3-heffing buitenlandse belastingplichtigen

Vergelijkbare documenten
Prinsjesdag 2016: wijzigingen voor de loonheffingen, S&O-afdrachtvermindering en box 3-heffing buitenlandse belastingplichtigen

Belastingplan en overige fiscale maatregelen 2017

Prinsjesdag: fiscale maatregelen 2017

1.1 Kleine tariefswijziging inkomstenbelasting

Prinsjesdagontbijt U bent van harte welkom

Prinsjesdag 2016 Belastingplan 2017

energiebelasting voor laadpalen voor elektrische auto s. Einde aftrek onderhoud monument

Prinsjesdag 2017: wijzigingen voor de loonheffingen en de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen

Eerste Kamer akkoord met uitfasering pensioen in eigen beheer

Prinsjesdag 2016 Wat betekenen de kabinetsplannen voor u?

NIEUWSBRIEF. In deze uitgave:

Kabinet presenteert op Prinsjesdag de fiscale maatregelen voor 2017

PRINSJESDAGSPECIAL BELASTINGPLAN 2017

Special Eindejaarstips Tips voor de bv en de dga

M K IT COUNT INKOMSTENBELASTING

Prinsjesdagspecial 2016

Prinsjesdagontbijt U bent van harte welkom

Verlenging eerste schijf vennootschapsbelasting

nieuwsbrief In deze editie:

Prinsjesdag 2015: wijzigingen voor de loonheffingen, S&O-afdrachtvermindering en box 3-heffing buitenlandse belastingplichtigen

Uitgelicht: - Afschaffing pensioen in eigen beheer. De voorgestelde maatregelen zullen per 1 januari 2017 in werking treden, tenzij anders vermeld.

1 Maatregelen in het wetsvoorstel Belastingplan 2017

Het tij is gekeerd. Wat zijn de fiscale gevolgen van Prinsjesdag 2016 voor jou?

Prinsjesdag 2016 vaste grond onder de voeten?

Belasting-tarief Tarief premie volksverzekeringen

Prinsjesdagspecial - Belastingplan 2017 (1/10)

Nieuwsbrief van 23 september 2016

NAHV PRINSJESDAGSPECI AL - BELASTINGPLAN 2017

,15% 27,65% 40,80% ,80% 40,80% % 52% ,15% 9,75% 22,90% 6.

Herstel economie. Drie pijlers: overheidsfinanciën op orde eerlijk delen hervormen om economie te laten groeien

Prinsjesdag 2016 en Belastingplannen 2017

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Dividendbelasting; Inkomstenbelasting; Vennootschapsbelasting; EU-recht

De voor zorginstellingen relevante wijzigingen van het Belastingplan Deloitte Belastingadviseurs B.V.

Prinsjesdag fiscale actualiteiten

Fiscale actualiteiten

Prinsjesdagontbijt: Business as usual? Elbert Dijkgraaf

Pensioen in eigen beheer vanaf 1 april 2017

Pensioen in eigen beheer vanaf 1 april 2017

Pensioen in eigen beheer wordt afgeschaft! Wat nu?

Nieuwsbrief Fiscaal Juridisch Adviesbureau Informatiebulletin over de eigen woning en inkomensvoorzieningen

Prinsjesdagspecial. Vervallen aftrekposten, vereenvoudigen en bestrijden ongewenst gebruik. Wijzigingen heffingskortingen

SPECIAL SPECIAL MILJOENENNOTA September 2016 THE POWER OF BEING UNDERSTOOD AUDIT TAX CONSULTING

FISCALE CIJFERS 2014 SCFB adviseert het Fintool.nl abonnement

OVERZICHT MAATREGELEN PAKKET BELASTINGPLAN 2017

Wijzigingen op privégebied

Prinsjesdag 2016 Let op

Special Miljoenennota 2017

Pensioen in eigen beheer wordt afgeschaft! Wat nu?

Special Miljoenennota 2017

Kantooradres: postadres: telefoon: fax: internet:

Alle belastingbetalers

Meer Prinsjesdag? Lees alles over Prinsjesdag en de begroting in onze Prinsjesdag-samenvatting 2016.

Prinsjesdag 2014: wijzigingen voor de loonheffingen, afdrachtvermindering en de keuzeregeling

Tweede Kamer der Staten-Generaal

7.7. Samenvatting door een scholier 2041 woorden 26 juni keer beoordeeld

Uitfasering pensioen in eigen beheer

Zet hier een achtergrondafbeelding neer

Het pensioen in eigen beheer wordt afgeschaft. Wat nu?

Special Miljoenennota 2017

Fiscaal Actueel

PRINSJESDAGSPECIAL - BELASTINGPLAN 2017

WETSVOORSTEL BELASTINGPLAN 2004 GEPRESENTEERD

Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen Geldend van t/m heden

PRINSJESDAGSPECIAL - BELASTINGPLAN 2017 [1/12]

Prinsjesdagspecial Belastingplan 2017

Prinsjesdag fiscale actualiteiten

Tarief inkomstenbelasting 2017 Bel.ink. maar. Tarief 2017 (%) dan ( ) meer

Special Miljoenennota 2017

Prinsjesdagspecial - Belastingplan 2017,

PRINSJESDAGSPECIAL - BELASTINGPLAN 2017 [1/13]

PRINSJESDAGSPECIAL - BELASTINGPLAN 2017 [1/13]

Belastingpakket 2019: huishoudens krijgen meer te besteden

MEMO INNOVATIEBOX NA BELASTINGPLAN 2017 Belangrijkste wijzigingen

PRINSJESDAGSPECIAL - BELASTINGPLAN 2017

138 De Pensioenwereld in 2014

PRINSJESDAGSPECIAL - BELASTINGPLAN 2017 [1/12]

Tarief 2017 (%) Pagina 1 van 11

Prinsjesdagspecial belastingplan 2017

Tweede Kamer der Staten-Generaal

PRINSJESDAGSPECIAL BELASTINGPLAN 2017

FISCALE SIGNALEN [1/12] Special Prinsjesdag: belastingpakket Ondernemen

RB Prinsjesdagspecial 2016

Overgangsrecht Wet inkomstenbelasting 2001

PRINSJESDAGSPECIAL-BELASTINGPLAN 2017

Administratiekantoor Van den Dungen B.V. Nieuwsbrief 2016, 5 e jaargang, 12 e editie

Belastingplan 2016; De highlights voor de dga en vermogend particulier

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Inhoud. Afkortingen 17 I INLEIDEND DEEL 19

Fiscale wetsvoorstellen. Voor 2014 en volgende jaren

Nieuwsbrief september 2011

Eindejaarstips Let op! De eenmalige verhoging van ten behoeve van de eigen woning geldt ook voor andere personen dan de eigen kinderen.

ESJ Prinsjesdagspecial Belastingplan 2017

De tarieven voor werknemers geboren op of na 1 januari 1946 zullen op 1 januari 2019 als volgt zijn: Belastingtarief Premies

NIEUWS MILJOENENNOTA E R E I. Het in evenwicht brengen van de koopkracht. Het vereenvoudigen van het belastingstelsel

ESJ Prinsjesdagspecial Belastingplan 2017

Prinsjesdag 2014 en het belastingplan Teruggaaf BTW op rekeningnummer derde. Per 1 januari 2015 vervalt de tenaamstellingsverplichting

(Verwachte) fiscale wijzigingen Belastingplan 2018 en Regeerakkoord

Belastingplan Zoals aangeboden aan de 2 e Kamer op 16 september Krijn Doornekamp

1 Belastingplannen 2016

Nieuwsbrief van 30 juni 2016

Transcriptie:

