Introductie - 1 - Hoofdstuk 1 België en Luxemburg - 3 - België - 3 - Luxemburg - 3 -



Vergelijkbare documenten
Archief Jan de Boo

Behoort bij schrijven no Dit exemplaar bestaat uit 5 blz. NEDERLAND

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 26 november 2003 (27.11) (OR. fr) 15314/03 Interinstitutioneel dossier: 2003/0274 (COD) CULT 66 CODEC 1678

De koude oorlog Jesse Klever Groep 7

Archief Henk Hoekstra

VERGADERING VAN HET ALGEMEEN BESTUUR VAN DE NEDERLANDSE VREDESRAAL OP 5 NOVEMBER 1960

STATUUT VAN DE HAAGSE CONFERENTIE VOOR INTERNATIONAAL PRIVAATRECHT

LANDELIJKE CONFERENTIE VAN DE SWP OP 1 en 2 OKTOBER 1960

fiud / SfiP B v u / uur

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 13 september 2007 (17.09) (OR. en) 12907/07 Interinstitutioneel dossier: 2007/0181 (CNS)

Ontstaan van de EU Opdrachtenblad Schooltv-beeldbank

"Culturele Hoofdstad van Europa" voor het tijdvak 2005 tot 2019 ***I

Hitler op weg naar de macht Wie was Adolf Hitler?

MODULE III BESLISSINGEN NEMEN IN EUROPA? BEST LASTIG!!!

BUITENLANDSE CONTACTEN VAN DE CPN. S_a_m_e_n_v_a_t_t_i_n_g

T4 Oefen SED Geschiedenis Module 6

HET KONINKRIJK BELGIË, DE REPUBLIEK BULGARIJE, DE TSJECHISCHE REPUBLIEK, HET KONINKRIJK DENEMARKEN, DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND, DE REPUBLIEK ESTLAND,

TRACTATENBLAD VAN HET

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 1994 Nr. 266

RECENTE ONTWIKKELINGEN IN DE VERHOUDING VAN HET WERELDVAKVERBOND TOT HET CENTRUM (DE EVC-1938) EN DE "OUDE" EVC.

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD. ter bepaling van de samenstelling van het Comité van de Regio's

Rapport. Datum: 26 september 2001 Rapportnummer: 2001/293

Eindexamen geschiedenis en staatsinrichting vmbo gl/tl II

Protocol van 3 juni Houdende wijziging van het Verdrag betreffende het internationale spoorwegvervoer (COTIF) van 9 mei 1980 (Protocol 1999)

SO 1. Tijdvak II AVONDMAVO Historisch Overzicht

Stemmen Verkiezingen Europees Parlement 2019

Welke wapens worden voor het eerst gebruikt in de Eerste Wereldoorlog? 1. Geweren en gifgas. 2. Machinegeweren en gifgas. 3. Gifgas en pistolen.

Tijdvak II. november : 30-10:00.

Samenvatting Geschiedenis Koude oorlog h1 en h2

Turken in Kreuzberg. Bram Vrielink en Jens Barendsen (2de)

Behoort bij schrijven no Ex. no. X2. Dit ex. bestaat uit 5 blz. HET 9e QPSJ-CONGRES

Aardrijkskundeproefwerk Hoofdstuk 6. Vakantielanden

germaans volk), een sterke Franse groepering. Ze verkochten haar aan de Engelsen die haar beschuldigden van ketterij (het niet-geloven van de kerk).

Ik ben een Europees burger. Ik kan het laten zien.

Archief Annie Averink (1932)

IK OVERLEEFDE AUSCHWITZ

Samenvatting geschiedenistoets hoofdstuk 6: Een tijd van revoluties

Stemmen Europese verkiezingen 2014

Bij wie vroeg Jakob hulp toen zijn zonen de tweede reis naar Egypte gingen maken?

AEG deel 3 Naam:. Klas:.

Eindexamen geschiedenis vwo II

MODULE I EUROPA: NOOIT MEER OORLOG!

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 3 november 2004 (05.11) (OR. en) 14028/04 EUROPOL 50 JAI 409

Thema 2 Om ons heen. Samenvatting. Meander Samenvatting groep 7. Landschappen. Klimaten. Samenwerking. de regering. Onder de loep.

Bijlage VMBO-KB. geschiedenis en staatsinrichting CSE KB. tijdvak 2. Bronnenboekje. KB-0125-a-15-2-b

Dagboek Sebastiaan Matte

Instructie: Wat weet je van de landen van de EU?

TRAGTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 1952 No, 8 Overgelegd aan de Staten-Generaal door de Minister van Buitenlandse Zaken

DINGEN DIE JE MOET WETEN

INTERNATIONAAL COMITÉ TER BJSVOEDERING VAN DE HANDEL. S_a menvatting

Eindexamen geschiedenis havo I

Bij de tijd Groep 6 thema 3, les 1 De Opstand Werkblad 1. dit is Klaas. Klaas is veer-tien jaar. hij loopt al heel lang.

Strategieles Verbanden (Relaties en verwijswoorden) niveau A

Mysterie De vluchtende keizer

HONDERD JAAR GELEDEN. Nieuws uit de krant van 10 tot 15 maart 1913

Toespraak Gerdi Verbeet bij de Indiëherdenking 15 augustus 2014 in Den Haag

TRACTATENBLAD VAN HET

Tijdvak I. 31 oktober : 30-10:00.

geschiedenis geschiedenis

Als bij een vraag een verklaring of uitleg gevraagd wordt, worden aan het antwoord geen punten toegekend als deze verklaring of uitleg ontbreekt.

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD. ter bepaling van de samenstelling van het Economisch en Sociaal Comité

Geschiedenis groep 6 Junior Einstein

Kijktip: Nieuwsuur in de Klas

HET KONINKRIJK BELGIË, DE REPUBLIEK BULGARIJE, DE TSJECHISCHE REPUBLIEK, HET KONINKRIJK DENEMARKEN, DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND, DE REPUBLIEK ESTLAND,

Geschiedenis (nieuwe stijl) en geschiedenis en staatsinrichting (oude stijl)

Vervolg en einde van De Koude Oorlog: (10.1 & 10.3)

Wie bestuurt de Europese Unie?


Eindexamen geschiedenis en staatsinrichting vmbo gl/tl I

Het verhaal van Europa

In welk land ligt Oslo? Noorwegen. Welk land is een eiland in de Noordelijke IJszee? IJsland Welke letter heeft die zee op de kaart?

Marie Anne Tellegen overleefde de oorlog. Zij werd na de oorlog benoemd tot directeur van het Kabinet der Koningin ( ).

Rapport. Datum: 26 maart 1998 Rapportnummer: 1998/092

Herdenking Capitulaties Wageningen

Bijlage VMBO-KB. geschiedenis en staatsinrichting CSE KB. tijdvak 2. Bronnenboekje. KB-0125-a-12-2-b

Antwoorden Aardrijkskunde Antwoorden Discovery par. 1

TRACTATENBLAD VAN HET

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 21 maart 2005 (24.03) 6238/05 JUSTCIV 22

Latijn: iets voor jou?

Instructie: Landenspel light

Vincent van Gogh. Hier zie je er een afbeelding van.

Gevolgen van Brexit voor de besluitvorming in de EU

TRACTATENBLAD VAN HET

GESCHIEDENIS EN STAATSINRICHTING CSE KB

KOUDE OORLOG. Opgavenblad

Rapport. Datum: 22 augustus 2007 Rapportnummer: 2007/173

Protocol over de bezwaren van het Ierse volk ten aanzien van het Verdrag van Lissabon

Koude Oorlog. SE 3 Tijdvak 1 AVONDMAVO MIDDAGMAVO GESCHIEDENIS Deze toets bestaat uit 38 vragen

Wie bestuurt de Europese Unie?

Examen HAVO. Geschiedenis (nieuwe stijl) en geschiedenis en staatsinrichting (oude stijl)

China. - De geschiedenis en cultuur van Peking -

5 november ,oort bij schrijven no. HET WERELDVAKVERBOND IN DE STRIJD TUSSEN "OUDE" EVC EN EVC-1958.

TRACTATENBLAD VAN HET. Verdrag betreffende de Europese Unie; (met Protocollen) Maastricht, 7 februari 1992

CPN-PARTIJBESTUÏÏRSZITTING OP 3 SEPTEMBER

De Koude Oorlog: het begin (les 10 6des) Geschiedenis 6MEVO-6EM-6EI-6IW VTI Kontich

Voorwoord. Daarna ging ik praten met Chitra, een Tamilvrouw uit Sri Lanka. Zij zette zich in voor de Tamilstrijd.

HET 6e CONGRES VAN DE EVC OP 20 EN 21 FEBRUARI 1960.

