ALFA JTD 16V HUIS EN TOEBEHOREN VAN AIRCONDITIONING 5040

Vergelijkbare documenten
191 - Giulietta 1750 Turbo Benzina ALGEMEEN - HUIS EN TOEBEHOREN VAN AIRCONDITIONING

AIRCONDITIONING - Beschrijving

SPECIFICATIES ALGEMEEN

Verwarming en ventilatie

Climate control VENTILATIEOPENINGEN

Klimaatbeheersing (3)

RUITENWISSERS/-SPROEIERS

Elektrische functie printen DIMLICHT

Room Controller NEW BEDIENING 40KMC---N 42HMC---N 42VMC---N 40SMC---N I S O

De airco-regelmodule beschikt over een zelfdiagnosefunctie. De storingscodes van de airco-regelmodule kunnen op het bedieningspaneel worden getoond.

VDH doc Versie: v1.0 Datum: Software: ALFA75-MTT File: Do WPD Bereik: 0,0/+80,0 C per 0,1 C

Verwarming en ventilatie

Pool & Spa. De Hydro-Pro warmtepompen

Gebruikershandleiding

MOTORMANAGEMENT BENZINEMOTOREN

Afstandsbedieningshandleiding IR NED: Cassette model airconditioner CTS-12-SET CTS-18-SET CTS-24-SET

Klimaatbeheersing (7)

RC4 Bedieningsvoorschriften

F I A T B R A V O NL S N E L G I D S

RCW Afstandsbediening

Gebruiksaanwijzing ALFA-45 Bedien-unit Koel / Ontdooi thermostaat met ventilator sturing.

MC 785D-6p in- en opbouw

Storing indicatie van LED binnen/buiten en eerste oordeel

ELECTRA. Bedieningsvoorschriften Nederlands ELECTRA

Handleiding afstandsbediening voor mobiele airconditioning

Service Manual. Comfort System

Hartelijk dank voor uw aankoop van deze airconditioner. Lees deze gebruikershandleiding zorgvuldig door alvorens uw airconditioner in gebruik te

Gebruikershandleiding Techneco Blomberg warmtepompboiler. Typen: BL 160 BL 200 BL 250 BL 300 E,V,W

Klimaatbeheersing (4) Vragen zie boek

aanvullende gebruikers handleiding AQUA Plus Versie

Storing indicatie van LED binnen/buiten en eerste oordeel

Gebruikershandleiding Heinen en Hopman Airco FC400

IN EEN OOGOPSLAG. Panoramadak. Parkeerhulp achter

GEBRUIKSAANWIJZING RC08A

Hartelijk gefeliciteerd met de aanschaf van een COBRA alarmsysteem type 889.

Aanvullende handleiding Comfort-luchtgordijn met CHIPS-regeling Model CA

11/05 HD Lees ook het engelse boekje

Aanvullende handleiding Comfort-luchtgordijn met CHIPS-regeling Model CA

Versie NL. Afstandsbediening HCP 10 Gebruikershandleiding Versie NL

FIAT SCUDO NL INSTRUCTIEBOEK

Handleiding. 24Vdc -50/+50 C

VOERTUIGCONTROLE SEAT IBIZA. Rijschool van Zuylen

Gebruiksaanwijzing ALFA 85 Koel Thermostaat met fanen ontdooisturing

Productinformatie. ORION-VA Klimaatcomputer met centrale regelingen (IRIS)

ELEKTRISCHE INSTALLATIE BI-VAN CAN COM2000

Handleiding MH1210B temperatuurregelaar

Productinformatie. ORION-VS Klimaatcomputer met centrale regelingen (SIRIUS)

Gebruiksaanwijzing DSC785 Dry/Store Controller

Handleiding ALFA(NET) 71 0/+100 C

Klimaatbeheersing (4)

F I A T NL S N E L G I D S

BESCHRIJVING FUNCTIE MODES speciaal ontworpen voor vloerverwarming en koeling systemen die aangestuurd worden door actuators. Instelmogelijkheden: Enk

EAT-244 Diagnose Airconditioning

Verwarmen, Koelen, Ventileren

HANDLEIDING PROGRAMMAREGELAAR 40/16 SE

VH CONTROL THERMOSTAAT METIS

GEBRUIKERSHANDLEIDING EN MONTAGE-INSTRUCTIE

Servicehandboek: H

AQUASMART Infrared remote control

Gebruiksaanwijzing NL Unox Line Miss Elena & Rosella ELENA ROSELLA

GEBRUIKSAANWIJZING. Afstandsbediening BRC315D7

Informatieblad. Warmtepompen INLEIDING

CP-508 GEBRUIKERS-HANDLEIDING

2HEAT DHT: OPBOUW DIGITALE THERMO- en HYGROSTAAT

Bedrade afstandbediening Introductie van het spare part. Knoppen en display van de afstandbediening.

All-in-one warmtepomp water verwarming BOI-200/260

Thermostaat met display

AUTO ON OFF BEDIENINGSHANDLEIDING RC 5

CODUMÉ SCVU2 TECHNISCHE FICHE. Een vooruitstrevende techniek! EPB conform.

Concept 420 sm (productinformatie) Blad 1 04/2008

Pool & Spa De Hydro-Pro warmtepompen

Handleiding tijdklok 230V~

GSE PAC SYSTEM. LUCHT-VOLTAÏSCH SYSTEEM

Installatiehandleiding Bedien-unit luxe Warmte Terug Win unit

4 Knops afstandsbediening

Pool & Spa De Hydro PRO warmtepompen

S900 S901 S902 S901-2D S903 S901-4D PS900 S903 PS300

MITSUBISHI AIRCO SERVICE

Klimaatbeheersing (2)

Elmasonic S. Ultrasoonreinigingsapparaat. MSK Tel:

Alle rechten voorbehouden. Niets uit dit document mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op we

Bedieningshandleiding VAG5000-Basic

Afzuigkap met sensoren

Techneco ELGA warmtepomp Gebruikershandleiding. Type 3.0

Elektronische draadloze ruimtethermostaat D9380 RF-T

Gebruiksaanwijzing ALFA-45A Koel / Ontdooi thermostaat met ventilator sturing en waakalarm.

Instructiehandleiding

ALARM. De werking van het systeem wordt door de body computer geregeld, die via de seriële verbinding commando''s verzendt/ontvangt.

Lees en bewaar dit document zorgvuldig! Installatie instructies Gebruikershandleiding 10 Knops afstandsbediening

KIT OVO. De automatisering moet worden onderworpen aan onderhoud op een regelmatige basis om een goede werking te garanderen.

