Voorbeeld adviesrapport voor bedrijven met loonsom tot ca. 750.000,- die nu op dit moment eigen risicodrager voor de regeling WGA zijn Veranderingen financiering WGA in 2017: wat betekent de samenvoeging van WGA-vast en -flex voor uw bedrijf? Als werkgever staat u voor een belangrijke afweging: kiest u voor een publieke verzekering of het eigenrisicodragerschap voor uw totale WGA-lasten voor vast en tijdelijk personeel? Aan dit keuze moment zijn een paar belangrijke wetswijzigingen vooraf gegaan: De Wet beperking ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid vangnetters (BeZaVa) in 2014 en de Wet verbetering hybride markt WGA in 2016. Voor een goed begrip daarom eerst een terugblik. Overheidskeuzes Sinds de jaren 90 voert de overheid een beleid gericht op het terugdringen van ziekteverzuim en het verminderen van de instroom in de arbeidsongeschiktheidsregelingen. O.a. door werkgevers en werknemers meer verantwoordelijkheid te geven en vooral door hen financieel te prikkelen. Elk bedrijf, groot of klein, is gedurende 104 weken financieel verantwoordelijk voor de eigen zieke werknemers. En komt de werknemer daarna in de wet WIA, dan is de grote en middelgrote werkgever nog eens 10 jaar financieel verantwoordelijk. In 2011 werd geconstateerd dat dit beleid vooral heeft gewerkt voor de werknemers in een vast dienstverband. Voor werknemers die bij ziekte geen werkgever (meer) hebben en dus in het Ziektewetvangnet komen, liggen het langdurig ziekteverzuim en de instroom in de Wet WIA nog onverminderd op een hoog niveau. De wet BeZaVa moest daar verandering in brengen. Werkgevers ook financieel verantwoordelijk voor de flex-werknemers (BeZaVa) De invoering van de wet BeZaVa betekende dat middelgrote en grote ondernemingen per 1 januari 2014 individueel financieel verantwoordelijk werden voor zieke flex-medewerkers. Op dat moment kwamen er naast de WGA-vast premie voor WGA-instroom vanuit vaste dienstbetrekkingen, twee nieuwe premies bij: de WGA-flex en ZW-flex voor instroom vanuit flexibele dienstbetrekkingen. In 2014, 2015 en 2016 bestaat de gedifferentieerde premie Werkhervattingskas (Whk) daardoor uit drie onderdelen: Gedifferentieerde premie WGA-vast (voor vaste dienstbetrekkingen) Gedifferentieerde premie WGA-flex (voor flexibele dienstbetrekkingen) Gedifferentieerde premie ZW-flex (voor flexibele dienstbetrekkingen)
De flexgroep betreft de werknemers die instromen vanuit flexibele dienstbetrekkingen. Werkgevers betalen een hogere gedifferentieerde premie ZW-flex als een werknemer in het Ziektewetvangnet komt. Ook geldt een hogere gedifferentieerde premie WGA-flex als deze vangnetter in de WGA komt. Sinds 2007 geldt er al een gedifferentieerde premie voor de WGA-vast voor WGA-instroom vanuit vaste dienstbetrekkingen. Als een werkgever eigenrisicodrager is voor de WGA, is de gedifferentieerde premie WGA-vast niet van toepassing oftewel nihil. Is een bedrijf eigenrisicodrager voor de Ziektewet, dan geldt dat de gedifferentieerde premie ZW-flex nihil is. De gedifferentieerde premie WGA-flex dient in 2016 verplicht betaald te worden, ook door de eigenrisicodragers WGA. Vanaf 2017 worden WGA-flex en WGA-vast in een WGA-totaalpremie samengevoegd. Indeling werkgevers: klein, middelgroot en groot Voor kleine bedrijven geldt er sinds 2014 een sectorale gedifferentieerde premie, ze worden dus afgerekend op het risico van de totale sector. Waar liggen de grenzen tussen klein, middelgroot en groot? Kleine werkgevers (met een loonsom die gelijk of minder is dan 10 keer het gemiddelde premieplichtige loon per werknemer) betalen een premie op sectorniveau. Zij krijgen dus geen individuele toerekening van de eigen schade. Kleine bedrijven zijn bedrijven die in 2014 een loonsom kleiner of gelijk hadden aan 319.000,-. Middelgrote werkgevers (met een loonsom van meer dan 10 en gelijk of minder dan 100 keer het gemiddelde premieplichtige loon per werknemer) betalen een gewogen gemiddelde van sectorpremie en individuele premie. Hoe groter het bedrijf, hoe groter de individuele toerekening. De grens middelgroot ligt voor 2016 tussen 319.000,- tot en met 3.190.000,- (kijkend naar de premieplichtige loonsom van 2014). Grote werkgevers (meer dan 100 keer het gemiddelde premieplichtige loon per werknemer) betalen een premie op individueel niveau. Grote bedrijven zijn bedrijven met premieplichtig loon > 3.190.000,-.