Spreekbeurt Geschiedenis tweede wereldoorlog

Koude Oorlog-2 vmbo12. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

Transcriptie:

Inhoudsopgave Introductie - 1 - Hoofdstuk 1 België en Luxemburg - 3 - België - 3 - Luxemburg - 3 - Hoofdstuk 2 Frankrijk - 4 - Hoofdstuk 3 Portugal en Spanje - 6 - Lissabon - 6 - Madrid - 7 - Hoofdstuk 4 Italië - 10 - Hoofdstuk 5 Engeland - 13 - Hoofdstuk 6 Scandinavische landen en Finland - 14 - Hoofdstuk 7 Duitsland - 15 - Bondsrepubliek - 15 - DDR (Duitse Democratische Republiek) - 15 - Bezoek Erich Honecker aan Den Haag - 18 - Oost-Berlijn - 18 - Overige contacten - 19 - Bezoek van Gorbachov aan Oost-Berlijn - 19 - Hoofdstuk 8 Polen - 20 - Hoofdstuk 9 Tsjecho-Slowakije - 23 - Hoofdstuk 10 Bulgarije, Roemenië, Hongarije en Joegoslavië - 24 - Bulgarije - 24 - Roemenië - 25 - Hongarije - 26 - Joegoslavië - 28 - Hoofdstuk 11 Sovjet-Unie - 30 - Moskou - 30 - Kruisraketten - 31 - Internationale conferentie t.g.v. 70 jaar Oktoberrevolutie - 34 - Poging tot staatsgreep tegen Gorbachov - 36 - Hoofdstuk 12 Midden-Oosten - 39 - Haifa - 39 - Palestijnen - 41 - Beiroet - 42 - Hoofdstuk 13 Zuidelijk Afrika (Angola, Namibië en Zuid-Afrika) - 45 - Angola - 45 - Namibië - 46 - Zuid-Afrika - 47 -

Hoofdstuk 14 Noord-Korea - 48 - Voorgeschiedenis - 48 - Pyongyang - 49 - Manifestaties - 51 - Huang Yang Yob - 52 - Herinneringen - 53 - Ambassade - 54 - Contacten - 54 - Moskou - 55 - Hoofdstuk 15 China - 56 - Amsterdam - 56 - Li Shuizheng - 57 - Rondreis - 61 - Hoofdstuk 16 Andere landen in het Verre Oosten - 63 - Japan - 63 - Vietnam - 65 - Indonesië - 66 - Hoofdstuk 17 Afghanistan - 68 - Hoofdstuk 18 Drieluik over Cuba - 69 - Cuba 1980-69 - Cuba 1985-75 - Cuba 1989-77 - Hoofdstuk 19 Zuid-Amerika - 82 - Suriname - 82 - Chili - 82 - Hoofdstuk 20 Midden- en Noord-Amerika - 83 - Hoofdstuk 21 Turkije - 84 - Hoofdstuk 22 Internationaal Forum tegen de Neutronenbom - 85 - Hoofdstuk 23 Internationale conferenties - 87 - Luxemburg en Brussel - 87 - Wenen - 87 - Kopenhagen - 88 - Parijs - 88 - Hoofdstuk 24 Internationale reizen - 89 - Namenlijst - 93 - Nederland - 93 - Internationaal - 94 - Gebruikte afkortingen - 96 - ii

Introductie Bij het lezen van deze toelichting op het voor het archief van de Communistische Partij Nederland (CPN) bestemde archiefmateriaal, ondergebracht bij het Internationale Instituut voor Sociale Geschiedenis (IISG) in Amsterdam, rijst de vraag hoe ik bij al deze internationale activiteiten betrokken ben geraakt. Het allereerste begin ligt in de periode, dat ik van de progressieve jeugdbeweging deel uitmaakte. In de vijftiger jaren waren er drie organisaties: het door jonge CPN ers geleide Algemeen Nederlands Jeugd Verbond (ANJV), de Organisatie van Progressieve Studerende Jeugd (OPSJ) (overwegend scholieren uit het voortgezet onderwijs) en de studentenvereniging "Perikles''. In ANJV en OPSJ heb ik diverse bestuursfuncties vervuld, hoofdzakelijk in Amsterdam maar ook op landelijk niveau. Het ANJV speelde destijds een actieve rol bij de internationale jeugdfestivals, die op initiatief van de internationale koepel de Wereldfederatie van Democratische Jeugd (WFDJ) om de twee jaar werden georganiseerd. Als deelnemer was ik aanwezig op de festivals in Oost-Berlijn (1951), in Boekarest (1953), en - na het afzwaaien uit militaire dienst - in Warschau (1955). Enkele maanden later werd ik vrijgesteld bestuurder bij het ANJV.In de daarop volgende jaren was ik nauw betrokken bij de voorbereiding van de jeugdfestivals in Moskou, Wenen en Helsinki. Aan de laatste twee festivals heb ik eveneens deelgenomen. In de ANJV-jaren bracht ik bezoeken aan congressen en conferenties in o.m. Berlijn, Kopenhagen, Stockholm, Parijs, Brussel, Londen, Boedapest en Accra. Mijn eerste reis naar Moskou vond plaats in de herfst van 1959 en duurde tot juni 1960. In Moskou bezocht ik samen met Wim Swart, Koert Stek en Cees Hulst de partijschool van de Communistische Partij van de Sovjet-Unie (CPSU). Na ons kwam nog een groep CPN ers, bestaande uit Gerard Maas, Bertus van der Kuil, Jan Op 't Ende en Rie Roos. Begin 1965 werd ik door hoofdredacteur Joop Wolff gevraagd om buitenlandredacteur van het dagblad De Waarheid te worden. In deze functie ben ik tot januari 1978 werkzaam geweest. In december 1977 werd ik door het landelijk secretariaat van de CPN gevraagd om samen met directeur Gerard Pothoven van De Waarheid de voorbereiding ter hand te nemen voor de ontvangst van alle buitenlandse gasten die voor het CPN-congres in januari 1978 zouden worden uitgenodigd. Uit nagenoeg alle Europese landen werden vertegenwoordigers van de communistische pers uitgenodigd. Deze formule werd door het toenmalige Dagelijks Bestuur van de CPN gehanteerd als een soort van overgangsvorm na een periode, die de CPN sinds het begin van de zestiger jaren in acht had genomen, en wat er in de praktijk op neerkwam, dat er nauwelijks reizen naar het buitenland werden gemaakt en omgekeerd ook geen buitenlanders werden ontvangen. Deze periode werd in feite afgesloten toen partijvoorzitter Henk Hoekstra en partijsecretaris Joop IJisberg in juni 1976 de Europese conferentie van communistische partijen in Oost-Berlijn bijwoonden. Overigens hebben verschillende communistische partijen deze uitnodiging niet al te letterlijk opgevat en stuurden iemand van hun internationale sectie als persvertegenwoordiger naar Amsterdam. Kort voor dit congres werd bekend, dat ik door enkele partijafdelingen kandidaat was gesteld voor het nieuw te kiezen partijbestuur. Bij de behandeling van de lijst van aanbevolen kandidaten werd door Rinus Haks namens de kandidatencommissie opgemerkt, dat het in de bedoeling lag dat ik na dit partijcongres bij de internationale activiteiten van de CPN betrokken zou worden. Een dag later vertelde Henk Hoekstra mij, dat ik zijn belangrijkste assistent werd voor de internationale activiteiten en contacten van de CPN. Hoekstra zelf bleef hiervoor binnen de partijleiding hoofdverantwoordelijk. Op dat moment waren tal van partijgenoten druk bezig met de voorbereidingen van het Internationale Forum tegen de Neutronenbom, dat in maart in Amsterdam zou gaan plaatsvinden. Nadat ikzelf al begin december 1977 daarvoor in Parijs en Madrid was geweest, volgden spoedig reizen naar Boedapest, Belgrado en Athene. - 1 -

Internationaal merkte ik al vrij snel, dat veel personen die destijds in de jeugdbeweging actief waren geweest posities in de besturen van communistische partijen bekleedden. Voor mezelf was het ook om die reden niet zo verwonderlijk, dat ik, mede gezien mijn achtergrond in jeugdbeweging en redactie, een internationale klus bij de CPN had gekregen. Tot november 1982 heb ik me intensief met de internationale activiteiten kunnen bezighouden; op het novembercongres van dat jaar werd ik niet herkozen en enkele maanden later vertrok ik uit het partijgebouw aan de Hoogte Kadijk om politiek assistent van wethouder Roel Walraven (Amsterdam) te worden. Dit heeft tot mei 1986 geduurd; toen volgde ontslag omdat het College van B. en W. als coalitie van diverse partijen stopte met haar werkzaamheden (er waren gemeenteraadsverkiezingen geweest en dan treedt er een nieuw College aan). Alle politiek assistenten waren dezelfde dag werkloos: hun dienstverband was per direct beëindigd. In oktober 1986 trad ik bij de gemeente Amsterdam in dienst als bestuursambtenaar. In de herfst van datzelfde jaar werd ik herkozen in het partijbestuur, werd ook lid van het Dagelijks Bestuur en belast met de internationale activiteiten van de CPN. Tot de opheffing van de CPN (congres juni 1991) heb ik die functie vervuld, en in de resterende maanden tot 1 januari 1992 (toen de definitieve opheffing z n beslag kreeg) nog een paar zaken internationaal afgewikkeld. Jan de Boo Amsterdam, december 2012 N.B. Bij de beschrijvingen is als volgorde gekozen voor een geografische indeling, resp. landen van West- en Oost- Europa, het Midden-Oosten, Zuidelijk Afrika, Azië, Midden-, Zuid-, en Noord-Amerika; aansluitend enkele andere hoofdstukken, een tweetal namenlijsten en een lijst met gebruikte afkortingen. De toelichting bevat hier en daar wel een enkele terugblik, hoewel als hoofdlijn is aangehouden de toenmalige situatie te beschrijven. Jan de Boo is in 1934 in Amsterdam geboren en opgegroeid in de Dapperbuurt. Vader was metaalbewerker, moeder huisvrouw. Hij is de jongste zoon in het gezin van vijf kinderen. Doorliep basisschool, zevende leerjaar en HBS. Kwam in mei 1953 in dienst van Bepenak (o.m. uitgever van De Waarheid) en werkte daar op foto- en cliché-archief. Eind 1955 vrijgesteld bestuurder van het ANJV. In mei 1959 getrouwd met Tinie IJisberg; zij kregen twee dochters (in 1961 Marjan en in 1964 Daniëlle). Van oktober 1986 tot pensionering in september 1993 werkzaam als bestuursambtenaar bij de Gemeente Amsterdam. - 2 -

