voor de helderheid van de discussie zouden zij de getallen uitgedrukt als gevraagd in de nota naar aanleiding van het eindverslag gepresenteerd willen zien. Uit bijlage 1 bij de memorie van antwoord over de afzet van benzine ten tijde van de oliecrises leidden de leden van de PvdA-fractie af dat van 1973 op 1974 de aflevering van benzine met ongeveer 10% daalde en van 1979 op 1980 met ongeveer 3%. Zij zagen hierin een bevestiging van hun veronderstelling dat een hogere benzineprijs wel degelijk een remmend effect heeft op het verbruik. Volgens de op andere basis samengestelde bijlage 6 zou de daling van het verbruik van 1979 op 1980 zelfs bijna 6% zijn geweest en heeft deze daling zich in 1981 voort gezet. De leden van de PvdA-fractie herhaalden dat zij de interpretatie van de regering van het begrip gebruikskosten van de auto afwezen en dat zij nu evenmin konden instemmen met een resterende taakstelling van f 102 miljoen bij het opbaar vervoer. Zij verwezen hiervoor naar hun inbreng bij het mondeling overleg van de vaste Commissie voor Verkeer en Water 113489 F ISSN0921 7371 SDU uitgeverij 's Gravenhage 1991

staat op 28 mei 1991 over de brief van de minister van Verkeer en Waterstaat van 15 april 1991. Hoewel de leden van de VVD-fractie het verlangen van de regering konden begrijpen om haar voorstellen zo snei als maar enigszins mogelijk is door de Staten-Generaal aanvaard te krijgen, viel het hun moeilijk om in het overeengekomen tempo dat tegenspel te leveren, dat voor een goede besluitvorming naar hun oordeel noodzakelijk is. Voor zover hun bekend is, heeft de Staatsdrukkerij nog geen gelegenheid gehad zowel het voorlopig verslag als de memorie van antwoord in druk af te leveren. Belanghebbende burgers en bednjven wordt door dit tempo de gelegenheid ontnomen hun nadere opmer kingen aan de Kamer te doen toekomen naar aanleiding van het antwoord van regeringszijde. Dat achtten deze leden vooral bedenkelijk in het kader van een openbare democratie. Aangezien sinds de ontvangst van de memorie van antwoord nauwelijks meer dan een dag is verlopen voordat de leden van de Kamer hun inbreng moeten leveren, is het ook dezen praktisch onmogelijk geworden om belanghebbenden te raadplegen. Dat betreurden bedoelde leden zeer omdat zij ook in deze aangelegenheden inspraak wenselijk en nodig achtten. Hun opmerkingen wilden zij dan ook onder het uitdrukkelijk voorbehoud maken dat, hetgeen normaal niet gebruikelijk is en naar hun mening strijdig is met de goede gewoonten welke in de Staten-Generaal in zwang zijn en in zwang behoren te zijn, zij zich de vrijheid voorbe hielden zo nodig tijdens de openbare behandeling van het wetsvoorstel nadere feitelijke vragen te stellen waarbij mogelijk niet zal kunnen worden vermeden dat deze niet, zoals normaal wel gebeurt, vooraf aan de regering kenbaar worden gemaakt. Gelet op het tempo waarop de onderhavige wetgeving door de Tweede Kamer wordt gejaagd, zal daaraan niets te doen zijn. Hoewel bepaald niet overtuigd door de argumenten welke van regeringszijde in de memorie van antwoord zijn gebruikt ter weerlegging van de bezwaren door deze leden naar voren gebracht, wilden zij volgaarne de regering dank zeggen voor de moeite die zij zich heeft getroost en voor het materiaal in de memorie van antwoord en de bijlagen opgenomen. Deze leden vervolgden met de opmerking, dat zij het betreurden dat de regering niet is ingegaan op het begin van hun opmerkingen in het voorlopig verslag waarin zij hebben aangegeven, dat nieuw beleid alleen in gang had mogen worden gezet indien voor dat nieuwe