Elektronische kamerthermostaat

In werking stellen Hoofdstuk 6

STORINGSHANDLEIDING GASGESTOOKTE LUCHTVERWARMERS

Espace bedrade regeling (230 volt)

Gebruikers handleiding Fluo Artio Airconditioners

4.0 Bediening CD AM 19 C 12:10 45 C. Whirlpool Electronic LCD - Gebruikershandboek 12:10 12:10. Licht\kleurentherapie.

Belangrijke instructies

HANDLEIDING AFSTANDSBEDIENING R51M/E. Inhoudstafel

HANDLEIDING & INSTALLATIEVOORSCHRIFT. Koelvitrine KV-RR 12/14

Pool & Spa De Duratech warmtepompen

Transcriptie:

ALFA 159 1.9 JTD 16V HUIS EN TOEBEHOREN VAN AIRCONDITIONING 5040 Terugkeren naar AIRCONDITIONING - BESCHRIJVING ALGEMEEN Met de klimaatregeling kunnen de eigenschappen van de lucht naar het interieur worden gewijzigd (temperatuur, vochtigheid), zodat een hoog rijcomfort bereikt en in stand gehouden wordt. Componenten van de klimaatregeling Op de afbeelding staan de componenten van de klimaatregeling. 1. Lineaire druksensor 2. Condensor 3. In condensor geïntegreerd vochtfilter 4. Leiding voor gas onder lage druk 5. Expansieklep 6. Verdamper 7. Luchtgeleider/-verdeler 8. Bedieningspaneel met elektronische regeleenheid 9. Achterste bedieningspaneel (trizone-uitvoering) 10. Compressor 11. Leiding voor gas onder hoge druk 12. Leiding voor vloeistof onder hoge druk

Werkingsprincipe Het doel van een koelmachine is warmte uit de omgeving op te nemen. Hiervoor gebruikt een airconditioning bepaalde vloeistoffen (koelmiddelen) die afkoelen (temperatuurverlaging) en van aggregatietoestand wijzigen (van vloeistof naar gas), als ze onder hoge druk kunnen expanderen. Hierdoor kunnen ze warmte opnemen uit de omgeving. Als de temperatuur stijgt, waardoor ook de druk toeneemt, dan wijzigt de aggregatietoestand opnieuw (van gas naar vloeistof). Dit wordt condensatie genoemd. Het eerste probleem is om het gas vloeibaar te maken, d.w.z. dat de temperatuur lager dan de verdampingstemperatuur (kookpunt) moet zijn. Dit is voor het koelmiddel R134a -26 C bij atmosferische druk. Omdat dit moet worden bereikt bij omgevingstemperatuur, die in een auto ook nog verhoogd kan zijn (in de motorruimte), moet het kookpunt van het gas worden verhoogd, zodat het vloeibaar blijft tot op het moment dat het voor het gewenste koeleffect moet expanderen. Om het kookpunt te verhogen, moet de druk worden verhoogd en gelijktijdig de temperatuur worden verlaagd. Hiervoor moet een bepaald vermogen aan het systeem worden toegevoegd. Dit vermogen wordt geleverd door de compressor die door de motor wordt aangedreven. We kunnen dus het koelproces van de airconditioning in een auto als volgt samenvatten. Het gasvormige koelmiddel R134a wordt door de compressor aangezogen onder een druk tussen 0,5 en 2 bar en onder een druk gebracht van 10 tot 17 bar. Bij deze drukken ligt het kookpunt op circa 60 C. Het gasvormige koelmiddel wordt in de compressiefase verwarmd tot 80-100 C, waarna het de condensor bereikt. Door de koeling van de condensor met lucht (door de rijwind of door de elektroventilateur), bereikt het koelmiddel het condensatiepunt en gaat over in vloeistofvorm bij hoge druk. Hierna wordt het filter gepasseerd, dat drie functies heeft: verontreinigingen verwijderen, vocht uit het circuit absorberen en als voorraadreservoir (accumulator) voor koelmiddel dienen. Het koelmiddel bereikt vervolgens de expansieklep direct voor de verdamper, waarin een druk heerst van 1,5 atmosfeer (1,52 bar). Bij deze druk is het omslagpunt vloeistofverzadigde damp voor het koelmiddel in evenwicht bij een temperatuur van circa -7 C. De lucht die gelijktijdig door de verdamper stroomt (voortgestuwd door een ventilator) heeft een veel hogere temperatuur dan het koelmiddel in de verdamper. Hierdoor verwarmt de lucht het koelmiddel dat gaat koken en volledig verdampt, waarbij warmte aan de lucht wordt onttrokken. Een gedeelte van het vocht uit de gekoelde lucht condenseert op de ribben van de verdamper en vormt druppels die via een opvangbak naar de buitenzijde van de auto worden afgevoerd. De op deze wijze gekoelde en gedroogde lucht wordt in het interieur van de auto geleid. Vanaf de uitgang van de verdamper wordt het koelmiddel opnieuw door de compressor aangezogen, waarna de hele koelcyclus zich herhaalt. Het traject van het koelmiddel is samengevat: - In de compressor - gasvormig koelmiddel uit de verdamper (temp. -5 tot -7 C, druk 0,5-2 bar). Compressiefase, waarbij het gasvormig koelmiddel warmer wordt (temp. 80-100 C, druk 10-17 bar). - Condensor - Compressiefase: het koelmiddel geeft warmte af aan de atmosfeer, koelt af en wordt vloeibaar (temp. 40-60 C, druk 10-17 bar).

- Expansieklep - Expansiefase: de druk van het koelmiddel wordt verlaagd (0,5-2 bar om zelfs 3 bar te bereiken). Het koelmiddel gaat over in een gas-/vloeistofmengsel; de temperatuur is, kenmerkend voor airconditioning, laag. - Verdamper - Verdampingsfase: waarbij het koelmiddel volledig overgaat in gasvormige fase en de warme lucht die m.b.v. een aanjager door de verdamper wordt gestuwd, warmte afgeeft aan het koelmiddel. Het koelmiddel gaat koken en verdampt volledig, waarbij er warmte aan de langsstromende lucht wordt onttrokken. De temperatuur is laag (druk 0,5 bar - 2 bar). Systeemtype Deze auto kan worden uitgerust met verschillende klimaatregelsystemen voor het interieur: - handmatig bediende klimaatregeling - automatische, gescheiden (bizone) klimaatregeling - automatische, gescheiden (trizone) klimaatregeling Handbediende klimaatregeling: de gebruiker bepaalt de instellingen van de temperatuur, de luchtverdeling en -opbrengst, die hetzelfde blijven totdat ze door de gebruiker een volgende keer worden gewijzigd. Automatische klimaatregeling (bi-/trizone): de gebruiker kan de parameters instellen en aan het systeem verzoeken om de werking automatisch te regelen. De gebruiker behoudt, als deze dat wenst, de mogelijkheid om het systeem handmatig te bedienen. De automatische, gescheiden klimaatregeling kan een bizone- (voor de bestuurder en de voorpassagier) of trizone-klimaatregeling (voor de bestuurder, voorpassagier en achterpassagiers) zijn met gescheiden bedieningsorganen voor de bestuurder, de voorpassagier en eventueel de achterpassagiers, waarmee de parameters voor de luchttemperatuur en de luchtverdeling (de aanjagersnelheid kan niet gescheiden worden geregeld) met een zekere onafhankelijkheid kunnen worden geregeld. HANDBEDIENDE KLIMAATREGELING Het bedieningspaneel voor de handmatige klimaatregeling is in onderstaande afbeelding aangegeven