Hoofdstuk 1 België en Luxemburg België De relaties tussen de CPN en de Kommunistische Partij van België (KPB) zijn intensief geweest. Vooral in de jaren dat de EEG tot ontwikkeling kwam en uiteindelijk tot een tienlanden-unie was uitgegroeid, waren er vele contacten tussen Amsterdam en Brussel; de voorzitters van beide partijen zagen elkaar vaker dan in eerdere periodes. Dat gold ook voor hen, die zich met de internationale activiteiten bezighielden. In de jaren tot de zomer van 1991 (toen de CPN werd opgeheven) had ik regelmatig contact met Jan Debrouwere. Hij was een Antwerpenaar, evenals zijn voorganger Albert de Koninck. Evenals partijvoorzitter Louis van Geijt was Albert tweetalig, d.w.z. hij sprak Vlaams en Waals (Frans), wat hen beiden in de tweetalige partij goed van pas kwam. Maar al te vaak werd in de Belgische partij - zoals trouwens in alle partijen van België - de interne politieke gang van zaken sterk beïnvloed door de taalverschillen tussen beide gebieden. Debrouwere is nog enkele jaren correspondent van het partijblad 'De Rode Vaan' geweest in Oost-Berlijn. Hij verbleef daar met zijn gezin; zijn kinderen gingen er ook gedurende die periode naar school. De Gentenaar Jef Turf was ook vele jaren hoofdredacteur van 'De Rode Vaan". Voor de Waalse partijfederatie was er Le Drapeau Rouge met een eigen redactie en hoofdredacteur. Voor zover ik mij kan herinneren was de verplichting tot tweetaligheid altijd aan het voorzitterschap van de KPB voorbehouden. Alleen bij de ondervoorzitters was dit vaak niet het geval. Ik kan mij nog herinneren, dat Elli Izeboud en ik in Parijs een Congres van de Franse Communistische Partij PCF bijwoonden en Albert de Koninck ons vroeg de vicevoorzitter van de KPB te ontmoeten. En zo kwamen Elli en ik tegenover hem te zitten en hoewel hij Vlaams verstond en volgens mij ook redelijk goed kon spreken, weigerde hij dit pertinent te doen. Hij sprak alleen maar Frans, waardoor (tweetalige) De Koninck en ik noodgedwongen in de rol van tolken werden geplaatst. Luxemburg De Communistische Partij van Luxemburg (de Kommunistesch Partei Lëtzebuerg KPL) stond onder voorzitterschap van René Urbany (1976-1990). Zijn vader was eerder gedurende tientallen jaren voorzitter geweest en René was via de communistische jeugdbeweging naar boven geklommen. René s moeder leidde de progressieve vrouwenbeweging. In de vijftiger- en zestiger jaren had deze KPL aanhang in het industriegebied (o.a. in de mijnbouw), waar ook veel Spaanse en Italiaanse immigranten werkten. Een en ander weerspiegelde zich ook in het leden- en bestuursbestand van de KPL. Het blad 'Zum Letzeburger Volke verscheen regelmatig en werd door de zwager van René, François Hoffman, geredigeerd. René s echtgenote, Jacqueline Hoffman, was ook erg actief, zowel in de vrouwenbeweging als in de KPL. René Urbany genoot in Luxemburg in brede kring bekendheid, deels vanwege zijn vader, die vele jaren deel had uitgemaakt van het parlement. Ook René was lid van het parlement. Hij maakte een openhartige indruk en stak nooit onder stoelen of banken, dat er materiële steun kwam uit Oost-Berlijn en Moskou. De drukkerij bijvoorbeeld was door Oost-Duitse firma's nabij de hoofdstad op een industrieterrein gebouwd. Van tijd tot tijd was er contact met Urbany, vooral tijdens overlegbijeenkomsten in EEG-verband (zie ook onder Internationale conferenties). Vermeldenswaard is verder nog, dat ik eind tachtiger jaren tijdens een bezoek aan Moskou René Urbany en zijn familieleden ontmoette. Hij ontving in het Kremlin uit handen van Gorbachov de Lenin-orde vanwege zijn verdiensten in de betrekkingen tussen de partijen van Luxemburg en de USSR. Op de voorpagina van de Pravda werd een en ander uitgebreid in woord en beeld gebracht. Igor Schmatow van de internationale afdeling van de CPSU vertelde me die dag, dat ik die Lenin-orde moest zien als een bezegeling van de goede contacten tussen de KPL en de CPSU. - 3 -

Hoofdstuk 2 Frankrijk Mijn eerste contacten met de Franse Communistische Partij (Parti Communiste Français, PCF) voltrokken zich in de voorbereiding van het Internationale Forum tegen de Neutronenbom (maart 1978). In het gelijknamige hoofdstuk kom ik daar gedetailleerd op terug. In juni 1978 vonden in Parijs de eerste voorbereidingen plaats voor een ontmoeting van Henk Hoekstra en de algemeen secretaris van de PCF, George Marchais. In de gesprekken met Jacques Denis en Roger Trugnan, beiden werkzaam bij de internationale afdeling van de PCF, werden de bezoekdata vastgesteld. (Jacques Denis was geen onbekende voor me; hij was in de vijftiger jaren algemeen secretaris van de WFDJ, en bezocht in januari 1957 in die hoedanigheid een grote jeugdbijeenkomst van het ANJV in het Amsterdamse Concertgebouw). Het bezoek aan Parijs vond plaats op 7 en 8 augustus 1978. Marchais en Hoekstra hebben een beeld geschetst van de activiteiten van hun partijen. Marchais besteedde veel tijd aan de EEG, terwijl Hoekstra vooral de vredesstrijd in zijn betoog betrok. Dat laatste was niet zo verwonderlijk, want de PCF had zich weinig actief betoond rond het neutronenbomforum. Marchais werd tijdens het gesprek vergezeld door Jacques Denis en Roger Trugnan. Hoekstra en ik brachten nog een bezoek aan het stadje Colombes (Hauts-de-Seine). Kort voor ons vertrek werden we in het partijgebouw nog voorgesteld aan de PCF-bestuurders Raymond Guyot, Claude Poperen en Jean Colpin. Op de foto staan van links naar rechts; Roger Trugnan (medewerker internationale afdeling), Henk Hoekstra, Jan de Boo en twee raadsleden/wethouders van Colombes. Aangezien er in juni 1979 verkiezingen voor het Europese parlement zouden gaan plaatsvinden, en het nuttig was om tevoren nog met de PCF van gedachten te wisselen, werd in februari 1979 een CPN-delegatie naar Parijs gestuurd. Deze delegatie bestond uit Jaap Wolff en Karel Hoogkamp, beiden lid van het Dagelijks Bestuur van de CPN, en ik. Onze gesprekspartners in Parijs (6 februari 1979) waren Maxime Gremetz, lid van het politiek bureau van de PCF, en de al eerder genoemde Jacques Denis en Roger Trugnan. De besprekingen verliepen aanvankelijk vrij vlot, mede omdat de PCF een Nederlands sprekende tolk had weten te regelen. Het was een Nederlander, die met een wethoudster van de PCF in een van de Parijse voorsteden was getrouwd. - 4 -