Belastingplan 2017

Prinsjesdag 2016: wijzigingen voor de loonheffingen, S&O-afdrachtvermindering en box 3-heffing buitenlandse belastingplichtigen 21 september 2016 Op Prinsjesdag, 20 september 2016, heeft het kabinet het pakket voor het Belastingplan 2017 ingediend bij de Tweede Kamer. In dit memorandum gaan wij in op de belangrijkste voorgestelde wijzigingen voor de loonheffingen, de S&O-afdrachtvermindering en het heffingvrije vermogen voor buitenlandse belastingplichtigen, zoals neergelegd in het Belastingplan 2017, de Overige fiscale maatregelen 2017 en de Fiscale vereenvoudigingswet 2017. De voorstellen hebben een beoogde ingangsdatum van 1 januari 2017, tenzij expliciet een andere datum wordt vermeld. De belangrijkste reeds aangenomen wetsvoorstellen die ook per 1 januari 2017 ingaan zijn de Wet uitwerking Autobrief II en de Wet tegemoetkomingen loondomein. Ook hier wordt aandacht aan besteed. Voor de belangrijkste voorgestelde pensioenwijzigingen betreffende het pensioen in eigen beheer en de overige fiscale pensioenmaatregelen verwijzen wij naar ons memorandum over de oudedagsvoorzieningen. Belastingtarieven uit het Belastingplan 2017 Het tarief van de tweede en derde schijf van de loon- en inkomstenbelasting bedraagt in 2016 40,40%. Met ingang van 1 januari 2017 wordt het tarief in beide schijven verhoogd met 0,40% naar 40,80%. Daarnaast wordt de derde schijf verlengd, waardoor de vierde schijf in 2017 begint bij een belastbaar loon van meer dan 67.072. Het gecombineerde tarief in de eerste schijf is per 1 januari 2017 36,55% (net als in 2016). De tarieven voor werknemers geboren op of na 1 januari 1946 zullen op 1 januari 2017 als volgt zijn: Bij een belastbaar loon van meer dan Maar niet meer dan Belastingtarief Premies volksverzekeringen - 19.982 8,90% 27,65% 19.982 33.791 13,15% 27,65%

33.791 67.072 40,80% - 67.072-52% - De algemene heffingskorting De maximale algemene heffingskorting wordt verhoogd tot 2.254. De hoogte van de algemene heffingskorting is afhankelijk van het inkomen. Hoe hoger het inkomen, hoe lager de algemene heffingskorting. Bij een inkomen van 66.726 en hoger is de algemene heffingskorting nihil. De arbeidskorting De maximale arbeidskorting wordt verhoogd tot 3.223. De hoogte van de arbeidskorting is afhankelijk van het inkomen. Hoe hoger het inkomen, hoe lager de arbeidskorting. Bij een arbeidsinkomen van 121.972 en hoger is de arbeidskorting nihil. Inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet De inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet verschuldigd door de werkgever zal met ingang van 1 januari 2017 worden verlaagd van 6,75% naar 6,65%. Het maximale premie-inkomen voor de Zorgverzekeringswet bedraagt per 1 januari 2017 53.697. Einde fictieve dienstbetrekking commissaris De zogenoemde fictieve dienstbetrekking van commissarissen wordt per 1 januari 2017 afgeschaft. Vooruitlopend op deze wetswijziging was al goedgekeurd dat met ingang van 1 mei 2016 de commissaris en de vennootschap waar de commissaris toezicht houdt gezamenlijk kunnen kiezen om de fictieve dienstbetrekking voor de commissaris niet toe te passen. Als partijen hiervoor kiezen, hoeft de vennootschap met ingang van 1 mei 2016 al geen loonbelasting meer op de commissarisbeloning in te houden en af te dragen en is de commissaris zelf de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet verschuldigd. Vanaf 1 januari 2017 zal dit voor alle commissarissen gelden. Over de commissarisbeloning zijn geen premies werknemersverzekeringen verschuldigd (dit blijft ongewijzigd). Vanaf 1 januari 2017 heeft de commissaris nog steeds de mogelijkheid om onder de Wet op de loonbelasting te (blijven) vallen via de zogenoemde opting-inregeling. Als het wenselijk is (bijvoorbeeld voor de toepassing van de 30%-regeling) dat de arbeidsverhouding met de commissaris toch als fictieve dienstbetrekking wordt beschouwd, kan gebruik worden gemaakt van de opting-inregeling. Dit betekent dat de loonbelasting wordt ingehouden en afgedragen over de beloning. Kenmerkend bij de opting-inregeling is dat de commissaris de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet is verschuldigd. De opting-inregeling moet bij de Belastingdienst worden aangevraagd. Als gevolg van de afschaffing van de fictieve dienstbetrekking van de commissaris kan (afhankelijk van de persoonlijke situatie) het netto-equivalent van de commissarisbeloning dalen doordat de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet is verschuldigd door de commissaris zelf in plaats van door de vennootschap. Heffing beloningen buitenlandse bestuurders en commissarissen in de inkomstenbelasting

Op basis van de belastingverdragen die Nederland heeft gesloten met verschillende landen, is Nederland doorgaans heffingsbevoegd over de volledige beloning van een buitenlandse commissaris en/of bestuurder van een in Nederland gevestigde vennootschap. Om daadwerkelijk inkomstenbelasting te kunnen heffen, dient een wettelijke grondslag in de nationale wetgeving aanwezig te zijn. Door het afschaffen van de fictieve dienstbetrekking per 1 januari 2017 leek het erop dat de nationale wetgeving in veel gevallen geen grondslag bood om de volledige beloning van een commissaris in Nederland te belasten. Ter reparatie is nu voorgesteld om vast te leggen dat zowel wanneer sprake is van winst uit onderneming als van loon of resultaat uit overige werkzaamheden Nederland ook volgens nationaal recht inkomstenbelasting kan heffen over de volledige beloning van een bestuurder of commissaris die buitenlands belastingplichtig is. Uitbreiding mogelijkheid tot verlegging van de inhoudingsplicht loonheffingen voor concernonderdelen Buitenlandse concerns kunnen op verzoek de inhoudingsplicht voor de loonheffingen van werknemers die in Nederland zijn onderworpen aan de inkomstenbelasting verleggen naar een Nederlands concernonderdeel. Voorwaarde voor deze verlegging is dat de werknemers zijn gedetacheerd naar het Nederlandse concernonderdeel. Het voeren van een Nederlandse loonadministratie gaat voor het buitenlandse concernonderdeel gepaard met relatief hoge kosten. Daarom wordt voorgesteld de bestaande mogelijkheid om de inhoudingsplicht te verleggen naar een Nederlands concernonderdeel uit te breiden. De voorwaarde dat sprake moet zijn van detachering naar het Nederlandse concernonderdeel komt dan ook te vervallen. De wijziging zal ertoe leiden dat elk buitenlands concernonderdeel de inhoudingsplicht kan verleggen naar een Nederlands concernonderdeel dat bereid is om de inhoudingsplicht over te nemen. Hiertoe zal wel een gezamenlijk verzoek van beide concernonderdelen moeten worden ingediend bij de Belastingdienst. Verduidelijkingen in de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premies volksverzekeringen (WVA) De S&O-afdrachtvermindering (WBSO) is een fiscale stimuleringsregeling waarmee een deel van de loonkosten, overige kosten en uitgaven voor speur- en ontwikkelingswerk (S&O) wordt gecompenseerd. Voor inhoudingsplichtigen biedt de WBSO een vermindering op de verschuldigde loonbelasting en premies volksverzekeringen. Voor de bepaling van de afdrachtvermindering wordt het gemiddelde uurloon gebruikt. Het uurloon wordt bepaald op basis van de loongegevens uit de polisadministratie van het UWV. Dit is het loon uit tegenwoordige en vroegere dienstbetrekking. In de wet zal expliciet worden vastgelegd dat eindheffingsloon is uitgesloten van het loonbegrip in het kader van de S&O-afdrachtvermindering. De ontvanger van de S&O-verklaring dient voor 31 maart na afloop van het betreffende kalenderjaar het aantal bestede S&O-uren en de gerealiseerde kosten en uitgaven aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) door te geven. Dit wordt ook wel de mededelingsplicht genoemd. Indien de mededelingsplicht niet wordt nageleefd, wordt een boete opgelegd die in de praktijk op maximaal 2.500 wordt vastgesteld. Voorgesteld wordt om deze maximumboete in de wet op te nemen. Aanpassing gebruikelijkloonregeling voor innovatieve start-ups Door de voorgestelde regeling mag het gebruikelijk loon van een directeur-grootaandeelhouder van