1. Draaiknop voor temperatuurregeling 2. Draaiknop voor de luchtverdeling 3. Draaiknop voor aanjagersnelheid 4. Druktoets in-/uitschakelen achterruit- en buitenspiegelverwarming 5. Druktoets voor in-/uitschakelen "MAX DEF"-functie (ontwasemen/ontdooien voorruit, zijruiten voor en buitenspiegels) 6. Druktoets in-/uitschakelen recirculatie interieurlucht 7. Druktoets in-/uitschakelen airco-compressor De handmatig bediende klimaatregeling wordt geregeld door een elektronische regeleenheid "Knooppunt klimaatregeling" (NCL) die op het B-CAN is aangesloten en is geïntegreerd in het bedieningspaneel voor de klimaatregeling in het midden van het dashboard. In onderstaande tabel staan de stekkerpennen van de regeleenheid. Pen Signaal 1 massa 2 directe voeding (vanaf F39) 3 Niet aangesloten 4 Niet aangesloten 5 Niet aangesloten

6 Niet aangesloten 7 Niet aangesloten 8 stuursignaal extra verwarming PTC1 9 stuursignaal extra verwarming PTC2 10 stuursignaal aanjagerrelais 11 plus-uitgangssignaal inschakeling compressor 12 B-CAN A 13 B-CAN B 14 stuursignaal recirculatieklepactuator 15 stuursignaal recirculatieklepactuator 16 stuursignaal recirculatieklepactuator 17 stuursignaal recirculatieklepactuator 18 Niet aangesloten 19 stuursignaal verdeelklepactuator 20 stuursignaal verdeelklepactuator 21 stuursignaal verdeelklepactuator 22 stuursignaal verdeelklepactuator 23 stuursignaal mengklepactuator 24 stuursignaal mengklepactuator 25 stuursignaal mengklepactuator

26 stuursignaal mengklepactuator Regelstrategie Met de handmatige klimaatregeling kan de gebruiker m.b.v. de verschillende draaiknoppen en toetsen de temperatuur en de luchtstroom naar het interieur regelen. De volgende functies kunnen handmatig worden gewijzigd: - Temperatuur - Luchtverdeling in 5 standen - Aanjagersnelheid. - Toestemming voor inschakeling compressor - Ontwasemen/ontdooien - Recirculatie De commando''s van de draaiknoppen voor de luchttemperatuur, de luchtverdeling en de recirculatie naar het kachelhuis worden uitgevoerd m.b.v. actuatoren (elektromotoren). De compressor kan alleen inschakelen als de aanjager draait. AUTOMATISCHE KLIMAATREGELING De automatische klimaatregeling wordt bestuurd door een regeleenheid die, dankzij een zeer complexe regelstrategie, de lucht in twee/drie gedeelten in het interieur gescheiden kan verwarmen of koelen om het gewenste comfort te bereiken. De klimaatregeling werkt automatisch m.b.v. de volgende parameters/functies: - Luchttemperatuur uit de ventilatieroosters aan de zijde van de bestuurder/passagier(s) - Aanjagersnelheid (traploos) - Luchtverdeling aan de zijde van de bestuurder/passagier(s) - Inschakeling compressor - Recirculatie Bedieningsorganen De bedieningsorganen voor deze regeleenheid zijn als volgt opgesteld. Bedieningsorganen voor bi-/trizone

1. Druktoetsen luchtverdeling (bestuurders- en passagierszijde) 2. Draaiknop temperatuurregeling bestuurderszijde 3. Druktoets inschakeling AUTO-functie (automatische werking) 4. Display met informatie over klimaatregeling 5. Draaiknop temperatuurregeling passagierszijde 6. Druktoets in-/uitschakelen achterruitverwarming 7. Druktoets inschakeling "MAX DEF"-functie (snel ontwasemen/ontdooien zijruiten/voorruit, achterruit en buitenspiegels) 8. Druktoetsen voor verhogen/verlagen aanjagersnelheid 9. druktoets voor inschakelen functie MONO (gelijkstellen ingestelde temperaturen) 10. Druktoets in-/uitschakelen recirculatie interieurlucht 11. Druktoets in-/uitschakelen airco-compressor. 12. Interieurtemperatuursensor Bedieningsorganen achter (trizone)

1. Druktoets inschakeling AUTO-functie (automatische werking) en afsluiten luchtstroom naar achterste zitplaatsen 2. Draaiknop voor temperatuurregeling achter 3. Druktoetsen voor luchtverdeling 4. Display voor weergave temperatuurinstelling achter De volgende parameters/functies kunnen handmatig worden gewijzigd: - Gewenste temperatuur - Aanjagersnelheid - Luchtverdeling in 7 standen - Toestemming in-/uitschakelen compressor - Ontwasemen/ontdooien - Recirculatie - MONO-functie De handmatige instellingen hebben een hogere prioriteit dan de automatische, behalve de instellingen die betrekking hebben op de veiligheid, en worden opgeslagen, totdat door de gebruiker de automatische regeling wordt ingeschakeld. De handmatige instelling heeft geen gevolgen voor de overige automatisch geregelde functies; met name de temperatuur blijft automatisch geregeld als het systeem in bedrijf is, behalve als de handmatige instellingen het niet mogelijk maken dat de gewenste temperatuur wordt bereikt/in stand wordt gehouden; in dat geval gaat de weergegeven temperatuur op het display knipperen om aan te geven dat de temperatuur niet meer automatisch wordt geregeld. Bij inschakeling van het contact (key-on) regelt het systeem de functies op basis van de opgeslagen instellingen tijdens uitschakelen, behalve de "MAX DEF"-functie, die wordt gereset. Het gehele systeem kan handmatig worden uitgeschakeld (OFF) door de aanjagerschakelaar op 0 streepjes opbrengst te zetten; hierdoor wordt de klimaatregeling geheel uitgeschakeld (behalve recirculatie en achterruitverwarming) en het interieur van de omgeving afgesloten. De "MAX DEF"-functie kiest zodanige instellingen dat zowel de voorruit, de zijruiten en de achterruit als de buitenspiegels snel worden ontwasemd. Klimaatregeleenheid

De klimaatregeling kan automatisch worden geregeld m.b.v. een regeleenheid, die Knooppunt Klimaatregeling (NCL) wordt genoemd; deze heeft tot taak om de door de bestuurder (en overige gebruikers) gewenste eigenschappen van de lucht in stand te houden. Het NCL is aangesloten op het B-CAN. Het NCL is geïntegreerd in het bedieningspaneel van de klimaatregeling in het midden van het dashboard. Op de afbeelding is de achterzijde van de regeleenheid met de stekker en de bijbehorende stekkerpennen aangegeven. Pen Signaal 1 massa 2 directe voeding (vanaf F39) 3 plusvoeding actuatoren 4 plusvoeding snelheidsregelaar aanjager 5 massa voor verdampersensor 6 voeding zonlichtsensor 7 stuursignaal extra verwarming PTC1 8 BUS-verbinding voor communicatie met de actuatoren 9 stuursignaal extra verwarming PTC2 10 B-CAN A

