Gegevenscatalogus Basisregistratie Ondergrond (BRO) Algemene catalogus



Vergelijkbare documenten
Basisregistratie Ondergrond (BRO)

Basisregistratie Ondergrond (BRO)

Basisregistratie Ondergrond

Basisregistratie Ondergrond

Basis Registratie Ondergrond (BRO) Stand van zaken Giesbeek 29 september 2011 Hans van der Meij

Basisregistratie Ondergrond (BRO) Catalogus

Basisregistratie ondergrond (BRO) Uitgiftehandboek

Basisregistratie Ondergrond (BRO) Van Peilbuis Tot Portal (VPTP) Hans van der Meij. Geologische Dienst Nederland, TNO

Basisregistratie ondergrond (BRO) Innamehandboek

BRO & Coördinaten Referentiestelsels Rico Tönis

Gegevenscatalogus Basisregistratie Ondergrond (BRO) Deelcatalogus GEOTECHNISCHE SONDERINGEN

De BRO, hoe komen we daar?

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Basisregistratie Ondergrond (BRO) Catalogus

Basis Registratie Ondergrond (BRO) & DINO

Basisregistratie ondergrond (BRO) Uitgiftehandboek

Ministerie van Infrastructuur en Milieu. Advies concept wetsvoorstel Basisregistratie Ondergrond. Geachte,

Informatieobjecten zijn systematisch beschreven

Basisregistratie Ondergrond, BRO

Nieuwegein. Datum 2 oktober 2014 Portefeuillehouder J.A.N. Gadella

CONTRACTMANAGEMENT VAN WET NAAR CONTRACT

Basisregistratie ondergrond (BRO) Innamehandboek

BRO Basisregistratie Ondergrond

Basisregistratie Ondergrond

TECHNISCH MANAGEMENT

Basisregistratie Ondergrond (BRO) Een handreiking voor conversie

Start BRO-systeem Grondwatermonitoringput per 4 juli 2017

BRO DOOR EEN GIS BRIL BEKEKEN. Luc de Horde Adviseur/architect Geo-informatie Koen Rutten Specialist Geo-informatie

I nspectierapportage Wet basisregistraties adressen en gebouwen. Gemeente Lelystad. 20 januari 2014

Regelgeving ten aanzien van de verstrekking en het beheer van geofysische gegevens verkregen in het kader van mijnbouwkundige activiteiten

Herinspectierapportage Wet basisregistraties adressen en gebouwen

Basisregistratie Ondergrond, BRO

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

En aantal maanden geleden heb ik aangegeven iets te gaan vertellen over plaatsbepaling.

CONCEPT Pagina 1 van 48

Basisregistratie Ondergrond (BRO)

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Gebruikershandleiding Digimelding BALI - HR

voor het onttrekken van grondwater op de locatie Eerste Helmersstraat 130 in Amsterdam.

Gebruikershandleiding Digimelding voor bronhouders BAG

Basisregistratie Ondergrond (BRO) Catalogus

BRO Architectuur. Versienummer 0.8. Datum 27 februari 2013 Status Concept. Disclaimer

Registratie van boringen.

BAG Beheerauditrapportage

Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. BRO: De gebruiker centraal, te beginnen bij het ontwerp

Toelichting catalogus Template basisregistraties

Gelet op de artikelen 3.1 en 3.2 van de Wet basisregistratie personen wordt op dit verzoek als volgt besloten.

Inspectierapportage Wet basisregistraties adressen en gebouwen

Veelgestelde vragen en antwoorden over de Basisregistratie Ondergrond, BRO

N IVO. Inspectierapportage BAG-beheer Gemeente Borne

Modellering geplande (geometrie)wijzingen binnen het informatiemodel RSGB.

Inspectierapportage Wet basisregistraties adressen en gebouwen. Gemeente Valkenswaard. 25 februari 2014

Herinspectierapportage Wet basisregistraties adressen en gebouwen

Notitie bijvangst koolwaterstoffen bij aardwarmte

Metamodel M(etamodel) I(nformatiemodellen) G(emeenten)

Aandachtspunten en vragen en antwoorden LO Aandachtspunten met betrekking tot nationaliteitsgegevens

N IVO. Inspectierapportage BAG-beheer Gemeente GeldropMierlo

Eigendom bijvangst koolwaterstoffen bij aardwarmte

Modelonzekerheid in GeoTOP

Controleprotocol Basisregistratie Kadaster

Functionele en technische meldingen

T.a.v. de vastlegging van authenticiteit in BGT / IMGeo zijn de volgende kanttekeningen te plaatsen:

Basisregistratie Ondergrond (BRO) Handleiding voor innameloket Geotechnisch Sondeeronderzoek. Datum 4 juli 2017 Status Versie 1.0

Algemene regels bij de keur van Wetterskip Fryslân. Algemene bepalingen en voorschriften voor onttrekkingen van grondwater uit de bodem

Basisregistratie Ondergrond (BRO) Uitgiftehandboek

Inspectierapportage Wet basisregistraties adressen en gebouwen

Her-inspectierapportage Wet basisregistraties adressen en gebouwen

Catalogus basisregistraties adressen en gebouwen. Versie 2009

ANTWOORD. Norm antwoorden. Ja, 98% Nee maar Ja, Nee maar Ja, 98% 98% in maximaal 2 werkdagen. Nee maar Ja, 98% Nee maar Ja, 90% Nee maar Ja, 90%

Handreiking uniforme gegevenslevering Stelselcatalogus 2.0

Update Basisregistratie Ondergrond BRO

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Producten- en Dienstencatalogus BAG Verstrekkingen. Bijlage A - Verklarende woordenlijst

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Processen en juridische aspecten LV WOZ

Afdeling Geotechniek

0.1 LVBAG Bevragen Productbeschrijving. versie 1.0. Datum. 10 augustus Document versie. 1.0 ConceptICT Services Keten RZDirectie IT

Certificate Policy Bedrijfstestomgeving ZOVAR

Bent u klaar voor de overgang van DINO naar BRO?