beleid bestaande uitgaven waren beëindigd teneinde ruimte vrij te maken voor uitgaven met een kennelijk hogere prioriteit. Zou de regering dat wel hebben gedaan, dan zou zij de opmerkmgen op bladzijde 6 van het gestencilde exemplaar van de memorie van antwoord dat de leden van de VVD-fractie er aan voorbij gaan, «dat indien de infra structurele kosten geheel zouden moeten worden opgebracht door de desbetreffende categorie van reizigers voor wie alsdan het openbaar vervoer te duur zou worden», niet hebben behoeven neer te schrijven. Het verwijt is namelijk misplaats. Indien de noodzakelijke investeringen in het openbaar vervoer - nieuw beleid - door het kappen of snoeien van oud beleid zouden worden gefinancierd, zoals als uitgangspunt van hun kritiek op de lastenverhogende plannen van de regering is weergegeven, dan zouden deze categorieën van reizigers (noch andere burgers zoals weggebruikers die hun investering meer dan volledig via motorrijtuigen belasting, opcenten daarop, accijnzen op minerale oliën opbrengen) geen lasten voor investeringen in het openbaar vervoer behoeven op te brengen. De leden van de VVD-fractie meenden dan ook dat hun opmer

kingen ter zake in het voorlopig verslag door de regering niet zijn weerlegd. Het door de regering overlegde cijfermateriaal toont onomstotelijk aan, dat een prijsverhoging van motorbrandstoffen, onverschillig of dat door accijnsverhogingen dan wel door de prijsverhogingen daarvan als gevolg van het peil op de wereldmarkten is veroorzaakt, geen duurzaam effect op het autogebruik heeft gehad. De leden van de VVD-fractie waren de regering bovendien erkentelijk voor de ruiterlijke erkenning van dat feit. Naar aanleiding van de opmerking, dat het de vraag is op welk niveau de mobiliteit zou zijn uitgekomen zonder prijsverhogingen, zouden de leden van de VVD-fractie gaarne willen beschikken over een vergelijking van de stijging van de automobiliteit in de landen van de Beneiux en de Bonds republiek Duitsland. Die vergelijking achtten deze leden gelet op de door de regering opgeworpen vraag van des te meer belang, omdat tot nu toe Nederland en België elkaar wel enigszins maar niet te veel ontliepen, de Bondsrepubliek aanzienlijk lager zat met de prijzen van benzine en Luxemburg extreem lage prijzen kende. Hoe is overigens de groei van de mobiliteit in Frankrijk en Italië, landen met een van oudsher hoog niveau van brandstofprijzen. Een overzicht van de laatste vijftien jaren met inbegrip van de vermelding van de brandstofprijzen in de bedoelde landen zou wellicht een antwoord mogelijk maken op deze door de regering zelf aan de orde gestelde vraag. Deze leden wachtten dan ook met veel belangstelling de verlangde gegevens en de nadere beschou wingen van regeringszijde daarover af. Opvallend achtten de leden van de VVD het dat de regering vervolgens tot de conclusie komt, dat een wijziging van het accijnstarief op theore tische-economische gronden tot een verandering van de vraag en daarmee van de directe accijnsopbrengst zou moeten feiden. Dat daarna wordt gesteld, dat deze feitelijke ontwikkeling zich niet heeft voorgedaan (bladzijde 4) is, zo veronderstelden deze leden de reden, dat de regering de opmerking van deze leden over onderhoud, verkeersveiligheid en de APK-keuringen als strikt theoretisch betitelt, waardoor zij zich met de opmerkingen dat zij geen gevolgen verwacht, onttrekt aan een serieuze beantwoording. Dat is des te merkwaardiger omdat de regering (de Minister van Verkeer en Waterstaat) zich het vuur uit haar sloffen loopt om de verkeersveiligheid te