11 B-CAN B 12 Niet aangesloten 13 signaal van verdampersensor 14 Niet aangesloten 15 plus-uitgangssignaal inschakeling compressor 16 Niet aangesloten 17 PWM-stuursignaal snelheidsregelaar aanjager 18 Niet aangesloten 19 signaal van luchtkwaliteitsensor 20 signaal van wasemsensor 21 Niet aangesloten 22 signaal zonlichtsensor links 23 Niet aangesloten 24 signaal zonlichtsensor rechts 25 Niet aangesloten 26 feedbacksignaal snelheidsregelaar aanjager Enige knooppunten van het CAN - waaronder de klimaatregeleenheid - worden geprogrammeerd met een "default"-instelling, die is ingesteld bij overhandiging van de auto aan de klant. Als de regeleenheid wordt vervangen, dan zendt Afd. Onderdelen een "lege" component: na montage moeten vervolgens de in de Body Computer opgeslagen gegevens worden overgebracht m.b.v. de Examiner en de procedure "PROXI- AANPASSING". De actuatoren van de klimaatregeling zijn apart geprogrammeerd en, ook de actuatoren

die er hetzelfde uitzien, kunnen niet onderling worden verwisseld. Regelstrategie De regeling van de temperatuur is gebaseerd op het concept "GEVOELSTEMPERATUUR". Een regeling die gebaseerd is op de gevoelstemperatuur probeert niet de temperatuur in het interieur constant te houden, maar probeert de gevoelstemperatuur voor de gebruikers constant te houden. De gevoelstemperatuur is afhankelijk van de uitwisseling van thermische energie met de omgeving en wordt afhankelijk van de omgevingsparameters vastgesteld door de klimaatregeleenheid. In het INTERIEUR van een auto is dit afhankelijk van de volgende grootheden: - Gemiddelde temperatuur in het interieur - Temperatuur van de naar het interieur gevoerde lucht - Temperatuur op de "wanden" en de oppervlakken die naar de passagiers zijn gericht (dashboard, stoelen enz.) - Luchtopbrengst naar het interieur - Zonnestraling Voor het bepalen van de zonnestraling is een sensor aanwezig, die een gescheiden (linksrechts) signaal verzendt, dat bijdraagt aan het bepalen van het comfort wat betreft de temperatuur en de luchtverdeling. Het enige wat de gebruiker hoeft te doen is de gewenste gevoelstemperatuur te bepalen en in te stellen en vervolgens regelt het systeem, onafhankelijk van de omgevingsomstandigheden, alle variabelen, zodat de gewenste gevoelstemperatuur wordt bereikt. De automatisch geregelde parameters/functies van het systeem zijn: - luchttemperatuur uit de ventilatieroosters - luchtverdeling - luchtopbrengst naar het interieur - toestemming voor inschakeling compressor - recirculatie Al deze functies kunnen handmatig worden gewijzigd; de gebruiker kan één of meer van deze functies eenvoudig aanpassen: op deze manier schakelt de gebruiker de automatische regeling van de functies, die handmatig zijn gewijzigd, uit (tenzij het systeem om veiligheidsredenen moet ingrijpen). Temperatuurregeling Voor het regelen van een comfortabele gevoelstemperatuur die bij de ingestelde temperatuur hoort, is de temperatuurregeling van de lucht uit de roosters zeer belangrijk. Deze regeling wordt uitgevoerd door de mengklep te bedienen. De verstelling van de mengklepactuator wordt zo geregeld dat geen snelle bewegingen plaatsvinden, zodat grote temperatuurschommelingen worden voorkomen. Opbrengstregeling Een andere belangrijke parameter voor het instellen en in stand houden van de Gevoelstemperatuur op de ingestelde waarde is het regelen van de luchtopbrengst uit de roosters. Deze regeling wordt uitgevoerd door de aanjagersnelheid te regelen.

Hiervoor wordt een berekening uitgevoerd, waarbij de opbrengst wordt bepaald afhankelijk van de voorgaande opbrengst en het verschil tussen de gewenste gevoelstemperatuur en de gemeten temperatuur. Ook in dit geval wordt de opbrengst, net als bij de temperatuurregeling, zo geregeld dat geen snelle wijzigingen ontstaan; bovendien wordt rekening gehouden met een "seizoen"- parameter om de werking van de aanjager aan te passen, afhankelijk van de klimatologische omstandigheden in de winter of de zomer. Gebruik van het systeem Zoals hiervoor al is beschreven, is de werking van de klimaatregeling gebaseerd op de gevoelstemperatuur en wordt de regeling uitgevoerd om de gevoelstemperatuur in het interieur te stabiliseren (waarbij eventuele wijzigingen in de klimatologische omstandigheden worden gecompenseerd). Als de gebruiker een gevoelstemperatuur kiest en instelt, dan kan het systeem onafhankelijk van de weersomstandigheden (het is niet belangrijk of het winter of zomer is, of de zon schijnt of het regent) alle door het systeem geregelde variabelen zo instellen, dat de gewenste gevoelstemperatuur wordt bereikt. - Kijk, om te controleren of het systeem geheel automatisch werkt, of de mededeling FULL AUTO op het display zichtbaar is. Druk, om de geheel automatische werking in te stellen op de AUTO-toets, waardoor de volgende functies geheel automatisch worden uitgevoerd: VERDELING, LUCHTOPBRENGST, TOESTEMMING COMPRESSOR, RECIRCULATIE. Als handmatig de luchtverdeling of -opbrengst wordt ingesteld, dan verdwijnt FULL; als de compressor handmatig wordt uitgeschakeld, dan dooft de bijbehorende led: als het in systeem in staat is om, afhankelijk van de buitentemperatuur, het comfortniveau constant te houden, dan blijft AUTO zichtbaar; als dat niet het geval is, dan dooft deze aanduiding. - Met de compressortoets wordt de functie IN-/UITSCHAKELEN COMPRESSOR geactiveerd. Als de compressor werkt, dan wordt niet alleen de lucht gekoeld (vooral als het warm is), maar ook gedroogd (waardoor het beslaan van de ruiten wordt voorkomen, vooral in de koude seizoenen). De compressor kan echter niet werken bij zeer lage buitentemperaturen. In dat geval schakelt het systeem, om beslaan te voorkomen, de buitenluchttoevoer in, maar blijft de mogelijkheid dat de compressor inschakelt aanwezig (als de gebruiker hiervoor heeft gekozen). Controleer altijd als de voorruit beslaat of de led in de recirculatietoets gedoofd is. De recirculatiefunctie kan handmatig of automatisch worden bediend. Voor de automatische werking moet ook een luchtkwaliteitsensor (AQS) aanwezig zijn, die de hoeveelheid vervuilende stoffen in de lucht herkent en automatisch de recirculatieklep sluit. Als de luchtkwaliteitsensor niet aanwezig is, dan wordt de recirculatie zo bediend dat optimale overgangen ontstaan bij het regelen van het klimaat in het interieur. Bovendien wordt de verversing van de lucht in het interieur geregeld (na elke 25 aaneengesloten minuten dat de recirculatie is ingeschakeld, schakelt het systeem automatisch gedurende 60 seconden de toevoer van buitenlucht in). Als de luchtkwaliteitsensor aanwezig is, wordt deze automatisch en bij een lage buitentemperatuur, uitgeschakeld om het beslaan van de voorruit te voorkomen. De gebruiker kan m.b.v. de rolling-recirculatietoets de volledige automatische werking uitschakelen en de werking van de luchtkwaliteitsensor weer inschakelen. De door de luchtkwaliteitsensor verzonden informatie wordt door het systeem