B en W-nummer ; besluit d.d Onderwerp Inspectie BAG-beheer oktober 2014

Geo3DModelService (technische documentatie)

Inschrijving RBB-AWARD 2018

Afdeling Geotechniek. Rapport geotechnisch bodemonderzoek. Opdrachtnummer : Plaats Locatie

N IVO. Inspectierapportage BAG-beheer Gemeente Dronten

Voor het onttrekken van grondwater tijdens funderingsherstel ter hoogte van De Lairessestraat 15 in Amsterdam.


Geo-objectencatalogus Transfersysteem & Communicatiesysteem & Draagsysteem

c) CAMERABEWAKING TEN OVERSTAAN VAN PERSONEN DIE WERKZAAM ZIJN OP EEN BEWAAKTE ARBEIDSPLAATS (al dan niet onderworpen aan CAO 68)

HOEBERT HULSHOF & ROEST

Werkelijkheid. Vindbaar maken. vastleggen

Lekdetectie bij bouwkuipen (damwanden en waterkerende bodems)

Afdeling Geotechniek

RD naar ETRS89. Wat betekent het en waarom zouden we het willen of moeten?

Gelet op de artikelen 3.1 en 3.2 van de Wet basisregistratie personen wordt op dit verzoek als volgt besloten. Artikel 1

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Handreiking Ruimtelijke referentie systemen

Voorwaarden Digilevering

Besluit tot wijziging van de Nadere voorschriften controleen overige standaarden Vastgesteld 18 december 2008

Kadaster Materiebeleid GEO. Handleiding kadastrale metingen met GPS. Aanvullingen op de HTW Materiebeleid GEO / PPB. Versie.

Basisregistratie Ondergrond, BRO

Transcriptie:

Gegevenscatalogus Basisregistratie Ondergrond (BRO) Algemene catalogus

Gegevenscatalogus Basisregistratie Ondergrond (BRO) Algemene Catalogus Datum 30 augustus 2012 Status Concept

Colofon Bestuurskern Dir. Ruimtelijke Ontwikkeling Plesmanweg 1-6 Den Haag Contactpersoon D.W. van Barneveld Senior Beleidsmedewerker T 070-4561630 M +31(0)6-25094586 dirk.van.barneveld@minienm.nl Versie 0.2.3 Opdrachtgever Opdrachtgever Auteur TNO Geologische Dienst Nederland Projectnummer Projectnummer Pagina 2 van 46

Inhoudsopgave Colofon 2 1 Inleiding 8 1.1 Algemene principes 8 1.1.1 Nauwkeurigheid en significante waarden 8 1.1.2 Authentiek gegeven 10 1.1.3 Authenticiteit en kardinaliteit 10 1.1.4 Kardinaliteit 12 1.1.5 Mutaties in het verleden 12 1.1.6 Versies van objectgegevens 12 1.1.7 Formele en materiële historie 13 1.1.8 Continentaal plat 13 1.1.9 Referentiestelsels 14 1.1.10 Gegevens op land en op zee 16 1.1.11 Verticale positie 16 1.2 Versiehistorie 18 1.3 Contactinformatie 19 2 Algemene opmerkingen over semantiek 20 3 Datatypen 21 3.1 Verkenningen 21 3.1.1 Geotechnische sondering 21 3.1.2 Geo-elektrische verkenning 22 3.1.3 Seismische opname 22 3.1.4 Boormonsterprofiel 22 3.1.5 Boormonsteronderzoek 22 3.1.6 Boormonsterfoto 22 3.1.7 Boorgatmeetgegevens 22 3.1.8 Bodemkundige profielopname 22 3.1.9 Profielmonsteronderzoek 23 3.2 Gebruiksrechten 23 3.2.1 Mijnbouwwetvergunning 23 3.2.2 Waterwetvergunning 23 3.3 Infrastructuur 24 3.3.1 Boorgat mijnbouwwet 24 3.3.2 Put grondwaterkwantiteit 24 3.3.3 Put grondwaterkwaliteit 25 3.3.4 Put mijnbouwwet 25 3.3.5 Meetnet grondwatermonitoring 25 3.3.6 Meetnet bodemkwaliteit 25 3.3.7 Meetnet bosbodemkwaliteit 25 3.4 Modellen 25 3.4.1 Geomorfologische en bodemkundige modellen 26 3.4.2 Geologische en hydrogeologische modellen 26 4 Beschrijving van de generieke entiteiten en attributen 27 4.1 BRO-registratieobject 27 4.1.1 BRO-ID 27 4.1.2 Bronhouder 27 4.1.3 ObjectIdBronhouder 27 Pagina 3 van 46