bevorderen. Veel onderzoek en bovendien regeringsnota's worden aan dit onderwerp gewijd. Wellicht is het minis terie van Verkeer en Waterstaat dat zich zo gaarne op het terrein van Financiën beweegt, bereid en in staat in de nota naar aanleiding van het eindverslag de nodige beschouwingen aan dit onderwerp te besteden, indien althans de deskundigheid op het ministerie van Financiën ontbreekt. Gelet op de doelstellingen van het wetsvoorstel, zoals in de memorie van toelichting verwoord, is de redengeving met betrekking tot de indirecte effecten (bladzijde 37) ronduit zwak. Of de redengeving rammelt - in het voorlopig verslag wezen deze leden reeds op die mogelijkheid - en dan is het wetsvoorstel uitsluitend budgettair van aard zoals de Duitse accijnsverhogingen of het heeft meer doelstellingen, maar dan dienen ook de gevolgen van een dergelijk beleid helder en duidelijk uiteen te worden gezet. Kan dat niet, laat de regering dan ook zo eerlijk zijn en uitsluitend de budgettaire noodzaak als argument aanvoeren. Dat is te verdedigen indien zij anders dan de leden van de VVD-fractie bereid is voor nieuwe uitgaven extra lasten aan burgers en bedrijfsleven op te leggen. In elk geval spele men geen kiekeboe zoals thans dreigt. Indien de regering evenwel vast houdt aan haar bredere doelstellingen, dan zullen

de indirecte effecten moeten worden nagegaan, meegewogen en aan de volksvertegenwoordiging worden medegedeeld. De leden van de VVD-fractie nodigden de regering daartoe met klem uit. De leden van de fractie van Groen Links hadden met belangstelling kennis genomen van de antwoorden op de door hen gestelde vragen. Zij wilden nog enkele nadere vragen stellen. Kan de regering een schatting maken welk deel van de autokosten beïnvloed wordt door de accijnsverhoging en de verhoging van de motor rijtuigenbelasting? Kortom, welk deel van de autokosten is van overheidswege te beïnvloeden? Zou dat voor een aantal van de meest gangbare typen auto's (bij verschillende jaarkilometrages) kunnen worden aangegeven? Ook zouden deze leden een nadere uiteenzetting willen hebben van de wijze waarop er bij de berekening van de autokosten rekening wordt gehouden met de zogenaamde «exogene ontwikkelingen». Voorts vroegen de leden van de fractie van Groen Links de regering of zij op de volgende stelling wil ingaan. Als de in het regeerakkoord aangegeven prijsverhouding tussen het gebruik van het openbaar vervoer en van de particuliere auto wordt uitgelegd als de prijsverhouding tussen OV-tarief en fiscale autokosten, dan is het mogelijk dat het OV-tarief gemiddeld met 99% stijgt terwijl de totale autokosten met 19,4% stijgen. (cijfers Consumentenbond). Zo dit het geval is, kan de regering dan aangeven wat de zin was van de afspraak in het regeerakkoord? TARIEFDIFFERENTIATIE GELODE EN ONGELODE BENZINE De leden van de PvdA-fractie waren met de regering van mening dat het verschil in Wabm-heffing op gelode en ongelode benzine voldoende groot is om ongelode benzine te bevorderen. De sterke opmars van het marktaandeel van die benzine bewijst dat ook. Zij wezen er bovendien op dat ook de ongelode zogenaamde super plus-benzine van dit voordeel profiteert, een benzine die veelal ook in standaard vervuilende auto's zonder katalysator wordt gebruikt. Hoe groot is het marktaandeel van die benzinesoort? Zij vroegen of de in de memorie van antwoord aangeduide stijging van het marktaandeel van ongelode benzine, namelijk 10% per jaar, uitgedrukt is als procentpunten of procenten. Wat is de verwachting voor het aandeel in 1992, 1993 en 1994? De leden van de