vergeleken met de informatie van de DEFOG wasemsensor (optional die de hoeveelheid vocht op de voorruit controleert). Als de voorruit beslagen is en de compressor is uitgeschakeld, dan schakelt het systeem om veiligheidsredenen de toevoer van buitenlucht in (het systeem heeft als prioriteit dat de bestuurder goed zicht heeft). Druk om het systeem uit te schakelen op de "-"-zijde van de tuimelschakelaar voor de aanjagersnelheid, totdat op het display "OFF" verschijnt. Als het systeem is uitgeschakeld (OFF), dan is het interieur afgesloten van de buitenlucht (recirculatieklep gesloten, led in toets brand). De recirculatieklep kan worden geopend (om buitenlucht naar het interieur te voeren) door de recirculatietoets in te drukken (led dooft). Het systeem is voorzien van vooraf bepaalde functies voor de werking onder enige speciale omstandigheden. - Functie "LO": Als een temperatuur lager dan 16 C wordt ingesteld, dan wordt "maximaal koelen" ingesteld; het systeem gaat hierbij werken in MONO, de opschriften FULL en AUTO doven en de volgende instellingen worden uitgevoerd: temperatuurregeling op maximaal koelen, luchtverdeling naar de voorste roosters, luchtopbrengst op maximaal, inschakeling compressor mogelijk, recirculatie afhankelijk van de instelling door de gebruiker. - Functie "HI": Als een temperatuur hoger dan 32 C wordt ingesteld, dan wordt "maximaal verwarmen" ingesteld; het systeem gaat hierbij werken in MONO, de opschriften FULL en AUTO doven en de volgende instellingen worden uitgevoerd: temperatuurregeling op maximaal verwarmen, luchtverdeling naar de beenruimten, luchtopbrengst op maximaal, compressorwerking afhankelijk van de functie (afhankelijk of de buitentemperatuur 2 C of hoger is), recirculatie afhankelijk van de instelling door de gebruiker. - "MAX DEF"-functie. Als toets (7) wordt ingedrukt, dan werkt het systeem in MONO, doven de opschriften FULL en AUTO en worden de volgende instellingen uitgevoerd: temperatuurregeling op maximaal verwarmen, luchtverdeling naar de voorruit, verhogen van de luchtopbrengst (als de motortemperatuur voldoende hoog is), compressorwerking mogelijk (led brandt), recirculatieklep geopend, ACHTERRUITVERWARMING ingeschakeld (led brandt). Functies Draaiknop voor temperatuurinstelling Draaiknop voor het instellen van de interieurtemperatuur (per zone).

Draai aan de draaiknop die bij de gewenste zijde hoort (bestuurder/passagier) om de gewenste interieurtemperatuur te verhogen (rechtsom) of te verlagen (linksom). De temperatuurinstelling heeft intervallen van 0,5 C en een complete slag heeft 24 intervallen. Bij key-off blijven de ingestelde temperaturen opgeslagen en worden opnieuw ingesteld bij key-on. Het instelbare temperatuurbereik is 16 tot 32 C; onder 16 C wordt "LO" en boven 32 C wordt "HI" weergegeven. Als de gebruiker een temperatuur onder de buitentemperatuur instelt, terwijl de compressorwerking met de toets is geblokkeerd, dan kan het systeem de temperatuur niet bereiken of in stand houden; dit wordt weergegeven door het knipperen van de ingestelde temperatuur. Hi Als een temperatuur hoger dan 32 C wordt ingesteld, dan wordt "HI" bereikt. Door dit verzoek van de gebruiker doven de opschriften FULL en AUTO, wordt het systeem in MONO gezet en worden de volgende instellingen uitgevoerd: - Mengkleppen in de stand "geheel warm". - Verdeling naar de beenruimten. - Verhoging van de luchtopbrengst (als de motortemperatuur voldoende hoog is). - Recirculatie blijft zoals door de gebruiker gekozen. In "HI" kunnen handmatige instellingen worden uitgevoerd. Als met de toets MONO wordt uitgeschakeld, dan wordt "HI" uitgeschakeld en wordt de instelling 32 C voor beide zones. Als de bestuurder de temperatuurinstelling wijzigt, dan wordt de instelling aan passagierszijde "meegetrokken" en is dan niet meer "HI", maar 32 C. Als de passagier de temperatuurinstelling wijzigt, dan wijzigt ook de instelling voor de bestuurder van HI in 32 C, waarna het systeem overschakelt op gescheiden regeling (bi- of trizone) en uitsluitend de eigen instelling kan worden gewijzigd. Lo

Als een temperatuur lager dan 16 C wordt ingesteld, dan wordt "LO" bereikt. Door dit verzoek van de gebruiker doven de opschriften FULL en AUTO, wordt het systeem in MONO gezet en worden de volgende instellingen uitgevoerd: - Mengkleppen in de stand geheel koud - Verdeling naar dashboardroosters - Verhoging luchtopbrengst - Toestemming voor inschakeling compressor In "LO" kunnen handmatige instellingen worden uitgevoerd. Als met de toets MONO wordt uitgeschakeld, dan wordt "LO" uitgeschakeld en wordt de instelling 16 C voor beide zones. Als de bestuurder de temperatuurinstelling wijzigt, dan wordt de instelling aan passagierszijde "meegetrokken" en is dan niet meer "LO", maar 16 C. Als de passagier de temperatuurinstelling wijzigt, dan wijzigt ook de instelling voor de bestuurder van LO in 16 C, waarna het systeem overschakelt op gescheiden regeling (bi- of trizone) en uitsluitend de eigen instelling kan worden gewijzigd. De knipperweergave wordt gestart, als de compressor bij een LO-instelling wordt uitgeschakeld. Hierbij volgt automatische regeling van de recirculatie, als deze niet reeds was ingesteld. Auto-toets

Als deze toets wordt ingedrukt, dan worden de volgende functies weer automatisch geregeld - Luchtverdeling - Aanjagersnelheid - Compressor - Recirculatie Het brandende opschrift FULL AUTO geeft aan dat alle hierboven genoemde functies automatisch worden geregeld. Het opschrift FULL dooft in de betreffende zone als handmatig de luchtverdeling wordt aangepast. Het opschrift FULL dooft in alle zones als handmatig de opbrengst, de compressor of de recirculatie worden aangepast. Als ook het opschrift AUTO is gedoofd, dan slaagt het systeem er niet in om de gewenste temperatuur te bereiken of te handhaven (hoofdzakelijk als de compressorinschakeling met de hand is geblokkeerd). Door bediening van de toets voor het uitschakelen van de compressor dooft het opschrift AUTO niet als het systeem in staat is om de gewenste temperatuur te bereiken. Verdeeltoetsen

De luchtverdeling heeft 7 mogelijkheden (VENT, BI-LEVEL, HEAT, FLOOR, DEF, HI- LEVEL, TRI-LEVEL). In AUTO regelt het systeem de verdeling en is de keuze niet zichtbaar. De 7 mogelijkheden kunnen ook m.b.v. de toetsen handmatig worden ingesteld, waarbij de volgende combinaties mogelijk zijn. - Hoofdverdelingen: DEF VENT FLOOR - Combiverdelingen BI-LEVEL HEAT HI-LEVEL TRI-LEVEL Als bij een combiverdeling een van de twee toetsen wordt ingedrukt, dan dooft de led van de ingedrukte toets. Bij een ingeschakelde hoofdverdeling (brandende led), wordt door het indrukken van de bijbehorende toets de ingestelde luchtverdeling bevestigd. Recirculatie