een innovatieve start-up op ten minste het minimumloon worden gesteld. Om hiervoor in aanmerking te komen moet de start-up beschikken over een S&O-verklaring. Tevens is vereist dat de inhoudingsplichtige in een of meer van de vijf voorafgaande kalenderjaren geen inhoudingsplichtige voor de loonheffingen was en dat voor die periode met betrekking tot ten hoogste twee kalenderjaren een S&O-verklaring is afgegeven. Dit bekent dat het gebruikelijk loon gedurende maximaal drie kalenderjaren op ten minste het minimumloon kan worden gesteld. Na deze periode zal de hoofdregel voor de vaststelling van het gebruikelijk loon moeten worden toegepast. Conform de bestaande systematiek kan het belastbare loon op een lager bedrag worden gesteld dan het minimumloon als de inhoudingsplichtige aannemelijk maakt dat het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking lager is (bijvoorbeeld bij een parttimedienstverband). Voor het minimumloon wordt aangesloten bij 12,96 keer het minimumloon per maand op 1 januari van het betreffende jaar. Omdat het minimumloon als uitgangspunt voor het gebruikelijk loon van een directeurgrootaandeelhouder van een start-up wordt voorgesteld, kan de start-up een lager bedrag aan premies werknemersverzekeringen, opslag kinderopvangtoeslag en inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet verschuldigd zijn. Dit vormt in beginsel staatssteun. Het verlaagde gebruikelijk loon mag niet worden toegepast als dit tot gevolg heeft dat het zogenoemde de-minimisplafond (dit is gebaseerd op een EU-verordening) wordt overschreden. De omvang van de staatssteun ingevolge de gebruikelijkloonregeling wordt gebaseerd op een formule. De bovenstaande regeling zal met ingang van 1 januari 2022 komen te vervallen, tenzij deze voor die datum positief wordt geëvalueerd. Afschaffen jaarloonuitvraag In geval van ontbrekende of onjuiste loonaangiftegegevens kan de Belastingdienst na afloop van het kalenderjaar bij de inhoudingsplichtige de jaarloongegevens van de werknemers opvragen. De afgelopen jaren zijn er verbeteringen doorgevoerd in de loonaangifteketen, waardoor de tijdigheid en volledigheid van de loonaangiftegegevens worden geborgd. Daarom wordt voorgesteld om per 1 januari 2017 de mogelijkheid van de Belastingdienst om een jaarloonuitvraag te doen af te schaffen. Bijtellingspercentages auto van de zaak In de Wet uitwerking Autobrief II zijn de fiscale automaatregelen voor 2017 tot en met 2020 verder uitgewerkt. Er blijven nog maar twee bijtellingscategorieën over voor auto s van de zaak: 4% voor nulemissieauto s en 22% voor alle andere auto s met een datum van eerste toelating op de weg vanaf 1 januari 2017. De CO 2 -emissienormen (aangegeven in gram per kilometer) voor de bijtelling voor de auto van de zaak worden in 2017: Jaar 0 gram/km 1-50 gram/km 51-106 gram/km > 106 gram/km 2016 4% 15% 21% 25% 2017 4% 22% 22% 22%

Vanaf 2019 zal voor volledig elektrische auto s het deel van de catalogusprijs dat boven de 50.000 uitkomt ook onder het algemene bijtellingspercentage van 22% vallen. Wet tegemoetkomingen loondomein: lage-inkomensvoordeel treedt per 1 januari 2017 in werking Het lage-inkomensvoordeel (LIV) treedt per 1 januari 2017 in werking (Wet tegemoetkoming loondomein, Wtl). De kwalificerende gemiddelde uurlonen op jaarbasis en de LIV s zijn in het onderstaande overzicht opgenomen. De LIV s kunnen alleen worden toegepast voor werknemers die voor ten minste 1.248 verloonde uren zijn opgenomen in de loonaangifte. Gemiddeld uurloon met uitgangspunt 38- urige werkweek Meer dan 9,89 maar niet meer dan 10,88 Meer dan 10,88 maar niet meer dan 11,87 Wettelijk minimumloon 100% tot 110% van het wettelijk minimumloon 110% tot 120% van het wettelijk minimumloon LIV per verloond uur 1,01 en maximaal 2.000 per werknemer per jaar 0,51 en maximaal 1.000 per werknemer per jaar In september 2016 is in de Verzamelwet SZW 2017 voorgesteld om het LIV te verruimen. Hierbij is voorgesteld om het gemiddelde uurloon te verlagen door niet uit te gaan van een 38-urige maar 40- urige werkweek. Gemiddeld uurloon met uitgangspunt 40- urige werkweek 9,50 of meer maar niet meer dan 10,45 Meer dan 10,45 maar niet meer dan 11,87 Wettelijk minimumloon 100% tot 110% van het wettelijk minimumloon 110% tot 125% van het wettelijk minimumloon LIV per verloond uur 1,01 en maximaal 2.000 per werknemer per jaar 0,51 en maximaal 1.000 per werknemer per jaar Heffingvrije vermogen box 3 voor buitenlandse belastingplichtigen Met ingang van 1 januari 2017 wordt wettelijk geregeld dat ook buitenlandse belastingplichtigen (nietkwalificerend) het heffingvrije vermogen van box 3 in aanmerking kunnen nemen bij het bepalen van het voordeel uit sparen en beleggen in Nederland. Dit betreft een codificatie van hetgeen bij beleidsbesluit van 25 april 2016 al was goedgekeurd. Klik hier om het memorandum te openen in pdf-formaat

Fiscale maatregelen voor 2017 21 september 2016 Op Prinsjesdag, 20 september 2016, heeft het kabinet het pakket Belastingplan 2017 aangeboden aan de Tweede Kamer. Het bestaat uit de volgende wetsvoorstellen: Belastingplan 2017; Overige fiscale maatregelen 2017; Fiscale vereenvoudigingswet 2017; Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen; Wet tijdelijk verlaagd tarief openbare laadpalen; Wet fiscale maatregelen rijksmonumenten en scholing. Dit jaar staan de voorgestelde fiscale maatregelen in het teken van vereenvoudiging en aanpak van fiscale constructies en belastingontwijking. Veel van deze voorgestelde maatregelen treden in werking op 1 januari 2017. In ons memorandum hebben wij de hoofdlijnen van de voorgestelde maatregelen per onderwerp uiteengezet. Klik hier om het memorandum te openen in pdf-formaat Het Belastingplan 2017 op twee pagina s

Het Belastingplan 2017 op twee paginas 20 september 2016 Wij hebben een overzicht van de maatregelen uit het pakket Belastingplan 2017 voor u op twee pagina s gezet: Het Belastingplan 2017 op twee pagina s (PDF)