PvdA-fractie hadden begrepen uit de memorie van antwoord dat een verlaging van de accijnsverhoging voor ongelode benzine met 3.1 cent budgettair neutraal gecompenseerd zou kunnen worden met drie keer grotere extra verhoging van de dieselaccijns, namelijk ongeveer 10 cent, zodat de totale diesel-accijnsverhoging op 17 cent zou komen (prijseffect 20 cent). Zij namen aan dat een budgettair neutrale extra verhoging van de accijns op gelode benzine ook vrij fors zou moeten zijn en in de tijd zou moeten toenemen gelet op de verschui vende marktaandelen. Zagen zij het juist dat daarbij zou moeten worden gedacht aan 4,5 cent extra accijnsverhoging oplopend tot 12 cent bij een 80/20 verhouding marktaandelen ongelood/gelood zodat het totale prijs effect voor gelode benzine dan 30 tot 40 cent zou worden? De regering geeft in antwoord op vragen van CDA-zijde aan, dat thans de omzet van de benzine-verkopen voor 60% uit ongelode benzine bestaat. Zij achten, zo begrepen de leden van de VVD-fractie, dat voor

het ogenblik uit milieuoverwegingen voldoende en verantwoord zoals zij in het desbetreffende antwoord op hun vragen stelt. Daarom waren deze leden benieuwd van de regering te vernemen welke percentage van de benzine-verkopen in de Bondsrepubliek oude stijl bestaat uit loodvrije benzine. EG - ontwikkelingen Op bladzijde 26 van de memorie van antwoord geeft de regering aan, dat zij in de memorie van toelichting reeds heeft aangegeven welke ruimte er in E.G.-verband bestaat voor accijnsverhogingen. De leden van de VVD-fractie meenden dat hier sprake moet zijn van een misverstand aan de zijde van de regering. Hoewel ook deze leden wisten, dat de accijnzen op minerale oliën verreweg, qua opbrengsten, de belangrijkste accijnzen zijn, hadden zij een dergelijk overzicht gevraagd voor alle accijnzen. Zij meenden derhalve hun vraag te moeten herhalen. Verhouding aan de grenzen De leden van de PvdA-fractie namen kennis van de varianten die het Nederlands Economisch Instituut (NEI) heeft doorgerekend. Zij onder steunden de conclusie van de regering dat het verschil in uitkomsten met het basisrapport relatief gering zijn; alle uitkomsten schommelen in de marge van 10% en + 10% van de huidige afvloeiing in liters. Naar het gevoelen van de leden van de VVD-fractie geeft de regering in de memorie van antwoord wederom geen antwoord op de vraag van de Raad van State met betrekking tot de bereidheid de accijnsverhoging te herzien indien de grenseffecten tegenvallen. Het kan toch niet zijn dat de regering zodanig onvoldoende met de latijnse taal op de hoogte is, dat zij de begrippen ex ante en ex post niet begrijpt en door elkaar haalt. Alleen reeds daarom lijkt een aantasting van het klassieke gymnasium ongewenst. Deze leden wilden de vraag van de Raad van State vertalen en als volgt herhalen. Is de regering bereid in de Miljoenennota 1993 en in de Voorjaarsnota 1993 uitvoerig verslag te doen van de effecten van het onderhavige wetsvoorstel, indien dit althans kracht van wet verkrijgt, en is zij alsdan bereid daaruit beleidsconclusies te trekken? Daarop komt namelijk kortweg de vraag van de Raad van State neer. Zowel om die vraag als die van deze leden draait de regering heen. In de verhouding tussen regering en Staten-Generaal kan zo iets niet. Zij kondigden reeds nu aan dat zij met een motie op dit punt zullen komen, indien het antwoord van regeringszijde onverhoopt onbevredigend uitvalt. Een nader N.E.I.