4.1.4 Kader aanlevering 28 4.1.5 Registratietijdstip 28 4.1.6 Tijdstip laatste mutatie 28 4.2 Positie 30 4.2.1 Locatie 30 4.2.2 Coördinaatstelsel 30 4.2.3 Permanent verticaal referentievlak 30 4.2.4 Lokaal verticaal referentiepunt 31 4.2.5 Verticale verschuiving 31 4.3 Georeferentieproces 31 4.3.1 Methode plaatsbepaling 31 4.3.2 Tijdstip plaatsbepaling 32 4.3.3 Nauwkeurigheid plaatsbepaling 32 4.3.4 Uitvoerder plaatsbepaling 32 4.4 Verticale referentiebepalingsproces 33 4.4.1 Methode verticale referentiebepaling 33 4.4.2 Tijdstip verticale referentiebepaling 33 4.4.3 Nauwkeurigheid verticale referentiebepaling 34 4.4.4 Uitvoerder verticale referentiebepaling 34 4.5 Overige generieke attributen 35 4.5.1 Einddiepte 35 4.5.2 Trajectlengte 35 4.5.3 Starttijd meten 35 5 Domeinen 36 5.1 Bedrijf 36 5.2 Coördinaatstelsel 36 5.3 Datum 36 5.4 DatumTijd 37 5.5 Indicatie 38 5.6 KaderAanlevering 38 5.7 LokaalVerticaalOppervlak 38 5.8 MethodePlaatsbepaling 39 5.9 MethodeVerticaleReferentiebepaling 39 5.10 Objectnummering(samengesteld) 40 5.11 Objecttype 41 5.12 OnvolledigeDatum 42 5.13 OnvolledigeDatumTijd 42 5.14 PermanentVerticaalReferentievlak 43 6 Begrippenlijst 45 Pagina 4 van 46

Leeswijzer Algemene BRO-catalogus en specifieke deelcatalogi Er zijn 20 datatypen onderkend om opgenomen te worden in de Basisregistratie Ondergrond (BRO). Voor de meeste van deze datatypen zullen relatief veel attributen in de BRO worden opgenomen. Om overlap zoveel mogelijk te voorkomen, is er een algemeen deel van de BROcatalogus gemaakt en worden daarnaast specifieke deelcatalogi gemaakt. De algemene BRO-catalogus bevat definities van de verschillende categorieën objecten, alsmede toelichtingen, attributen en domeindefinities die algemeen geldig zijn binnen de hele BRO. Er is sprake van algemeen geldig wanneer hetzelfde attribuut of domein voorkomt bij meerdere objecttypen. De specifieke deelcatalogi bevatten toelichtingen, definities en beschrijvingen die specifiek zijn voor een bepaald datatype. Voor attributen en domeinen is in een specifieke deelcatalogus altijd expliciet aangegeven welke definitie geldt, hetzij door een verwijzing naar de algemene catalogus op te nemen hetzij door het opnemen van een specifieke definitie. De algemene BRO-catalogus en de specifieke deelcatalogi zijn opgesteld volgens het stramien zoals is dat is voorgeschreven voor een basisregistratie binnen het stelsel van basisregistraties. Het voorliggende document is het algemene deel van de BRO-catalogus. Inhoud algemene catalogus Hoofdstuk 1geeft een toelichting op de wijze waarop de BRO omgaat met een aantal aspecten, zoals bijvoorbeeld de vastlegging van een locatie en nauwkeurigheid in de BRO. Hoofdstuk 2 geeft semantische informatie die geldig is voor alle datatypen in de BRO. Hoofdstuk 3 geeft definities van de categorieën en subcategorieën. In de BRO worden vier categorieën datatypen onderscheiden: verkenningen, modellen, infrastructuur en gebruiksrechten. De datatypen die per subcategorie in de BRO zijn opgenomen, zijn in de deelcatalogi uitgewerkt. Hoofdstuk 4 beschrijft de entiteiten en attributen voor zover deze generiek zijn voor de BRO. Hoofdstuk 5 beschrijft de domeinen voor zover deze generiek zijn voor de BRO. Beschrijving objecttype, entiteiten en attributen Objecttypen zijn vastgelegd in de deelcatalogus die over het betreffende objecttype gaat. Pagina 5 van 46

Per entiteit is de volgende informatie vastgelegd: Naam entiteit Kardinaliteit De naam van de entiteit. Formele definitie van de entiteit. Een aanduiding of een entiteit verplicht aanwezig moet zijn en of er één of mogelijk meer van kunnen zijn: 0-1: entiteit komt nul of één keer voor 1-1: entiteit komt altijd precies één keer voor 0-N: entiteit komt nul, één of meer keer voor 1-N: entiteit komt één of meer keer voor Aanduiding of de entiteit authentieke gegevens omvat. die van toepassing zijn op de entiteit. Een toelichtende tekst. Indien bepaalde velden (bijvoorbeeld bij toelichting) niet ingevuld zijn, is de betreffende informatie niet relevant. Bij elk attribuut is een beschrijving opgenomen met daarin de volgende informatie: Naam attribuut Domein Kardinaliteit De naam van het attribuut. De definitie van het attribuut. De waarden of het gegevensbereik dat het attribuut kan hebben. Als hier een naam is opgenomen, is dat een verwijzing naar het betreffende domein. Het domein is opgenomen in hoofdstuk 5. Een aanduiding of een attribuut verplicht aanwezig moet zijn en of er één of mogelijk meer van kunnen zijn: 0-1: attribuut heeft nul of één waarde 1-1: attribuut heeft altijd precies één waarde 0-N: attribuut heeft nul, één of meer waarden 1-N: attribuut heeft één of meer waarden Aanduiding of een attribuut een authentiek gegeven betreft en zo ja, of het een authentiek gegeven uit de BRO betreft dan wel een authentiek gegeven uit een andere basisregistratie. Een gegeven is authentiek als dat bij of krachtens de wet als authentiek is aangemerkt. die van toepassing zijn op het attribuut. Aanvulling op de definitie met eventuele extra informatie over het attribuut. Indien bepaalde velden (bijvoorbeeld bij toelichting) niet ingevuld zijn, is de betreffende informatie niet relevant. Pagina 6 van 46