Belastingplan 2017: vennootschapsbelasting 20 september 2016 Wijziging van enkele specifieke renteaftrekbeperkingen (artikel 10a en 15ad Wet Vpb 1969) Artikel 10a Wet Vpb 1969 (hierna artikel 10a) beperkt de aftrek van rente op een schuld aan een verbonden lichaam of een natuurlijk verbonden persoon in gevallen waarin, kort gezegd, de Nederlandse grondslag kunstmatig wordt uitgehold. Daarbij is sprake van verbondenheid bij belangen van een derde of meer. In de praktijk komt het echter voor dat verschillende partijen een gezamenlijke investering doen, bijvoorbeeld in het kader van een overnamestructuur bij een privateequityinvestering, maar niet elk van de partijen individueel een belang van een derde of meer heeft. In die gevallen kan in materiële zin toch sprake zijn van verbondenheid, omdat de investeerders optreden als een samenwerkende groep. Daarom wordt voorgesteld om wettelijk vast te leggen dat ook sprake is van de vereiste verbondenheid bij de aanwezigheid van een samenwerkende groep. De tot deze groep behorende investeerders moeten samen dan wel een derde belang of meer bezitten in de belastingplichtige. Artikel 15ad Wet Vpb 1969 (hierna artikel 15ad) beperkt sinds 2012 de aftrek van rente op overnameschulden door, kort gezegd, te bepalen dat bovenmatige overnamerente niet in mindering komt op de winst van de fiscale eenheid die toerekenbaar is aan de overgenomen maatschappij. Deze regeling wordt op de hierna volgende drie punten aangescherpt (zie ook ons eerdere memorandum over de aan de wijzigingen ten grondslag liggende kabinetsbrief van eind 2015). 1. Debt push down Ten eerste leidt de toepassing van artikel 15ad, als gevolg van de technische vormgeving van deze bepaling, niet tot de gewenste uitkomst indien de overnameschuld komt te berusten bij de overgenomen maatschappij (de zogenoemde debt push down). Voorgesteld wordt om artikel 15ad aan te passen zodat ook deze situaties afdoende worden bestreden. 2. Maximumfinanciering bij verhangingen (zevenjaarstermijn) Artikel 15ad is, kort gezegd, niet van toepassing indien ten hoogste 60% van de verkrijgingsprijs van een overgenomen maatschappij met vreemd vermogen wordt gefinancierd en deze financiering in zeven jaar geleidelijk wordt afgebouwd tot ten hoogste 25% van de verkrijgingsprijs. Voorgesteld wordt om deze financieringsescape aan te scherpen om te voorkomen dat de afbouwtermijn van zeven jaar opnieuw aanvangt door verhanging van de overgenomen maatschappij binnen concern. Voor het concernbegrip wordt aangesloten bij de term verbonden lichaam als bedoeld in artikel 10a (zie hiervoor). 3. Aanpassing overgangsrecht Bij de inwerkingtreding van artikel 15ad is bepaald dat deze bepaling niet van toepassing zou zijn op fiscale eenheden die al bestonden op 14 november 2011. Nu wordt echter voorgesteld om het eerbiedigende overgangsrecht niet meer van toepassing te laten zijn indien een

overnameholding op of na 1 januari 2017 in een nieuwe fiscale eenheid met een andere moeder wordt opgenomen. In een eerder ter consultatie voorgelegd voorstel was nog sprake van volledige materieel terugwerkende kracht. Naar aanleiding van de ontvangen commentaren is evenwel besloten op 31 december 2016 bestaande gevallen niet langer onder deze aanscherping te laten vallen. Verlenging eerste schijf (vanaf 2018) De eerste schijf waarin het 20%-tarief geldt, wordt in 2018 verlengd van 200.000 naar 250.000, in 2020 van 250.000 naar 300.000 en in 2021 van 300.000 naar 350.000. Dit is niet alleen goed voor het MKB, maar maakt bovendien het opbouwen van netto vermogen in de bv aantrekkelijker.

Belastingplan 2017: inkomstenbelasting 20 september 2016 Maatregelen om sluiproutes in en tussen box 2 en box 3 via een vrijgestelde vbi tegen te gaan Het kabinet wil tegengaan dat belastingplichtigen door middel van een vrijgestelde beleggingsinstelling (vbi) overtollig vermogen belastingvrij uit hun bv afsplitsen zodat over het rendement geen vennootschapsbelasting meer hoeft te worden betaald, maar het rendement alleen in box 2 is belast. Daarnaast wil het kabinet bestrijden dat belastingplichtigen box 3-vermogen tijdelijk onderbrengen in een flits-vbi, zodat zij de heffing in box 3 ontlopen of uitstellen en tijdelijk in box 2 worden belast. Daartoe stelt het kabinet een drietal maatregelen voor: 1. Voortaan zal moeten worden afgerekend over de aanmerkelijkbelangclaim wanneer een lichaam waarin de belastingplichtige een aanmerkelijk belang heeft de vbi-status verkrijgt. Deze antimisbruikmaatregel geldt alleen voor positieve aanmerkelijkbelangclaims en zal terugwerkende kracht hebben voor verzoeken om toepassing van het VBI-regime welke zijn gedaan ná 20 september 2016 om 15.15. 2. Box 3-vermogen dat wordt ondergebracht in een vbi of een buitenlands beleggingslichaam waarin de belastingplichtige een aanmerkelijk belang heeft, wordt zowel in box 2 als in box 3 belast wanneer dat vermogen binnen achttien maanden weer terug naar box 3 wordt gebracht. Hiermee wordt de flits-vbi tegengegaan. Hiervoor zal een tegenbewijsregeling gelden om dubbele heffing te voorkomen. Verder zullen belastingplichtigen een dergelijke overdracht uit eigen beweging moeten melden. 3. Tot slot wordt het percentage van het forfaitair rendement uit een vbi gekoppeld aan het voor dat jaar geldende percentage van de hoogste schijf in box 3. Beperking reikwijdte toerekeningsstop afgezonderde particuliere vermogens Sinds 1 januari 2010 worden het vermogen en het inkomen van een afgezonderd particulier vermogen (APV), bijvoorbeeld een trust of een (buitenlandse) particuliere stichting, toegerekend aan de inbrenger van het vermogen (of aan zijn erfgenamen). Deze toerekening geldt niet indien het APV zelf in een naar Nederlandse maatstaven reële heffing naar de winst wordt betrokken, te weten een tarief van ten minste 10% over een vergelijkbare grondslag (toerekeningsstop). Deze stop is van origine bedoeld om dubbele belasting te voorkomen. In de praktijk blijkt de toerekeningsstop echter te worden gebruikt om toerekening aan de inbrenger te voorkomen, terwijl in het buitenland effectief (bijna) geen winstbelasting wordt geheven of net aan het 10%-tarief wordt voldaan, terwijl bij de inbrenger een veel hoger tarief van toepassing zou zijn geweest. Daarom word voorgesteld om de toerekeningsstop alleen nog te laten gelden voor APV s die een reële, actieve onderneming drijven. Voor de situaties waarin de toerekeningsstop niet van toepassing is, zal in het Besluit voorkoming dubbele belasting 2001 (Bvdb 2001) worden voorzien in voorkoming van dubbele belasting voor zover daar op grond van een belastingverdrag of het Bvdb 2001 recht op zou hebben bestaan zonder tussenkomst van het