-onderzoek ex post kan wellicht behulpzaam zijn. Deze leden merkten voorts op dat een fractielid de vorige week een bezoek aan Zeeuws Vlaanderen heeft gebracht. Dat lid constateerde een algemeen ongenoegen over de plannen van de regering tot de verhoging van de motorbrandstofaccijnzen. Er werd opgemerkt - mogelijk bij wijze van scherts, maar zeker is dat niet - dat het tijd werd voor aansluiting bij Belgie Het wetsvoorstel versterkt duidelijk bepaalde onlustgevoelens reeds jaren aanwezig over de vaste oeververbinding over de Wester schelde en de hoogte van de veertarieven, kortom een als zodanig duidelijk gevoel van achterstelling bij overig Nederland. De vraag rijst dan ook of het gelijkheidsbeginsel wel geschaad wordt, indien voor Zeeuws-Vlaanderen een uitzondering op de accijnsverhoging wordt gemaakt te effectueren in een accijnsteruggave aan de in Zeeuws Vlaanderen gevestigde pomphouders. Gelet op de bestaande barriére zal van een bezoek uit overig Zeeland ter wille van goedkopere benzine geen sprake zijn. De leden van de VVD-fractie zagen gaarne dat de regering deze mogelijkheid onderzoekt en zo nodig met een nota van wijziging

komt. Het gelijkheidsbeginsel brengt overigens wel mee dat, zo hiertoe wordt overgegaan, ook de Wadden-eilanden daarin zouden moeten delen. Dat lijkt echter geen bezwaar te ontmoeten, al was het alleen al, dat de kosten van levensonderhoud en dergelijke wegens de transport kosten zonder meer hoger zijn dan op de vaste wal en een lagere accijns heffing daarvoor een compensatie zou kunnen vormen. De leden van de fractie van Groen Links bleven het merkwaardig vinden dat bij het onderzoek naar de grenseffecten alleen gekeken is naar de verhoging van de benzine-accijns. Zijn er in het verleden onder zoeken gedaan naar de grenseffecten in verband met diesel-accijns en LPG? Zouden deze leden daar nadere informatie over mogen ontvangen? Verwacht de regering dat, als schattingen over grenseffecten bij diesel accijns en LPG wel voorhanden zouden zijn, dit een qunstiqer beeld zal geven, dan als - zoals nu is gebeurd - alleen naar de verhoging van de benzine-accijns wordt gekeken? DIESELTOESLAG, LPG TOESLAG EN ACCIJNS OP LPG De leden van de PvdA-fractie werden in hun zorg over de onderlinge verhouding tussen diesel en LPG gesterkt door de memorie van antwoord. Uit bijlage 6 blijkt dat de groei sinds 1988 vooral bij diesel is geconcentreerd, een in hun ogen uit milieu-oogpunt ongewenste ontwik keling. Zij begrepen uit de memorie van antwoord dat het verschil in omslagpunt met benzine thans aanzienlijk minder is dan 4000 km ten gunste van LPG en dat een budgettair neutrale verschuiving van ruim f 150 gulden van de voorgestelde verhoging van de LPG-toeslag naar de dieseltoeslag de afstand van 4000 km zou herstellen. De genoemde bedragen komen ongeveer overeen met die in het zogenaamde Alter natief A van de Vereniging Vloeibaar Gas. Zij vroegen thans of de regering de voor en nadelen van een dergelijke verschuiving, volledig of ten dele doorgevoerd zou willen bespreken; het leek deze leden voors hands een aantrekkelijke optie. De leden van de PvdA-fractie waren de regering erkentelijk voor de toezegging aardgasbussen voorhands vrij te blijven stellen van LPG-toeslag. De regering ziet kennelijk geen reden aan deze vrijstelling thans een, aan een tijdshorizon gebonden, wettelijke grondslag te geven, hoewel zij eerder erkende dat strikt genomen deze vrijstelling buiten de normen valt omdat het meer gaat om praktijkproeven dan experimenten. Wat is er tegen deze vrijstelling nu wel een wettelijke grondslag te geven? Kan nader worden ingegaan op de gevallen waarin de aard van de experimenten een vrijstelling in de weg staat, of mag