Pagina 7 van 46

1 Inleiding 1.1 Algemene principes Om te komen tot duurzaam gebruik en beheer van de ondergrond is een goede informatievoorziening een randvoorwaarde. Gebruikers hebben in dat kader behoefte eenduidige en betrouwbare informatie. In die behoeften moet worden voorzien door de Basisregistratie Ondergrond (BRO). De BRO maakt deel uit van het stelsel van basisregistraties dat in Nederland wordt opgezet. In dit stelsel wordt een aantal expliciet benoemde gegevenstypen door daartoe benoemde registratiebeheerders in een aantal basisregistraties bijgehouden. De gegevens in de verschillende basisregistraties zijn vastgelegd in de stelselcatalogus. De Basisregistratie Ondergrond (BRO) bevat gegevens over de Nederlandse ondergrond en de ondergrond van het continentaal plat betreffende Verkenningen, Modellen, Infrastructuur en Gebruiksrechten. Indien een bestuursorgaan bij de vervulling van zijn publiekrechtelijke taak een gegeven nodig heeft dat krachtens de wet-bro als authentiek gegeven in de registratie ondergrond beschikbaar is, gebruikt het bestuursorgaan dat authentieke gegeven.. De Basisregistratie Ondergrond maakt onderscheid tussen het Brondocumenten Register (BDR) en de Registratie (zie figuur 1). Het BDR bevat alle brondocumenten met (meta-)informatie. De Registratie bevat de gegevens die aan de afnemers geleverd worden. In de BRO-catalogus zijn definities opgenomen van de gegevens die deel uitmaken van de Registratie. Voor de transparantie zijn in de BRO-catalogus tevens definities opgenomen van enkele gegevens, die door bronhouders worden aangeleverd, maar die geen deel uitmaken van de Registratie. Deze gegevens zijn wel opgenomen in het BDR. Van deze gegevens is de beschrijving cursief weergegeven en is in de toelichting expliciet vermeld, dat deze geen deel uitmaken van de Registratie. Deze gegevens worden gebruikt in de communicatie met bronhouders en worden niet geleverd aan afnemers van de BRO. Figuur 1 1.1.1 Nauwkeurigheid en significante waarden Bij het aanleveren en gebruik van attributen met een numerieke waarde, bijvoorbeeld een boordiepte = 230 m of sondediameter = 45 mm, is het Pagina 8 van 46

noodzakelijk aan te geven met welke nauwkeurigheid deze gegevens zijn opgenomen. Het begrip nauwkeurigheid laat zich in deze context het best omschrijven als de mate van overeenstemming van een gemeten of berekende waarde met zijn daadwerkelijke waarde. Deze omschrijving veronderstelt dat in een meetproces waarin voor het betreffende gegeven de meetwaarde wordt bepaald, het mogelijk is de werkelijke waarde te kennen. Immers kan dan pas de graad van overeenstemming worden bepaald. In de meeste meetprocessen is dit uiteraard niet mogelijk en kan de afwijking van de werkelijke waarde slechts via een calibratie- of statistisch proces worden verkregen. Het meten zelf geeft dus niet alleen één van de mogelijke realisaties van die meetwaarde maar ook informatie over spreiding of nauwkeurigheidsmarge rond de opgegeven meetwaarde. Symbolisch kan dit worden weergegeven met de volgende relatie: meetwaarde X heeft een spreiding van ±ΔX. Bij een aantal attributen in de BRO is informatie over de nauwkeurigheid opgenomen. Dat is op twee manieren gebeurd: Bij sommige attributen geeft de bronhouder zelf een nauwkeurigheid op. Deze door de bronhouder opgegeven nauwkeurigheid is in de BRO als een apart attribuut geregistreerd. Daar waar de waarnemingen een spreiding volgens een normaalverdeling hebben, moet de door de bronhouder aangeleverde nauwkeurigheid (±ΔX) zodanig zijn dat er een 95,4% waarschijnlijkheid is dat het bijbehorende gegeven binnen de opgegeven nauwkeurigheidsmarge valt. De 95,4 % komt overeen met twee keer de standaarddeviatie, waarbij we veronderstellen dat de spreiding netjes ligt rond de opgegeven meetwaarde. Bij andere attributen is door de BRO een maximale nauwkeurigheidsmarge voorgeschreven. Deze voorgeschreven nauwkeurigheid is in de BRO in de definitie bij het betreffende attribuut opgenomen. Een voorbeeld is de grondwaterstand bij sonderingen, waar voorgeschreven is dat deze een maximale afwijking van 10 centimeter mag hebben. Ook hier geldt dat de bronhouder er zorg voor moet dragen, dat er een 95,4% waarschijnlijkheid is dat het bijbehorende gegeven binnen de opgegeven nauwkeurigheidsmarge valt. Met de aanlevering van een numerieke waarde van een attribuut kan relatief simpel gebruik worden gemaakt van bovenstaande door het begrip significante getallen in de meetwaarde te introduceren. Significant wil hier dan zeggen, het aantal cijfers in de numerieke representatie van de meetwaarde dat, gelet op de nauwkeurigheid van de meetwaarde, nog statistisch verantwoord is te leveren of te gebruiken. Een voorbeeld maakt dit duidelijk: een levering kan een conusdiameter van 45,6 mm heeft 3 significante getallen, ook als we de levering van dit getal in meters opgeven: 0,0456 m. Het aantal significante cijfers is dus het aantal cijfers dat nog betekenisvol is. Het is regel dat we tevens veronderstellen dat de nauwkeurigheid van de meetwaarde wordt meegegeven in het getal, in het voorbeeld de meetwaarde van Pagina 9 van 46