Deze tolk kreeg het vrij druk, toen we aan het eind van de gesprekken de hoofdlijnen van een communiqué de revue lieten passeren. Gremetz liet zich ontvallen, dat wat de PCF betreft er geen woord aan de kwestie van de neutronenbom besteed mocht worden. Volgens Gremetz beschikten de Verenigde Staten dan wel over de neutronenbom, maar zou het hem niet verbazen "als Breznjev morgen ook de neutronenbom zou laten maken". Ik herinner me, dat op dit moment Karel Hoogkamp bijkans ontplofte van kwaadheid. Hoogkamp richtte zich tot Gremetz en zei tegen hem, dat hij (Gremetz) hem, als gewone Nederlandse bouwvakker, dan maar eens moest duidelijk maken, waarom de PCF niet tegen de neutronenbom gekant was en dit punt niet in het communiqué mocht worden vermeld. De besprekingen werden na deze woordenwisseling geschorst. In de wandelgangen liet ik Denis en Trugnan weten, dat wij geen belangstelling meer hadden voor wat voor communiqué dan ook als het punt van de neutronenbom niet naar onze tevredenheid zou worden opgelost. Aanvankelijk leek er aan PCF-zijde geen beweging mogelijk. Gremetz leek onvermurwbaar. Ik zei tegen Trugnan, dat het toch wel erg vervelend zou zijn als we zouden moeten bekendmaken, dat het overleg tussen de CPN en PCF was mislukt. Na het nodige gesteggel - en vooral veel ruggespraak van Gremetz - kwam er na veel vieren-en-vijven uiteindelijk een communiqué tot stand, dat op 7 februari 1978 zowel in De Waarheid als in de Humanité werd afgedrukt. De PCF-delegatie had kennelijk ingezien, dat je met de CPN - die zoals bekend een belangrijke motor is geweest in de massabeweging tegen de neutronenbom - geen gezamenlijke verklaring kunt publiceren zonder daarin over de neutronenbom te spreken. De passage in het slotcommuniqué waar we uiteindelijk overeenstemming bereikten luidde als volgt: "Het is dringend geboden de bewapeningswedloop stop te zetten en te verhinderen, dat er een nieuwe verscherping intreedt door de aanmaak van nieuwe wapens tot massavernietiging, zoals de neutronenbom." Eind 1979, begin 1980 kwam er een schrijven van het partijbestuur van de PCF, waarin mede namens de Poolse Verenigde Arbeiderspartij (PVAP) een voorstel werd gelanceerd voor het houden van een Europese conferentie voor vrede en ontwapening. Deze zou eind april 1979 moeten plaatsvinden. Dit initiatief van PCF en PVAP werd zonder enig vooroverleg of consultatie in de publiciteit gebracht; bij de brief was een ontwerptekst gevoegd van wat als een 'gezamenlijke verklaring' vanuit die conferentie in de publiciteit moest worden gebracht. Een en ander gebeurde vrij kort nadat het Rode Leger in Afghanistan was binnengevallen en Breznjev c.s. pogingen deden die inval als een 'noodzakelijk ingrijpen' te verkopen. Op 15 april 1980 publiceerde De Waarheid een artikel, geschreven door CPN-voorzitter Henk Hoekstra, waarin deze uiteenzette dat dit PCF/PVAP-initiatief internationaal tot veel verwarring had geleid. De CPN zal geen steun verlenen en niet in Parijs vertegenwoordigd zijn, aldus Hoekstra. Nagenoeg in dezelfde periode werd in Rome, Madrid en Belgrado door de partijbesturen van resp. de Italiaanse PCI, de Spaanse PCE en de Joegoslavische Bond van Communisten eveneens meegedeeld, dat zij niet aan deze Parijse conferentie zouden deelnemen. Bij de PCF was in dezelfde periode overigens nogal wat irritatie ontstaan, omdat de Italiaanse partijleider Enrico Berlinguer door de Franse president Mitterrand was ontvangen en in Bonn met kanselier Willy Brandt had geconfereerd. Voor de PCI waren de contacten op dit niveau, met deze sociaaldemocratische partijleiders kennelijk interessanter, zo was de achterliggende redenering bij de nogal geïrriteerde Marchais c.s. - 5 -

Hoofdstuk 3 Portugal en Spanje Lissabon Mijn eerste rechtstreekse contacten met Portugal waren begin 1980. Henk Hoekstra was in de zomer van 1979 enige weken in Bulgarije geweest. Hij had in een vakantieverblijf aan de kust onder meer gesproken met George Haoui van de CP van Libanon en met Álvaro Cunhal, algemeen secretaris van de Portugese Communistische Partij (Partido Communista Português, PCP). Met beiden maakte hij afspraken voor nadere contacten. Henk had nogal een goede indruk van Cunhal gekregen, vooral wat betreft de benadering van de internationale communistische beweging en de ontwikkelingen in sommige Oost-Europese landen. Op een aantal punten liet Cunhal blijken zich te kunnen vinden in de standpunten van de CPN, zoals die door Hoekstra werden verwoord. (Zij kenden elkaar, omdat Hoekstra vrij kort na de Anjerrevolutie in 1974 Portugal was geweest. Hoekstra werd toen vergezeld door André Roelofs, die hem als tolk assisteerde). In Bulgarije vroeg Cunhal aan Hoekstra om naar Lissabon te komen. Op zijn beurt nodigde Hoekstra Cunhal uit om Amsterdam te bezoeken. Van 20 tot 23 februari 1980 waren Hoekstra en ik in Lissabon. Bij de gesprekken met Álvaro Cunhal waren ook aanwezig Domingos Abrantes en Albano Nunes, resp. lid van het politiek bureau en hoofd internationale afdeling. De gesprekken met Cunhal verliepen uiterst stroef. Zodra de politieke en sociale situaties in beide landen waren behandeld en overgestapt werd naar andere onderwerpen (de verhoudingen met China, de internationale vredesbeweging, Oost-Europa e.d.), leek het wel of Cunhal elke belangstelling verloor. Hij zat zwijgzaam voor zich uit te kijken en liet duidelijk blijken in zulk soort discussies niet zo geïnteresseerd te zijn. Alleen Abrantes liet af en toe wat van zich horen, maar zijn opmerkingen maakten wel duidelijk, dat Moskou wat hem betreft het leidend centrum van alle communistische wijsheid was en bleef; van enige beweeglijkheid was geen sprake. China bleef de grote boosdoener in de internationale situatie en van de 'communistische wereldbeweging'. Na enkele uren werd de eerste ronde van de gesprekken afgesloten. De volgende dag reisden we naar Setubal om met de plaatselijke partijafdeling kennis te maken. Ook brachten we een bezoek aan het stadhuis en spraken er met raadsleden van de PCP. (We hoorden toen ook dat de PCP zeer positief gereageerd had op het bezoek van een ANJV-jeugdbrigade, die kort na de Anjerrevolutie naar Portugal was gereisd en deelgenomen had aan de tomatenoogst. Deze ANJV-groep werd begeleid door Han Wanders, destijds districtbestuurder van de CPN in Amsterdam.) Op de terugrit van Setubal naar Lissabon vertelde Nunes dat uit radioberichten viel op te maken, dat er in Den Haag een kabinetscrisis was uitgebroken. Na kort overleg zei Hoekstra toen tegen Nunes, dat hij er de voorkeur aan gaf zo snel mogelijk naar Nederland terug te keren. In Lissabon hoorden we dat de Portugese verkeersleiders in staking waren gegaan en alle luchtverkeer van en naar Portugal was lamgelegd. Noodgedwongen stapten we toen in de trein Lissabon-Madrid, een reis van een kleine zeven uren. Na aankomst in Madrid vlogen we per KLM direct terug naar Amsterdam. Hoekstra toonde zich teleurgesteld over zijn gesprekken met Cunhal en zei te hopen dat diens tegenbezoek wat positiever van inhoud zou worden. Dit tegenbezoek vond plaats van 16 tot 18 april 1980. Het hele programma was als het ware samengeperst op de 17e april. Op de 16e was Cunhal met nog twee bestuurders (onder wie Albano Nunes), aangekomen. Cunhal wilde niet in een hotel logeren en werd bij partijgenoten ondergebracht. In Amsterdam waren er bezoeken van Cunhal aan de Nationale Verzetstentoonstelling in het Paleis op de Dam en het Amsterdamse districtsbestuur in de Nieuwe Leliestraat. De gesprekken met Cunhal waren van korte duur. 's Avonds was er een bijeenkomst in Krasnapolsky, waar Cunhal en Hoekstra het woord voerden. Onder de aanwezigen waren vele Portugese gastarbeiders. Een probleem deed zich voor, toen de tolk die we voor Cunhal geregeld hadden begon te haperen en kennelijk grote moeite had met de vertaling van Cunhal s woorden. Er kwam hulp vanuit de zaal, toen een van de gastarbeiders het overnam en de vertaling tot een goed einde bracht. Onze eigen tolk bleek vele jaren in Brazilië te hebben doorgebracht; het Portugees wat daar gesproken wordt is geheel anders dat het echte Portugees. - 6 -