worden aange nomen dat de vrijstelling voor alle aardgasbussen zal gelden, zodat het voorbehoud in de memorie van antwoord meer formeel dan materieel van belang is? Compensatie voor het wegvervoer De leden van de PvdA-fractie waren van oordeel dat de regering in de memorie van antwoord onvoldoende ingaat op hun meer principiële beschouwingen in het voorlopig verslag over de status van het convenant en de mate waarin hieruit volledige compensatie voortvloeit; de regering stelt slechts zonder bewijsvoering dat het convenant dit vereist. Zij drongen aan op een adequatere reactie. Zij vonden de redenering dat de 177 ECU genoemd in het convenant niet te vergelijken is met het huidige gemiddelde van 222 ECU, omdat

het eerste gewogen en het tweede ongewogen zou zijn (hetgeen uit het convenant in geenszins blijkt) al te spitsvondig. Van de 12 EG-landen kenden per 1 januari 1991 acht landen een dieselaccijnstarief van ongeveer 222 ECU of (veel) hoger. België zat daar toen iets onder en alleen Griekenland en Luxemburg zaten daar ver onder. Het gewogen Europese gemiddelde moet dus zelfs meer dan 222 ECU per 1000 liter zijn, waar Nederland inclusief de nu voorgestelde verhoging nog duidelijk onder blijft. Uit het convenant vloeit dus geen enkele verplichting van de regering voort om volledige compensatie aan de Staten-Generaal voor te stellen. De wel zeer forse verlaging van de motorrijtuigenbelasting is ook in die zin riskant dat zij in EG-verband op bezwaren zou kunnen stuiten wegens de concurrentieverstorende werking ervan, zo is ook de mening van de EVO. Deze leden hadden zeker begrip voor het argument van de regering dat de internationale concurrentiepositie van de bedrijfstak moet meewegen in de besluitvorming, maar dit lijkt in het licht van de eerder gegeven vergelijking tussen de dieselaccijnsniveaus in EG-verband een punt waar Brussel wel eens anders tegen zou kunnen aankijken. Zij vroegen de regering nader te overwegen of het goederen vervoer èn het milieu in het land niet beter gediend zijn met de inzet van de compensatiemiddelen voor infrastructuur, bijvoorbeeld de Betuwelijn, door de compensatie achterwege te laten of bijvoorbeeld te beperken tot een verlaging van de motorrijtuigenbelasting met 25% in plaats van 52,5%. De leden van de PvdA-fractie herhaalden hun verzoek om een kwanti tatieve vergelijking tussen de Nederlandse motorrijtuigenbelasting tarieven voor enkele typen vrachtwagen(-combinaties) voor en na het wetsvoorstel en de door de Europese Commissie in een eerste fase voorgestelde geharmoniseerde tarieven. Zij konden zich niet voorstellen dat het ministerie van Financiën de daartoe vereiste omrekening van maximum beladen massa naar ledig gewicht niet zou kunnen maken. Zij herinnerden bovendien aan de toezegging die de staatssecretaris van Financiën hierover heeft gedaan in het mondeling overleg van de vaste Commissie voor de Financiën van 29 mei 1991. Het was de leden van de VVD-fractie opgevallen dat de minister van Verkeer en Waterstaat kennelijk bevoegdheden van de minister van Financiën heeft overgenomen, die van oudsher aan de Kneuterdijk en daarna aan de Korte Voorhout thuis hoorden. Zo hadden zij - het was overigens reeds enige tijd geleden bekend geworden, maar het staat nu weergegeven in een officieel stuk van de bewindslieden van Financiën - met verbazing kennis genomen van de omstandigheid, dat niet de staats secretaris van Financiën maar de minister van Verkeer en Waterstaat met het bedrijfsleven convenanten sluit over de hoogte van de motorrijtui genbelasting en van de dieselaccijns. Ook