de conusdiameter ligt met 95,4 % waarschijnlijkheid tussen 45,55 en 45, 65 mm. De nauwkeurigheid is hier dan 0,05 mm. 1.1.2 Authentiek gegeven In de wet is een aantal gegevens expliciet als authentiek aangeduid. Dit is in de algemene BRO-catalogus en de verschillende specifieke Catalogi nader uitgewerkt. Met de kwalificatie authentiek wordt tot uitdrukking gebracht dat: a. het gegeven in samenhang met andere gegevens door een groot aantal bestuursorganen in verschillende processen wordt gebruikt en derhalve bestemd is voor informatie-uitwisseling tussen bestuursorganen; b. de verantwoordelijkheid voor betrouwbaarheid van het gegeven eenduidig geregeld is; c. het gegeven onderworpen is aan intern en extern kwaliteitsonderzoek, en d. het gegeven zich leent voor verplicht gebruik door bestuursorganen en eenmalige verstrekking door burgers en bedrijven aan de overheid. Bestuursorganen zijn verplicht om bij gerede twijfel over de juistheid van een authentiek gegeven (of het ontbreken van zo n gegeven) daarvan melding te maken. Bij gegevens waar een nauwkeurigheidsmarge staat aangegeven geldt dat als de afnemer meent, dat een gegeven onjuist is, maar de (vermeende) waarde valt binnen de aangegeven nauwkeurigheidsmarge hierover niet hoeft te worden teruggemeld. 1.1.3 Authenticiteit en kardinaliteit Voor alle in de BRO opgenomen attributen is aangegeven of deze attributen authentiek zijn en of het een verplicht attribuut is (de kardinaliteit is dan 1-1 of 1- N). Voor authentieke gegevens in de BRO geldt voor overheidsinstellingen een verplicht gebruik. Daarmee lijkt er een discrepantie te bestaan als een attribuut authentiek is maar toch niet-verplicht (kardinaliteit 0-1 of 0-N): hoe kan het gebruik van een attribuut verplicht zijn als het mag ontbreken in de BRO? Dat is mogelijk doordat bijvoorbeeld een bepaald attribuut onder bepaalde omstandigheden niet gedefinieerd is (zo is bijvoorbeeld bij verticale metingen de hoek met de noordrichting niet gedefinieerd). Gezien de authenticiteit van het attribuut mag de afnemer er van uit gaan, dat als een authentiek attribuut <leeg> is, er een valide reden is dat deze <leeg> is. Als er wel een waarde is, moet deze ook aan de BRO zijn aangeleverd en moet deze zijn opgenomen. Als een afnemer gerede twijfel heeft of een authentiek terecht <leeg> is, kan en moet de afnemer daarop terugmelden. Bij authentieke niet-verplichte attributen zijn in de catalogus de voorwaarden aangegeven waaronder het attribuut <leeg> mag zijn. Een complicatie doet zich voor bij oude gegevens (die dateren van voor de invoering van de BRO): deze gegevens voldoen niet altijd aan de strenge criteria die de BRO hanteert, waardoor soms voor authentieke attributen geen waarde bekend is. Pagina 10 van 46

Bij de conversie van oude gegevens wordt daarom geaccepteerd dat een aantal authentieke attributen <leeg> kan zijn, terwijl daarvoor mogelijk in werkelijkheid wel een waarde is bepaald. Dit is bij de betreffende attributen bij de opgenomen regels vermeld. Bovenstaande levert de volgende mogelijke combinaties van authentiek en verplicht voor nieuwe gegevens en voor oude gegevens die uit conversie afkomstig zijn: Authentiek Verplicht Nieuwe gegevens Gegevens uit conversie Ja Ja Authentieke gegevens die in de BRO altijd aanwezig moeten zijn. Ja Nee Authentieke gegevens die <leeg> kunnen zijn. Nee Ja Komt in de registratie incidenteel voor bij attributen van nietverplichte entiteiten: als een niet-verplichte entiteit voorkomt, dan moeten sommige attributen verplicht een waarde hebben Nee Nee Niet-authentieke gegevens die een waarde kunnen hebben in de BRO. Deze moeten altijd aangeleverd worden en worden altijd opgenomen in de BRO. Er moet een valide reden zijn waarom het attribuut leeg is. De mogelijke valide redenen zijn opgenomen als regel bij het attribuut. Waarde mag ontbreken. Omdat de attributen verplicht zijn, moet er een waarde worden toegekend. Bij historische data kunnen gegevens van attributen ontbreken. Wanneer dit het geval is mag het attribuut leeg blijven wat automatisch betekent dat het onbekend is. In dit geval is het niet bekend of het attribuut naar de huidige BROmaatstaven mogelijk wel een waarde had moeten hebben. Ook deze mogelijke reden voor het ontbreken van een waarde is als regel opgenomen bij het attribuut. Waarde mag ontbreken. Pagina 11 van 46