De recirculatietoets werkt volgens het ROLLING-principe. Als de AUTO-toets wordt ingedrukt, dan wordt de automatische regeling van de recirculatie gekozen - Automatisch Op de toets gaat de A branden Hierdoor wordt de gebruiker geïnformeerd dat de recirculatie automatisch wordt geregeld om het thermodynamische comfort te verbeteren; en bovendien, als de luchtkwaliteitsensor aanwezig is, ook de kwaliteit van de lucht. Als om veiligheidsredenen (bijvoorbeeld beslaan van ruiten of lange gesloten periode) de functie wordt onderbroken, dan dooft de A om aan te geven dat de automatische regeling is uitgeschakeld. Als de A is gedoofd, dan kan met de rolling-recirculatietoets de automatische werking worden gekozen, waardoor het systeem niet meer geheel automatisch werkt. - Geforceerd gesloten Bij deze handmatige instelling brandt de rode led om aan te geven dat de recirculatieklep is gesloten. - Recirculatie geforceerd geopend (buitenlucht) Bij deze handmatige instelling is de rode led gedoofd om aan te geven dat de geopende recirculatieklep buitenlucht toevoert. Als de ruiten zijn beslagen, dan moet deze instelling worden gekozen. Luchtopbrengst wijzigen

De luchtopbrengst is met de hand in standen regelbaar, weergeven met een streepje per 2 stappen tussen een maximum van 6 streepjes en uitgeschakeld. Als geen handmatige instelling is gemaakt, dan wordt de aanjagersnelheid automatisch en traploos geregeld, waarbij de verlichte streepjes op het display een indicatie geven van de gekozen luchtopbrengst. Bij een handmatige instelling wordt de FULL AUTO-regeling uitgeschakeld. Om de aanjagersnelheid te verhogen of verlagen moet op de tuimelschakelaar worden gedrukt resp. op "+" of "-". Bij key-on en wanneer de regeleenheid de luchtopbrengst automatisch regelt, wordt de luchtopbrengst ingesteld op 1 streepje (minimum opbrengst), totdat de motor is aangeslagen. Als de compressorwerking is uitgeschakeld, dan kan de aanjager met de hand worden uitgeschakeld, waarbij 0 streepjes op het display worden weergegeven. Bij ingeschakelde compressor en draaiende motor kan de aanjagersnelheid niet met de hand op minder dan één streepje op het display worden ingesteld, omdat een minimale hoeveelheid lucht nodig is om te voorkomen dat de verdamper bevriest. Regeleenheid uitschakelen (off) Als de luchtopbrengst wordt verlaagd onder 0 streepjes (aanjager uitgeschakeld), dan verschijnt op het display alleen het opschrift OFF. In OFF ontstaat de volgende situatie: - de huidige instellingen worden opgeslagen - het display dooft (behalve het symbool OFF) - recirculatie wordt gesloten en bijbehorende led brandt - de compressor wordt uitgeschakeld - de aanjager wordt uitgeschakeld - mengkleppen in de stand geheel koud.

- verdeling op VENT - in de stand OFF kan de toets voor de achterruitverwarming normaal worden bediend zonder de klimaatregeling weer in te schakelen. Bij OFF werkt de recirculatietoets als een 2-standenschakelaar (ON/OFF), waarbij de klep wordt geopend (rode led uit) en gesloten (led brandt) zonder automatische regeling (rode led uit). Als op de "+"-zijde van de aanjagerschakelaar wordt gedrukt of als een willekeurige toets wordt ingedrukt (behalve achterruitverwarming en recirculatie) of als een van de AUTOtoetsen wordt ingedrukt, dan schakelt het systeem weer in. Bij het verlaten van de OFF-status wordt de recirculatie weer automatisch geregeld. Als de OFF-toets op het bedieningspaneel achter wordt ingedrukt, dan verschijnt het opschrift OFF op het betreffende display en wordt de luchtstroom naar de achterste zitplaatsen onderbroken. Toestemming voor inschakeling compressor Als bij brandende led de toets voor inschakeling compressor wordt ingedrukt, dan dooft de led en wordt de compressor uitgeschakeld. Als de toets is ingedrukt, wordt deze functie, net als de overige handmatige instellingen, opgeslagen, ook als de motor wordt uitgeschakeld. Dit is een tweestandenschakelaar: als nogmaals wordt ingedrukt, dan kan de compressor weer inschakelen en gaat de led branden. Bij uitgeschakelde compressor controleert het systeem of de buitentemperatuur hoger of lager/gelijk is aan de ingestelde temperatuur: - als de buitentemperatuur lager is dan de ingestelde temperatuur, dan werkt het systeem normaal en kan de temperatuur, ook zonder ingeschakelde compressor, worden bereikt; - als de buitentemperatuur hoger is dan de ingestelde temperatuur, dan kan het systeem de gewenste temperatuur niet instellen en gaat de ingestelde temperatuur knipperen. De controle (systeem met uitgeschakelde compressor en buitentemperatuur hoger dan ingestelde temperatuur) wordt bij elke key-on uitgevoerd. Mono

Als de MONO-toets wordt ingedrukt, dan: - wordt de temperatuurinstelling op het display van de voorpassagier en de achterpassagiers gelijkgesteld aan de instelling aan de bestuurderszijde en gaat de bijbehorende LED branden. Vanaf dat moment vindt er geen gescheiden temperatuurregeling meer plaats. Als nogmaals op de MONO-toets wordt gedrukt of als aan de passagierszijde voor of achter de temperatuurinstelling wordt gewijzigd, dan heeft dat tot gevolg dat: - de led van de MONO-toets dooft en de temperatuur weer gescheiden (bi-/trizone) wordt geregeld. Max def De "MAX DEF"-functie wordt ook uitgevoerd bij uitgeschakelde motor. De uitgevoerde instellingen zijn: - "MAX DEF"-led gaat branden - de gekozen instellingen en werking voordat de "MAX DEF"-stand werd gekozen, worden opgeslagen - de opschriften FULL en AUTO en automatische recirculatie doven (als ze branden) - de led''s DEF, MONO, toestemming inschakeling compressor en ACHTERRUITVERWARMING gaan branden - weergave van maximum verwarming (HI) - weergave van de ventilatie op het display voor - doven van het paneel achter