APV. Aandelen en winstbewijzen kunnen door deze maatregel bij de inbrenger of diens erfgenamen gaan behoren tot een aanmerkelijk belang. De verkrijgingsprijs van deze aandelen wordt in beginsel vastgesteld op de historische verkrijgingsprijs van de inbrenger voor inbreng in het APV. Voorgesteld wordt om de beperking van de reikwijdte van de toerekeningsstop te laten terugwerken tot en met het tijdstip van bekendmaken van de maatregel (20 september 2016, 15.15 uur) ter voorkoming van anticipatiegedrag. Aftrekmogelijkheid voor onderhoudskosten aan Rijksmonumenten wordt afgeschaft De fiscale persoonsgebonden aftrek voor onderhoudskosten aan Rijksmonumenten wordt afgeschaft per 1 januari 2017; de mogelijkheid om een laagrentende lening af te sluiten bij het Nationaal Restauratiefonds blijft bestaan. Afschaffing aftrek van scholingsuitgaven per 2018 De fiscale aftrek van scholingsuitgaven is een regeling op grond waarvan belastingplichtigen kosten voor een opleiding of studie onder voorwaarden kunnen aftrekken. Het kabinet stelt voor deze regeling per 1 januari 2018 af te schaffen, onder meer vanwege twijfel over de effectiviteit en doelmatigheid ervan. Een deel van de opbrengst van deze maatregel zal worden ingezet voor een nog in te voeren regeling met scholingsvouchers. Toerekening van schulden in geval van vruchtgebruik krachtens erfrecht in box 3 Hoofdregel: bij vruchtgebruik in box 3 wordt de waarde van het vruchtgebruik bij de vruchtgebruiker belast en de waarde van de bloot eigendom bij de bloot eigenaar. Uitzondering: bij vruchtgebruik krachtens erfrecht wordt de volle waarde van de eigendom belast bij de vruchtgebruiker. De schulden uit de nalatenschap waarop het vruchtgebruik rust worden echter volgens de hoofdregel belast. Voorgesteld wordt om de behandeling van de schulden in lijn te brengen met die van de bezittingen, waardoor bij vruchtgebruik krachtens erfrecht de waarde van bezittingen zowel als schulden volledig bij de vruchtgebruiker in aanmerking wordt genomen. Vruchtgebruik eigen woning in box 1 Wanneer vruchtgebruik van een eigen woning is opgekomen krachtens erfrecht zit de woning in box 1, mits de vruchtgebruiker tevens de voordelen uit de woning geniet en de kosten en lasten op hem drukken. Rente en kosten die de vruchtgebruiker krachtens erfrecht in verband met zo n eigen woning moet betalen kunnen onder voorwaarden worden afgetrokken als rente en kosten van een eigenwoningschuld. Dit was al in 2014 door de staatssecretaris goedgekeurd. Deze goedkeuring wordt nu gecodificeerd en uitgebreid. De vruchtgebruiker neemt als het ware de fiscale positie van de erflater over. Hetzelfde geldt mutatis mutandis als sprake is van een recht van gebruik of bewoning dat is opgekomen krachtens erfrecht. Versoepelingen bij afkoop van kapitaalverzekeringen en soortgelijke bankspaarproducten Een uitkering uit een kapitaalverzekering eigen woning, spaarrekening eigen woning, beleggingsrecht eigen woning of een kapitaalverzekering afgesloten op of na 1 januari 1992 is vrijgesteld als gedurende ten minste vijftien jaren of twintig jaren jaarlijks premie is betaald. Voorwaarde is dat de

hoogste premie niet meer bedraagt dan tienmaal de laagste. In de volgende situaties geldt de eis van het minimaal aantal jaren premiebetaling niet: 1. voor wie zijn eigen woning verkoopt en verhuist naar een huurwoning; 2. bij beëindiging van het fiscaal partnerschap; 3. als de eigen woning wordt verkocht en de verkoper met een restschuld blijft zitten; 4. voor wie gebruikmaakt van een vorm van (gemeentelijke) schuldhulpverlening. Situatie 1 stond al in de wet. In de situaties 2, 3 en 4 kon de vrijstelling vanaf 1 januari 2013 al worden ingeroepen op grond van een beleidsbesluit, mits de afkoopsom werd gebruikt voor aflossing van de hypotheek. Dit wordt nu in de wet neergelegd. In zoverre met een afkoopsom de hypotheek niet wordt afgelost, is het rentebestanddeel in de uitkering in principe belast. Wie echter met een dergelijke kapitaalverzekering of een dergelijk bankspaarproduct op of na 1 januari 2010 naar een goedkopere koopwoning is verhuisd, verliest bij latere afkoop niet meer de vrijstelling voor zover de afkoopsom de hypotheekschuld overtreft. Deze wettelijke goedkeuring is nieuw. Heffingvrij vermogen voor buitenlandse belastingplichtigen Naar aanleiding van rechtspraak van de Hoge Raad (HR) en het Europese Hof van Justitie (HvJ EU) in de zaken Miljoen, X en Société Générale wordt in de dividendbelasting een teruggaafregeling ingevoerd. Verder wordt in de inkomstenbelasting geregeld dat ook bij buitenlandse belastingplichtigen met een box 3-inkomen het heffingvrije vermogen in aanmerking wordt genomen. Zie verder het onderdeel Dividendbelasting. Beperking van de verlenging van de derde schijf van de loon- en inkomstenbelasting In 2016 bedraagt de bovengrens van de derde schijf van de loon- en inkomstenbelasting 66.421. Op grond van de Wet maatregelen woningmarkt 2014 II, het Belastingplan 2016 en de inflatiecorrectie zou deze bovengrens per 2017 worden verhoogd naar 67.472. Voorgesteld wordt om deze bovengrens, nadat de hiervoor genoemde verhogingen zijn aangebracht en de indexatie heeft plaatsgevonden, met 400 te verlagen. In dat geval eindigt de derde schijf van de loon- en inkomstenbelasting in 2017 bij een belastbaar inkomen uit werk en woning van 67.072. Verhoging van de algemene heffingskorting In 2016 bedraagt de maximale algemene heffingskorting 2.242. Op grond van het Belastingplan 2014, het Belastingplan 2016 en de inflatiecorrectie zou de maximale algemene heffingskorting per 2017 worden verlaagd naar 2.206. Voorgesteld wordt de maximale algemene heffingskorting, nadat de hiervoor genoemde verlagingen zijn aangebracht en de indexatie heeft plaatsgevonden, met 48 te verhogen. In dat geval bedraagt de maximale algemene heffingskorting voor 2017 2.254. Beperking van de verhoging van de maximale arbeidskorting en wijziging van het startpunt van de afbouw van de arbeidskorting In 2016 bedraagt de maximale arbeidskorting 3.103. Op grond van het Belastingplan 2014, het Belastingplan 2016 en de inflatiecorrectie zou de maximale arbeidskorting per 2017 worden verhoogd naar 3.269. Voorgesteld wordt om de maximale arbeidskorting, nadat de hiervoor genoemde

verhogingen zijn aangebracht en de indexatie heeft plaatsgevonden, met 46 te verlagen. In dat geval bedraagt de maximale arbeidskorting in 2017 3.223. Naast deze aanpassing van de maximale arbeidskorting wordt ook het startpunt van de afbouw van de arbeidskorting aangepast. In 2016 ligt het startpunt van de afbouw op 34.015. Op grond van het Belastingplan 2015, het Belastingplan 2016 en de inflatiecorrectie zou dit startpunt per 2017 worden verlaagd naar 33.944. Voorgesteld wordt het startpunt van de afbouw van de arbeidskorting, nadat de hiervoor genoemde verlagingen zijn aangebracht en de indexatie heeft plaatsgevonden, verder te verlagen met 1.500. In dat geval komt het startpunt van de afbouw van de arbeidskorting in 2017 op 32.444 te liggen. Verhoging ouderenkorting Op grond van het Belastingplan 2016 wordt de in die wet opgenomen verhoging van de ouderenkorting per 2016 van 222 per 2017 grotendeels teruggedraaid. Het Belastingplan 2016 bevat namelijk een verlaging van de ouderenkorting per 2017 van 114. Voorgesteld wordt om de ouderenkorting, nadat de hiervoor genoemde verlaging is aangebracht en de indexatie heeft plaatsgevonden, met 215 te verhogen. In dat geval wordt de ouderenkorting per 2017 1292 (in 2016: 1.187) voor pensioengerechtigden met een verzamelinkomen van niet meer dan 36.057. Met deze verhoging van de ouderenkorting wordt de koopkracht van pensioengerechtigden structureel verbeterd.