1.1.4 Kardinaliteit Zowel bij entiteiten als bij attributen is de kardinaliteit aangegeven: 0-1 of 0-N betekent dat een entiteit of attribuut niet verplicht een waarde hoeft te hebben, terwijl 1-1 of 1-N betekent dat de entiteit of het attribuut wel verplicht een waarde moet hebben. Een attribuut is een eigenschap van een entiteit. Daardoor ontstaan vier mogelijke combinaties: Entiteit Attribuut verplicht verplicht De entiteit moet verplicht aanwezig zijn en het attribuut heeft verplicht een waarde. verplicht niet-verplicht De entiteit moet verplicht aanwezig zijn, maar het attribuut hoeft geen waarde te hebben. niet-verplicht verplicht De entiteit hoeft niet aanwezig te zijn, maar als de entiteit aanwezig is, moet het attribuut verplicht een waarde hebben. niet-verplicht niet-verplicht De entiteit hoeft niet aanwezig te zijn en het attribuut hoeft geen waarde te hebben. 1.1.5 Mutaties in het verleden Bij een aantal gegevens in de BRO is sprake van verschillende versies van een gegeven; voorbeeld is een grondwaterstand in een peilput waar met regelmaat nieuwe waarden worden toegevoegd. De meeste gegevens in de BRO veranderen niet, zoals de coördinaten van een booronderzoek. Uitzondering is als geconstateerd wordt dat er een onjuiste waarde was geregistreerd of als er een nauwkeuriger waarde wordt vastgesteld, zoals het geval kan zijn bij de coördinaten van een booronderzoek. In dat geval wordt het betreffende gegeven in de BRO overschreven en is de oude waarde van het attribuut niet meer direct beschikbaar voor de afnemers. Aan de tijdstip laatste mutatie is te zien dat er een mutatie heeft plaatsgevonden. In het Brondocumentenregister (BDR) worden alle in het register verwerkte documenten bewaard en is op aanvraag informatie beschikbaar over de wijzigingshistorie van alle gegevens in het register. 1.1.6 Versies van objectgegevens Zoals in de paragraaf hierboven is aangegeven wijzigt een aantal BROregistratieobjecten niet (met uitzonderingen voor correcties van onjuist ingevoerde gegevens). Sommige objecten of entiteiten kennen echter verschillende versies van gegevens: het gegeven verandert in de tijd (bijvoorbeeld bij grondwaterputten). In die gevallen dat een entiteit verschillende versies van gegevens kent is bij de entiteit een attribuut tijdstip begin geldigheid en een tijdstip einde geldigheid opgenomen. Pagina 12 van 46

In de tijdstip begin geldigheid wordt het tijdstip opgenomen waarop de betreffende versie van de entiteit geldig is geworden. Hierbij gaat het om de materiële historie: het tijdstip dat een attribuut van die entiteit in de werkelijkheid veranderd of ontstaan is. Als een attribuut van de entiteit wijzigt, wordt als tijdstip einde geldigheid van de actuele versie van de entiteit het tijdstip van de wijziging (in de fysieke werkelijkheid) opgenomen. Tegelijkertijd wordt een nieuwe versie van de gegevens opgevoerd in de BRO met een tijdstip begin geldigheid die identiek is aan de tijdstip einde geldigheid van de voorgaande versie. Zo ontstaat historie van de entiteit die naadloos aansluit. 1.1.7 Formele en materiële historie In andere basisregistraties wordt veelal bijgehouden of de basisregistratie formele en/of materiële historie kan leveren. Formele historie geeft aan wanneer en welke verandering in de administratie heeft plaatsgevonden. Materiële historie geeft aan wanneer en welke verandering is opgetreden in de werkelijkheid. Voor alle gegevens in de BRO geldt dat deze geregistreerd worden zodra deze aangeleverd zijn en wordt de registratietijdstip (op objectniveau) vastgelegd; dit betreft de formele historie. Deze formele historie wordt niet standaard geleverd aan afnemers, maar kan door de BRO op aanvraag altijd geleverd worden. Bij een aantal objectbeschrijvingen is tevens een datum+tijdstip opgenomen waarop het object of attribuut is ontstaan/gemeten in de werkelijkheid: de materiële historie. Het per attribuut of object bijhouden of de BRO van objecten/attributen de formele en/of materiële historie kan leveren wordt voor de BRO daarom niet zinvol geacht. 1.1.8 Continentaal plat In deze catalogus wordt meermalen gesproken over continentaal plat ; hiermee wordt in deze catalogus de Exclusief Economische Zone (EEZ) bedoeld. In de BRO-wetgeving is continentaal plat gedefinieerd als het continentaal plat als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, van de Mijnbouwwet. In het betreffende artikel van de Mijnbouwwet staat: continentaal plat: het onder de Noordzee gelegen deel van de zeebodem en de ondergrond daarvan, waarop het Koninkrijk soevereine rechten heeft en hetwelk is gelegen aan de zeezijde van.. Daar waar in deze catalogus gesproken wordt over het continentaal plat wordt dan ook het continentaal plat in bovenstaande zin bedoeld. Pagina 13 van 46