De grote verandering is dat in 2017 de WGA-flexgroep samengevoegd wordt met de WGA-vast groep in één totaal WGA-risico (=WGA totaal). Daarmee vallen flex-werknemers ook onder het eigenrisicodragerschap voor de WGA. Tenminste, de flexwerkers die ziek worden na 1 januari 2017. Verder is een wijziging van het financieringsstelsel doorgevoerd, waarmee de marktverhoudingen tussen privaat en publiek beter in balans zijn. Deze wijziging is vormgegeven in de Wet verbetering hybride markt WGA. Wet verbetering hybride markt WGA De financieringsstelsels van het UWV en de private verzekeraar worden met de Wet verbetering hybride markt meer met elkaar in balans gebracht. Verzekeraars konden de concurrentie niet aan met het UWV, omdat bedrijven die bij hen de schade achterlieten voor een minimumpremie terug konden keren naar het UWV. De wetswijziging regelt dat bedrijven die na 1 juli 2015 van privaat naar publiek overstappen vanaf 2017 niet meer worden ingedeeld in de minimumpremie, maar worden afgerekend op de eigen historische cijfers. Verder geldt dat een bedrijf dat terugkeert naar het UWV tenminste drie jaar bij het UWV moet blijven. Een ander belangrijk verschil is dat bedrijven die juist over willen gaan van publiek naar privaat, vanaf 2017 niet meer te maken krijgen met inlooprisico s: zij kunnen hun risico s als staartlast bij het UWV achterlaten. Dit was al het geval voor de flex-risico s van de WGA maar wordt dus ook van toepassing voor WGA-vast. Bedrijven hoeven dit niet meer af te financieren met inloopkoopsommen of premieopslagen. Deze laatste maatregel is vooral gunstig voor bedrijven die niet eerder eigenrisicodrager voor de WGA waren geworden. Bij een overgang naar het private stelsel mogen bedrijven alle lopende schades bij het UWV achterlaten.
Eerbiedigende werking: situatie 1 juli 2015 is bepalend Alle bedrijven die op of voor 1 juli 2015 eigenrisicodrager WGA zijn geworden en daarvoor nog forse koopsommen hebben betaald, die krijgen die niet terug! De situatie zoals die geldt op 1 juli 2015 blijft van kracht. Dus bedrijven die reeds eigenrisicodrager zijn en dit hebben afgefinancierd met koopsommen en/of premieopslagen moeten die blijven betalen! Alle bedrijven die al voor 1 juli 2015 van privaat naar publiek zijn teruggegaan houden nog de voordelen. Ze hebben tenminste vier jaar lang een minimumpremie, maar daarna ook nog een zeer geleidelijk stijgende premie.