Belastingplan 2017: loonheffingen 20 september 2016 Aanpassing gebruikelijk loon voor innovatieve start-ups Door de voorgestelde regeling mag het gebruikelijk loon van een directeur-grootaandeelhouder van een innovatieve start-up gedurende maximaal de eerste drie jaar op ten minste het wettelijk minimumloon worden gesteld. Om hiervoor in aanmerking te komen moet de start-up beschikken over een S&O-verklaring voor starters. Deze regeling loopt tot 1 januari 2022. Heffing beloningen buitenlandse bestuurders en commissarissen Om zeker te stellen dat Nederland over de beloningen van buitenlandse bestuurders en commissarissen nationaal zijn heffingsrecht kan effectueren, wordt voorgesteld om vast te leggen dat Nederland over de volledige beloning inkomstenbelasting kan heffen. Dit ongeacht of sprake is van loon, resultaat uit overige werkzaamheden of winst uit onderneming. Verduidelijkingen in de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen (WVA) In de WVA wordt vastgelegd dat voor de berekening van het gemiddelde uurloon in het kader van de S&O-afdrachtvermindering eindheffingsloon is uitgesloten. Voorts wordt in de wet opgenomen dat indien een ontvanger van een S&O-verklaring niet voldoet aan de mededelingsplicht (het doen van een opgave van de bestede S&O-uren aan de minister van Economische Zaken) een boete kan worden opgelegd van maximaal 2.500. Afschaffing fictieve dienstbetrekking commissaris Voorgesteld wordt om de zogenoemde fictieve dienstbetrekking van de commissaris per 1 januari 2017 af te schaffen. Voorheen was het al zo dat over de commissarisbeloning geen premies werknemersverzekeringen waren verschuldigd. Vanaf 1 januari 2017 hoeft op basis van dit voorstel ook geen loonbelasting meer te worden ingehouden en afgedragen over de commissarisbeloning en dient geen werkgeversbijdrage voor de Zorgverzekeringswet te worden afgedragen. Afschaffen jaarloonuitvraag De Belastingdienst kan in geval van ontbrekende of onjuiste aangiftegegevens na afloop van het kalenderjaar bij de inhoudingsplichtige de jaarloongegevens van zijn werknemers opvragen. Per 1 januari 2017 komt deze mogelijkheid voor de Belastingdienst te vervallen.

Uitbreiding mogelijkheid tot verlegging van de inhoudingsplicht voor concernonderdelen Buitenlandse concernonderdelen kunnen op verzoek de inhoudingsplicht van werknemers die in Nederland zijn onderworpen aan inkomstenbelasting verleggen naar een Nederlands concernonderdeel. Voorwaarde is dat het buitenlandse concernonderdeel de werknemers detacheert naar het Nederlandse concernonderdeel. Voorgesteld wordt om deze voorwaarde te laten vervallen.

Belastingplan 2017: dividendbelasting 20 september 2016 Teruggaaf dividendbelasting voor niet-ingezetenen en heffingvrij vermogen voor buitenlandse belastingplichtigen Naar aanleiding van rechtspraak van de Hoge Raad (HR) en het Europese Hof van Justitie (HvJ EU) in de zaken Miljoen, X en Société Générale wordt in de dividendbelasting een teruggaafregeling ingevoerd. Verder wordt in de inkomstenbelasting geregeld dat ook bij buitenlandse belastingplichtigen met een box 3-inkomen het heffingvrije vermogen in aanmerking wordt genomen. In een eerder beleidsbesluit waren deze maatregelen reeds goedgekeurd en die worden nu dus in de wet opgenomen. Genoemde zaken hebben betrekking op verzoeken om teruggaaf van dividendbelasting van buitenlandse aandeelhouders (twee natuurlijke personen in België en een vennootschap in Frankrijk) met portfolioaandelen in het kapitaal van Nederlandse vennootschappen. Daarin werd beslist dat de heffing van dividendbelasting in dergelijke situaties onder omstandigheden in strijd kan zijn met de vrijheid van kapitaalverkeer. Binnenlandse aandeelhouders kunnen de ingehouden dividendbelasting namelijk als voorheffing verrekenen met de inkomstenbelasting of vennootschapsbelasting, terwijl buitenlandse aandeelhouders deze mogelijkheid niet hebben omdat voor hen de dividendbelasting geen voorheffing maar eindheffing is. Buitenlandse aandeelhouders kunnen hierdoor een hogere belastingdruk ervaren dan binnenlandse belastingplichtigen met dezelfde aandelen. Daarom wordt nu voorgesteld dat voor een niet-ingezeten natuurlijke persoon en een niet-ingezeten lichaam met Nederlandse aandelen teruggaaf op verzoek mogelijk wordt van ingehouden dividendbelasting. Die teruggaaf is mogelijk voor zover de dividendbelasting hoger is dan de inkomstenbelasting of vennootschapsbelasting die verschuldigd zou zijn indien de natuurlijke persoon of het lichaam inwoner van Nederland zou zijn geweest. Teruggaaf van dividendbelasting wordt niet verleend indien de natuurlijke persoon of het lichaam recht heeft op volledige verrekening van de Nederlandse belasting in de woonstaat of vestigingsstaat op grond van een tussen Nederland en die woonstaat of die vestigingsstaat gesloten verdrag ter voorkoming van dubbele belasting. Verder werkt deze rechtspraak ook door naar box 3 van buitenlandse belastingplichtigen, met name voor wat betreft in Nederland gelegen onroerende zaken. Op basis van de huidige wetgeving wordt bij buitenlandse belastingplichtigen voor de bepaling van het voordeel in box 3 namelijk geen rekening gehouden met het heffingvrije vermogen. Het HvJ EU oordeelde dat op basis van EU-recht het heffingvrije vermogen ook moet worden verleend aan buitenlandse belastingplichtigen in box 3. Dit wordt nu ook in de wet opgenomen.

Inhoudingsvrijstelling voor dividend aan vrijgestelde lichamen Niet aan de vennootschapsbelasting onderworpen lichamen (zoals pensioenfondsen) zijn thans onderworpen aan dividendbelasting voor door hen ontvangen dividenden, maar hebben in beginsel recht op teruggaaf van de ingehouden belasting. Nu wordt voorgesteld dat, naast die bestaande teruggaafmogelijkheid, onder voorwaarden een inhoudingsvrijstelling voor de dividendbelasting zal gelden voor deze lichamen. Hiermee wordt een liquiditeitsnadeel weggenomen en wordt het rondpompen van liquide middelen teruggedrongen. Tevens wordt hiermee uitvoering gegeven aan de motie Van Vliet waarin is verzocht de mogelijkheid te onderzoeken voor de toepassing van een inhoudingsvrijstelling in de dividendbelasting voor overheidsondernemingen. Met het oog op EU-recht geldt deze vrijstelling ook voor vergelijkbare buitenlandse lichamen (mits die zijn gevestigd in de EU/EER of voor portfolio-investeringen - in een land waarmee Nederland een verdrag heeft gesloten dat voorziet in uitwisseling van inlichtingen). Inhoudingsplicht coöperaties en uitbreiding inhoudingsvrijstelling Voor uitbreiding van de inhoudingsplicht voor houdstercoöperaties en uitbreiding van de inhoudingsvrijstelling naar deelnemingsverhoudingen waarbij de moedermaatschappij is gevestigd in een land waarmee Nederland een belastingverdrag heeft gesloten zie het onderdeel Andere fiscale ontwikkelingen.