1.1.9 Referentiestelsels Ieder BRO-registratieobject heeft een positie, die vastlegt waar het object zich bevindt in de driedimensionale ruimte. Deze positie bestaat uit een horizontale en een verticale component, die afzonderlijk worden geregistreerd. De locatie is een (tweedimensionale) plaats of gebied op de aarde waar het BROregistratieobject is uitgevoerd (verkenningen), van toepassing is (modellen), zich bevindt (infrastructuur) of waar het object geldig is (gebruiksrecht). Deze locatie kan een punt, lijn of vlak zijn en wordt vastgelegd in coördinaten in een horizontaal referentiestelsel. De verticale positie, veelal een hoogte of diepte, wordt opgegeven in een verticaal referentiestelsel Bij het opzetten van de BRO is een keus gemaakt hoe omgegaan wordt met de registratie van zowel de horizontale als de verticale positie van gegevens. De overwegingen die hierbij hebben meegespeeld zijn in onderstaand kader weergegeven. Een complicatie die zich bij de BRO voordoet ten opzichte van de meeste andere basisregistraties, is dat zowel gegevens op land als op zee geregistreerd worden. De in het kader genoemde overwegingen hebben geleid tot een drietal spelregels: Gegevens mogen in een beperkt aantal referentiestelsels (zowel horizontaal als verticaal) worden aangeleverd. Locatiegegevens respectievelijk hoogtegegevens worden altijd tenminste in ETRS89 (coördinaten) respectievelijk EVRF2000/LATnnnn (verticale referentie; respectievelijk op land en op zee) opgeslagen in de BRO. Coördinaten in de BRO worden in één van drie mogelijke referentiestelsels uitgeleverd aan de afnemer; de afnemer kiest in welk coördinaatstelsel geleverd wordt. Verticale referentie in de BRO wordt in één van drie mogelijke referentiestelsels uitgeleverd aan de afnemer; de afnemer kiest in welk referentiestelsel geleverd wordt. Onderstaande matrix voor aanlevering/opslag/afname illustreert de opties voor horizontale en verticale referenties: Aanleveri ng Coördinaatstelsels waarin bronhouders gegevens kunnen aanleveren ETRS89 RD (land) ED50 1 /geografisch WGS84/UTM31 1 ED50 wordt alleen gebruikt in het kader van de Mijnbouwwet. Een transformatie naar ETRS89/WGS84 heeft niet alleen gevolgen voor de coördinaten van een punt, maar ook voor de lengte en richting van een lijn, en voor de oppervlakte van een gebied. Met name deze laatste is van belang voor de uitgifte en het beheer van vergunningen. Voor oppervlakteberekeningen en lengteberekeningen is het raadzaam gebruik te maken van de coördinaten in ED50. Pagina 14 van 46

Afname Verticale referentiestelsels waarin bronhouders gegevens kunnen aanleveren Coördinaatstelsels waarin de gegevens worden uitgeleverd aan afnemers Verticale referentiestelsels waarin de gegevens worden uitgeleverd aan afnemers EVRF2000 (land) NAP (land) LAT (zee) MSL (zee) ETRS89 RD (land) of in het stelsel waarin het door de bronhouder is aangeleverd (zie boven) EVRF2000 NAP LAT of in het stelsel waarin het door de bronhouder is aangeleverd (zie boven) Overwegingen bij de wijze waarop in de BRO wordt omgegaan met coördinaten en dieptes In de huidige praktijk wordt een aantal coördinaatstelsels (soms intensief) gebruikt, waarbij vooral verschillen bestaan tussen gebruik op land en op zee. Aansluiting in de kuststreken is daardoor niet altijd optimaal. Gebruik van een enkel coördinaatstelsel (ED50) vindt zijn grondslag in wetgeving (de Mijnbouwwet). Het eventueel niet (meer) ondersteunen van coördinaatstelsels kan impact hebben op bronhouders en afnemers. De BRO is een basisregistratie die bij grote voorkeur gebruik maakt van afgesproken standaarden. INSPIRE schrijft ETRS89 voor als Europese standaard. ETRS89 betreft een geografisch stelsel (latitude, longitude). Geprojecteerde varianten zijn onder andere ETRS89/UTM31 en ETRS89/UTM32; deze zijn eenduidig te berekenen uit ETRS89/geografisch (en vice versa). INSPIRE schrijft het EVRS (European Verticale Reference System) voor als verticaal referentiesysteem op land. Eén van de realisaties is het frame EVRF2000. Het NAP is in EVRS het datumvlak; de afwijking tussen EVRF2000 en NAP bedraagt minder dan 1 centimeter. INSPIRE heeft voor verticale referentiereferentie op zee een voorkeur uitgesproken voor het gebruik van LAT (Lowest Astronomical Tide). Het ondersteunen van meerdere horizontale of van meerdere verticale coördinaatstelsels is arbeidsintensief en moet zo mogelijk beperkt gehouden worden. Het Raamwerk van Geo-standaarden schrijft anno 2010/2011 nog voor dat de referenties RD en NAP verplicht moeten worden uitgeleverd. Pagina 15 van 46