Met een kort communiqué werd het bezoek afgesloten en vlogen Cunhal c.s. weer terug naar Lissabon. Eind 1987 kwam er opnieuw een uitnodiging van de PCP om naar Lissabon te komen. CPN-voorzitter Elli Izeboud is toen samen met Anne de Boer zowel naar Lissabon als naar Madrid gereisd. Hun gesprekspartner in Lissabon (bij afwezigheid van Cunhal) was Sérgio Vilarigues, lid van secretariaat van de PCP. Madrid Mijn eerste kennismaking met de Spaanse communistische partij was eind juli 1975, toen ik als verslaggever naar Rome ging omdat daar een zitting werd gehouden van het partijbestuur van de illegale Spaanse communistische partij. Er bestonden goede contacten tussen de landelijke besturen van de Spaanse Communistische Partij (de Partido Comunista de España PCE) en de Italiaanse PCI. De laatste regelde alle voorzieningen in Rome voor de Spaanse partij. Veel bijzonders kwam ik in Rome niet te weten. Het partijbestuur vergaderde in strikte afzondering. Algemeen secretaris Santiago Carillo gaf na afloop een summiere toelichting. Als buitenlandredacteur van De Waarheid reisde ik vervolgens medio november 1975 naar Madrid en Barcelona voor het maken van reportages over de politieke situatie in Spanje. Het Francoregime stond op het punt volledig in te storten; Franco zelf lag op zijn sterfbed. In Amsterdam had ik eerst contact met de oud-spanjestrijders Trudel van Reemst en Karel Neijssel. Trudel van Reemst was de spil van het Comité Vrij Spanje, dat zich actief betoonde tegen het Francoregime en solidariteitsacties voerde voor hulp aan de slachtoffers van het Francoregime. Met dit comité had de CPN zeer nauwe banden. CPN ers die aan het eind van de dertiger jaren hadden meegevochten met de Internationale Brigade vormden steunpilaren van dit comité. Van Karel en Trudel kreeg ik een introductiebrief mee. Met deze brief op zak vloog ik eerst naar Parijs, waar de leiding van de illegale PCE zetelde. In de Parijse voorstad Saint-Denis ontmoette ik enkele bestuurders van de PCE in een gebouw, waar op dat moment een grote vergadering van Spaanse emigranten werd gehouden. Men vertelde mij dat er een campagne was gestart om de naar het buitenland gevluchte Spanjaarden ertoe te bewegen om weer naar Spanje terug te keren. Verboden politieke partijen, vakbonden en andere organisaties begonnen vooral in de grote steden weer legale activiteiten te ontwikkelen, nu de situatie in Spanje op drift begon te raken. De PCE-bijeenkomst in Saint-Denis vormde daarvan een onderdeel. In Madrid deed de toen nog verboden PCE in een aantal buurten al pogingen zich te manifesteren. Hier en daar waren al winkelpanden gehuurd en mantelorganisaties opgericht, onder meer studiecentra en sociale clubs met de meest uiteenlopende namen. In Madrid had ik onder meer een vraaggesprek met Marcelino Camacho, de belangrijkste woordvoerder en eerste man van de Comisiones Obreras (CCOO), die in de industrie- en mijngebieden van Spanje over een grote autoriteit beschikte en ondanks alle vervolgingen een grote invloed had. In Barcelona was de politieke situatie voor de PCE veel gunstiger. De partijleiding van de PCE in Barcelona had al de beschikking over kantoorruimtes in een paleisachtig gebouw, beschikte over enkele auto s en de bestuurders bewogen zich vrijelijk door de stad. Het viel me op, dat er vrij intensieve rechtstreekse contacten waren ontwikkeld met de PCI in Milaan. In februari 1977 organiseerde de Amsterdamse studentenvereniging ASVA samen met nog enkele andere organisaties bij de Universiteit van Amsterdam een conferentie, waar de ontwikkelingen in Spanje centraal stonden. Belangrijkste spreker was de Madrileense hoogleraar en econoom Ramón Tamames. Hij stond toen al bekend als een vooraanstaand lid van de PCE. Niet veel later zou hij waarnemend burgemeester van Madrid worden. Tot de organisatoren van deze conferentie behoorden Meindert Fennema, Han Quast en Lucas de Jong. In De Waarheid heb ik verslag van deze conferentie mogen doen. Een geheel andere situatie leerde ik in Spanje kennen, toen ik namens de CPN van 19 tot 24 april 1978 in Madrid het eerste congres van de PCE bijwoonde. Het congres werd uit veiligheidsoverwegingen gehouden in de parkeergarage van een Madrileens hotel. Iedere aanwezige had een klapstoeltje. Van tijd tot tijd werden er bekertjes drinkwater rondgebracht. Carillo hield een inleiding. - 7 -

Dankzij het Pact van Moncloa kon de PCE zich weer als legale politieke partij manifesteren. Maar zoals Carillo vertelde was dit nog niet in alle delen van Spanje het geval. In de grote steden vormde het optreden van de PCE geen enkel probleem, maar op het platteland lag dat nog heel anders. Carillo deed een dringende oproep aan alle Spanjaarden, die als emigranten in de Europese buurlanden woonden, om naar Spanje terug te keren en weer deel te namen aan de samenleving. Volgens Carillo ging het om 400.000 emigranten. De PCE wilde alle mogelijke steun geven aan de socialistische partij, de Partido Socialista Obrero Español (PSOE) van González, om aan de regeringsmacht te komen. In Spanje was de christendemocraat Suárez, een vertrouweling van koning Juan Carlos, als premier naar voren getreden. Suárez onderhield relaties met alle politieke partijen, de PCE inbegrepen. Carillo afficheerde de PCE als een eurocommunistische partij, die de overgang naar een socialistische maatschappij met vreedzame middelen wilde bereiken. In de stellingen voor dit congres kwam de term eurocommunisme overigens niet voor. Volgens sommige discussianten bestond er geen tegenstelling tussen de eurocommunistische lijn en het leninisme. Zij verwezen hiertoe naar de PCI in Italië. Anderen bestreden dit en waren van mening, dat als de PCE het eurocommunisme in de praktijk zou willen uitdragen, er eerst en vooral binnen de PCE volgens echte democratische procedures en besluitvorming moest worden gewerkt. Al deze schermutselingen deden zich voor met aan de ene kant Santiago Carillo en zijn overwegend oudere medestanders en aan de andere kant de nieuwe lichtingen in de PCE. Carillo voelde zich op een gegeven moment zelfs geroepen te verklaren, dat hij al achttien jaar algemeen secretaris was en deze functie best wilde voortzetten. "Zo niet, dan keer ik terug naar mijn afdeling, met mijn lidmaatschapsboekje in mijn jaszak". Over de algemene politieke lijn bestond wel een redelijke overeenstemming op dit congres, hoewel er toch op onderdelen tegenstemmen kwamen van de Catalaanse, Asturische en Galicische delegaties. Vooral de Catalanen lieten zich geducht gelden, wat niet geheel vreemd is voor wie de algemene politieke situatie van Spanje met de traditioneel sterke autonome provincies en deelstaten kent. Globaal genomen werden de stellingen en daarmee verband houdende resoluties door driekwart van de congressisten goedgekeurd. Ook de al eerder genoemde econoom Ramon Tamames trad op dit congres sterk op de voorgrond als pleitbezorger van meer democratie binnen de PCE. Een hele reeks communistische partijen en dan vooral uit de Europese landen waren op dit congres vertegenwoordigd. Behalve tolken en gidsen bemoeide niemand zich met hen. Een uitzondering was Marcos Ana, die ik nog kende van het Neutronenbomforum en die me met een aantal congresgangers in contact bracht. De CP van Tsjecho-Slowakije was niet uitgenodigd, omdat de PCE in 1968 de betrekkingen met deze partij had verbroken, nadat troepen van een aantal Warschaupactlanden Tsjecho-Slowakije waren binnengevallen, de regering-dubček hadden afgezet en Husák aan de macht gebracht. Op verzoek van enkele Oost-Europese delegaties heeft de leiding van het PCE-congres op een van de laatste congresdagen een soort van receptie gehouden in een schaars verlicht zaaltje van het hotel. Daar mochten buitenlandse delegaties uiteraard geen toespraken houden, maar wel een cadeau overhandigen. Toen dit schouwspel een aanvang zou nemen, bevond ik me aan een tafeltje met Vadim Zagladin en Jack Woddis, resp. van de CPSU en Britse CPGB. Carillo opende de receptie en deelde mee dat tot zijn grote spijt Enrico Berlinguer van de PCI niet aanwezig kon zijn. Berlinquer zou eerst nog in Barcelona een spreekbeurt houden en later kennelijk naar Madrid doorreizen. Hij bleef echter in Rome nadat daar de vooraanstaande christendemocraat Aldo Moro door terroristen om het leven was gebracht en er een gespannen politieke situatie was ontstaan. Carillo heette aansluitend de weduwe van wijlen Palmiro Togliatti (de vroegere leider van de PCI), Nilde Lotti, welkom. Zij mocht als enige van de aanwezigen een korte begroeting uitspreken. (Nilde Lotti was tot 1992 voorzitter van de Kamer van Afgevaardigden). - 8 -