- inschakelen van de volgende instellingen - verhogen luchtopbrengst (bij een voldoende hoge koelvloeistoftemperatuur) - luchtverdeling op DEF (voordat Mix wordt ingesteld) - recirculatieklep open (buitenlucht) - compressorwerking mogelijk - luchtkwaliteitsensor uitgeschakeld (indien van toepassing) - achterruitverwarming ingeschakeld Als "MAX DEF" wordt uitgeschakeld, dan wordt eerst mix uitgevoerd en vervolgens de eerder gekozen luchtverdeling. In de "MAX DEF"-stand is het mogelijk: - De aanjagersnelheid naar behoefte te wijzigen (verhogen/verlagen) - De achterruitverwarming uit te schakelen Het is niet mogelijk om - De temperatuurinstelling te wijzigen (bestuurder/passagiers) - De luchtverdeling te wijzigen De "MAX DEF"-functie kan worden uitgeschakeld door op een willekeurige toets van de klimaatregeling te drukken (Recirculatie, Compressorwerking, AUTO, MONO, MAX DEF), waarna de instellingen van vóór de "MAX DEF"-keuze worden gestart aangevuld met de functie van de ingedrukte toets. Achterruitverwarming De achterruitverwarming wordt zowel met de daarvoor bestemde toets als met de "MAX DEF"-toets ingeschakeld. De werking wordt aangegeven door het branden/doven van de betreffende led. De inschakeling van de achterruitverwarming is uitsluitend mogelijk bij contact op ON. COMPONENTEN Kachelhuis klimaatregeling Het kachelhuis van de klimaatregeling is een kunststof component, die gemonteerd is op de steuntraverse van het dashboard; deze component is verschillend voor de handmatige en de

automatische systemen. Kachelhuis automatische klimaatregeling Op onderstaande afbeelding zijn de componenten van het automatische systeem aangegeven. 1. Luchttoevoerunit 2. Recirculatieklepactuator 3. Deksel van pollenfilter 4. Pollenfilter 5. Luchtverdeelklep 6. Verdeelklepactuator links 7. Verdeelklepactuator rechts 8. Kachel-/verdamperhuis 9. Mengklepactuator rechts 10. Extra verwarming (PTC) 11. Verdeelklepactuator achter 12. Deksel 13. Klimaatregeleenheid (NCL) 14. Klimaatregeleenheid achter (trizone) 15. Aanjager 16. Snelheidsregelaar aanjager 17. Mengklepactuator links 18. Bedieningsmechanisme achter (bizone) 19. Mengklepactuator achter (trizone) 20. Mengluchttemperatuursensor 21. Bedrading 22. Verdamper

23. Expansieklep 24. Kachelradiateur 25. Verwarmingsslangen Kleppen De kleppen zijn van het traditionele type in de klimaatregeling; de kleppen in het bovenste deel van de luchtverdeelunit zijn van het nieuwe gordijntype, waarbij de actuatoren de kleppen op- en afrollen om de doorvoeropening groter of kleiner te maken. 1. Traditionele kleppen 2. Gordijnkleppen Actuatoren In de groepen zijn zeven actuatoren gemonteerd (6 bij de bizone-uitvoering), die worden bediend door de elektronische regeleenheid via een BUS-communicatieverbinding.

Ook al zijn ze uiterlijk identiek, toch kunnen de verschillende actuatoren niet onderling worden uitgewisseld, omdat ze verschillend geprogrammeerd zijn. Ze hebben bij Afd. Onderdelen elk een eigen onderdeelnummer. Bij de bizone-uitvoering is de achterste mengklepactuator (19) vervangen door een mechanisme (18), dat de instelling voor de bestuurder herhaalt voor de zitplaatsen achter. Mengluchttemperatuursensor In het kachel-/verdamperhuis is achter de verdamper een luchttemperatuursensor opgenomen. De regeleenheid past afhankelijk van het signaal van deze sensor en andere parameters (buitentemperatuur, interieurtemperatuur, luchtopbrengst, zonlichtsensor enz.) een speciale berekening toe. Deze berekening is gebaseerd op een experimenteel vastgesteld kenveld en wordt uitgevoerd m.b.v. verschillende actuatoren afhankelijk van de instellingen van de gebruikers. Interieurtemperatuursensor Deze is geïntegreerd in de klimaatregeleenheid en is voorzien van een ventilatortje, zodat lucht in de regeleenheid niet stilstaat en een zo juist mogelijke temperatuur wordt gemeten. Kachelhuis handmatige klimaatregeling Op onderstaande afbeelding zijn de componenten van het handmatige systeem aangegeven.

1. Luchttoevoerunit 2. Recirculatieklepactuator 3. Deksel van pollenfilter 4. Pollenfilter 5. Verdeelklepactuator 6. Bovenste verdeelunit 7. Kachel-/verdamperhuis 8. Extra verwarming (PTC) 9. Deksel 10. Klimaatregeleenheid (NCL) 11. Aanjager 12. Weerstanden aanjagersnelheid 13. Mengklepactuator 14. Bedrading 15. Verdamper 16. Expansieklep 17. Kachelradiateur 18. Verwarmingsslangen Kleppen en actuatoren De kleppen zijn van het traditionele type en worden bediend door actuatoren (elektrische stappenmotoren).

Zonlichtsensor De zonlichtsensor (bij de automatische klimaatregeling) is gemonteerd op de bovenzijde van het dashboard bij de onderzijde van de voorruit. Deze heeft tot taak om de lichtsignalen (lux of kcal/m2h) in een lineair signaal om te zetten; op deze manier wordt aan de regeleenheid een waarde geleverd die recht evenredig is met de thermische energie die via de voorruit aan het interieur wordt geleverd door de zonnestralen. Deze is alleen aanwezig bij de automatische klimaatregeling. De sensor is een bijzonder type diode (fotodiode), waarvan de eigenschappen wijzigen afhankelijk van de hoeveelheid licht die er op valt. Bij automatische werking (AUTO) van het systeem wijzigt de klimaatregeleenheid (NCL) m.b.v. dit signaal de temperatuurparameters en de luchtverdeling, zodat de door de gebruiker gewenste temperatuur in stand wordt gehouden 1 - Zonlichtsensor 2 - Grafiek van lichtsterkte - uitgangsstroom 3 - Schema van de werking van de zonlichtsensor

Buitenluchttemperatuursensor Het is een NTC-sensor (aanwezig bij de automatische klimaatregeling) die is gemonteerd aan de onderzijde van de linker buitenspiegel. De sensor levert aan de elektronische regeleenheid informatie over de buitentemperatuur. Luchtkwaliteitsensor (aqs) De luchtkwaliteitsensor (AQS) is een elektronisch systeem, dat een signaal levert aan de klimaatregeleenheid als de vervuilende stoffen in de lucht boven een bepaalde waarde komen. De regeleenheid regelt vervolgens automatisch de recirculatie om het binnendringen in het interieur van vervuilde lucht te voorkomen. Een speciaal gevoelig element kan vervuilende deeltjes in de lucht die naar het interieur stroomt, waarnemen, zoals CO en NOx. Wasemsensor (fog sensor) De sensor (als optional leverbaar bij de automatische klimaatregeling) is bij de binnenspiegel geplaatst, waarbij het voelerelement naar het binnenoppervlak van de voorruit is gericht. Een optisch elektronisch systeem kan het beslaan van de voorruit registreren en een reeks signalen aan de regeleenheid leveren die afhankelijk is van een aantal vooraf bepaalde drempels.