Belastingplan 2017: Btw 20 september 2016 Bouwterreinen in de btw Het al dan niet kwalificeren als bouwterrein heeft belangrijke fiscale consequenties. Voor de levering van een bouwterrein is btw verschuldigd en geldt vanwege samenloop, een vrijstelling voor de overdrachtsbelasting. Indien op het moment van levering de onbebouwde grond niet kwalificeert als bouwterrein, is geen btw verschuldigd, maar is overdrachtsbelasting verschuldigd. Thans zijn in de Wet op de omzetbelasting vier limitatieve voorwaarden opgenomen waaraan onbebouwde grond moet voldoen om als bouwterrein te kwalificeren. Uit rechtspraak van het HvJ EU volgt dat die voorwaarden te limitatief zijn, daarom wordt het begrip bouwterrein in het Belastingplan 2017 verruimd. Voorgesteld wordt de vier limitatieve voorwaarden te laten vervallen en onder bouwterrein te verstaan onbebouwde grond die kennelijk bestemd is om te worden bebouwd met een of meer gebouwen of een gedeelte van een gebouw. Door middel van deze wijziging wordt conform de rechtspraak van het HvJ EU betekenis toegekend aan alle omstandigheden inclusief de intentie van partijen. Wijziging btw-vrijstelling voor watersportorganisaties Watersportorganisaties die geen winst beogen, vallen voor hun diensten ten behoeve van de sport onder de btw-vrijstelling, ook wel aangeduid als de sportvrijstelling. Begin 2016 heeft het Europese Hof van Justitie (HvJ EU) geoordeeld dat Nederland de (sport)vrijstelling voor niet-winstbeogende watersportorganisaties zowel te strikt als te ruim toepast. In het Belastingplan 2017 wordt de nationale wet in overeenstemming gebracht met deze jurisprudentie. Op dit moment geldt de vrijstelling niet voor diensten verricht door een watersportorganisatie die werknemers in dienst heeft, voor zover deze diensten bestaan uit het verrichten van werkzaamheden met betrekking tot vaartuigen dan wel het ter beschikking stellen van lig- en bergplaatsen voor vaartuigen. Het personeelscriterium is in strijd met de BTW-richtlijn en komt derhalve te vervallen. Voorgesteld wordt de vrijstelling niet te verlenen voor watersportorganisaties die lig- en bergplaatsen ter beschikking stellen aan vaartuigen die op grond van objectieve kenmerken niet geschikt zijn voor sportbeoefening. Vereenvoudigingen teruggaafregeling oninbare vorderingen btw en milieubelastingen De fiscale wetgeving kent voor de btw, de energiebelasting, de afvalstoffenbelasting en de belasting op leidingwater een teruggaafmogelijkheid van de al op aangifte voldane belasting bij oninbare vorderingen. Het kabinet stelt voor om de regels voor deze teruggaafmogelijkheid van geheel of gedeeltelijk oninbare vorderingen te vereenvoudigen. Eerder was hier al een internetconsultatie over geweest.

Belastingplan 2017: erf- en schenkbelasting 20 september 2016 Reparatie BOF voor indirecte belangen onder de 5% De Hoge Raad heeft op 22 april 2016 beslist dat een indirect belang onder de 5% in een actieve vennootschap kan kwalificeren voor de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten in de Successiewet (BOF). Het kabinet repareert deze - in haar ogen - onbedoelde verruiming van de BOF. Indirecte belangen vallen als zodanig niet meer onder de BOF en ook niet onder de doorschuifregelingen voor het aanmerkelijk belang in de inkomstenbelasting. Wel blijft de mogelijkheid van toerekening van bezittingen en schulden van directe en indirecte belangen van 5% of meer of van zogenoemde verwaterde belangen in stand. De wijziging geldt met terugwerkende kracht vanaf 1 juli 2016. Aanslagtermijn schenkbelasting na schenking ten behoeve van eigen woning verruimd Op grond van het Belastingplan 2016 mogen vanaf 1 januari 2017 belastingplichtigen van 18 tot 40 jaar een vrijgestelde schenking ten behoeve van hun eigen woning van 100.000 ontvangen (zie het onderdeel Andere fiscale ontwikkelingen). Deze schenking mag over drie jaar worden gespreid. De geschonken bedragen moeten uiterlijk in het tweede jaar na het kalenderjaar waarin de schenking is gedaan worden gebruikt voor de eigen woning. In de praktijk blijkt dat vaak pas na drie jaar is te controleren of de schenking juist is gebruikt, terwijl de termijn voor het opleggen van een aanslag schenkbelasting drie jaar is. Aangezien deze termijn dan te kort kan zijn, is nu voorgesteld om de aanslagtermijn bij een schenking ten behoeve van de eigen woning te verlengen naar vijf jaar.

Belastingplan 2017: fiscale innovatieregelingen 20 september 2016 Aanpassing innovatiebox aan uitkomsten BEPS 5-rapport (OESO) Als onderdeel van het Belastingplan 2017 wordt de innovatiebox in lijn gebracht met de aanbevelingen in het door de OESO uitgebrachte BEPS 5-rapport. Daarbij zijn de nexusbenadering en de aanscherping van de definitie van een kwalificerend immaterieel activum de belangrijkste wijzigingen. Het effectieve tarief voor winst die toe te rekenen is aan de innovatiebox, blijft ongewijzigd op 5%. De voorgestelde regeling kan gezien worden als een verruiming ten opzichte van het consultatiedocument. Kwalificerend immaterieel actief De definitie van een kwalificerend immaterieel activum is afhankelijk van de omvang van de onderneming van de belastingplichtige. Voor kleinere belastingplichtigen is een kwalificerend immaterieel activum gedefinieerd als een zelf ontwikkeld immaterieel activum waarvoor een S&Overklaring is verkregen. Voor grotere belastingplichtigen geldt daarnaast uitgezonderd wanneer er sprake is van programmatuur de additionele voorwaarde dat een octrooi/patent, een daarmee vergelijkbaar recht, kwekersrecht of geneesmiddelenvergunning is verleend. Een belastingplichtige kwalificeert als kleinere belastingplichtige indien de gemiddelde omzet van zijn groep in vijf jaar 50 miljoen per jaar niet overstijgt en wanneer de voordelen die de belastingplichtige verkrijgt uit kort gezegd WBSO-activa jaarlijks minder zijn dan 7,5 miljoen. Belastingplichtigen die niet onder deze maximumbedragen blijven kwalificeren als grotere belastingplichtigen. Nexusbenadering Op basis van het Belastingplan kwalificeert nog slechts de winst die toe te rekenen is aan eigen ontwikkelingswerk van de onderneming voor de innovatiebox. Daarbij worden de uitgaven van de belastingplichtige voor het voortbrengen van kwalificerende immateriële activa als indicatie gebruikt. Dit wordt de nexusbenadering genoemd en deze benadering splitst de ontwikkelingskosten in kwalificerende kosten en niet kwalificerende kosten. Kwalificerende uitgaven zijn alle uitgaven die direct voor het ontwikkelen van het immaterieel activum gemaakt zijn, uitgezonderd de uitgaven gemaakt voor het uitbesteden van S&O naar groepsmaatschappijen en indirecte kosten zoals huisvesting en financieringskosten. Dit leidt tot toepassing van de volgende formule:

Inwerkingtreding De nieuwe regels omtrent de innovatiebox treden in werking met ingang van 2017 en zijn van toepassing op boekjaren die op of na 1 januari 2017 aanvangen. Mogelijk is overgangsrecht van toepassing. Als onderdeel van het overgangsrecht is bepaald dat voor alle kwalificerende immateriële activa voortgebracht vóór 1 juli 2016 de huidige regels blijven gelden tot 1 juli 2021.