Carillo gaf daarna achtereenvolgens het woord aan de Bulgaarse vertegenwoordiger, die hem tijdens het uitspreken van enkele woorden een buste van Georgi Dymitrov overhandigde. Vervolgens kwam de vertegenwoordiger van de Oost-Duitse Sozialistische Einheitspartei Deutschlands (SED) aan de beurt om Carillo een beeldje van Ernst Thälmann te geven. De afgezant van de CPSU had een portret van Lenin meegebracht. Een en ander had klaarblijkelijk ten doel om de PCE op deze manier te laten weten, dat men trouw diende te blijven aan grote voorgangers van de communistische beweging. Het kon ook worden opgevat als een afwijzing van het eurocommunisme. In februari 1981 ontstond er in Madrid een nogal gespannen situatie toen enkele militairen - onder leiding van kolonel Antonio Tejero - het parlement gijzelden. De CPN stuurde solidariteitstelegrammen naar de partijbesturen van de PCE en PSOE. Op 28 februari zei Santiago Carillo (in een vraaggesprek met buitenlandredactrice Elsbeth Etty) in De Waarheid, dat de CPN een van de weinige partijen was die op deze wijze solidariteit met de progressieve partijen van Spanje tot uiting had gebracht. Behalve de CPN had ook de PCI van zich laten horen. Eind juli 1981 vond er opnieuw een congres van de PCE plaats. Daaraan werd deelgenomen door Joop Wolff, lid van het Dagelijks Bestuur van de CPN. Zijn indrukken legde hij neer in een artikel in De Waarheid. In die periode verschenen ook enkele publicaties, onder meer over de burgeroorlog in Spanje (1936-1939). Een van de meest interessante boeken was 'De oorlog begon in Spanje', dat handelde over de Nederlanders die aan de Spaanse burgeroorlog hadden deelgenomen. Het was geschreven door Hans Dankaart, Jaap-Jan Flinterman, Frans Groot en Rik Vuurmans. In de loop van 1981 kwam het bericht dat Rámon Tamames voor het lidmaatschap van de PCE had bedankt. De jaren daarna werden beheerst door berichten uit Spanje, dat er door enkele partijen, onder wie de PCE, een nieuwe progressieve formatie genaamd 'Verenigd Links' was opgericht. Enkele uitgetreden functionarissen van de PCE richtten de 'Communistische partij van de Volkeren van Spanje' op. Carillo trad later zelf uit de PCE, formeerde eveneens een eigen partij, met daarin het woord 'socialistische'. In 1988 ontmoette ik Santiago Carillo in de Noord-Koreaanse hoofdstad Pyongyang, waar hij aanwezig was als vertegenwoordiger van zijn partij bij de festiviteiten ter gelegenheid van het 40-jarig bestaan van Noord-Korea. - 9 -

Hoofdstuk 4 Italië Het staat buiten kijf, dat de Italiaanse Communistische Partij (de Partito Comunista Italiano, PCI) in Europa tot de meest invloedrijke communistische partijen behoorde. Zowel in de grote stedelijke centra als op het platteland beschikte de PCI over een stevige eigen organisatie en had ook goede posities in tal van andere bewegingen (landbouwcoöperaties, woningstichtingen, jeugd- en vrouwenbewegingen, de vakbonden etc.). Van grote betekenis was voor de PCI het dagblad de 'Unita', dat het gehele jaar door in verschillende provincies en steden festiviteiten organiseerde, die door honderdduizenden Italianen werden bezocht. Een keer per jaar werd dan in een wat grotere stad het slotfeest gehouden. Medio juli 1977 was ik aanwezig op het landelijke Unita-feest in de Noord-Italiaanse stad Modena. De buitenlandse bezoekers werden daar onder meer door de eigenaren van de Ferrariautofabriek uitgenodigd om een kijkje te komen nemen. Ook directies van wijncoöperaties uit de omgeving traden als gastheren op. Van mijn begeleiders hoorde ik, dat de functies van wethouders en burgemeesters zoveel mogelijk door de wat jongere kaderleden werden vervuld; in de raadsfracties zouden in overwegende mate de veteranen van de PCI functioneren. Alle Italiaanse provincies waren op het Unita-festijn vertegenwoordigd met eigen stands, en vooral met eigen keukens met de daarbij behorende streekgerechten, en uiteraard de wijnen niet te vergeten. Modena en vooral ook stadjes in de omgeving hebben indertijd het decor gevormd voor de filmproductie Novecento. In februari 1979 kwam in het kader van de verkiezingen voor het Europese parlement (juni 1979) een PCI-delegatie naar Amsterdam. Deze bestond uit het lid van de landelijke leiding Carlo Galuzzi en Mario Pasqualotto, die secretaris was van de PCI-fractie in het Europese parlement. Van de CPN-delegatie die met hen van gedachten wisselde maakten deel uit de DB-leden Rinus Haks en Harry Kleuver. Zowel in De Waarheid als in de Unita is van dit bezoek aan Amsterdam melding gemaakt. In de loop van 1981 zijn nog enkele PCI-bestuurders in Amsterdam bij de CPN op bezoek geweest, onder meer Rodolfo Mechini. Met hem heb ik het bezoek voorbereid, dat Henk Hoekstra in 1982 aan Rome zou gaan brengen. Hoekstra was al eerder in Rome geweest; in 1977 was hij daar samen met Gijs Schreuders en ontmoette toen Berlinguer en andere leden van het landelijke PCI-bestuur. Op 17 en 18 maart 1982 waren Hoekstra en ik in Rome. Op de eerste dag vond er eerst een uitvoerig gesprek plaats met Antonio Rubbi, hoofd van de internationale afdeling. Ook Rodolfo Mechini was hierbij aanwezig. (Mechini was in een eerdere periode president geweest van de Wereldfederatie van Democratische Jeugd, de WFDJ). In het parlementsgebouw van Rome vinden op 17 en 18 maart 1982 besprekingen plaats met de algemeen secretaris van de PCI, Enrico Berlinguer. Deze foto toont (van links naar rechts), Jan de Boo, Henk Hoekstra, Enrico Berlinguer, Rodolfo Mechini (hoofd internationale afdeling) en een tolk. - 10 -

Rubbi sprak hoofdzakelijk over de binnenlandse sociale en economische situatie, die gekenmerkt werd door scherpe polemieken met de leiders van de christendemocratie. Op tal van terreinen bestond er een nauwe samenwerking met de Partito Socialista Italiano (PSI). De besprekingen met algemeen secretaris Enrico Berlinguer werden een dag later in het parlementsgebouw gehouden, omdat er in het parlement enkele belangrijke stemmingen zouden plaatsvinden waarvoor de aanwezigheid van alle PCI-parlementsleden was vereist. Enkele keren werd dan ook een pauze ingelast, omdat Berlinguer door een assistent werd opgehaald om zijn stem te komen uitbrengen. Het overgrote deel van de inbreng van Berlinguer tijdens deze bespreking was gewijd aan de situatie in Oost-Europa, die door het uitroepen van de noodtoestand in Polen was verergerd. Berlinguer zei in antwoord op het relaas van Hoekstra over de binnenlandse politieke situatie in Nederland: "Wat Hoekstra heeft gezegd is interessant. Wij vinden er vele identieke stellingnames in terug. Het zijn dezelfde problemen, waarmee ook wij ons bezighouden. Ook onze partij is bezig een progressief alternatief te ontwikkelen." Aansluitend gaat Berlinguer in op de internationale situatie: "Om een analyse te maken van de internationale situatie wil ik van de recente gebeurtenissen rondom Polen uitgaan. Wij maken ons grote zorgen om de spanningen, die daarvan in de internationale situatie merkbaar zijn. U kent ons standpunt over Polen. Er heerst daar een situatie van 'verminderde vrijheid'. Wij houden vast aan de eis tot beëindiging van de repressie en we zijn voor het herstel van de dialoog tussen de sociale krachten in Polen, hoewel daartoe in Polen vooralsnog geen positieve tekenen zijn, ook niet voor wat betreft de politieke en economische situatie. Er zijn juist binnenslands verschijnselen van verharding, van het ontstaan van blokken. Berlinguer geeft een opsomming van de schadelijke effecten, die door deze ontwikkelingen op de internationale situatie en op die van Italië merkbaar zullen gaan worden: Dat is voor de PCI onaanvaardbaar. Maar het zal ook in Oost-Europa leiden tot een aanval op de verworvenheden van de werkende mensen. En tot een verdere dogmatisering van de ideologische politiek. En daardoor tot verstikking van democratische en nationale eisen. Het standpunt van de PCI wordt door Berlinguer als volgt samengevat: Wij zijn van mening en hebben dit ook in het openbaar vaak gezegd: deze landen hebben diepgaande vernieuwende hervormingen nodig. Hervormingen op elk gebied. De opleving van nationale gevoelens is in het algemeen positief en kan ook niet genegeerd worden. Positief zijn ook de signalen in de maatschappij naar een democratische verbreding. Er is echter ook een gevaar als men dit niet toestaat. De ervaringen in Polen laten zien, dat dit door de Sovjet-Unie niet wordt aanvaard en dat heeft ook tot deze tragische gebeurtenissen geleid. Wij houden vast aan de noodzaak tot hervormingen, die aan de nationale democratische behoeften van de maatschappij tegemoetkomen. Berlinguer snijdt vervolgens het punt van samenwerking tussen communisten en sociaaldemocraten aan en merkt in dit verband op: "Wat U zojuist gezegd hebt over samenwerking tussen communisten en socialisten: wij zijn het op dit punt volledig met de CPN eens. Ook wij zeggen dat de reformistische politiek van de sociaaldemocratie zich in een crisis bevindt, ook ten aanzien van de nieuwe realiteiten in de wereld. Het is ook onze mening dat in vele van deze partijen een herziening van die politiek aan de orde wordt gesteld. Het zou fout zijn als wij, als communisten, dat niet duidelijk zouden zien. Ook wij hebben grote fouten gemaakt in onze analyses, politieke fouten, dogmatische fouten. De nieuwe realiteit dwingt ons nieuwe wegen te zoeken met als doel de gevolgen van de kapitalistische crisis te overwinnen". Aan het slot van zijn betoog komt Berlinguer opnieuw te spreken over de rol van de Sovjet-Unie: "Nog enkele opmerkingen wil ik maken over de polemiek die we voeren met de CPSU. Wij hadden van die zijde een polemisch antwoord verwacht. Maar de toonzetting van de Sovjetreactie is buiten alle verwachtingen. Deze toonzetting is dezelfde als die tegen Joegoslavië in 1948 werd gebruikt. Er zijn zelfs enige zinnen die hetzelfde zijn als in 1948. Er is geen verandering in de mentaliteit voor wat betreft de betrekkingen tussen communistische partijen. Wij publiceren hún documenten en reageren daarop op rustige toon. Er wordt van hun kant sterke druk uitgeoefend op communistische partijen. Wij hebben daarover informatie gekregen, ook van partijen die 'dicht bij het socialisme staan'. - 11 -