Op basis van bovenstaande overwegingen kiest de BRO voor de beschreven wijze van omgaan met coördinaten en verticale referenties. Op deze wijze wordt een toekomstgerichte keus gemaakt, die consistent is met internationale ontwikkelingen. Omdat het Raamwerk van Geo-standaarden vooralsnog het uitleveren in RD verplicht voorschrijft, worden coördinaten, voor zover het gegevens op land betreft, ook in RD beschikbaar gesteld. Mogelijk dat dit op termijn uitgefaseerd wordt. Omdat het Raamwerk van Geo-standaarden vooralsnog het uitleveren in NAP verplicht voorschrijft, worden verticale referenties ook in NAP beschikbaar gesteld. Mogelijk dat dit op termijn uitgefaseerd wordt. 1.1.10 Gegevens op land en op zee In voorgaande paragraaf wordt onderscheid gemaakt tussen gegevens op land en gegevens op zee. Als scheidingslijn tussen land en zee wordt de kustlijn gehanteerd,die wordt beheerd door de Dienst Hydrografie van het ministerie van Defensie. Hoe de BRO deze lijn kan afnemen moet nog nader worden bekeken. Voor de opslag en het uitleveren van gegevens zal de BRO de grenslijn land/zee strikt hanteren en gebruik maken van het op land/zee voorgeschreven stelsel/verticale referentiereferentie. < De tekst in deze paragraaf is voorlopig in afwachting van de ontwikkelingen omtrent deze kustlijn.> 1.1.11 Verticale positie Waarnemingen aan of in de ondergrond worden gedaan op een bepaalde diepte. nulpun t maaive ld lokaal verticaal referentiepunt (local vertical datum) verticale verschuiving +Z permanent verticaal referentievlak (permanent vertical datum) Figuur 3 Permanent verticaal referentievlak en lokaal verticaal referentiepunt. Pagina 16 van 46

(1) Diepte wordt in eerste instantie bepaald vanaf een lokaal verticaal referentiepunt. Het is vaak het aardoppervlak ter plaatse, maar het kan ook een vast punt zijn van een constructie, zoals de bovenkant van een peilbuis in een grondwaterput. Diepte impliceert een richting en de diepte wordt uitgedrukt als een positief getal in de richting van de zwaartekracht. Diepte kan gemeten zijn langs een verticale as ( true verticale depth ofwel de echt verticale diepte) of langs een pad met een (soms variërende) helling ten opzichte van die verticale as ( along hole depth ofwel de lengte langs het meettraject). Voor de werkelijke diepte van bijvoorbeeld een boorgat wordt in de BRO de term diepte gebruikt; voor de diepte gemeten langs het meettraject wordt in de BRO de term trajectlengte gebruikt. De trajectlengte is altijd gelijk aan of groter dan de diepte. Het is ook mogelijk de trajectlengte te voorzien van het datatype in kwestie, bijvoorbeeld boorgat-trajectlengte of sondeer-trajectlengte. Wanneer de diepte van een punt alleen wordt vastgelegd ten opzichte van een lokaal referentiepunt weten we nog niet waar dat punt zich precies bevindt in de ondergrond. Om de positie nauwkeuriger vast te leggen wordt een algemeen referentieniveau gebruikt. Dat is het permanent verticaal referentievlak dat in de voorgaande paragraaf is beschreven. Om de positie van het lokale referentiepunt ten opzichte van het permanent verticaal referentievlak vast te leggen wordt het begrip verticale verschuiving geïntroduceerd. De verticale verschuiving is de afstand in meters tussen het lokale referentiepunt en het permanent verticaal referentievlak; de waarde kan positief of negatief zijn. Als de waarde positief is, ligt het lokaal referentiepunt hoger dan het permanent verticaal referentievlak. Met behulp van deze verticale verschuiving kan gemeten diepte omgerekend worden naar een positie ten opzichte van het permanent verticaal referentievlak posit ie hoogte maaive ld lokaal verticaal referentiepunt (bv. maaiveld) +Z trajectlengte posit ie permanent verticaal referentievlak (bv NAP) Figuur 4 Diepte en trajectlengte Pagina 17 van 46

Diepte Diepte is de echte verticale positie onder het lokale verticale referentiepunt. De getalswaarden zijn positief als de positie zich onder het lokale verticale referentiepunt bevindt. Als voorbeeld: een diepte van 5,4 meter ten opzichte van maaiveld. Hoogte Hoogte is de gemeten verticale positie ten opzichte van het lokale verticale referentievlak, waarbij de positie zich bevindt boven het verticale referentievlak. In dat geval zijn de getalswaarden positief. Als voorbeeld: een hoogte van 1,5 m ten opzichte van MSL. Trajectlengte Trajectlengte is de afstand die langs een bepaald traject moet worden afgelegd vanaf het lokaal verticaal referentiepunt tot de positie onder het lokale verticale referentievlak gemeten langs een traject (zie figuur 4). In de naamgeving trajectlengte kan in het geval van een booronderzoek de naam objectlengte vervangen worden door boorgat-trajectlengte, of in het geval van een sondering door sondeer-trajectlengte. positie 1 lokaal verticaal referentiepunt (bv. maaiveld) maaive ld +Z trajectleng te b.v. een boring of sondering positie 2 Figuur 4 Trajectlengte. 1.2 Versiehistorie Versie Datum omschrijving verandering Versie 0.1 September 2010 Interne versie Versie 0.2 Juni 2010 Externe versie Versie 0.2.3 Februari 2012 Diverse aanpassingen Pagina 18 van 46

1.3 Contactinformatie Voor vragen, suggesties of opmerkingen kunt u contact opnemen met: Basisregistratie Ondergrond (BRO) Postbus 80015 3508 TA Utrecht info@dinoloket.nl Tel. 088 86 646 30 (secretariaat) Pagina 19 van 46