Wat betekent deze wijziging voor uw situatie? Niets doen is teruggaan naar UWV U bent op dit moment eigenrisicodrager voor de regeling WGA. Wilt u eigenrisicodrager voor de WGA blijven, dan zal er een nieuwe garantieverklaring nodig zijn per 31 december 2016 die door de verzekeraar bij de Belastingdienst ingeleverd moet worden. Ontvangt de Belastingdienst geen nieuwe garantieverklaring, dan gaat u automatisch voor een periode van 3 jaar terug naar het UWV. U betaalt dan afhankelijk van uw loonsom voornamelijk een sectorale gedifferentieerde WGA-premie (= beschikking Werkhervattingskas) aan de Belastingdienst. Deze premies liggen veelal lager ten opzichte van hetgeen u bij de private verzekeraar betaalt. De nieuwe premie is bekend op 1 september 2017. Het UWV begeleidt ook de re-integratie van eventuele toekomstige WGAinstromers. Als u niets doet, gaat u automatisch terug naar het publieke bestel per 1 januari 2017. Het nadeel is dat de Belastingdienst dit ergens in 2017 zal verwerken en u een nacorrectie gaat sturen met het bericht dat de achterstallige betaling direct voldaan moet worden. Terug naar UWV en geen nacorrectie ontvangen? Wilt u wel terug naar het UWV en voorkomen dat u een nacorrectie krijgt, dan kunt u beter zelf voor 1 oktober aangeven het eigenrisicodragerschap WGA weer te willen beëindigen. Bij het versturen van de premiebrieven (beschikking Werkhervattingskas, ca. eind november) weet de Belastingdienst dat u bij het UWV in het publieke bestel zit en kunnen ze direct de juiste premiebrief versturen. Deze brief zit als bijlage bij deze voorlichting. Keuze om eigenrisicodrager WGA te blijven: let op re-integratieverplichting Wilt u wel eigenrisicodrager voor de WGA blijven, dan is het goed u te realiseren dat u ook de reintegratie gedurende de eerste 10 WGA-jaren dient te financieren. De private verzekeraar vergoedt veelal wel de uitkeringskosten aan u, maar de re-integratiekosten kunnen wel voor uw rekening blijven. Zeker als de private verzekeraar zelf geen financieel belang heeft bij de re-integratie. Er zijn private verzekeraars die als voorwaarde voor het eigenrisicodragerschap WGA stellen dat u ook eigenrisicodrager voor de Ziektewet dient te worden. Veelal nog niet in het jaar 2017, maar wel in het jaar 2018. Wilt u gedurende 12 jaar de re-integratieverantwoordelijkheid dragen voor uw (ex)- werknemer (2 jaar Ziektewet en 10 jaar WGA)? Bij het UWV geeft u deze verantwoordelijk terug aan het UWV. Dit is voor kleinere organisaties een belangrijke reden om terug te keren naar het UWV en dit ook aan te geven voor 1 oktober 2016 bij de Belastingdienst. Er zijn ook organisaties die de re-integratie van hun (ex)-werknemers willen blijven volgen en daarom juist kiezen voor het WGA-eigenrisicodragerschap. De private verzekeraars zijn qua premiestelling veelal iets duurder, maar geven wel aan de re-integratie beter op orde te hebben.
Wilt u eigenrisicodrager blijven, dan kunt u het prolongatievoorstel van de private verzekeraar accepteren. Een optie is om te proberen om offertes bij een andere verzekeraar te krijgen. We wijzen u er wel op dat er dan veel informatie geïnventariseerd dient te worden. We zijn uiteraard bereid om u te helpen. De kosten van het adviestraject met analyse bedragen.,- ex btw. Advies Bij de keuze voor het eigenrisicodragerschap kiest u voor private uitvoering met een eigen reintegratieverantwoordelijkheid. De private verzekeraars helpen hierbij of besteden dit weer aan samenwerkingspartijen uit. Het UWV heeft veel achterstanden, ook met de re-integratietrajecten. Er zijn werkgevers die juist vanuit het argument goed werkgeverschap voor de private lijn kiezen, zelfs als dit meer geld kost. Ze willen dan de werknemers zelf blijven begeleiden en daarmee voorkomen dat de werknemer afhankelijk wordt van de re-integratie-inspanningen van het UWV. Andere werkgevers kiezen er juist voor om voor een periode van drie jaar terug te gaan naar het UWV omdat ze juist deze re-integratieverplichtingen niet willen en omdat de sectorale tarieven bij het UWV veelal lager liggen dan de private verzekeringspremies. Mocht u hiervoor kiezen, dan kijken we graag over drie jaar opnieuw hoe de premieverhoudingen liggen en naar de stand van zaken wat betreft re-integratie en verschillen tussen private en publieke uitvoering. Kortom, uw organisatie dient de afweging te maken tussen private en publieke uitvoering. Hoe dan ook is de keuze voor het WGA-eigenrisicodragerschap voor de kleine en middelgrote bedrijven tot ca. 750.000 loonsom niet meer te maken op premie-argumenten. Het UWV zal in veel situaties goedkoper zijn. Bij de afweging gaat het meer om de vraag aan wie u de re-integratiedienstverlening toevertrouwt. In de private uitvoering is er voor de werknemers meer mogelijk, maar de kosten en de coördinatie daarvan blijven een verantwoordelijkheid voor de eigenrisicodrager gedurende 10 jaar. Een maatwerkanalyse is nodig voor ondernemingen net een loonsom van meer dan 750.000. Heeft uw organisatie een snel stijgende loonsom of te maken met een fusie, neemt u dan contact met ons op voor een maatwerkanalyse.