Over de situatie binnen de PCI zegt Berlinguer onder meer het volgende: "Binnen de PCI is er een hartstochtelijke en open discussie, maar er bestaat geen bijzondere opwinding. Na het 20ste Congres van de CPSU verloren wij destijds 200.000 leden, nu zijn het er enige dozijnen. Maar er worden in het kielzog van de Poolse gebeurtenissen ook vele nieuwe leden gewonnen. Er bestaat een zekere afstand tot de partijleiding in verband met Polen, maar die is veel groter voor wat de Sovjet-Unie betreft. Het is echter altijd een minderheid, maar gaat vaak gepaard met de weigering om aan activiteiten van de PCI deel te nemen. Maar deze partijgenoten willen wel in de partij blijven en de discussie voeren." Overigens viel mij wel nog een terloopse opmerking op van Berlinguer, toen hij zich liet ontvallen dat de Unita wel alle publicaties en verklaringen die in Moskou verschijnen, integraal publiceert, maar dat in de Sovjet-Unie dit niet het geval is als het gaat om de publieke reacties van de PCI over ontwikkelingen in de Sovjet-Unie en andere Oost- Europese landen. Op 19 maart 1982 publiceerde de Unita op de voorpagina een samenvattend bericht over onze gesprekken met Berlinguer. Pal ernaast stond de mededeling, die in Beijing werd gepubliceerd aan het slot van het bezoek van Joop Wolff aan China, dat Henk Hoekstra op uitnodiging van de Communistische Partij van China binnenkort de Chinese Volksrepubliek zal bezoeken. Bij terugkomst in Amsterdam bevestigde Henk Hoekstra op een persconferentie (Schiphol) dat er nu overleg ging plaatsvinden over een geschikte datum voor dit bezoek aan China. Enrico Berlinguer krijgt op 14 juni 1984 een hartaanval tijdens een publieke spreekbeurt. Reanimatie mocht niet meer baten; bij aankomst in het ziekenhuis wordt zijn dood geconstateerd. Zijn begrafenis in Rome wordt door honderdduizenden bijgewoond. Kort na zijn overlijden krijg ik Rubbi van de internationale afdeling van de PCI aan de lijn. Hij zegt dat de leiding van de PCI de PvdA er Piet Dankert, die op dat moment voorzitter van het Europese Parlement was, voornemens is als enige spreker te vragen bij de begrafenis van Berlinguer. Rubbi vraagt of wij daar bezwaren tegen hebben. En die zijn er uiteraard niet. - 12 -

Hoofdstuk 5 Engeland Begin juli 1980 vliegen Henk Hoekstra en ik naar Londen om daar met Gordon McLennan en Jack Woddis, resp. voorzitter en internationaal secretaris van de Communist Party of Great-Britain (CPGB) gesprekken te voeren. De conversaties verlopen uiterst genoeglijk. Woddis loopt al erg lang mee in de communistische beweging. Hij staat alom bekend om zijn brede kennis over de Britse koloniale gebieden en de nationale bewegingen in tal van landen in het Britse Gemenebest. (De bejaarde Woddis wordt later opgevolgd door Gerry Pocock.) De besprekingen in Londen worden afgerond met een bezoek aan de redactie van de 'Morning Star'. We komen veel te weten over de rol van de vakbeweging, maar erg weinig over de internationale positie van de Britse partij. Het lijkt wel of Europa, en vooral Oost-Europa, hen niet zo interesseert; hun afkerigheid van de Europese Unie correspondeerde in sterke mate met die van de vakbeweging en de linkervleugel van de Labourparty. In april 1989 kwamen binnen de CPGB interne meningsverschillen naar buiten en kwam er een afsplitsing, die zich als 'Communist Party of Britain' (CPB) presenteerde en zei zich te baseren op het 'marxisme en leninisme'. Een en ander heeft de CPN voor kennisgeving aangenomen. Ook de CPGB van McLennan heeft in juni 1989 een scherp protest naar buiten gebracht tegen het ingrijpen van het Chinese leger tegen vreedzame betogers op het Plein van de Hemelse Vrede in Beijing. - 13 -

Hoofdstuk 6 Scandinavische landen en Finland Het is hoofdzakelijk binnen het raam van EEG-landen, dat er in deze periode contacten zijn geweest met de communistische partij van Denemarken, de Danmarks Kommunistiske Parti (DKP). Op deze plaats wil ik volstaan met het gegeven, dat de DKP altijd een sterke anti-eeg-houding heeft ingenomen. Op internationale conferenties (bijvoorbeeld bij verkiezingen voor het Europese parlement) trokken de Denen op dit punt altijd gelijk op met de West-Duitsers. De belangrijkste persoon bij de internationale activiteiten was Ibn Norlund, secretaris van de DKP. In het hoofdstuk Internationale conferenties en reizen staan meer bijzonderheden vermeld. Voor wat betreft Zweden is het interessant te vermelden, dat de communistische partij zich manifesteerde onder de naam van Vänsterpartiet Kommunisterna (VPK), Linkspartij-Communisten Zweden. In het parlement nam de fractie ten tijde van de regeerperiodes van de sociaaldemocratische partij (vooral de Palme-periode) een sleutelpositie in. Bij belangrijke stemmingen waren Palme c.s.- om een meerderheid te krijgen - afhankelijk van de stemmen van de VPK. Er vond regelmatig en intensief vooroverleg plaats tussen de fracties van beide partijen. De internationaal secretaris van de VPK, Bo Hamar, en partijvoorzitter Lars Werner vertelden mij in augustus 1980 (toen ik in Stockholm het jaarlijkse festival van de partijkrant 'Ny Dag' bezocht), dat hun partij met deze positie genoegen nam en ook geen ministersposten ambieerde, teneinde haar onafhankelijke lijn te kunnen blijven volgen. Niet bij alle onderwerpen die in het parlement aan de orde kwamen, waren de posities synoniem met elkaar. Het ging in de praktijk om de hoofdzaken in de binnen- en buitenlandse politiek. Internationaal ging het vooral om de ontwikkelingshulp en de steun aan de bevrijdingsbewegingen in de derde wereld. In Finland lag de politieke situatie veel gecompliceerder. Daar opereerden twee communistische partijen, van welke de ene zich sterk op Moskou oriënteerde en de tweede een meer onafhankelijke positie nastreefde. De meer op autonomie gestoelde partij ging in 1990 over in de 'Linkse Alliantie'. Op een speciaal congres dat in april 1990 werd gehouden viel het besluit om 'alle politieke en internationale activiteiten' naar deze Linkse Alliantie over te hevelen. Behoudens enige telegramuitwisseling bij congressen e.d. zijn er geen bijzonderheden te vermelden over de CP van Noorwegen. - 14 -