de omstandigheid dat de minister van Verkeer en Waterstaat de Belgische minister van Transport de verhoging van de benzineaccijns onder de aandacht brengt en zijn aandacht voor de grenseffecten vraagt, had deze leden in hoge mate verrast. Dat de Belgische minister van Transport niet heeft gereageerd, is volledig begrijpelijk: het vraagstuk behoort niet tot zijn bevoegdheden. Waarom hebben de bewindslieden van Financiën geen overleg gepleegd met hun collegae in België en Luxemburg zoals dat in ordentelijk Benelux verband behoort te gebeuren? Indien het in de bedoeling ligt de belastingheffing op verkeersmiddelen voortaan in handen te leggen van de minister van Verkeer en Waterstaat, dient naar het oordeel van deze leden een Koninklijk Besluit tot overdracht van deze taken van Financiën naar Verkeer en Waterstaat te worden geslagen. Zo'n K.B. kan althans bij deze leden op een kritische benadering rekenen, maar zoals de situatie zich thans ontwikkelt, kan het

niet. Dit schaadt de positie en het aanzien van de minister van Financiën en van diens staatssecretaris. De leden van de VVD-fractie rekenden erop, dat de bewindslieden op deze opmerkingen diepgaand zullen reageren en zich er niet met een Jantje van Leiden van zullen afmaken door een zogenaamd niet begrijpen van de vragen zoals ten aanzien van enige opmerkingen hunnerzijds hiervoor reeds aangegeven, is gebeurd. Daarvoor is voor het ministerie van Financiën te veel in het geding. Deze leden wilden verder niet verhelen dat in de wandelgangen van de op 31 mei en 1 juni jongstleden in Brussel gehouden vergadering van de Interparlementaire Benelux Raad over dit gebrek aan formeel overleg kritische opmerkingen klonken. De Nederlandse afgevaardigden, onwetend over het gebrek aan een ingekaderd overleg, konden niet anders doen dan beschaamd reageren toen zij met de feiten werden geconfronteerd. Budgettaire aspecten De leden van de VVD-fractie waren de regering erkentelijk voor het verstrekte cijfermateriaal met betrekking tot de collectieve lastendruk. Dat materiaal is gelet op de internationale concurrentiepositie van Nederland verontrustend zeker in het licht van de omstandigheid, dat wat de regering ook gaarne zou zien gebeuren, het er niet naar uitziet, dat de sociale partners zich in hun CAO-lonen zullen matigen. Een hoge collec tieve lastendruk is, op straffe van werkloosheid, alleen mogelijk bij lagere lonen dan elders in het OESO-gebied - onze voornaamste handels partners. Indien geen loonmatiging tot stand komt, dient de collectieve lastendruk te dalen. Handhaving op het in het regeerakkoord afgesproken peil is alsdan onverantwoord. Ook daarom is een door belastingheffing verhoging van de kosten van levensonderhoud, die via CAO-overeen komsten waarin een automatische prijscompensatie is opgenomen, wordt gecompenseerd, ongewenst, zelfs al blijft deze binnen de grenzen van de afspraken. Ten aanzien van de raming van de opbrengst wilden de leden van de Groen Links-fractie weten of deze gebaseerd is op de mobiliteitseffecten van het gehele pakket maatregelen zoals weergegeven in de brief van de minister van Verkeer en Waterstaat van 15 april 1991 (20 922, nr. 98). Daarbij merkten zij op dat het voor hen zeer moeilijk was deze cijfers te beoordelen, omdat zij noch de volledige voorstellen inzake de combi kaart, noch de volledige voorstellen op het gebied van het parkeren onder ogen hebben gehad. En met welk autokilometrage wordt rekening gehouden bij de raming van de opbrengst? De voorzitter van de Commissie, Koning De griffier van de Commissie, De Gier 8