Het signaal bestaat uit een reeks pulsen met een tussen 10% en 90% variabele Duty Cycle. Expansieklep De taken van deze klep zijn: - Het hoge- van het lage-drukcircuit scheiden; - Het koelmiddel expanderen (overgang van vloeistof- naar gasfase); - Verdampingsproces regelen (opbrengst); - Verdamptemperatuur regelen; - Compressor beschermen tegen vloeibaar koelmiddel. De thermostatische expansieklep is gemonteerd tussen de toevoer- en afvoeraansluiting van de verdamper en heeft tot taak de koelmiddelstroom en de expansie (drukval) van het koelmiddel R134 A te regelen, voordat het koelmiddel in de verdamper stroomt. De diameter van het doorvoerkanaal voor het koelmiddel in de expansieklep wordt automatisch geregeld door een voelerelement dat reageert op de koelmiddeltemperatuur. Hiermee wordt de mate waarin expansie plaatsvindt geregeld, omdat deze de doorsnede van een kanaal regelt m.b.v. een veer die een afsluiter bedient. Als de temperatuur na de verdamper stijgt, dan opent het voelerelement de afsluiter verder, waardoor de hoeveelheid koelmiddel naar de verdamper wordt vergroot. Als de temperatuur daalt, dan wordt de doorsnede van de doorvoeropening verkleind en de hoeveelheid koelmiddel beperkt. De expansieklep kan direct via de motorruimte worden bereikt. Lineaire drukregelaar De lineaire druksensor regelt de juiste werking van het systeem. De regelaar meet doorlopend de druk in het koelmiddelcircuit en levert direct de drukwijziging aan de inspuitregeleenheid. Hierbij kunnen de inschakeldrempels zeer flexibel worden ingesteld. Bij elke drukwijziging hoort een spanningssignaal, dat de inspuitregeleenheid gebruikt om de ventilateur in en de compressor uit te schakelen als de druk stijgt of daalt boven of onder de toegestane limieten (beveiligingsfunctie). Het bereik van de lineaire sensor is 3,018 tot 29,508 bar en verloopt volgens de hierna aangegeven grafiek van de druk (Bar) - percentage uitgangsspanning (% Vcc).

De toestemming voor inschakeling van de compressor en de regeling van de ventilateursnelheid, afhankelijk van de druk, vindt binnen dit drukbereik plaats; onder of boven deze waarden wordt de compressor om veiligheidsredenen uitgeschakeld, zodat beschadigingen van het systeem worden voorkomen. In het volgende schema worden de stekkerpennen van de sensor aangegeven. De voedingsspanning kan ±10% afwijken en het temperatuurbereik van de sensor ligt tussen -5 C en 80 C. 1 - Massa 2 - Voedingsspanning 3 - Uitgangssignaal Compressor

1. Bout 2. Geleideplaat 3. Vulstuk 4. Veerring 5. Poelie 6. Veerring 7. Elektromagnetische koppeling 8. As-afdichting 9. Olie-aftapplug 10. O-ring 11. Compressor 12. Regelklep 13. Afdichtring 14. O-ring 15. O-ring 16. O-ring 17. Beveiligingsklep 18. O-ring De compressor is voorzien van een kantelplaat. Bij dit type compressoren zijn de cilinders en zuigers in axiaal in de richting van de compressoras geplaatst. De zuigers bewegen in de cilinders en worden bediend met een kantelplaat, zodat de inlaat-, compressie- en uitlaatfase ontstaan. In de compressor met variabele cilinderinhoud met kantelplaat wordt de hoek van de kantelplaat gewijzigd om de slag van de zuigers in de cilinderinhoud te wijzigen. Kantelplaat

De compressoras (8) wordt door de motor aangedreven via een elektromagnetische koppeling en is voorzien van een drukflens (7) en via een scharnierpunt (3) aangesloten op de kantelplaat (6). De compressoras draait in twee radiale lagers (1) en twee druklagers (2). De kantelplaat wordt heen en weer gekanteld door het draaien van de compressoras en bedient de zuigers (4). Zuigerbewegingen

Pd: Uitlaatdruk Ps: Inlaatdruk De zuigers in de cilinders zijn op de kantelplaat m.b.v. twee geleiders (9) aangesloten. De draaiende beweging van de drukflens (7) wordt omgezet in de op en neer gaande beweging van de kantelplaat (6) en de zuigers (4). Het cilinderblok (5) bestaat uit zeven cilinders die evenredig om de compressoras zijn geplaatst. De zuigers bewegen in de cilinders waardoor de inlaat- en compressiefase ontstaan. Slag controleren Pd: Uitlaatdruk

Ps: Inlaatdruk Pc: Druk in kamer De regelklep (11) op de cilinderkop regelt de gasstroom naar de kamer, afhankelijk van de inlaat- (Ps) en uitlaatdrukken (Pd) die de thermische belasting weergeven. Op de voorzijde van de kantelplaat bevindt zich een reactieveer (10). De kracht van de veer, de druk van het gas op de zuigerbodem en de druk van de kamer (Pc) op het achterste zuigeroppervlak, leveren een koppel op, waarmee de hoek van de kantelplaat (6) en de slag van de zuiger (4) worden geregeld. Werking De drukflens (7) op de compressoras (8) en de kantelplaat (6) met variabele hoek zijn aangesloten op een scharnierpunt (3). Het gewricht werkt als scharnier en de hoek van de kantelplaat wordt gewijzigd door de kogelverbinding (12) op de kantelplaat die langs de compressoras beweegt. Het draaien van de kantelplaat (6) wordt omgezet in een op en neer gaande beweging van de kogelverbinding (12). De zuiger (4) is op de kantelplaat gemonteerd m.b.v. twee geleiders (9). De slag van de zuiger wordt gewijzigd afhankelijk van de hoek van de kantelplaat; hierdoor wordt de cilinderinhoud gewijzigd. Condensor met geïntegreerd vochtfilter De condensor is een warmtewisselaar die voor de radiateur van het motorkoelsysteem is gemonteerd. Deze heeft tot taak om te condenseren, d.w.z. het koelmiddel van gasvormige toestand in vloeibare toestand te brengen. Het gasvormige koelmiddel passeert de condensorbuizen en wordt vloeibaar (gemiddeld bij een temperatuur van 60 C). De condensor wordt door de rijwind gekoeld. Bij stilstaande auto of tijdens het rijden in een file is de luchtstroom afkomstig van de ventilateur van het motorkoelsysteem. Als de warmtewisseling in de condensor te laag is, dan wordt de druk in het systeem hoger en wordt het koelmiddel niet geheel gecondenseerd, waardoor het rendement van het systeem

afneemt. Op de linkerzijde van de condensor is de aansluiting voor het vochtfilter aangebracht. Door deze opstelling is de lay-out van het systeem verbeterd. 1. Condensor 2. Geïntegreerd vochtfilter Aanjager Bij het handmatige systeem wordt de aanjager bediend met een snelheidsregelaar in het interieur, die het signaal zendt naar een weerstandengroep, waardoor de verschillende snelheden ontstaan. De weerstandengroep bevindt zich in de luchtgeleider tussen de luchttoevoer en de koelunit. Bij het automatische systeem wordt de aanjager bediend met de speciale druktoetsen op het bedieningspaneel; deze zenden het signaal naar het Knooppunt Klimaatregeling, dat de verschillende spanningen opwekt voor de bijbehorende snelheden. Pollenfilter Het pollenfilter heeft tot taak om kleine stofdeeltjes uit de buitenlucht naar het interieur te verwijderen. Dit bevindt zich in het kachelhuis en kan vervangen worden nadat het dashboardkastje aan de passagierszijde is verwijderd. Zowel bij het handmatige als het automatische systeem is dit filter aanwezig.