Belastingplan 2017: oudedagsvoorzieningen 20 september 2016 Uitfaseren van pensioenopbouw in eigen beheer Met ingang van 2017 is pensioenopbouw in eigen beheer door de directeur-grootaandeelhouder (dga) niet langer mogelijk. Er komt een afkoopmogelijkheid, zowel voor ingegane als voor nog niet ingegane pensioenen. Allereerst kan de hogere commerciële waarde van het pensioen fiscaal geruisloos worden afgestempeld naar de lagere fiscale waarde. Loonbelasting, revisierente en vennootschapsbelasting worden niet geheven. De dga heeft vervolgens de keuze om het pensioen in 2017, 2018 of 2019 fiscaal gefacilieerd af te kopen. In 2017 zal een korting van 34,5% op de grondslag gelden, in 2018 een korting van 25% en in 2019 een korting van 19,5%. Gerekend vanuit het hoogste belastingtarief (52%) betekent dit een belastingtarief van circa 34% (2017), 39% (2018) of 42% (2019). De afnemende korting is erop gericht dat de dga s zo snel mogelijk uitfaseren. Bij een niet ingegaan pensioen wordt de korting (maximaal) verleend over de fiscale balanswaarde van de pensioenverplichting op 31 december 2015 (de grondslag). Over het verschil tussen de uiteindelijke afkoopsom en de grondslag wordt geen korting gegeven. Bij een ingegaan pensioen wordt de korting berekend over de fiscale waarde op het moment van afstempelen. Het door de afkoop ontstane pensioentekort kan niet alsnog worden aangezuiverd in de lijfrentesfeer. Voor degenen die het pensioen in eigen beheer niet willen of kunnen afkopen geldt ook dat de hogere commerciële waarde van het pensioen mag worden afgestempeld tot de lagere fiscale waarde, mits het pensioen wordt omgezet in een spaarvariant ( oudedagsverplichting ). Daarmee worden ook deze dga s grotendeels bevrijd van de dividendklem. Het geld blijft in de onderneming en de dga houdt een reservering voor de oude dag. Verdere opbouw is niet mogelijk, maar de spaarpot moet wel jaarlijks stijgen met een wettelijk voorgeschreven rente. Belastingheffing vindt plaats in de uitkeringsperiode. De reservering moet na het bereiken van de AOW-leeftijd gedurende twintig jaar gelijkmatig worden uitgekeerd. Desgewenst mogen de uitkeringen vijf jaar eerder ingaan, maar dan moet gedurende 25 jaar worden uitgekeerd. Met de beide vorenstaande alternatieven moet de (gewezen) partner uitdrukkelijk instemmen. Gebeurt dat niet, dan zullen de pensioenrechten in eigen beheer blijven en worden bevroren (ook het ouderdomspensioen). Alle huidige fiscale regelingen en sancties blijven van toepassing. De mogelijkheid om fiscaal zonder heffing van loonbelasting en revisierente volledig af te zien van het pensioen (prijsgeven), wat een oplossing zou zijn voor pensioenen die onder water staan, wordt helaas niet opengesteld. Terughalen van bij een verzekeraar ondergebracht pensioen naar eigen beheer kan niet meer vanaf 1 januari 2017. In 2016 kan dit nog wel, maar als vervolgens wordt afgekocht in 2017, 2018 of 2019, wordt over dit deel geen korting gegeven. Als de aandelen van het eigenbeheerlichaam niet in handen zijn van de dga, wordt schenkbelasting verschuldigd indien als gevolg van afstempeling de waarde van de aandelen stijgt.

Pensioenrichtleeftijd en ingangsdatum Pensioenuitvoerders hebben hun administratie in de regel ingericht op uitkeringen die ingaan op de eerste dag van de maand waarin de pensioengerechtigde leeftijd wordt bereikt. Fiscaal mag het pensioen eerder ingaan dan de dag waarop de pensioenrichtleeftijd wordt bereikt (thans 67 jaar), maar dan moet het pensioen wel actuarieel worden herrekend; ook als het minder dan een maand scheelt. Dit veroorzaakt aanzienlijke administratieve lasten. De tijdelijke goedkeuring in een beleidsbesluit dat actuariële herrekening niet hoeft plaats te vinden als de ingangsdatum de eerste dag van de maand is waarin de pensioenrichtleeftijd wordt bereikt (die zou lopen tot 1 januari 2018) wordt omgezet in een permanente wettelijke regeling. Ingangsdatum van partnerpensioen, wezenpensioen en nabestaandenoverbruggingspensioen Partnerpensioen, wezenpensioen en nabestaandenoverbruggingspensioen moet met ingang van 2017 ingaan tussen de eerste dag van de maand waarin de (gewezen) werknemer overlijdt en de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de (gewezen) werknemer is overleden, dit eveneens ter voorkoming van administratieve lasten. 100%-grens bij pensioenopbouw en daarvan afgeleide normen Ouderdomspensioen mag naar huidig recht niet uitgaan boven 100% van het laatstverdiende pensioengevend loon. Voor partnerpensioen en wezenpensioen gelden afgeleide normen. Met de huidige wet- en regelgeving is het vrijwel onmogelijk om de 100%-norm te overschrijden. Voorgesteld wordt dan ook om deze regeling af te schaffen. Afschaffing van het doorwerkvereiste Een werknemer kan de pensioeningangsdatum uitsluitend uitstellen indien en voorzover hij in dienstbetrekking werkzaam blijft. Aan het doorwerkvereiste wordt ook voldaan als een ex-werknemer werkzaamheden verricht als ondernemer of resultaatgenieter. De jaarlijkse toets om te beoordelen of nog wordt doorgewerkt veroorzaakt veel administratieve lasten. Het Kabinet wil daarom het doorwerkvereiste afschaffen. Nabestaandenoverbruggingspensioen voor halfwezen Strikt genomen is het met ingang van 1 januari 2015 niet meer mogelijk om een nabestaandenoverbruggingspensioen voor halfwezen op te bouwen. Dit acht het kabinet niet wenselijk. Het voorstel is om de maximale omvang van het nabestaandenoverbruggingspensioen voor halfwezen te stellen op de helft van de omvang van het nabestaandenoverbruggingspensioen voor de volle wees, waardoor het probleem wordt verholpen. Beleggingsondernemingen als toegelaten aanbieder voor lijfrenteproducten Beleggingsondernemingen worden toegelaten als aanbieder voor fiscaal gefacilieerde lijfrenteproducten, onder voorwaarde dat het gaat om een geïndividualiseerde, geblokkeerde beleggingsrekening, waarbij de rendementen worden bijgeschreven. Het tegoed van de rekening mag uitsluitend worden aangewend voor een oudedagslijfrente, nabestaandenlijfrente of een uitkering in termijnen (onder voorwaarden).

Belastingplan 2017: varia 20 september 2016 Intrekking spaarrenterichtlijn Binnen de EU wisselden tot 1 januari 2016 op grond van de spaarrenterichtlijn de lidstaten onderling inlichtingen over spaarrente uit. Deze richtlijn werkte echter niet efficiënt en is per 1 januari 2016 ingetrokken en vervangen door de veel breder toepasselijke Common Reporting Standard (CRS) voor de uitwisseling van financiële gegevens. Nederland heeft per 1 januari 2016 dan ook de bepalingen van de CRS geïmplementeerd. De spaarrenterichtlijn is tot 31 december 2016 binnen de EU alleen op Oostenrijk van toepassing gebleven. In het belastingplan wordt de intrekking van de spaarrenterichtlijn geïmplementeerd en wordt in overgangsrecht voorzien. Lagere energiebelasting voor openbare laadpalen In de periode 2017-2020 wordt de energiebelasting verlaagd voor de elektriciteit die wordt geleverd aan laadpalen met een zelfstandige aansluiting op het net. Er gaat een vast tarief gelden van 4,996 cent per kwh over de eerste 50.000 kwh: de helft lager dan het tarief in de eerste schijf van de energiebelasting van 10,007 cent per kwh dat op dit moment in de praktijk meestal van toepassing is. De looptijd is vier jaar. Deze periode komt overeen met de periode van fiscale stimulering voor elektrisch rijden in de Autobrief II. Verder stelt het kabinet voor om het tarief voor de elektriciteit voor laadpalen met een zelfstandige aansluiting op het distributienet in de Wet opslag duurzame energie voor de periode van 2017 tot en met 2020 op nihil te stellen. Terugdraaien exportheffing afvalstoffenbelasting De heffing van afvalstoffenbelasting ter zake van de export van afvalstoffen die in het buitenland worden verbrand (exportheffing) is in de huidige vorm Europeesrechtelijk niet houdbaar gebleken. Daarom wordt voorgesteld het tarief van de exportheffing vooralsnog op nihil te stellen, met terugwerkende kracht tot en met de ingangsdatum 1 juli 2015. Om te voorkomen dat belastingplichtigen afvalstoffenbelasting zouden moeten voldoen die vervolgens weer teruggegeven zou moeten worden was eerder in een besluit al geregeld dat (met terugwerkende kracht) geen exportheffing is verschuldigd. Overige maatregelen Belastingplan 2017 Een aantal maatregelen uit het Belastingplan 2017 hebben wij verder niet inhoudelijk beschreven, het betreft de volgende: Verduidelijking quasi-inbestedingsvrijstelling overheidslichamen; Vennootschapsbelastingplicht SNS-vennootschappen; Aanpassing wijnaccijnstarieven; Verruiming teruggaafregeling biobrandstoffen;