Hoofdstuk 7 Duitsland Bondsrepubliek Tot het eind van de tachtiger jaren bestonden er zoals bekend twee Duitslanden : in het westen de Bondsrepubliek Duitsland (BRD) en in het oostelijk deel de Duitse Democratische Republiek (DDR). Gemakshalve zal ik beide afkortingen gebruiken. In de dertiger jaren bestond in Duitsland de Kommunistische Partei Deutschlands (KPD), waarvan de belangrijkste representant en woordvoerder Ernst Thällmann was; in de periode na 1945 dat de KPD actief was werd zij geleid door Max Reiman. Onder bondskanselier Adenauer (CDU) werd de KPD verboden (1956) en leidde een ondergronds bestaan. Door de `Berufsverbote` werden aanhangers van de KPD het zwaarst getroffen. In de periode Breznjev (1964-1980) kwamen de betrekkingen tussen de BRD en de Sovjet-Unie op gang, en ook die tussen de regeringen van de BRD en de DDR. Het was mede daardoor dat in de BRD weliswaar geen legalisering van de KPD op gang kwam, maar wel kwam het tot de oprichting van de Deutsche Kommunistische Partei (DKP). De eerste voorzitter werd Kurt Bachman, hij werd later opgevolgd door Herbert Mies. Er zijn tussen de vroegere KPD en CPN in de dertiger jaren nauwe betrekkingen geweest, wat gezien de vervolgingen waaraan de KPD ten tijde van de Hitlerheerschappij bloot stond vrij logisch was. De CPN gaf naar vermogen steun en hielp Duitse vervolgden. Ook in de jaren na 1945 moet dat het geval zijn geweest; vertegenwoordigers van de (illegale) KPD-leiding hebben in ons land met CPN-bestuurders overleg gevoerd. Voor wat betreft de contacten tussen de CPN en de DKP kan gezegd worden, dat deze enigszins fragmentarisch zijn verlopen. Pas in de tachtiger jaren zijn er wat meer contacten geweest, mede als gevolg van de activiteiten op het terrein van de vredesbeweging. In het algemeen werden toen de jaarlijkse congressen van de DKP in de BRD door CPN-vertegenwoordigers bezocht, zo ook de jaarfeesten van het DKP-dagblad Unsre Zeit`. Ook op bijeenkomsten die door communistische partijen van de EEG-landen van tijd tot tijd werden gehouden, was de DKP altijd aanwezig. Er hebben tot 1991 enkele uitwisselingen van delegaties plaatsgevonden, merendeels ter verdieping van wederzijdse contacten en ook over onderwerpen op sociaal en economisch gebied. De DKP beschikte over gebouwen, een eigen drukpers en een uitgebreid net van vrijgestelden, zowel in grote stedelijke centra als op deelstaatniveau. Bij landelijke verkiezingen kwam zij er niet aan te pas; de kiesdrempel van vijf procent heeft de DKP nooit kunnen bereiken. DDR (Duitse Democratische Republiek) Sinds het eind van de zeventiger jaren zijn de relaties tussen de CPN en de (Oost-Duitse) Sozialistische Einheitspartei Deutschland (SED) sterk aangehaald. De aanloop werd gevormd door het Internationale Forum tegen de Neutronenbom, dat in maart 1978 in Amsterdam werd gehouden en waaraan de Oost-Duitse vredesbeweging forse steun heeft gegeven. Begin november 1978 reisde een CPN-delegatie (bestaande uit Henk Hoekstra, Joop Wolff, Rinze Visser en ik) naar Oost-Berlijn voor besprekingen met de leiding van de SED. - 15 -

In november 1978 reisde een CPN-delegatie naar Oost Berlijn voor besprekingen met de top van de SED. De foto toont aan de linkerzijde van de tafel Jan de Boo, Henk Hoekstra, een tolk en Joop Wolff. Rechts zitten Herman Axen, Erich Honecker, Inge Lange en Egon Winkelmann. De delegatie had gesprekken met o.m. Erich Honecker, Hermann Axen en Inge Lange. Ook met andere leden uit de top van de SED en de regering vonden gesprekken plaats. In september 1978 was ik in Oost-Berlijn om dit bezoek voor te bereiden. Belangrijkste gesprekspartners waren toen Egon Winkelmann, Alfred Marter, Heinz Lehmann en Günter Mauersberger. Winkelmann was hoofd van de internationale afdeling. Hij was eerder ambassadeur in Chili ten tijde van het presidentschap van Allende geweest. Uit het ontwerpprogramma werden op mijn verzoek een bezoek aan de Muur en de Brandenburger Tor geschrapt. Dat gaf wel aanleiding tot enige discussie met deze gesprekspartners, omdat in het verleden sommige PvdA-prominenten, zoals Ien van den Heuvel en Jan Nagel, en andere politici wèl bezoeken aan de Muur hadden gebracht. De CPN-delegatie legde op de tweede dag een krans op de gedenkplaats voor de antifascisten aan de Unter den Linden. Aansluitend reden we in twee open busjes, vergezeld door de burgemeester van Oost-Berlijn, over de Unter den Linden. Hoekstra was niet helemaal gerust over het deze rit en vroeg mij: "We gaan toch niet naar de Muur?". Ik antwoordde ontkennend, maar was toch wel opgelucht toen de busjes bij de voorlaatste afslag linksaf sloegen en langs de ambassadegebouwen stadwaarts teruggingen. Over het verloop van dit bezoek kan nog gemeld worden, dat Hoekstra en Wolff een beleefdheidsbezoek brachten aan de Nederlandse Consul in Oost-Berlijn, en dat de delegatie Potsdam bezocht. Daar werd van gedachten gewisseld met Günter Jahn, secretaris van de SED in Potsdam. Er is ook nog een metaalfabriek in Marzahn bezocht, waar Hoekstra een korte toespraak hield. - 16 -

Joop Wolff, Rinze Visser en Günter Jahn (SED-secretaris van Potsdam) Een ontwerpcommuniqué was al geschreven en over en weer gefiatteerd. Maar Winkelmann kwam er tijdens dit fabrieksbezoek plotseling op terug. De tekst bleek namelijk niet akkoord te zijn bevonden door de verantwoordelijke sectie van het Oost-Duitse ministerie van buitenlandse zaken. Er zou volgens Winkelmann een zinsnede toegevoegd moeten worden, waarin door de CPN en de SED stelling werd genomen tegen het `Chinese revisionisme`. Ook werd door hem geopperd om een passage toe te voegen, volgens welke er een belangrijke rol in de strijd voor de vrede werd geleverd door " de Sovjet-Unie en de met haar verbonden landen". Impliciet kwamen deze laatste vijf aangehaalde woorden min of meer neer op kritiek aan het adres van China. Ik zei tegen Winkelmann dat mij de mening van dit ministerie niet zo erg interesseerde en dat er tijdens alle gesprekken met Honecker c.s. met geen woord over China was gesproken. Aan de overeengekomen tekst wilde ik geen woord meer veranderd zien. Ik reageerde ook ontkennend toen hij vroeg of ik deze punten nog met Hoekstra wilde opnemen. In de fabrieksrondleiding stelde ik wel Joop Wolff over dit intermezzo op de hoogte. We overlegden en waren het er samen snel over eens: gewoon afwachten en er onzerzijds vooralsnog geen woorden meer aan wagen. Winkelmann zei me dat hij mijn standpunt aan de betrokkenen op het ministerie zou overbrengen. Voor zover ik me kan herinneren is Winkelmann ook bij het afscheidsdiner er niet meer op teruggekomen. Wel deelde hij toen mee, dat de internationaal bekende actrice Gisela May zou komen optreden op een kunstenaarsmanifestatie later dat jaar in de Amsterdamse RAI, georganiseerd door het Comité Stop de Neutronenbom. De organisatie van deze manifestatie was in handen van het Comitélid Hans van der Velde. Van dit CPN-bezoek is me verder nog bijgebleven, dat de gesprekken met gebiedssecretaris Günter Jahn vrij openhartig waren. Het gebied Potsdam grensde aan West-Berlijn en dat bracht nogal wat problemen met zich mee. Enkele jaren later zou Henk Hoekstra tijdens een bezoek aan Oost-Berlijn Günter Jahn opnieuw ontmoeten. - 17 -

Een delegatie van de SED, die geleid werd door Kurt Hager, brengt eind november 1979 een tegenbezoek en verblijft onder meer in Amsterdam. Daar werden zij ontvangen door partijvoorziter Hoekstra in het gebouw Felix Meritis. Op deze foto staan van links naar rechts, een tolk, Kurt Hager, Jaap Wolff, Gerard Pothoven, Jan de Boo en Henk Hoekstra. Bezoek Erich Honecker aan Den Haag Op uitnodiging van het kabinet-lubbers bracht Honecker als staatshoofd van de DDR in juni 1987 een officieel bezoek aan Nederland. Honecker bezocht Den Haag, Delft en Amsterdam (onder meer het Amsterdamse Verzetsmuseum). Delegaties van de CPN en PvdA bezochten achtereenvolgens Honecker in het Kurhaus in Scheveningen. Voor de CPN waren aanwezig Elli Izeboud, Marius Ernsting en ik. Bij Honecker waren ambassadeur Dr. Wolfgang Strohmeyer en Heinz Lehmann (internationale afdeling van de SED) aangeschoven. Na het gesprek met de CPN-afvaardiging ontving Honecker de fractievoorzitter Wim Kok, partijvoorzitter Marianne Sint en internationaal secretaris Jan Wiersma van de PvdA. Koningin Beatrix werd zoals gebruikelijk door Honecker bezocht. Koningin Beatrix en Prins Claus hadden veel tijd uitgetrokken voor hun gesprekken met Honecker. Enkele weken later deelde Strohmeyer mij mede, dat hij een "Spitzentelegramm" naar Berlijn had gestuurd met de mededeling, dat de koningin in positieve zin had gereageerd op de uitnodiging van Honecker om een officieel bezoek aan de DDR te brengen. Oost-Berlijn In de laatste week van mei 1988 bracht opnieuw een CPN-delegatie een bezoek van enkele dagen aan de DDR. De delegatie bestond uit partijvoorzitter Elli Izeboud, de partijbestuurders Edward Koen (Den Haag), Wemke Ketting-Jager (Delfzijl) en ik. In Oost-Berlijn waren de gesprekspartners Erich Honecker, Hermann Axen, Inge Lange en Günter Sieber (internationaal SED-secretaris). Er werd veel publiciteit gegeven aan dit bezoek, wat kennelijk te maken had met initiatieven, die in die periode vanuit de DDR-top werden genomen, om internationale discussies over de noodzaak over de totstandbrenging van atoomvrije zones in Europa te stimuleren. - 18 -